Praatjes over vee, ïeiie ea noi wat.
5
ALLERLEI.
°I
bi
m
k\
hoewel do duurzaamheid van wit vosse-
bont niet half zoo groot is. Toch is het
andere vossebont ook nog zeer duur.
Voor het vel van een zilvervos wordt
f 1100 tot f 2-100 betaald en voor een stola
zijn twee zulke vellen noodig. Zuiver zwart
vossebont, dat een groote zeldzaamheid is,
kost ongeveer f 10,000. Tegenwoordig wor
den zeer breede kragen en taillejaquetles
uit pelswerk gedragen, die inet fluweel of
leder gegarneerd worden en waar aan de
kraag en de revers met prachtig borduur
sel in goud-, zilver- of bronsklonr versierd
zijn. Smalle boa's zijn geheet uil do mode,
stola's, die in 't midden zeer breed zijn
en aan 't eind spits toeloopen. Sabelbont,
zeehond en chinchilla zijn ook nog zeer
geliefd. De prijzen zijn hoogcr als vroeger
en vooral voor sabel- en otterbont wordt
50 tot 80 pet. méér betaald dan in bet
voorjaar. Natuurlijk zijn de pelshandclaars
er op bedacht, goede imitaties aan do
markt te brengen, die daarbij vrij billijk in
prijs zijn. Zoo wordt o.a. veel muskusbont
verkocht, dat zoo sterk op zeehondenvel
lijkt, dat alleen deskundigen er verschil in
kunnen zien. Een jaquot van muskusbout,
dat als zeehondenbont bewerkt is, kost op
zijn hoogst f240, terwijl een jaquot van
echt zeehondenvel minstens f500 kost.
Het bont der toekomst onder het gocd-
koopere pelswerk is het Nutria, het vel
van den Amerikaanschen moerasbever, dat
bij een handige bewerking een prachtige
imitatie van beverbont levert en veel min
der kost. Nutria wordt dezen herfst ineen
warm goudbruin aan de markt gebracht, een
prachtige kleur, die in diepte en glans de
werkelijke kleur van den bever ver ach
ter zich laat. Zoo is voor de herstmode
van dit jaar gezorgd voor bontwerk yan
allerlei soort en tint, van liet zuiverste
wit tot het diepste goudbruin.
londensche gekleede toiletten.
Zooals hekend is, heeft te Londen ge-
ruimen tijd het gebruik bestaan de gekleede
toiletten sterk gedecolleteerd te dragen.
Het schijnt echter üat een reactie zal
plaatsgrijpen en een aan den hals gesloten
kleed weer tot den goeden toon gaat be-
hooren. Wie in Engeland tot de nette krin
gen gerekend wil worden, bevindt zich in
dezen tijd bij een der Schotsche jachtpar
tijen. 's Avonds verzamelen de gasten zich
in de kleine oude mchtsjoten, die om de
zen tijd van het jaar echter reeds zeer
koud en bijzonder tochtig zijn. Vroeger sloe
gen de dames, die een ernstige verkoud
heid duchtten, een shawl of zoo Iets om
Haar de mode heeft shawls en doeken ver
bannen, en nu blijft der dames niets an
ders over dan weer- tot toiletten terug te
keeren, die het gevaar van kouvatten zoo
veel mogelijk buitensluiten. Enkele toon-
aangeefsters hadden den moed met een
hooggesloten toilet aan te komen en zij
vonden direct navolgsters. Er bestaat alle
kans dat de nieuwe mode ook naar de
warme Londensche salons zal overgebracht
worden; zij heeft het voordeel dat zij de
bezitsters van oude kant in de gelegenheid
stelt hun schatten ten toon te spreiden,
zonder van pronkzucht beschuldigd te wor
den.
Een geliefkoosde kleur voor japonnen is
tegenwoordig zeer licht grijs, waarbij x-ose,
groene, blauwe of mauve hoeden gedragen
worden.
