Praatjes over vee, ïeiie ea noi wat. 5 ALLERLEI. °I bi m k\ hoewel do duurzaamheid van wit vosse- bont niet half zoo groot is. Toch is het andere vossebont ook nog zeer duur. Voor het vel van een zilvervos wordt f 1100 tot f 2-100 betaald en voor een stola zijn twee zulke vellen noodig. Zuiver zwart vossebont, dat een groote zeldzaamheid is, kost ongeveer f 10,000. Tegenwoordig wor den zeer breede kragen en taillejaquetles uit pelswerk gedragen, die inet fluweel of leder gegarneerd worden en waar aan de kraag en de revers met prachtig borduur sel in goud-, zilver- of bronsklonr versierd zijn. Smalle boa's zijn geheet uil do mode, stola's, die in 't midden zeer breed zijn en aan 't eind spits toeloopen. Sabelbont, zeehond en chinchilla zijn ook nog zeer geliefd. De prijzen zijn hoogcr als vroeger en vooral voor sabel- en otterbont wordt 50 tot 80 pet. méér betaald dan in bet voorjaar. Natuurlijk zijn de pelshandclaars er op bedacht, goede imitaties aan do markt te brengen, die daarbij vrij billijk in prijs zijn. Zoo wordt o.a. veel muskusbont verkocht, dat zoo sterk op zeehondenvel lijkt, dat alleen deskundigen er verschil in kunnen zien. Een jaquot van muskusbout, dat als zeehondenbont bewerkt is, kost op zijn hoogst f240, terwijl een jaquot van echt zeehondenvel minstens f500 kost. Het bont der toekomst onder het gocd- koopere pelswerk is het Nutria, het vel van den Amerikaanschen moerasbever, dat bij een handige bewerking een prachtige imitatie van beverbont levert en veel min der kost. Nutria wordt dezen herfst ineen warm goudbruin aan de markt gebracht, een prachtige kleur, die in diepte en glans de werkelijke kleur van den bever ver ach ter zich laat. Zoo is voor de herstmode van dit jaar gezorgd voor bontwerk yan allerlei soort en tint, van liet zuiverste wit tot het diepste goudbruin. londensche gekleede toiletten. Zooals hekend is, heeft te Londen ge- ruimen tijd het gebruik bestaan de gekleede toiletten sterk gedecolleteerd te dragen. Het schijnt echter üat een reactie zal plaatsgrijpen en een aan den hals gesloten kleed weer tot den goeden toon gaat be- hooren. Wie in Engeland tot de nette krin gen gerekend wil worden, bevindt zich in dezen tijd bij een der Schotsche jachtpar tijen. 's Avonds verzamelen de gasten zich in de kleine oude mchtsjoten, die om de zen tijd van het jaar echter reeds zeer koud en bijzonder tochtig zijn. Vroeger sloe gen de dames, die een ernstige verkoud heid duchtten, een shawl of zoo Iets om Haar de mode heeft shawls en doeken ver bannen, en nu blijft der dames niets an ders over dan weer- tot toiletten terug te keeren, die het gevaar van kouvatten zoo veel mogelijk buitensluiten. Enkele toon- aangeefsters hadden den moed met een hooggesloten toilet aan te komen en zij vonden direct navolgsters. Er bestaat alle kans dat de nieuwe mode ook naar de warme Londensche salons zal overgebracht worden; zij heeft het voordeel dat zij de bezitsters van oude kant in de gelegenheid stelt hun schatten ten toon te spreiden, zonder van pronkzucht beschuldigd te wor den. Een geliefkoosde kleur voor japonnen is tegenwoordig zeer licht grijs, waarbij x-ose, groene, blauwe of mauve hoeden gedragen worden. Op waudelcostuums worden veel houten knoopen aangebrachtsommige soorten een voudig gepolijst, anderen in een tint die bij het costuum past, of sierlijk gesneden. Witte vilten hoeden kan men schoon maken door ze goed in te wrijven met een mengsel van meel en grof zout, van beide evenveel. Een half uur nadat de hoed is ingewreven, moet men hem flink uitbor stelen. Sommige zoogenaamde „Fransche" pare len worden vervaardigd van vischschuhben. Hen heeft een middel uitgevonden, waar