59"'* Jaargang, Zondag 19 November 1905 No. 11934. Derde Blad. Praatjes wer Tee, lie en nopal. Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per kwaï taalVoor Schiedam en Vlaar dingen D. 4 2o. Fianco per post £1- 4.65. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 40 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het .eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur aan het bureau bezorgd zijn. Bureau t Boterstrant ©8. A dvertentiën: Van 16 regels fl. Reclames 30 cents per regel. Groote letters Prijs der meer 45 cents innemen. A dvertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. 0.92iedere regel naar de plaats die zij Tarieven hier in de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, woulen zoogenaamde leleine advcrlenliën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen. luiere. Telefoon Ko, 123, JStn en ander over de verpleging van ons 'vee en wat daarmede samenhangt. (Vervolg). Reeds herhaaldelijk heb ik erop gewezen, hoe verschillende oorzaken aanleiding kun nen géven tol 't ontstaan van kaasgebreken. Vooreerst kunnen de gebruikte grondstof- ien; melk, stremsel, zuur (karnemelk ot lange wei) en zout! niet mm de gestelde eisèen voldoen, en dan zal men, trots de zorgvuldigste behandeling, zoowel door don kaasmaker als in de kaasbowaarplaals, toch gebreken zien optreden. Meerdere gebreken zijn evenwel te wij ten aan een slordige bewerking: hij oen te iooge of te lage temperatuur stremmen, onvoldoende en onregelmatig verkruimelen, verkeerd nawarmen, liet. niet met zorg vul len der vormen, liet gebruiken van niet juist passende volgers, het doeken en ver doeken met onvoldoend gezuiverde doeken of nieuwe doeken, waaruit do pap nietge- ivasschen is, te zwaar of te licht persen, kt plaatsen der kaas op onzuivere tafels of kordon enz. enz. Ik herhaal, wat ik reeds vroeger opmerkte: do kaasmaker moet be denken, dat achteloosheid en zorgeloosheid zijnerzijds, het winnen van een goed pro duct, zoo al niet onmogelijk, dan toch on waarschijnlijk maken: niets moet hij gering achten. in de derde plaats ontstaan vele gebro ken tengevolge van bacteriënwerking en hoewel de kaasmaker hiertegenover'oogon- schijnlijk machteloos staal, kan hij toch ook dit gaven we reeds vroeger aan door het betrachten der reinheid en hel bewaren van een goeden warmtegraad in verband inel den vochlighcidsioestmid, veel kwaad voorkomen. Is nu bij het optreden vair een kaasge brek dadelijk mot zekerheid aan te geven, wal er de oorzaak van is? Volstrekt niet. Zelfs in veel gevallen zullen meerdere oor zaken samenwerken en zoo een kaasge brek doen ontstaan. Maar evengoed kunnen verschillende oorzaken, elk op zichzelf, oen zelfde gebrek doen ontstaan. Het laat zich alzoo begrijpen, hoe moeilijk het is de wer kelijke oorzaak op te sporen. Ook hierbij is het gewensebt de ervaring van, anderen te raadplegen, - -o men voor liet oörstincl Wn kaasgebrek fo kampen heeft. Menig maal tobt on sukkelt men maar voort, lie ver dan andoren om raad te vragenmen zou dan moéten erkennen, dat hel met bet kaasmaken „verkeerd" gaat en boven den verklaren: „ik weet geen raad." Dit 'nu schijnt velen moeilijk tc vallen. En toch is het dwaas, want, aangenomen dat we zelf door een verzuim het gebrek veroor zaakt hebben, wie begaat nooit een foulv En wat liet raadplegen betreft, kunnen wc gerust verklaren: ieder heeft op zijn beurt behoefte aan raad en voorlichting, dus ook daarvoor behoof t men zich niette schamen. Het blauw in dc kans is vaak een ge brek, waar-van hel vinden der oorzaak niet ®eeralt. Men heeft wel eens gehoord, dat