59"'* Jaargang,
Zondag 19 November 1905
No. 11934.
Derde Blad.
Praatjes wer Tee, lie en nopal.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per kwaï taalVoor Schiedam en Vlaar dingen D. 4 2o. Fianco
per post £1- 4.65.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardingen 40 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het .eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau t Boterstrant ©8.
A dvertentiën: Van 16 regels fl.
Reclames 30 cents per regel. Groote letters
Prijs der
meer 45 cents
innemen.
A dvertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
0.92iedere regel
naar de plaats die zij
Tarieven hier
in de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, woulen zoogenaamde leleine advcrlenliën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen.
luiere. Telefoon Ko, 123,
JStn en ander over de verpleging van ons
'vee en wat daarmede samenhangt.
(Vervolg).
Reeds herhaaldelijk heb ik erop gewezen,
hoe verschillende oorzaken aanleiding kun
nen géven tol 't ontstaan van kaasgebreken.
Vooreerst kunnen de gebruikte grondstof-
ien; melk, stremsel, zuur (karnemelk ot
lange wei) en zout! niet mm de gestelde
eisèen voldoen, en dan zal men, trots de
zorgvuldigste behandeling, zoowel door don
kaasmaker als in de kaasbowaarplaals,
toch gebreken zien optreden.
Meerdere gebreken zijn evenwel te wij
ten aan een slordige bewerking: hij oen
te iooge of te lage temperatuur stremmen,
onvoldoende en onregelmatig verkruimelen,
verkeerd nawarmen, liet. niet met zorg vul
len der vormen, liet gebruiken van niet
juist passende volgers, het doeken en ver
doeken met onvoldoend gezuiverde doeken
of nieuwe doeken, waaruit do pap nietge-
ivasschen is, te zwaar of te licht persen,
kt plaatsen der kaas op onzuivere tafels
of kordon enz. enz. Ik herhaal, wat ik reeds
vroeger opmerkte: do kaasmaker moet be
denken, dat achteloosheid en zorgeloosheid
zijnerzijds, het winnen van een goed pro
duct, zoo al niet onmogelijk, dan toch on
waarschijnlijk maken: niets moet hij gering
achten.
in de derde plaats ontstaan vele gebro
ken tengevolge van bacteriënwerking en
hoewel de kaasmaker hiertegenover'oogon-
schijnlijk machteloos staal, kan hij toch
ook dit gaven we reeds vroeger aan
door het betrachten der reinheid en hel
bewaren van een goeden warmtegraad in
verband inel den vochlighcidsioestmid, veel
kwaad voorkomen.
Is nu bij het optreden vair een kaasge
brek dadelijk mot zekerheid aan te geven,
wal er de oorzaak van is? Volstrekt niet.
Zelfs in veel gevallen zullen meerdere oor
zaken samenwerken en zoo een kaasge
brek doen ontstaan. Maar evengoed kunnen
verschillende oorzaken, elk op zichzelf, oen
zelfde gebrek doen ontstaan. Het laat zich
alzoo begrijpen, hoe moeilijk het is de wer
kelijke oorzaak op te sporen. Ook hierbij
is het gewensebt de ervaring van, anderen
te raadplegen, - -o men voor liet oörstincl
Wn kaasgebrek fo kampen heeft. Menig
maal tobt on sukkelt men maar voort, lie
ver dan andoren om raad te vragenmen
zou dan moéten erkennen, dat hel met
bet kaasmaken „verkeerd" gaat en boven
den verklaren: „ik weet geen raad." Dit
'nu schijnt velen moeilijk tc vallen. En toch
is het dwaas, want, aangenomen dat we
zelf door een verzuim het gebrek veroor
zaakt hebben, wie begaat nooit een foulv
En wat liet raadplegen betreft, kunnen wc
gerust verklaren: ieder heeft op zijn beurt
behoefte aan raad en voorlichting, dus ook
daarvoor behoof t men zich niette schamen.
Het blauw in dc kans is vaak een ge
brek, waar-van hel vinden der oorzaak niet
®eeralt. Men heeft wel eens gehoord, dat
ijzer de kwaal veroorzaakt en gaat daar-
nauwkeurig na of onder hot molk- en
haasgereedscliap ook rocsLige voorwerpen
voorkomen. Dit blijkt evenwel niet liet gc-
ïai le wezen; het onderzoek dient dus voort
gezet te worden. Maar in welke richting?