door de schubben him glans behouden. De kunstmatige paarlen zullen dus „natuurlij ker" schijnen dan ooit. Onlangs vroeg men aan een bekende Duit- 'sche actrice wat toch het geheim was van haar prachtige complexie. Na eenig naden ken kwam deze lot de conclusie dat een geregelde kuur van modder- of veenbaden het meest hadden bijgedragen tot het prach tig rose en wit van haar teint. Een en ander over de verpleging van ons vee en wat daarmede samenhangt. (Vervolg). Zooals men reeds begrepen zal hebben, heeft het zouten op drie verschillende wij ssten plaats. Hen voegt de geheele hoeveel heid zout aan de wrongel foe en daarmg" is dan het zouten afgeloopen. Anderen brengen geheel geen zout in de wrongel, maar plaatsen de kaas, nadat ze uit de zakpers gekomen is, in een sterke pekel- oplossing, en trachten haar zoo het noo- dige zout te doen opnemen. Er zijn er echter ook, die beide wijzen van werken vereenigen door een kleine hoeveelheid zout aan de wrongel toe te voegen en na de vorming der kaas ze in den pekclbak verder zouten. Wanneer op de eerste wijze gewerkt wordt, dan dient het zout met de handen door de fijn verdeelde wrongel gebracht te worden. Het zout komt in oplossing dooi de nog in do wrongel aanwezige wei. De wrongel zelf wordt daardoor droger en ste viger on dit hoeft ton govolgo, dat de kaas na haar vorming veel harder is clan kaas, welke nog niet gezouten is. Een deel der gevormde i>ckel verlaat tijdens het persen de kaas wel, doch er blijft voldoende pe kel achter om aan de kaas een goeden smaak en voldoende duurzaamheid to geven. Hen begrijpt echter, dal het persen hier met de noodige omzichtigheid dient te geschie den. Bij onvoldoende persing toch blijft ic veel pekel in de kaas, Hierdoor wordt het rijpen tegengegaan, de '.aas blijft lang. dor en droog en is niet smakelijk. De kaasma ker dient dus, bij het gebruik van een be paalde hoeveelheid zout. en bij gelijke grootte zijner kazen, steeds ongeveer even sterk te persen. Worden do kazen ongezouten geperst, dan zijn ze woeker, de korst is veerkrachtiger, doch dit verandert door het zouten. In een grooten, houten hak is een zout-oplossing van ongeveer 20 pet. sterkte, d. w. z. op 80 doelen water heeft men 20 doelen zout. Doordat echter de kazen voortdurend zout aan de pekel onttrokken, dient gei-egeld on derzocht te worden of de pekel nog van voldoende sterkte is. liet eenvoudigst en tevens liet zekerst onderzoekt men dit met den pekel weger van Baumê. Op dit werk tuig is een verdeeling aangebracht, waarop men kan aflezen, hoe sterk de pekel is. Zinkt hij, in de pekel geplaatst, in tol het cijfer 15, dan heeft ze ook een sterkte van 15 pet. en dient men ^zooveel zout er hij te doen lot de pekelwegcr 20 pet. sterkte aanwijst. Ongezouten kaas is soortelijk lichter dan zulke pekel en het gevolg daarvan is dat de kaas drijft. Het bovendrijvende gedeelte komt al/oo niet met do pekel in aanraking en wordt daarom met grof zout bestrooid. Om echter de kaas regelmatig te zouten, wordt gewoonlijk eiken dag de kaas 'gekeerd en de clan weer bovendrijvende platte zijde met zout bestrooid. Nu zou men venvach ten, dal, de kaas door het opzuigen van de pekel geregeld zwaarder werd en dus dieper in de pekel zonk, maar dit is niet het geval. De kaas wordt wel zouter, doch tevens lichter, zooals blijkt uit het minder diep inzinken. Weegt men een kaas, die eenige dagen in den pckelbak gelegen heeft, dan blijkt haar gewicht te zijn verminderd. Woog zij voor het zouten bijv. 20 pond, dan zal ze nu maar ongeveer 19 pond wegen. Bij boring blijkt de kaas ook dro ger te zijn geworden: het zout heeft, zoo als men zegt, de wei uitgetrokken en