ijzer de kwaal veroorzaakt en gaat daar- nauwkeurig na of onder hot molk- en haasgereedscliap ook rocsLige voorwerpen voorkomen. Dit blijkt evenwel niet liet gc- ïai le wezen; het onderzoek dient dus voort gezet te worden. Maar in welke richting? Men weet het niet. Men herinnert zich,, dat. bekende in de buurt ook blauw in de kaas liad een paar jaar geleden, liem men dus om raad vragen. Deze deelt hem mee, hoe zijn kaas blauwe eft grocn- fditige strepen en vlekken in de komt .hai Zijn kaaskoopor had hem laten zien, hoe juist, waar die vlekken en strepen wa- *®!!j de kaas niet gesloten bleek tc zijn. Denkelijk waren die scheurtjes en barstjes f *we' oorzaak. Bracht hij de wrongel j wat te koud in het val Hel word OTj?ndcirzocM, dit wil zeggen er werd nngo- a imnd en de kwaal was verdwenen. de raadvrager heeft blauw in de as en niet in de korst. Zou ook hij "f ®aan Warmen? Het is te onderzoeken, °f het helpt. Ook dit middel is niet in '^41 het gebrek te overwinnen en zoo suk «ll hij voort, onmachtig hot kwaad meester i® worden. volgende voorjaar wordt, er op de J&iing een nieuwe wel geslagen en bij e gelegenheid wordt het water onder- Het onderzoek is bevredigenden onder ineer verneemt hij, dal zijn water zoo goed als vrij van ijzer is. Maal' kan water dan ijzer bevatten? Zou hier soms in hel water do oorzaak van het blauw in dc kaas kunnen schuilen? Het zal spoe dig genoeg blijken, want men hoopt bin nenkort weer met het kaasmaken te begin nen. En jawel, het gebrek treedt in de kaas niet meer op. Hu wil men echter zeker heid en laat ook het waLer der oude pomp onderzoeken en de veronderstelling bleek juist te zijn, want liet watermonster bleek wij veel ijzer te bevatten. Dat de blauwe verf onzeT kanskuipen soms afgeeft, en zoo blauwe vlekjes in de kaas brengt, is van vrij algemeene bekend heid. Men moest dat „van binnen" verven onzer kuipen en tonnen, bij de zuivelbe- iciding in gebruik, achterwege laten, de zuiverheid kan er slechts bij winnen, zooals ik vroeger reeds breedvoerig uiteenzette. Het bovengenoemde nawarmen moot.met overleg phats hebben. Komt cle verwarmde wei to heet op cle wrongel, zoo schrocier\ sommige der nvrongelstukjes en men krijgt bonte kaas". Een enkele maal h'oort men klachten over liet niet opdrogen dor kaas. De oorzaak schuilt in het tc sterk zouten en is dus gemakkelijk te voorkomen. Dat bij het verdoeken de doeken te sterk aanhangen, komt vaak voor,als uit nieuwe doeken „de pap" niet, voldoende gewas- schen is. Doch ook hij oude doeken komt liet wel voor en het aanhangen wordt dan gemakkelijk voorkomen door den doek vóór- het gebruik in warm water te spoelen. In onze streken, waar de ondormelk vrij scheip ontroomd, verkaasd wordt, komt taaie kaas nogal eens voor. Het best bestrijdt men dit gebrek door niet te warm Ie stremmen, vlug te werken en de wron gel,dus niet te droog te laten worden. Droge wrongel geeft steeds taaie kaas, zelfs al was de melk niet te scherp ontroomd. Ilei lioofdgebrok voor deze slrepk blijft liet rijzen. Daarom kom ik or nog eens op terug. Men kan het licht venvarren met pekel beft, wal men bij groote kazen, merkt Door hot opnemen van zout en het afstaan van wei in de buitenste lagen dei- kaas, trekt dc koret zich samen en daar liet hart het zout eerst later aanneemt, krimpt dit minder. Do vlakke zijden bollen nu op en het geheel krijgt het aanzien van een rijzer. Spoedig verdwijnt de opbolling als de kaas in bet rijpingslokaal wordt gelegd, hot zout dringt ook in het binnenste der kaas door, ook dit trekt nu samen en de kaas krijgt een normaal voorkomen. Bij echte rijzers