Men weet het niet. Men herinnert zich,, dat.
bekende in de buurt ook blauw in
de kaas liad een paar jaar geleden, liem
men dus om raad vragen. Deze deelt
hem mee, hoe zijn kaas blauwe eft grocn-
fditige strepen en vlekken in de komt
.hai Zijn kaaskoopor had hem laten zien,
hoe juist, waar die vlekken en strepen wa-
*®!!j de kaas niet gesloten bleek tc zijn.
Denkelijk waren die scheurtjes en barstjes
f *we' oorzaak. Bracht hij de wrongel
j wat te koud in het val Hel word
OTj?ndcirzocM, dit wil zeggen er werd nngo-
a imnd en de kwaal was verdwenen.
de raadvrager heeft blauw in de
as en niet in de korst. Zou ook hij
"f ®aan Warmen? Het is te onderzoeken,
°f het helpt. Ook dit middel is niet in
'^41 het gebrek te overwinnen en zoo suk
«ll hij voort, onmachtig hot kwaad meester
i® worden.
volgende voorjaar wordt, er op de
J&iing een nieuwe wel geslagen en bij
e gelegenheid wordt het water onder-
Het onderzoek is bevredigenden
onder ineer verneemt hij, dal zijn water
zoo goed als vrij van ijzer is. Maal' kan
water dan ijzer bevatten? Zou hier soms
in hel water do oorzaak van het blauw
in dc kaas kunnen schuilen? Het zal spoe
dig genoeg blijken, want men hoopt bin
nenkort weer met het kaasmaken te begin
nen. En jawel, het gebrek treedt in de
kaas niet meer op. Hu wil men echter zeker
heid en laat ook het waLer der oude pomp
onderzoeken en de veronderstelling bleek
juist te zijn, want liet watermonster bleek
wij veel ijzer te bevatten.
Dat de blauwe verf onzeT kanskuipen
soms afgeeft, en zoo blauwe vlekjes in de
kaas brengt, is van vrij algemeene bekend
heid. Men moest dat „van binnen" verven
onzer kuipen en tonnen, bij de zuivelbe-
iciding in gebruik, achterwege laten, de
zuiverheid kan er slechts bij winnen, zooals
ik vroeger reeds breedvoerig uiteenzette.
Het bovengenoemde nawarmen moot.met
overleg phats hebben. Komt cle verwarmde
wei to heet op cle wrongel, zoo schrocier\
sommige der nvrongelstukjes en men krijgt
bonte kaas".
Een enkele maal h'oort men klachten over
liet niet opdrogen dor kaas. De oorzaak
schuilt in het tc sterk zouten en is dus
gemakkelijk te voorkomen.
Dat bij het verdoeken de doeken te sterk
aanhangen, komt vaak voor,als uit nieuwe
doeken „de pap" niet, voldoende gewas-
schen is. Doch ook hij oude doeken komt
liet wel voor en het aanhangen wordt dan
gemakkelijk voorkomen door den doek vóór-
het gebruik in warm water te spoelen.
In onze streken, waar de ondormelk vrij
scheip ontroomd, verkaasd wordt, komt
taaie kaas nogal eens voor. Het best
bestrijdt men dit gebrek door niet te warm
Ie stremmen, vlug te werken en de wron
gel,dus niet te droog te laten worden. Droge
wrongel geeft steeds taaie kaas, zelfs al
was de melk niet te scherp ontroomd.
Ilei lioofdgebrok voor deze slrepk blijft
liet rijzen. Daarom kom ik or nog eens
op terug. Men kan het licht venvarren met
pekel beft, wal men bij groote kazen,
merkt Door hot opnemen van zout en het
afstaan van wei in de buitenste lagen dei-
kaas, trekt dc koret zich samen en daar
liet hart het zout eerst later aanneemt,
krimpt dit minder. Do vlakke zijden bollen
nu op en het geheel krijgt het aanzien van
een rijzer.
Spoedig verdwijnt de opbolling als de
kaas in bet rijpingslokaal wordt gelegd, hot
zout dringt ook in het binnenste der kaas
door, ook dit trekt nu samen en de kaas
krijgt een normaal voorkomen.
Bij echte rijzers treedt de opbolling
gewoonlijk veel heviger op, sorns al tijdens
en na hel persen. Hierbij steeds toenemend
aanzwellen, soms bersten. liet beste wat
men doen kan, is de rijzers in een ruimte
te brengen, waar de temperatuur niet boven
10" C, stijgt. Dc rijzingsbacterie staakt dan
haar groei, de melkzuurbacterie zet hem
voort en verbruikt, al de in de wei nog
aanwezige melksuiker. Na eenige dagen is
deze voedingsstof verteerd, dc verdere groei
der rijzingsbacterie daardoor onmogelijk ge
worden en kan dus de kaas naar het ge
wone vertrek worden teruggebracht, waai
de rijping nu verder gewoonlijk normaal
verloopt.