daar door laat zich het gewichtsverlies verkla- reix. Toch is de pekel niet diep in de kaas gedrongen, een vingerbreedte, meer niet. Deze laag is evenwel terdege zout en dc koxst zeer hard. Een langer verblijf in den bak is evenwel onnoodig, daar het zout nu vanzelf, wel langzaam, doch zeker, ver- dor de geheele kaas doortrekt. Vooral is dit daaruit op to maken, dat de eerst zeer harde korst langzamerhand weer wat zachter en veerkrachtiger wordt. Toch kan bij het gebruik van pekel sterker dan 20 pet., de korst wel eens zoo hard en taai worden, dat het een bepaald gebrek der kaas wordt. Om dit le voorkomen, begint men met wat slapper pekel en maakt deze daarna sterker. Het komt echter nogal eens voor, vooral bij groote, zware kazen, dat ze in het hart geen zout genoeg opnemen, en dit is natuurlijk verkeerd. Dit bezwaar tracht men te ontgaan door de wrongel reeds wat te zouten, niet sterk natuurlijk, zoowat 1 K.G. zout op 100 K.Cr. kaas, waar door dc pekel tijd verkort wordt en toch de kaas meer door en door gezouten blijkt. Dikwijls worden de kazen door lallen in den pokelbak gedwongen „onder" te blij ven. Men behoeft dan de kazen niet 'te keeren en bestrooien met zout kan ook achterwege blijven. Doordat het zout de wei uittrekt, eu deze derhalve in de pekel terecht komt, wordt de laatste voortdurend troebeler en ook onfrisscher. Dit kan men wel voorkomen door de pekel geregeld te ververschen maar dit kost nog al wat zout en waar men staat voor de keus lusschen zuinig heid en zuiverheid, wordt nieL altijd de laatste de voorkeur gegeven. Ook bij deze manier van zouten dien! rekening gehou den te worden met het persen, Is oen kaas niet te sterk geperst, dus bevat ze nogal wat wei, dan neemt ze sneller zout op dan wanneer de kaas sterker geperst en derhalve droger is. Ilel zout toch trekt dc wei uit, zooals boven gezegd is; hoe meer wei er dus uit te hekken is, hoe meer zout in de kaas trekt. Al naar het persen geweest is, wordt dus korter of langer ge zouten, of dal kan natuurlijk evengoed men gebruikt slapper of straffer pekel. Op enkele plaatsen treft men in plaats vari een pekel- een zoutbak aan. De ka zen legt men in een houten bak, wrijft y\o in met zout en s'lrooil bovenop nog flink wat zout. Beurtelings koinen nu bo ven- en onderzijde voor 'beslrooiing met zout in aanmerking. Hol, zout wordt min of meer vochtig en begint do wei uit le trekken, maar dringt zelf in de kaas. Hel is natuurlijk veel bewerkelijker, dan hg' pekelen der kazen, maar de korsten blij ven veel zachter en worden later nooit zoo taai. Men moet er om denken, dat de niet met zout beslrooide kant zoovee! mogelijk droog moet blijven. liet aan die zijde ingedrongen zout verspreidt zich dan in de dieper gelegen kaaslagen. Deze wijze van zouten wordt vooral hij het maken van weeke kazen in het buitenland gevolgd. Dat ook hierbij rekening dient gehouden te worden met de grootte der kazen cn het gewicht, waarmee ze geperst zijn, ligt wel genoegzaam voor de hand. Met een enkel woord is cv boven reeds op gewezen, van hoe groot belang het zou ten is. Een te sterk zoutgehalte gaat de bacteriewerking in dc kaas tegen en maakt daardoor den .Jtijd voor hel rijpen nood zakelijk, ongewcnsclit lang. Een 1c gering zoutgehalte werkt wel de ontwikkeling, den groei der bacteriën en daarmede dc rij ping der kazen in do hand, doch daar de wei onvoldoende uilgetrokken is, ontstaan in de kaas verkeerde gistingen, die oor zaak worden van verschillende kaasgebre ken. i Uit het voorgaande blijkt wel duidelijk, dat de kaasmaker bij zijn arbeid op lal van zaken bedacht moot zijn en dal alleen h ij zeker kan zijn van een goed product, die rekening