Op waudelcostuums worden veel houten
knoopen aangebrachtsommige soorten een
voudig gepolijst, anderen in een tint die bij
het costuum past, of sierlijk gesneden.
Witte vilten hoeden kan men schoon
maken door ze goed in te wrijven met een
mengsel van meel en grof zout, van beide
evenveel. Een half uur nadat de hoed is
ingewreven, moet men hem flink uitbor
stelen.
Sommige zoogenaamde „Fransche" pare
len worden vervaardigd van vischschuhben.
Hen heeft een middel uitgevonden, waar
door de schubben him glans behouden. De
kunstmatige paarlen zullen dus „natuurlij
ker" schijnen dan ooit.
Onlangs vroeg men aan een bekende Duit-
'sche actrice wat toch het geheim was van
haar prachtige complexie. Na eenig naden
ken kwam deze lot de conclusie dat een
geregelde kuur van modder- of veenbaden
het meest hadden bijgedragen tot het prach
tig rose en wit van haar teint.
Een en ander over de verpleging van ons
vee en wat daarmede samenhangt.
(Vervolg).
Zooals men reeds begrepen zal hebben,
heeft het zouten op drie verschillende wij
ssten plaats. Hen voegt de geheele hoeveel
heid zout aan de wrongel foe en daarmg"
is dan het zouten afgeloopen. Anderen
brengen geheel geen zout in de wrongel,
maar plaatsen de kaas, nadat ze uit de
zakpers gekomen is, in een sterke pekel-
oplossing, en trachten haar zoo het noo-
dige zout te doen opnemen. Er zijn er
echter ook, die beide wijzen van werken
vereenigen door een kleine hoeveelheid
zout aan de wrongel toe te voegen en na
de vorming der kaas ze in den pekclbak
verder zouten.
Wanneer op de eerste wijze gewerkt
wordt, dan dient het zout met de handen
door de fijn verdeelde wrongel gebracht te
worden. Het zout komt in oplossing dooi
de nog in do wrongel aanwezige wei. De
wrongel zelf wordt daardoor droger en ste
viger on dit hoeft ton govolgo, dat de kaas
na haar vorming veel harder is clan kaas,
welke nog niet gezouten is. Een deel der
gevormde i>ckel verlaat tijdens het persen
de kaas wel, doch er blijft voldoende pe
kel achter om aan de kaas een goeden smaak
en voldoende duurzaamheid to geven. Hen
begrijpt echter, dal het persen hier met
de noodige omzichtigheid dient te geschie
den. Bij onvoldoende persing toch blijft ic
veel pekel in de kaas, Hierdoor wordt het
rijpen tegengegaan, de '.aas blijft lang. dor
en droog en is niet smakelijk. De kaasma
ker dient dus, bij het gebruik van een be
paalde hoeveelheid zout. en bij gelijke
grootte zijner kazen, steeds ongeveer even
sterk te persen.
Worden do kazen ongezouten geperst, dan
zijn ze woeker, de korst is veerkrachtiger,
doch dit verandert door het zouten. In een
grooten, houten hak is een zout-oplossing
van ongeveer 20 pet. sterkte, d. w. z. op
80 doelen water heeft men 20 doelen zout.
Doordat echter de kazen voortdurend zout
aan de pekel onttrokken, dient gei-egeld on
derzocht te worden of de pekel nog van
voldoende sterkte is. liet eenvoudigst en
tevens liet zekerst onderzoekt men dit met
den pekel weger van Baumê. Op dit werk
tuig is een verdeeling aangebracht, waarop
men kan aflezen, hoe sterk de pekel is.
Zinkt hij, in de pekel geplaatst, in tol het
cijfer 15, dan heeft ze ook een sterkte van
15 pet. en dient men ^zooveel zout er hij
te doen lot de pekelwegcr 20 pet. sterkte
aanwijst.