Op deze wijze lmlet men den voortgang
van het kwaad, doch heeft de oorzaak er
van niet weggenomen. Zoodra men het. ge
brek heeft opgemerkt, onderwerpt men da
delijk de melk aan een onderzoek. Een
melkmonster van do verzamelde melk
wordt aan do gistingsprocf vroeger reeds
uitvoerig beschreven onder-worpen, om
te zien of er ook gisting ontstaat. Is dit
het geval, zoo dient de melk vo« cikekoe
afzonderlijk te worden onderzocht.Men
kan beginnen met dc melk op haar smaak
te onderzoeken en door de melk der ver
dachte koe aan de gistingsproef te onder
werpen, om zoodoende zekerheid tc ver
krijgen. Is evenwel niets bijzonders hij hot
proeven op te merken, zoo dient men de
molk van elke koe afzonderlijk aan de gis
tingsproef te onderwerpen. Wordt gistende
melk gevonden, zoo wordt deze niet meer
hij de andere gedaan, en het gebrek zal
verdwijnen. Blijkt editor geen der melkmon-
sfers gisting tc geven, dan moet de oorzaal
elders opgespoord worden.
Boven deelde ik mede, hoe de aamvo-
zigh'oid van wei, waarin altijd melksuiker
voorkomt, den groei der hcftbaclcrie bevor
dert, dan ligt daarin reeds oen vingerwij
zing, waarop te letton hij de bewerking.
Stremmen we bij een te lage temperatuur,
zoo zullen we ook hij do zorgvuldigste ver
deeling dor wrongel, de wei toch niet vol
doende kunnen verwijderen Heeft men op
den juisten warmtegraad gestremd, doch
heeft de vcrdceling te slordig plaats, ook
dan is afdoende verwijdering der wei moei
lijk tc verkrijgen. Wordt do ondermelk,
vooral die bij hot centifugeeron, dus warm,
verkregen, niet eerst behoorlijk afgekoeld
en uitgeluóhl Vóór zij, ten behoeve van
net stremmen verwarmd wordt, ook dan
sal mon groote kans Ioopen, dc heftbad-
terie in haar groei te bovoordeelen, zoodat
zij zelfs de overhand behoudt op dc melk
zuurbacterie hij aanwezigheid van een ge-
wenschte hoeveelheid wei in de wrongel.
Dit zijn alle zaken, die men in het oog
dient te houden hij do bewerking, waar
door zelfs, voor men de juiste oorzaak op
het spoor is, de kwaal sterk kan worden
tegengegaan en alzoo beperkt.
Ook te slappe pekel voor het zouten ge
bruikt, werkt de heft in de hand; ook daar
op dient gelet en het gebruik van den pekel-
wegor kan niet warm. genoeg worden aan
bevolen.
Ook kan onzuiver of bedorven lebbe
(stremsel) het rijzen veroorzaken. Schaft
men zich nieuwe aan, zoo kan al heel gauw
uitgemaakt woulen, of hierin de oorzaak
te vinden is.
Zoo moet alles nagegaan worden om het
kwaad Ie koeren en zoo 'handelend, zal
het rijzen wel verdwijnen.
Dat een degelijke ontsmetting van alle
bij do kaasbereiding gebruikte voorwerpen,
hetzij de oorzaak gevonden is of niet, des
noods herhaaldelijk moet toegepast wor
den, is uit een oogpunt van zindelijkheid
cds aan te bevelen. Hoeveel te meer zal
dit bet geval zijn, waar men er een zoo ge
vreesd kaasgebrek mee bestrijden kan.
Hot op-elkander-leggen van rijzende ka-
zon lijkt mij zeer ondoelmatig, ook al brengt
men ze in een koude omgeving. De koude
dringt het beste in de kaas door aan do
platte zijden en dit indringen wordt belet
door het op-elkander-slapelen. En de mee-
rdng, dat drukking hel rijzen tegen zal gaan,
is ongegrond. Koude werkt gunsLig, druk
king niet.
ALLERLEI.
BRAIIMS.