met alle omstandigheden heeft gehouden. Voorheen, niet alleen, doch ook nog te genwoordig schijnt het in sommige slre- ken slechts aan enkele familiün 'te geluk ken steeds goede kaas te maken; terwijl bij dc meeste anderen de uilkomsl uiterst wisselvallig is. Zelden schuilen de gebre ken in de verwerkte molk; maar meestal zijn zij het gevolg van fouten bij de be handeling begaan. Zoo trok het een 20 jaar geleden in Noord-Holland stcih de aandacht, dat Edam mer kaas van Boekei, te Wioringerwaard, steeds le kwaliteit was en op alle ten toonstellingen met de hoogste prijzen werd bekroond. Door de „Vereoniging tot ont wikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier", uitgonoodigd om dc wij ze, waarop hij werkte, door het uitgeven van een werkje daarover meer algemeen bekend te maken, gaf P. Boekei in 1887 een beschrijving van zijn kaasbereiding in het licht. En wat bleek nu? Dat er wel degelijk, al werkte men met de gewone middelen en op de meest gebruikelijke wij ze, zekerheid omtrent een gunstige uit komst was, mits maar met zorg gewerkt eu de grootste zuiverheid - men sprak van overdreven zindelijkheid werd in acht genomen. Er werd eerst wel wat over de m e t h o de-Boeke 1 gelachen, doch li ia is zjj algemeen als de nieuwe m e t h o d e bekend en heeft een groot aantal voorstanders. Na het zouten wordt de kaas goed af- gewasschen cn daarna le' drogen gelegd. Is zij droog, dan woidt ze "in den koestal of op de kaaskamer op zuiver gladde, doch ongeverfde planken of tafels neergelegd. Dagelijks worden zc nagezien en gekeerd en na een paar weken wordt de uitslag van de korst afgeschrapt. De oppervlakte is nu glad en de kaas kan gekleurd wor den. Dit kleuren heeft vooral in dc om streken van Leiden nog plaats. Hen ge bruikt er voor een oplossing van Orleans in potasch, waaraan wat biest wordt toe gevoegd. Hoewel Orleans een gele verfstof is, heeft de oplossing de bekende roode kleur. Iu Delfland houdt men zich met dat kleuren niet op; dikwijls wordt de kaas reeds als ze ecu 14 dagen oud is, ver kocht. De kaas is dan wel niet geschikt om voor het gebruik verkocht te worden, maar in het kaaspakhuis heeft de verdere rijping dan plaats. Is evenwel op de boer derij een geschikte gelegenheid, de kaas te bewaren ouder omstandigheden gunstig voor het rijpen, dan verdient dit bewa ren der kazen aanbeveling, daar het ge legenheid geeft gunstige marktuoteeringeii af te wachten. Een ongalante professor. Prof. Frederich Starr van de universi teit te Chicago heeft liet bij de Amerikaan- sche vrouwen verkorven, daar hij haai-ern stig beleedigd heeft. Hij betoogde hij een aiilhropoiogisch college, dat hij alle rassen waar het gewoonte was, dc opvoeding der kinderen alleen aan de moeder over to la ten, meer baibaarscliheid bestond dan daar waar ook de vader zijn invloed liet gelden. De nadeelige gevolgen van een uitsluitend of hoofdzakelijk door de moeders geleide opvoeding kon men ook in Amerika bemer ken. „Ik zelf" verzekerde do professor „hen een sprekend voorbeeld. Ik werd door mijn rnoeder opgevoed. Mijn vader bekommerde zich er niet in het minst om, hoe die opvoeding uitviel. Het gevolg daar van was, dat ik zoo harhaarsch hen gewor den, als ik. het jammer genoeg ben." Be publieke meaning, in zooverre die vertegen woordigd wordt door liet feminisme, goed gezinde journalisten, geeft onvoorwaarde lijk toe, dat hij ecu „barbaar" is, maar alleen, omdat hij hel waagt, zulke mee rlingen uit te spreken ert niet, omdat bij in zijn jeugd door een vrouwonliand ge leid werd. In ieder geval is dc otigalanle professor oen allerzonderlingst heer. Iiij verkeert weinig onder dc mcm-cben en heeft slechts