Ongezouten kaas is soortelijk lichter dan
zulke pekel en het gevolg daarvan is dat
de kaas drijft. Het bovendrijvende gedeelte
komt al/oo niet met do pekel in aanraking en
wordt daarom met grof zout bestrooid. Om
echter de kaas regelmatig te zouten, wordt
gewoonlijk eiken dag de kaas 'gekeerd en
de clan weer bovendrijvende platte zijde
met zout bestrooid. Nu zou men venvach
ten, dal, de kaas door het opzuigen van
de pekel geregeld zwaarder werd en dus
dieper in de pekel zonk, maar dit is niet
het geval. De kaas wordt wel zouter, doch
tevens lichter, zooals blijkt uit het minder
diep inzinken. Weegt men een kaas, die
eenige dagen in den pckelbak gelegen heeft,
dan blijkt haar gewicht te zijn verminderd.
Woog zij voor het zouten bijv. 20 pond,
dan zal ze nu maar ongeveer 19 pond
wegen. Bij boring blijkt de kaas ook dro
ger te zijn geworden: het zout heeft, zoo
als men zegt, de wei uitgetrokken en daar
door laat zich het gewichtsverlies verkla-
reix. Toch is de pekel niet diep in de kaas
gedrongen, een vingerbreedte, meer niet.
Deze laag is evenwel terdege zout en dc
koxst zeer hard. Een langer verblijf in den
bak is evenwel onnoodig, daar het zout
nu vanzelf, wel langzaam, doch zeker, ver-
dor de geheele kaas doortrekt. Vooral is
dit daaruit op to maken, dat de eerst
zeer harde korst langzamerhand weer wat
zachter en veerkrachtiger wordt. Toch kan
bij het gebruik van pekel sterker dan 20
pet., de korst wel eens zoo hard en taai
worden, dat het een bepaald gebrek der
kaas wordt. Om dit le voorkomen, begint
men met wat slapper pekel en maakt deze
daarna sterker. Het komt echter nogal eens
voor, vooral bij groote, zware kazen, dat ze
in het hart geen zout genoeg opnemen,
en dit is natuurlijk verkeerd. Dit bezwaar
tracht men te ontgaan door de wrongel
reeds wat te zouten, niet sterk natuurlijk,
zoowat 1 K.G. zout op 100 K.Cr. kaas, waar
door dc pekel tijd verkort wordt en toch
de kaas meer door en door gezouten blijkt.
Dikwijls worden de kazen door lallen in
den pokelbak gedwongen „onder" te blij
ven. Men behoeft dan de kazen niet 'te
keeren en bestrooien met zout kan ook
achterwege blijven.
Doordat het zout de wei uittrekt, eu deze
derhalve in de pekel terecht komt, wordt
de laatste voortdurend troebeler en ook
onfrisscher. Dit kan men wel voorkomen
door de pekel geregeld te ververschen
maar dit kost nog al wat zout en waar
men staat voor de keus lusschen zuinig
heid en zuiverheid, wordt nieL altijd de
laatste de voorkeur gegeven. Ook bij deze
manier van zouten dien! rekening gehou
den te worden met het persen, Is oen kaas
niet te sterk geperst, dus bevat ze nogal
wat wei, dan neemt ze sneller zout op
dan wanneer de kaas sterker geperst en
derhalve droger is. Ilel zout toch trekt dc
wei uit, zooals boven gezegd is; hoe meer
wei er dus uit te hekken is, hoe meer
zout in de kaas trekt. Al naar het persen
geweest is, wordt dus korter of langer ge
zouten, of dal kan natuurlijk evengoed
men gebruikt slapper of straffer pekel.