treedt de opbolling gewoonlijk veel heviger op, sorns al tijdens en na hel persen. Hierbij steeds toenemend aanzwellen, soms bersten. liet beste wat men doen kan, is de rijzers in een ruimte te brengen, waar de temperatuur niet boven 10" C, stijgt. Dc rijzingsbacterie staakt dan haar groei, de melkzuurbacterie zet hem voort en verbruikt, al de in de wei nog aanwezige melksuiker. Na eenige dagen is deze voedingsstof verteerd, dc verdere groei der rijzingsbacterie daardoor onmogelijk ge worden en kan dus de kaas naar het ge wone vertrek worden teruggebracht, waai de rijping nu verder gewoonlijk normaal verloopt. Op deze wijze lmlet men den voortgang van het kwaad, doch heeft de oorzaak er van niet weggenomen. Zoodra men het. ge brek heeft opgemerkt, onderwerpt men da delijk de melk aan een onderzoek. Een melkmonster van do verzamelde melk wordt aan do gistingsprocf vroeger reeds uitvoerig beschreven onder-worpen, om te zien of er ook gisting ontstaat. Is dit het geval, zoo dient de melk vo« cikekoe afzonderlijk te worden onderzocht.Men kan beginnen met dc melk op haar smaak te onderzoeken en door de melk der ver dachte koe aan de gistingsproef te onder werpen, om zoodoende zekerheid tc ver krijgen. Is evenwel niets bijzonders hij hot proeven op te merken, zoo dient men de molk van elke koe afzonderlijk aan de gis tingsproef te onderwerpen. Wordt gistende melk gevonden, zoo wordt deze niet meer hij de andere gedaan, en het gebrek zal verdwijnen. Blijkt editor geen der melkmon- sfers gisting tc geven, dan moet de oorzaal elders opgespoord worden. Boven deelde ik mede, hoe de aamvo- zigh'oid van wei, waarin altijd melksuiker voorkomt, den groei der hcftbaclcrie bevor dert, dan ligt daarin reeds oen vingerwij zing, waarop te letton hij de bewerking. Stremmen we bij een te lage temperatuur, zoo zullen we ook hij do zorgvuldigste ver deeling dor wrongel, de wei toch niet vol doende kunnen verwijderen Heeft men op den juisten warmtegraad gestremd, doch heeft de vcrdceling te slordig plaats, ook dan is afdoende verwijdering der wei moei lijk tc verkrijgen. Wordt do ondermelk, vooral die bij hot centifugeeron, dus warm, verkregen, niet eerst behoorlijk afgekoeld en uitgeluóhl Vóór zij, ten behoeve van net stremmen verwarmd wordt, ook dan sal mon groote kans Ioopen, dc heftbad- terie in haar groei te bovoordeelen, zoodat zij zelfs de overhand behoudt op dc melk zuurbacterie hij aanwezigheid van een ge- wenschte hoeveelheid wei in de wrongel. Dit zijn alle zaken, die men in het oog dient te houden hij do bewerking, waar door zelfs, voor men de juiste oorzaak op het spoor is, de kwaal sterk kan worden tegengegaan en alzoo beperkt. Ook te slappe pekel voor het zouten ge bruikt, werkt de heft in de hand; ook daar op dient gelet en het gebruik van den pekel- wegor kan niet warm. genoeg worden aan bevolen. Ook kan onzuiver of bedorven lebbe (stremsel) het rijzen veroorzaken. Schaft men zich nieuwe aan, zoo kan al heel gauw uitgemaakt woulen, of hierin de oorzaak te vinden is. Zoo moet alles nagegaan worden om het kwaad Ie koeren en zoo 'handelend, zal het rijzen wel verdwijnen. Dat een degelijke ontsmetting van alle bij do kaasbereiding gebruikte voorwerpen, hetzij de oorzaak gevonden is of niet, des noods herhaaldelijk moet toegepast wor den, is uit een oogpunt van zindelijkheid cds aan te bevelen. Hoeveel te meer zal dit bet geval zijn, waar men er een zoo ge vreesd kaasgebrek mee bestrijden kan. Hot op-elkander-leggen van rijzende ka- zon lijkt mij zeer ondoelmatig, ook al brengt men ze in een koude omgeving. De koude dringt het