een jongen Mexicaan als bediende bij zich. Zoodra zijn colleges zijn afgeloo pen, reist hij naar de wilden van midden en Zuid-Arnerika om daar zijn anlhropo logische studiën voort tc zetten. Het vertrek der zwaluwen. r Twee verschijnselen zijn er in het jaar lijksche leven van onze dierenwereld, die den natuurvriend het meeste treffen: de eerste zingende leeuwerik en de laatste scheidende zwaluw. Blij, dapper vertrouwen in schoonc dagen die komen zullen,' melarikolieke terugblik op een gelukkigen tijd, die voorbij is. De laatste scheidende zwaluwen do eerste zingende leeuweriksymbolen van den langzaam grafwaarts stijgenden grijsaard cn den wordenden, voorwaarts stevenden jongeling. Misschien staat onder alle vogel de huis zwaluw ons het naaste. Yoor onze heiden- sche voorvaderen golden do zwaluwen als heilige vogels, cn nog zjjn er srieken in Duitschhmd waar zij „Godsvogeltjes" of „Moedergodsvogeltjes" worden genoemd. Onze gevederde vrienden richten zich voor hun reis naar het zuiden n,u wel niet naar den kalender, maar in liet begin van September ziet men hen, in groote scharen op de telegraafdraden, op daken cn aan de oevers van rivieren, ijverig babbelen cn opeens zijn zij verdwenen, Hoe meer de trekkenden het zuiden naderen, des te groo- ter wordt de zwenn. Het plotselinge verdwijnen der zwalu wen, die daags te-voren nog lustig over do wateren scheerden, kon men zich vroeger niet anders verklaren dan door aan te ne men, dat de vogels zich in het water had den gestort en zich in het slijk verbor gen, oin hier den strengen winter door le brengen. Dit geloof is nog niet geheel ver dwenen. Ook de bevolking van Klein-Azië cn do bergbewoners van Zuid-Spaujc be zweren, dat lnmne bergzwaluwen zich des winters in de scheuren en spleten der rotswanden verbergen. Dat is wel is waar icgrijpeüjk. want de bergzwaluw is een eigenaardig geharde vogel, die door Brehm nog tegen hot einde van November in de Sierra Nevada opgewerkt werd en waar over jagers aldaar den Duitschen vorscher rnedeeldcn, dat, ofschoon het mecrendcel der zwaluwen reeds begin September liet land verliet, min of meer groote zwermen in de rotsspleten overwinterden. In Grie kenland werd verschillende malen hetzelf de waargenomen. Ook uit Duitscliland zijn eenige gevallen bekend, dat het een of an der zwaluwpaar in een veestal overwin terde. Ofschoon deze soort van overwintering meer ais <jcn vrijwillige gevangenschap is te beschouwen, toch zijn gedurende liet oude jaargetijde zwaluwen gevonden, die zich feitelijk in een lillxargisclien toestand bevonden. Brehm zegt echter: Het moge voorkomen, dat bij plotseling intredende koude in het voorjaar of in den herfst eenige zwaluwen in galen hun toevlucht zoeken, daar stijf worden en dank zij hun taaiheid, door warmte weder opleven, van een winterslaap kan ondanks alle „geloof waardige getuigen" geen sprake zijn. We tenschappelijk wordt dan ook het volksge loof van een winterslaap bij de zwaluwen als een onmogelijkheid voorgesteld. In den laatsten tijd zijn opnieuw waarne mingen gedaan, die niet zonder meer als vergissingen ter zijde kunnen worden ge schoven. Volgens Engclschc mcdedeelingen hielden zich gedurende een der laatste winters in een pastorie in Yorkshire in twee gaten van een staldeur, twee huiszwalu wen verborgen. In het laatst van den herfst had men de diertjes naar binnen zien vlie gen. In liet laatst van den winter werd hun schuilplaats gevonden en het bleek dat de dier Ges in diepen slaap waren. Een der zwaluwen kwam den winter niet door. maar de andere, die hij het te voorschijn halen uit den schuilhoek een veder uit haar staart verloor cn daardoor gemakkelijk te horkromen