Op enkele plaatsen treft men in plaats
vari een pekel- een zoutbak aan. De ka
zen legt men in een houten bak, wrijft
y\o in met zout en s'lrooil bovenop nog
flink wat zout. Beurtelings koinen nu bo
ven- en onderzijde voor 'beslrooiing met
zout in aanmerking. Hol, zout wordt min
of meer vochtig en begint do wei uit le
trekken, maar dringt zelf in de kaas. Hel
is natuurlijk veel bewerkelijker, dan hg'
pekelen der kazen, maar de korsten blij
ven veel zachter en worden later nooit
zoo taai. Men moet er om denken, dat
de niet met zout beslrooide kant zoovee!
mogelijk droog moet blijven. liet aan die
zijde ingedrongen zout verspreidt zich dan
in de dieper gelegen kaaslagen. Deze wijze
van zouten wordt vooral hij het maken
van weeke kazen in het buitenland gevolgd.
Dat ook hierbij rekening dient gehouden
te worden met de grootte der kazen cn
het gewicht, waarmee ze geperst zijn, ligt
wel genoegzaam voor de hand.
Met een enkel woord is cv boven reeds
op gewezen, van hoe groot belang het zou
ten is. Een te sterk zoutgehalte gaat de
bacteriewerking in dc kaas tegen en maakt
daardoor den .Jtijd voor hel rijpen nood
zakelijk, ongewcnsclit lang. Een 1c gering
zoutgehalte werkt wel de ontwikkeling, den
groei der bacteriën en daarmede dc rij
ping der kazen in do hand, doch daar de
wei onvoldoende uilgetrokken is, ontstaan
in de kaas verkeerde gistingen, die oor
zaak worden van verschillende kaasgebre
ken. i
Uit het voorgaande blijkt wel duidelijk,
dat de kaasmaker bij zijn arbeid op lal
van zaken bedacht moot zijn en dal alleen
h ij zeker kan zijn van een goed product,
die rekening met alle omstandigheden heeft
gehouden.
Voorheen, niet alleen, doch ook nog te
genwoordig schijnt het in sommige slre-
ken slechts aan enkele familiün 'te geluk
ken steeds goede kaas te maken; terwijl
bij dc meeste anderen de uilkomsl uiterst
wisselvallig is. Zelden schuilen de gebre
ken in de verwerkte molk; maar meestal
zijn zij het gevolg van fouten bij de be
handeling begaan.
Zoo trok het een 20 jaar geleden in
Noord-Holland stcih de aandacht, dat Edam
mer kaas van Boekei, te Wioringerwaard,
steeds le kwaliteit was en op alle ten
toonstellingen met de hoogste prijzen werd
bekroond. Door de „Vereoniging tot ont
wikkeling van den landbouw in Hollands
Noorderkwartier", uitgonoodigd om dc wij
ze, waarop hij werkte, door het uitgeven
van een werkje daarover meer algemeen
bekend te maken, gaf P. Boekei in 1887
een beschrijving van zijn kaasbereiding in
het licht. En wat bleek nu? Dat er wel
degelijk, al werkte men met de gewone
middelen en op de meest gebruikelijke wij
ze, zekerheid omtrent een gunstige uit
komst was, mits maar met zorg gewerkt
eu de grootste zuiverheid - men sprak
van overdreven zindelijkheid werd in
acht genomen. Er werd eerst wel wat
over de m e t h o de-Boeke 1 gelachen,
doch li ia is zjj algemeen als de nieuwe
m e t h o d e bekend en heeft een groot
aantal voorstanders.
Na het zouten wordt de kaas goed af-
gewasschen cn daarna le' drogen gelegd.
Is zij droog, dan woidt ze "in den koestal
of op de kaaskamer op zuiver gladde, doch
ongeverfde planken of tafels neergelegd.