Do groote Duitsche componist was geen
wonderkind, maar iets veel zeldzamere
een geboren genie. Zijn ceiste muziekonder
wijzer zei van hem: ,,'tls jammer, hij zou
zoo'n goed pianist woiden, als hij dat eeuwi
ge componeeren maar wou laten i"
Dat „eeuwige componeeren" moest ook
wel tegengegaan worden, want do eerste
plicht van den jongen was, de zijnen gel
delijk te ondersteunen en dit deed hij ook
In aal; overdag schreef hij marschen en pot-1
poimi's; 's avonds en 's Zondags verdiende
liij een kleinigheid met liet spelen van dans
muziek in doipshcrbergcn. Haar hij had
niet veel behoefte aan slaap en gebruikte
den hem overgelaten tijd tot componeeren.
Hij vertelde eens aan een vriend: „Ik
coniponeeule lioel vroeg na den morgen.
Bij liet poetsen van mijn laarzen, voor het
aanbreken van den dag, had ik altijd de
beste ideeën."
Joachim lieeft onlangs zelf zijn eerste
kennismaking met Brahms beschreven. „De
indruk;- dien deze ontmoeting op mij maakte,
is nog niet uitgewischt. Nooit heb ik in
mijn kunstona at sloven een grooler gevoel
van vreugde cn verbazing gekend." Joaclnm
was toen 2L jaar, een jaar ouder dan zijn
modekunstenaar.
Brahms ging naar Göttingcn, om daar
van. Joachim misschien het belangrijkste
stuk to ontvangen, dat hij ooit bezat, een
aanbevelingsbrief aan Robert Schumann.
Wat kwam het er op aan, dat hij bij ge
brek aan geld, genoodzaakt was het groot
ste deel van den weg naar Dusscldorpte
loopon? Nooit bereikte een vermoeide pel
grim eon heerlijker doel. Schumann luister
de, en zag met het helder oog van het genie,
niet verduisterd door,de geringste schaduw
vair eigenliefde, in hem den krachtigen strij
der, den uitverkorene, op wien hij lang
had gehoopt cn gewacht. Een enkele regel
werd inderhaast aan Joachinr geschreven:
„Dit is dc verwachte," en Schumann ging
ijverig aan het werk om hot pad voor den
nieuw-aangekomene te bereiden. Negen jaar
lang hacl hij geen enkele kritiek geschreven,
maar nu kon hij niet meer zwijgen. En
zoo verscheen in Dnitschland de beroemd
ste muziekkritiek,*die ooit geschreven werd:
„Nieuwe Banen."
In acht jaar gaf Brahms slechts vijftien
werken uit. In vier van die jaren, 1854
1858, toen hij een betrekking in DeLmold
bekleedde, schijnt hij mots te hebben uit
gegeven dan „Kindeiliedjcs", die niet on
der zijn naam verschenen en geschreven
waren voor "de kleine Schumannctjes. Hij
componeerde natuurlijk veel, dat hij niet
uitgaf, maar voor alles studeerde hij. Hij
was een waar volgeling van Bacli, beiden
vonden zichzelf door het bcsludcercn van
anderen; beiden hadden een verbazend ge
heugen en waren in één woord reuzen op
het gebied der muziek. Brahms schreef nooit
een oratorium, omdat hij, terecht of ten
onrechte, dien vorm voor dezen tijd als
dood beschouwde. De vormen, die hij koos,
waren niet dood, zij waren slechts dor,
en als zoodanig verwaarloosd door de ro
mantische school, die Beethoven opvolgde.
Brahms blies ze den vurigen geest van zijn
genie in, en ze herleefden niet alleen, maar
groeiden en ontwikkelden zich.
„Maandag ga ik naar Weenen; die ge
dachte maakt mij kinderlijk bijlij." Zoo
schreef Brahms in 1863. In Weenen werd
hij lot directeur van de Zangakademie be
noemd, en in 1864 gaf hij niets dan zang
stukken uit. Maar den moesten invloed heeft
in Europa's vroolijkste stad de kennisma
king met de beste dansmuziek der wereld
op onzen componist gehad. Wanneer hij
Strauss* kapel die opwekkende muziek hoor
de spelen, voelde hij niet slechts bewonde
ring voor don meester, maar ook het ver
langen om do dansmuziek in de beste kunst
lievende gezelschappon te doen hooren. Op
don waaier van mevrouw Strauss, waarop
deze handschriften verzamelde, schreef hij
do eerste maten van de „Blauwe Donau-
wals" mot de wooiden „J. Brahms, die
wenschte, dal hij dit geschreven had." En
hij zotte zich aan 'L werk en schreef dc ver
lokkelijke „Liebesliedor Walzer". Brahms
hield van volksliederen en zette er verschei
dene op muziek, maar vooral de vurige
Ifongaarsche liederen trokken hem aan. Dat
zijn „Ilongaarschc Dansen" bewerkingen
zijn, doet niets af van Iran oorapronkelijk-
lieid, evenmin als iemand er aan zal den
ken, Shakespeare gemis aan oorspronkelijk
heid te verwijten, omdat hij de stof voor
de meeste zijner verhalen in oude treur
spelen vond.