beste in de kaas door aan do platte zijden en dit indringen wordt belet door het op-elkander-slapelen. En de mee- rdng, dat drukking hel rijzen tegen zal gaan, is ongegrond. Koude werkt gunsLig, druk king niet. ALLERLEI. BRAIIMS. Do groote Duitsche componist was geen wonderkind, maar iets veel zeldzamere een geboren genie. Zijn ceiste muziekonder wijzer zei van hem: ,,'tls jammer, hij zou zoo'n goed pianist woiden, als hij dat eeuwi ge componeeren maar wou laten i" Dat „eeuwige componeeren" moest ook wel tegengegaan worden, want do eerste plicht van den jongen was, de zijnen gel delijk te ondersteunen en dit deed hij ook In aal; overdag schreef hij marschen en pot-1 poimi's; 's avonds en 's Zondags verdiende liij een kleinigheid met liet spelen van dans muziek in doipshcrbergcn. Haar hij had niet veel behoefte aan slaap en gebruikte den hem overgelaten tijd tot componeeren. Hij vertelde eens aan een vriend: „Ik coniponeeule lioel vroeg na den morgen. Bij liet poetsen van mijn laarzen, voor het aanbreken van den dag, had ik altijd de beste ideeën." Joachim lieeft onlangs zelf zijn eerste kennismaking met Brahms beschreven. „De indruk;- dien deze ontmoeting op mij maakte, is nog niet uitgewischt. Nooit heb ik in mijn kunstona at sloven een grooler gevoel van vreugde cn verbazing gekend." Joaclnm was toen 2L jaar, een jaar ouder dan zijn modekunstenaar. Brahms ging naar Göttingcn, om daar van. Joachim misschien het belangrijkste stuk to ontvangen, dat hij ooit bezat, een aanbevelingsbrief aan Robert Schumann. Wat kwam het er op aan, dat hij bij ge brek aan geld, genoodzaakt was het groot ste deel van den weg naar Dusscldorpte loopon? Nooit bereikte een vermoeide pel grim eon heerlijker doel. Schumann luister de, en zag met het helder oog van het genie, niet verduisterd door,de geringste schaduw vair eigenliefde, in hem den krachtigen strij der, den uitverkorene, op wien hij lang had gehoopt cn gewacht. Een enkele regel werd inderhaast aan Joachinr geschreven: „Dit is dc verwachte," en Schumann ging ijverig aan het werk om hot pad voor den nieuw-aangekomene te bereiden. Negen jaar lang hacl hij geen enkele kritiek geschreven, maar nu kon hij niet meer zwijgen. En zoo verscheen in Dnitschland de beroemd ste muziekkritiek,*die ooit geschreven werd: „Nieuwe Banen." In acht jaar gaf Brahms slechts vijftien werken uit. In vier van die jaren, 1854 1858, toen hij een betrekking in DeLmold bekleedde, schijnt hij mots te hebben uit gegeven dan „Kindeiliedjcs", die niet on der zijn naam verschenen en geschreven waren voor "de kleine Schumannctjes. Hij componeerde natuurlijk veel, dat hij niet uitgaf, maar voor alles studeerde hij. Hij was een waar volgeling van Bacli, beiden vonden zichzelf door het bcsludcercn van anderen; beiden hadden een verbazend ge heugen en waren in één woord reuzen op het gebied der muziek. Brahms schreef nooit een oratorium, omdat hij, terecht of ten onrechte, dien vorm voor dezen tijd als dood beschouwde. De vormen, die hij koos, waren niet dood, zij waren slechts dor, en als zoodanig verwaarloosd door de ro mantische school, die Beethoven opvolgde. Brahms blies ze den vurigen geest van zijn genie in, en ze herleefden niet alleen, maar groeiden en ontwikkelden zich. „Maandag ga ik naar Weenen; die ge dachte maakt mij kinderlijk bijlij." Zoo schreef Brahms in 1863. In Weenen werd hij lot directeur van de Zangakademie be noemd, en in 1864 gaf hij niets dan zang stukken uit. Maar den moesten invloed heeft in Europa's vroolijkste stad de kennisma king met de beste dansmuziek der wereld op onzen componist