Dagelijks worden zc nagezien en gekeerd
en na een paar weken wordt de uitslag
van de korst afgeschrapt. De oppervlakte
is nu glad en de kaas kan gekleurd wor
den. Dit kleuren heeft vooral in dc om
streken van Leiden nog plaats. Hen ge
bruikt er voor een oplossing van Orleans
in potasch, waaraan wat biest wordt toe
gevoegd. Hoewel Orleans een gele verfstof
is, heeft de oplossing de bekende roode
kleur. Iu Delfland houdt men zich met dat
kleuren niet op; dikwijls wordt de kaas
reeds als ze ecu 14 dagen oud is, ver
kocht. De kaas is dan wel niet geschikt
om voor het gebruik verkocht te worden,
maar in het kaaspakhuis heeft de verdere
rijping dan plaats. Is evenwel op de boer
derij een geschikte gelegenheid, de kaas
te bewaren ouder omstandigheden gunstig
voor het rijpen, dan verdient dit bewa
ren der kazen aanbeveling, daar het ge
legenheid geeft gunstige marktuoteeringeii
af te wachten.
Een ongalante professor.
Prof. Frederich Starr van de universi
teit te Chicago heeft liet bij de Amerikaan-
sche vrouwen verkorven, daar hij haai-ern
stig beleedigd heeft. Hij betoogde hij een
aiilhropoiogisch college, dat hij alle rassen
waar het gewoonte was, dc opvoeding der
kinderen alleen aan de moeder over to la
ten, meer baibaarscliheid bestond dan daar
waar ook de vader zijn invloed liet gelden.
De nadeelige gevolgen van een uitsluitend
of hoofdzakelijk door de moeders geleide
opvoeding kon men ook in Amerika bemer
ken. „Ik zelf" verzekerde do professor
„hen een sprekend voorbeeld. Ik werd
door mijn rnoeder opgevoed. Mijn vader
bekommerde zich er niet in het minst om,
hoe die opvoeding uitviel. Het gevolg daar
van was, dat ik zoo harhaarsch hen gewor
den, als ik. het jammer genoeg ben." Be
publieke meaning, in zooverre die vertegen
woordigd wordt door liet feminisme, goed
gezinde journalisten, geeft onvoorwaarde
lijk toe, dat hij ecu „barbaar" is, maar
alleen, omdat hij hel waagt, zulke mee
rlingen uit te spreken ert niet, omdat bij
in zijn jeugd door een vrouwonliand ge
leid werd. In ieder geval is dc otigalanle
professor oen allerzonderlingst heer. Iiij
verkeert weinig onder dc mcm-cben en heeft
slechts een jongen Mexicaan als bediende
bij zich. Zoodra zijn colleges zijn afgeloo
pen, reist hij naar de wilden van midden
en Zuid-Arnerika om daar zijn anlhropo
logische studiën voort tc zetten.
Het vertrek der zwaluwen.
r Twee verschijnselen zijn er in het jaar
lijksche leven van onze dierenwereld, die
den natuurvriend het meeste treffen: de
eerste zingende leeuwerik en de laatste
scheidende zwaluw.
Blij, dapper vertrouwen in schoonc dagen
die komen zullen,' melarikolieke terugblik
op een gelukkigen tijd, die voorbij is. De
laatste scheidende zwaluwen do eerste
zingende leeuweriksymbolen van den
langzaam grafwaarts stijgenden grijsaard
cn den wordenden, voorwaarts stevenden
jongeling.
Misschien staat onder alle vogel de huis
zwaluw ons het naaste. Yoor onze heiden-
sche voorvaderen golden do zwaluwen als
heilige vogels, cn nog zjjn er srieken in
Duitschhmd waar zij „Godsvogeltjes" of
„Moedergodsvogeltjes" worden genoemd.
Onze gevederde vrienden richten zich
voor hun reis naar het zuiden n,u wel niet
naar den kalender, maar in liet begin van
September ziet men hen, in groote scharen
op de telegraafdraden, op daken cn aan
de oevers van rivieren, ijverig babbelen cn
opeens zijn zij verdwenen, Hoe meer de
trekkenden het zuiden naderen, des te groo-
ter wordt de zwenn.