was, had haar winterkwartier reeds verlaten, een naar weken voor don terugkeer van het zwalu wenvolk, zij sloot zich toen hij haar mak kertjes aan, bouwde een nestje cn voedde haar jongen op. Volgens een mededcoüng van den Argen- tijnschcn natuurvorschcr Spegazzini, vond deze bij hef afnemen van een zinken dak van een klein huis in Buenos-Ayres, on geveer honderd Argenlijnsche huiszwalu- wen in bewusjeloozen toestand eu een an dermaal in een grot aan den oever van den Rio dc la Plata honderden zulke vo gels; ook zij waren totaal verstijfd, maar nadat hij ze verwarmd had, waren zc krach- lig en geschikt tot vliegen. Ten siotlo deelt de Leraar Rohweder mee, dat zich in één nest ongeveer een dozijn zwaluwen luidden samengedrongen, met hel doel daar te over winteren; hieruit blijkt dus wol, dat ook op onze breedtegraden de zwaluwen den -winter „verslapen" kunnen. Aten moest in dit opzicht nauwkeurige onderzoekingen in stellen, daardoor zou aan do ornithologie een grooten dienst bewezen worden. (Jok blijkt een overwintering in slijk niet onmogelijk: ie zijn. Een mededeoling van ouderen datum geeft de Fran se he natuur- vorscher Achard de Prery-Gordoit, die schrijft, dat hij gedurende den winter van 1701 aan den Boven-Ilijn opmerkte, dat kinderen uil openingen in don oeverkan!' voortdurend verstijfde zwaluwen to voor schijn baalden. Hij had èr een mee naar huis genomen en kunstmatig verwarmd waarop zij weer herleefde en wegvloog. In onzen tijd doet men dergelijke ontdekkin gen. Volgens een opstel van den hertog van Argyl in de „Nature" (1877) heeft Mac Reill op zijn reis door Mesopotamia bij hel passeeren van een grooten stroom in een door overinslorling ontstaan hol, een groot aantal zwaluwen gevonden, die in diepen winterslaap verkeerden. Zijn inlaudsche gidsen vonden hieraan niets bijzonders cn zij bevestigden het vermoeden van den rei ziger, dat de vogels nog in leven zouden zijn. Dergelijke vondsten kunnen de ooi- zaak geweest zijn van het ontstaan van liet volksgeloof betioffendo den winterslaap fler zwaluwen. Misschien belmoren in dien toestand gevonden vogels lot -hel. tweede broedsel, die onbarmhartig door de ouden (o dt d; 's tU 2 nc vr h( st dt to in IV di bij 't naderen van den herfat verlaten' iv den, daar die jongen nog niet Sn staatw ren de groote reis te ondernemen. De n niet in 't vliegen bedreven diertjes 2ull er zich hij de komst van Tten ruwen ter en het daarmee in verband staande ve' dwijnen der insecten, zoo goed moge® doorgeslagen hebben on 's avonds bij stinct in 't riet zijn gaan schuilen, (\\'ar neer bij een nachtvorst hunne vleugels ve stijfden, gleden ze langs 't riet naar beul den en bleven daar liggen,' daar het hi krachteloos als zij waren, niet xnogelijkw van hun vleugels gebruik te maken. tallooze vergeefsche pogingen zonk i uitgeputte lichaam dieper en dieper in moeras weg. Zoo zal het at en toe vè zwaluwen vergaan, die, volgens het sproei woord, nog geen zomer maken. Wanneer dc zwaluwen de Alpen zj overgetrokken, rusten zij nog eenmaal i- de vlakte van Lombardije, waar zij enig! dagen blijven, vanwaar zij mei hun v« wanten gezamenlijk naar Afrika vertrekkoi In drie lot vijf dagen loggen de besto vin gors den afstand naar hot binnenland va liet donkere werelddeel af, waar zij bij uitgestrekte meren voedsel en huisvest® inden. Wanneer de leute haar intoci heeft gehouden, denken zij er ook wej aan, hun nestjes iu de Noordelijke sitekei op le zoeken. In groote zwermen word do terugtocht ondernomen; in snpllovlucb- gaat liet over zee. Maar wat haat hun nellicid hunner vleugels. Au'n den noot- deljjken oever der Middella'iulscho Zee wach ten bun allerlei hinderpalen. Daar