gehad. Wanneer hij Strauss* kapel die opwekkende muziek hoor de spelen, voelde hij niet slechts bewonde ring voor don meester, maar ook het ver langen om do dansmuziek in de beste kunst lievende gezelschappon te doen hooren. Op don waaier van mevrouw Strauss, waarop deze handschriften verzamelde, schreef hij do eerste maten van de „Blauwe Donau- wals" mot de wooiden „J. Brahms, die wenschte, dal hij dit geschreven had." En hij zotte zich aan 'L werk en schreef dc ver lokkelijke „Liebesliedor Walzer". Brahms hield van volksliederen en zette er verschei dene op muziek, maar vooral de vurige Ifongaarsche liederen trokken hem aan. Dat zijn „Ilongaarschc Dansen" bewerkingen zijn, doet niets af van Iran oorapronkelijk- lieid, evenmin als iemand er aan zal den ken, Shakespeare gemis aan oorspronkelijk heid te verwijten, omdat hij de stof voor de meeste zijner verhalen in oude treur spelen vond. Wij spiakcn bijna uitsluitend ovei zang stukken, omdat men die tenminste eeniger- mato in woorden kan beschrijven. Het zou niet mogelijk zijn, dit to doen met de groote orkestwerken of de prachtige kamermuziek, waarmee Brahms de wereld hoeft verrijkt. Want deze hehooren tot die sfeer van vol maakte muziek, waarvan hij na Beethoven de grootste vertolker was. Brahms' leven in Weenen was niet rijk aan gebeurtenissen. Het was bezig, kalm en eenzaam behalve dat hij vrienden bezat, die geen grootor genot kenden dan hem genoegen te doen. Een hunner voorzag zijn kamer in één dag van electrisch licht, zoodat Brahms niet door werklieden hoefde gestoord te wor den. Deze was hierover zoo verrukt, dat hij den lieden avond plezier had in hot aan- en uitmaken van liet licht. Alle nieu wigheden vond 'hij aardig, van een adver tentie op ecu tramkaartje tol dc laatste wetenschappelijke ontdekking. „Ik heb het ongeluk, alles te willen zien on weten," zei hij eer..-.. Ilij hield van Ita lië, niet alleen van het land cn zijn kunstschatten, maar ook van het volk en vooral van de kinderen. Ilij hield trouwens van alle kinderen en zij waren altijd in menigte om hem. Een vriend beklaagde zich er eens over, dat een wandeling met Brahms geen groot genot was, omdat hij bij ieder kind bleef staan, om het tuin te spreken. Verbazend veel weldaden bewees hij in stilte, vooral aan musici. Soms lekte er tegen zijn zin iets van uit, zooals het ver haal van oen dame, die hem vertelde, dat haar man, een begaafd componist, tot zijn spijt niet in Weenen kon wonen, omdat het leven daar te duur was. „Als dat het ocnigc hezwaar is," zei Brahms, „neem dan maar zooveel als u behoeft van mijn inkomen. Ik heb zelf zoo weinig noodig." Brahms zag er op ruim zestigjarigen leef tijd nog heel jong uit mot een fiisscho gelaatskleur. Maar de dood had huisgehou den onder zijn vrienden en wat het ergste van alles was, in 1S96 werd mevrouw Schumann ziek, te ziek zelfs om hem te zien, In Mei 'Stierf zij en hij ging naar haar begrafenis. Toen bespeurde men de eerste teckenen van zwakheid aan hem. Zwijgend stond hij bij het graf; geen woord sprak hij, ook niet tot de familie Schu mann. Wat konden woorden hier ook uit werken? Eenzaam was hij reeds geweest, hoe eenzaam zou hij zich nu gaan gevoe len? En hoe lang zou dit duren? Bedroefd en gedrukt ging hij uit Bonn naar een paar muziekvxienden. Den eer sten dag was hij t.ot niets in staat. Maai den tweeden dag zei hij, dat hij Iran4 „in alle stilte iets had tc laren hooren. Zij volgden hem naar een andere kamer, waar een kleine piano stond, en luisterden hoe hij, meer bewogen dan zij hem ooit hadden gezien, vier liederen, zijn laatste werk, speelde. „Ik