Het plotselinge verdwijnen der zwalu
wen, die daags te-voren nog lustig over do
wateren scheerden, kon men zich vroeger
niet anders verklaren dan door aan te ne
men, dat de vogels zich in het water had
den gestort en zich in het slijk verbor
gen, oin hier den strengen winter door le
brengen. Dit geloof is nog niet geheel ver
dwenen. Ook de bevolking van Klein-Azië
cn do bergbewoners van Zuid-Spaujc be
zweren, dat lnmne bergzwaluwen zich des
winters in de scheuren en spleten der
rotswanden verbergen. Dat is wel is waar
icgrijpeüjk. want de bergzwaluw is een
eigenaardig geharde vogel, die door Brehm
nog tegen hot einde van November in de
Sierra Nevada opgewerkt werd en waar
over jagers aldaar den Duitschen vorscher
rnedeeldcn, dat, ofschoon het mecrendcel
der zwaluwen reeds begin September liet
land verliet, min of meer groote zwermen
in de rotsspleten overwinterden. In Grie
kenland werd verschillende malen hetzelf
de waargenomen. Ook uit Duitscliland zijn
eenige gevallen bekend, dat het een of an
der zwaluwpaar in een veestal overwin
terde.
Ofschoon deze soort van overwintering
meer ais <jcn vrijwillige gevangenschap is
te beschouwen, toch zijn gedurende liet
oude jaargetijde zwaluwen gevonden, die
zich feitelijk in een lillxargisclien toestand
bevonden. Brehm zegt echter: Het moge
voorkomen, dat bij plotseling intredende
koude in het voorjaar of in den herfst
eenige zwaluwen in galen hun toevlucht
zoeken, daar stijf worden en dank zij hun
taaiheid, door warmte weder opleven, van
een winterslaap kan ondanks alle „geloof
waardige getuigen" geen sprake zijn. We
tenschappelijk wordt dan ook het volksge
loof van een winterslaap bij de zwaluwen
als een onmogelijkheid voorgesteld.
In den laatsten tijd zijn opnieuw waarne
mingen gedaan, die niet zonder meer als
vergissingen ter zijde kunnen worden ge
schoven. Volgens Engclschc mcdedeelingen
hielden zich gedurende een der laatste
winters in een pastorie in Yorkshire in twee
gaten van een staldeur, twee huiszwalu
wen verborgen. In het laatst van den herfst
had men de diertjes naar binnen zien vlie
gen. In liet laatst van den winter werd
hun schuilplaats gevonden en het bleek dat
de dier Ges in diepen slaap waren.
Een der zwaluwen kwam den winter
niet door. maar de andere, die hij het te
voorschijn halen uit den schuilhoek een
veder uit haar staart verloor cn daardoor
gemakkelijk te horkromen was, had haar
winterkwartier reeds verlaten, een naar
weken voor don terugkeer van het zwalu
wenvolk, zij sloot zich toen hij haar mak
kertjes aan, bouwde een nestje cn voedde
haar jongen op.
Volgens een mededcoüng van den Argen-
tijnschcn natuurvorschcr Spegazzini, vond
deze bij hef afnemen van een zinken dak
van een klein huis in Buenos-Ayres, on
geveer honderd Argenlijnsche huiszwalu-
wen in bewusjeloozen toestand eu een an
dermaal in een grot aan den oever van
den Rio dc la Plata honderden zulke vo
gels; ook zij waren totaal verstijfd, maar
nadat hij ze verwarmd had, waren zc krach-
lig en geschikt tot vliegen. Ten siotlo deelt
de Leraar Rohweder mee, dat zich in één
nest ongeveer een dozijn zwaluwen luidden
samengedrongen, met hel doel daar te over
winteren; hieruit blijkt dus wol, dat ook
op onze breedtegraden de zwaluwen den
-winter „verslapen" kunnen. Aten moest in
dit opzicht nauwkeurige onderzoekingen in
stellen, daardoor zou aan do ornithologie
een grooten dienst bewezen worden.