heet men langs de kust draden gespannen,®; met clcctrischo batterijen in verbind® slaan; vermoeid zetten do diertjes zich o; deze draden, om dan dood naar benedei te vallen. Hun vleesch wordt wel nietgr getcn, daar men nog met Aristoteles ge looft, dal hun vleesch bij bel koken zwar wordl, maar bjj honderdduizenden wordt; de kleine lijken iu kisten gepakt en naa: Parijs gezonden, waar dc groote modiste) gretige afneemsters zijn. Is de zwaluw dit gevaar gelukkig oir- ogen en in liaar oude woonplaats wees gekeerd, clan is cte vreugde groot. In Weslfalen ging eenmaal een hiiisu der met zijn geheele familie aan dc huis deur staan, om de wederkeerenden to groeten. Hij wist wel wal hij deed, wan (zoo zegt het volksgeloof) wanneer inApri de geluksvogel niet tot hot oude nestji terugkeert, dan vliegt de Mode liaa: op hel dak. Menschen en steenen. „Waar menschen zwijgen, zullen steenei spreken". Met deze woorden besluit pa fessor dr. Max Venvorn een artikel ove t De oudste sporen van den jnensch" ii - de „Umschau", waarin hij aantoont, dai reeds in den midden tertairen lijd, dus vele honderdduizenden jaren voor ome tijdrekening cn veet vroeger dan men tri nu toe durfde onderstellen, Frankrijk k volkl was met wezens, die met de teel niek der vuursteenwerktuigen vertrouw waren en die ongetwijfeld voorvaderen va onze tegenwoordige menschen zijn, ofsdiou l wij Lol nu loc nog geen lichamelijke ove blijfaelen van die bewoners gevonden hel en. \\rij weten niet, of zij in hun lichaam- bouw op de tegenwoordige menschen i meer op de dierlijke voorouders van dc: mensch geloken, of zij reeds een geart culoerde taai hadden, of zij liet vuur ka den, of zij klecding of woning bezaten,' zij vleesch aten of iets anders. Vele tb gen zweven ons nog op de lippen, n»;1 hel onderzoek blijft stom op deze vrager. -VI wat deze geheimzinnige wezens acht® gelalen hebben, zijn luinuc steenen m tuigen. Waar menschen zwijgen, zullen slee tien sproken. Muizendolheid. BeMHve de honded'ol-haid' wanen reeds a» gen lijd gevallen van döTlhd'di Van batte m bekend, waardoor ook veil' menscdi®, zij -door een dolle 'kat werden getboten, vs ften aangetast. Iets nieuws echtte" is l rntddkdeali'ng1 uit Konstan li nopefll, dat jong meisje, dlat -dooi' een mui'.s in don vit gsr was geibot-on;, zes maanden latte' do lined stierf. Daar dei aannatktmg' roet®3 dolib Ihonid1 of ik'at totaal was uitgeribk® moest men wel aan den "belet v'au do roti schuld van do versdhrikkieil'ijlke dood'Van b meisje toeschrijven. Ook de lange tijidru.es te tot hot verschijnen dor aitaktö en langzaam veldloop-, duiden op db dnonhc van slechts een iklit'-no ihoovrialiheid! van afife juist idioo>r den -boot van een miuh® tand ka-n gcöc'-hiieid'en. nj Zijn diner. Het gewone monlu van een Japan11®" good-en doen bestaat meestal! uit de voigf5 A de igerec.hten "Rijpt, soep, vjiscih en Weo< drie soorten groen beln, d'fo aLtdj|d! worden met een soort ingelegd zroff, veel Jijkt op zimnkool'Vendor gobrnxiW® in-gcifegd-e -ko-mlkiom'moiisl, -rapen of WW De soep wordt met vïscth. toobbnfl - viisoh, zeif -voedt gdkookti, gesloofd-o brikken, llijjst vervangt het brood. ze eoni-ge -maal, waa'-rtbij zoetigheden \t gdb'twkt is de.' afternoon tcra., tussdhou 'ieir. So-mmigö koeikjes worden f?®"1 gekookte boonein, die tot dbegl 'gG_ D „..Jeu en nnot saitfkar mi andere angf d'icmten vcmioirgrf. De Japanner hbuc voai Van zandtaart. VI en vier van worden lal Dubbelzinnig Patiënt. Dat u nog op zulk een uur bij mc komt, dokter, stel ik op ho Prijs. i Dokter, Ik ookl Gedrukt ter Drukkerij v. d. Schiedamsche GotJfiA* hc of ze

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 10