heb ze voor mijn eigen ver jaardag geschreven," zei hij en men meent de eeuwen door de stom te hooren van h e m, wiens onvoltooid Requiem naast hem lag. „Zei ik niet, dat ik het voor mijzelf schreef?" Hol ging Brahms als Mozart. Ilij werd door een akelige ziekte aangetast, maar hij droeg het moedig, en hield tot het laatst toe vol, dat het goed mot hem ging Met de grootste moeite overreedden zijn vrien den hem, om in bed te blijven en de laat ste woorden, die hij aan zijn stiefmoeder schreef, luidden: „Lieve moeder. Voor de verandering lig ik nu eens wat in bed, en kan dus niet goed schrijven. Maar maak u niet ongerust; mij mankeert niets ern stigs, zooals gewoonlijk ontbreekt mij niets dan geduld." Vijf dagen later stierf hij. noodig, evengoed als een mensch 'OVER IIET BLUSSCIfE'N VAN VUUR DOOR MIDDEL VAN WATER. Waarschijnlijk hebt gij altijd gemeend, dat water yuur uitbluscht, omdat water nat is, en vuur en vocht niet goed samengaan. Maar de zaak is niet zoo eenvoudig. Om te zien, wat er gebeurt, als water en vuur bijeenkomen, moeten wij eeist weten wat vuur is; en als we dat hegrijpen, zijn we al aardig ver in de scheikunde gevorderd. Er kan geen verbranding plaats hebben zonder lucht. Neem de lucht weg, en gij kunt evenmin een huis in brand steken, als ge het een ijzeren staaf kunt doen, door er een lucifer tegen te houden. Vuur heeft lucht om te leven. Maai- de lucht bestaat hoofdzakelijk uit twee bcslanddeelenzuurstof en stikstof, tezamen vermengd als wijn cn water, maar niet scheikundig verbonden; en alleen de zuurstof uit de lucht is van belang voor de verbranding. Als iets brandt, verbindt de zuurstof uit de omringende lucht zich met het brandende voorwerp, en vonnt daarmee nieuwe scheikundige verbindingen, die komen in plaats van de eerst be slaande. Het brandende huis verandert in een hoop ascli on in rook, die omhoog stijgt. Niets 'is verloren gegaan, maai- al les heeft nieuwe vormen aangenomen. blaar vóór hout of iets andere kan bran den, moet het eeist verwarmd worden tot een bepaalden graadiedere stof heeft daar voor zijn eigen warmtegraad noodig. Hout en do meeste andere stoffen, waarmee wij dagelijks in aanraking konion, moeten op hooge temperatuur gebracht zijn, voor de zuurstof uit do lucht zich ermee kan ver eenigen en zo doen branden. Dit is ge lukkig, omdat er genoeg zuurstof in de lucht aanwezig is, om alle brandbare stof- feu op aaide tc doen verblinden, als de daartoe benoocligde warmtegraad laag was in plaats van hoog. Laat ons nu tot onze vraag teragkeeren, „hoe hhisdit water het vuur uit?" Om een antwoord op die vraag te krij gen, moeten we eerst weten, wat water is. Water hestaai, evenals lucht, uit twee gas sen, zuurstof en waterstof. Maar deze zijn niet eenvoudig vermengd, zooals dc gas sen, die de lucht samenstellen, zij zijn scheikundig vereenigd, of verbonden, zoo dat zij een vloeistof vormen, iets heel ver schillends van elk der twee samenstellende gassen. Warmte kan zo ontbinden, dc vloei stof doen ophouden en dc zuurstof en wa terstof vrijmaken. Een minder hooge warm tegraad dan die voor do vrijmaking noodig is, is voldoende om van do vloeistof damp te maken. Nu zijn we genaderd tot dc uit legging van de reden, waarom water vuur uitdooft. Veronderstel, dat een huis in brand staat, en de brandweermannen er water op spui ten. Dc warmte van hel brandende hout is groot genoeg, om het water in stoom te doen overgaan, blaar als de warmte van hot vuur mi gebruikt wordt," om hot water in damp le doen verandoren, dan schied mmi courjét

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 9