(Jok blijkt een overwintering in slijk niet
onmogelijk: ie zijn. Een mededeoling van
ouderen datum geeft de Fran se he natuur-
vorscher Achard de Prery-Gordoit, die
schrijft, dat hij gedurende den winter van
1701 aan den Boven-Ilijn opmerkte, dat
kinderen uil openingen in don oeverkan!'
voortdurend verstijfde zwaluwen to voor
schijn baalden. Hij had èr een mee naar
huis genomen en kunstmatig verwarmd
waarop zij weer herleefde en wegvloog. In
onzen tijd doet men dergelijke ontdekkin
gen. Volgens een opstel van den hertog
van Argyl in de „Nature" (1877) heeft Mac
Reill op zijn reis door Mesopotamia bij hel
passeeren van een grooten stroom in een
door overinslorling ontstaan hol, een groot
aantal zwaluwen gevonden, die in diepen
winterslaap verkeerden. Zijn inlaudsche
gidsen vonden hieraan niets bijzonders cn
zij bevestigden het vermoeden van den rei
ziger, dat de vogels nog in leven zouden
zijn. Dergelijke vondsten kunnen de ooi-
zaak geweest zijn van het ontstaan van
liet volksgeloof betioffendo den winterslaap
fler zwaluwen. Misschien belmoren in dien
toestand gevonden vogels lot -hel. tweede
broedsel, die onbarmhartig door de ouden
(o
dt
d;
's
tU
2
nc
vr
h(
st
dt
to
in
IV
di
bij 't naderen van den herfat verlaten' iv
den, daar die jongen nog niet Sn staatw
ren de groote reis te ondernemen. De n
niet in 't vliegen bedreven diertjes 2ull
er zich hij de komst van Tten ruwen
ter en het daarmee in verband staande ve'
dwijnen der insecten, zoo goed moge®
doorgeslagen hebben on 's avonds bij
stinct in 't riet zijn gaan schuilen, (\\'ar
neer bij een nachtvorst hunne vleugels ve
stijfden, gleden ze langs 't riet naar beul
den en bleven daar liggen,' daar het hi
krachteloos als zij waren, niet xnogelijkw
van hun vleugels gebruik te maken.
tallooze vergeefsche pogingen zonk i
uitgeputte lichaam dieper en dieper in
moeras weg. Zoo zal het at en toe vè
zwaluwen vergaan, die, volgens het sproei
woord, nog geen zomer maken.
Wanneer dc zwaluwen de Alpen zj
overgetrokken, rusten zij nog eenmaal i-
de vlakte van Lombardije, waar zij enig!
dagen blijven, vanwaar zij mei hun v«
wanten gezamenlijk naar Afrika vertrekkoi
In drie lot vijf dagen loggen de besto vin
gors den afstand naar hot binnenland va
liet donkere werelddeel af, waar zij bij
uitgestrekte meren voedsel en huisvest®
inden. Wanneer de leute haar intoci
heeft gehouden, denken zij er ook wej
aan, hun nestjes iu de Noordelijke sitekei
op le zoeken. In groote zwermen word
do terugtocht ondernomen; in snpllovlucb-
gaat liet over zee. Maar wat haat hun
nellicid hunner vleugels. Au'n den noot-
deljjken oever der Middella'iulscho Zee wach
ten bun allerlei hinderpalen. Daar heet
men langs de kust draden gespannen,®;
met clcctrischo batterijen in verbind®
slaan; vermoeid zetten do diertjes zich o;
deze draden, om dan dood naar benedei
te vallen. Hun vleesch wordt wel nietgr
getcn, daar men nog met Aristoteles ge
looft, dal hun vleesch bij bel koken zwar
wordl, maar bjj honderdduizenden wordt;
de kleine lijken iu kisten gepakt en naa:
Parijs gezonden, waar dc groote modiste)
gretige afneemsters zijn.
Is de zwaluw dit gevaar gelukkig oir-
ogen en in liaar oude woonplaats wees
gekeerd, clan is cte vreugde groot.
In Weslfalen ging eenmaal een hiiisu
der met zijn geheele familie aan dc huis
deur staan, om de wederkeerenden to
groeten. Hij wist wel wal hij deed, wan
(zoo zegt het volksgeloof) wanneer inApri
de geluksvogel niet tot hot oude nestji
terugkeert, dan vliegt de Mode liaa:
op hel dak.
Menschen en steenen.
„Waar menschen zwijgen, zullen steenei
spreken". Met deze woorden besluit pa
fessor dr. Max Venvorn een artikel ove t
De oudste sporen van den jnensch" ii -
de „Umschau", waarin hij aantoont, dai
reeds in den midden tertairen lijd, dus
vele honderdduizenden jaren voor ome
tijdrekening cn veet vroeger dan men tri
nu toe durfde onderstellen, Frankrijk k
volkl was met wezens, die met de teel
niek der vuursteenwerktuigen vertrouw
waren en die ongetwijfeld voorvaderen va
onze tegenwoordige menschen zijn, ofsdiou l
wij Lol nu loc nog geen lichamelijke ove
blijfaelen van die bewoners gevonden hel
en. \\rij weten niet, of zij in hun lichaam-
bouw op de tegenwoordige menschen i
meer op de dierlijke voorouders van dc:
mensch geloken, of zij reeds een geart
culoerde taai hadden, of zij liet vuur ka
den, of zij klecding of woning bezaten,'
zij vleesch aten of iets anders. Vele tb
gen zweven ons nog op de lippen, n»;1
hel onderzoek blijft stom op deze vrager.
-VI wat deze geheimzinnige wezens acht®
gelalen hebben, zijn luinuc steenen m
tuigen. Waar menschen zwijgen, zullen slee
tien sproken.
Muizendolheid.
BeMHve de honded'ol-haid' wanen reeds a»
gen lijd gevallen van döTlhd'di Van batte m
bekend, waardoor ook veil' menscdi®,
zij -door een dolle 'kat werden getboten, vs
ften aangetast. Iets nieuws echtte" is l
rntddkdeali'ng1 uit Konstan li nopefll, dat
jong meisje, dlat -dooi' een mui'.s in don vit
gsr was geibot-on;, zes maanden latte'
do lined stierf. Daar dei aannatktmg' roet®3
dolib Ihonid1 of ik'at totaal was uitgeribk®
moest men wel aan den "belet v'au do roti
schuld van do versdhrikkieil'ijlke dood'Van b
meisje toeschrijven. Ook de lange tijidru.es
te tot hot verschijnen dor aitaktö en
langzaam veldloop-, duiden op db dnonhc
van slechts een iklit'-no ihoovrialiheid! van
afife juist idioo>r den -boot van een miuh®
tand ka-n gcöc'-hiieid'en. nj
Zijn diner.
Het gewone monlu van een Japan11®"
good-en doen bestaat meestal! uit de voigf5 A
de igerec.hten "Rijpt, soep, vjiscih en Weo<
drie soorten groen beln, d'fo aLtdj|d!
worden met een soort ingelegd zroff,
veel Jijkt op zimnkool'Vendor gobrnxiW®
in-gcifegd-e -ko-mlkiom'moiisl, -rapen of WW
De soep wordt met vïscth. toobbnfl -
viisoh, zeif -voedt gdkookti, gesloofd-o
brikken, llijjst vervangt het brood. ze
eoni-ge -maal, waa'-rtbij zoetigheden \t
gdb'twkt is de.' afternoon tcra., tussdhou
'ieir. So-mmigö koeikjes worden f?®"1
gekookte boonein, die tot dbegl 'gG_ D
„..Jeu en nnot saitfkar mi andere angf
d'icmten vcmioirgrf. De Japanner hbuc
voai Van zandtaart.
VI
en vier
van
worden
lal
Dubbelzinnig
Patiënt. Dat u nog op zulk een
uur bij mc komt, dokter, stel ik op ho
Prijs.
i Dokter, Ik ookl
Gedrukt ter Drukkerij v. d. Schiedamsche GotJfiA*
hc
of
ze