Wij spiakcn bijna uitsluitend ovei zang
stukken, omdat men die tenminste eeniger-
mato in woorden kan beschrijven. Het zou
niet mogelijk zijn, dit to doen met de groote
orkestwerken of de prachtige kamermuziek,
waarmee Brahms de wereld hoeft verrijkt.
Want deze hehooren tot die sfeer van vol
maakte muziek, waarvan hij na Beethoven
de grootste vertolker was.
Brahms' leven in Weenen was niet rijk
aan gebeurtenissen. Het was bezig, kalm
en eenzaam behalve dat hij vrienden
bezat, die geen grootor genot kenden dan
hem genoegen te doen.
Een hunner voorzag zijn kamer in één dag
van electrisch licht, zoodat Brahms niet
door werklieden hoefde gestoord te wor
den. Deze was hierover zoo verrukt, dat
hij den lieden avond plezier had in hot
aan- en uitmaken van liet licht. Alle nieu
wigheden vond 'hij aardig, van een adver
tentie op ecu tramkaartje tol dc laatste
wetenschappelijke ontdekking.
„Ik heb het ongeluk, alles te willen zien
on weten," zei hij eer..-.. Ilij hield van Ita
lië, niet alleen van het land cn zijn
kunstschatten, maar ook van het volk en
vooral van de kinderen. Ilij hield trouwens
van alle kinderen en zij waren altijd in
menigte om hem. Een vriend beklaagde
zich er eens over, dat een wandeling met
Brahms geen groot genot was, omdat hij
bij ieder kind bleef staan, om het tuin te
spreken.
Verbazend veel weldaden bewees hij in
stilte, vooral aan musici. Soms lekte er
tegen zijn zin iets van uit, zooals het ver
haal van oen dame, die hem vertelde, dat
haar man, een begaafd componist, tot zijn
spijt niet in Weenen kon wonen, omdat het
leven daar te duur was. „Als dat het
ocnigc hezwaar is," zei Brahms, „neem
dan maar zooveel als u behoeft van mijn
inkomen. Ik heb zelf zoo weinig noodig."
Brahms zag er op ruim zestigjarigen leef
tijd nog heel jong uit mot een fiisscho
gelaatskleur. Maar de dood had huisgehou
den onder zijn vrienden en wat het ergste
van alles was, in 1S96 werd mevrouw
Schumann ziek, te ziek zelfs om hem te
zien, In Mei 'Stierf zij en hij ging naar
haar begrafenis. Toen bespeurde men de
eerste teckenen van zwakheid aan hem.
Zwijgend stond hij bij het graf; geen woord
sprak hij, ook niet tot de familie Schu
mann. Wat konden woorden hier ook uit
werken? Eenzaam was hij reeds geweest,
hoe eenzaam zou hij zich nu gaan gevoe
len? En hoe lang zou dit duren?
Bedroefd en gedrukt ging hij uit Bonn
naar een paar muziekvxienden. Den eer
sten dag was hij t.ot niets in staat. Maai
den tweeden dag zei hij, dat hij Iran4 „in
alle stilte iets had tc laren hooren. Zij
volgden hem naar een andere kamer, waar
een kleine piano stond, en luisterden hoe
hij, meer bewogen dan zij hem ooit hadden
gezien, vier liederen, zijn laatste werk,
speelde. „Ik heb ze voor mijn eigen ver
jaardag geschreven," zei hij en men
meent de eeuwen door de stom te hooren
van h e m, wiens onvoltooid Requiem naast
hem lag. „Zei ik niet, dat ik het voor
mijzelf schreef?"
Hol ging Brahms als Mozart. Ilij werd
door een akelige ziekte aangetast, maar hij
droeg het moedig, en hield tot het laatst
toe vol, dat het goed mot hem ging Met
de grootste moeite overreedden zijn vrien
den hem, om in bed te blijven en de laat
ste woorden, die hij aan zijn stiefmoeder
schreef, luidden: „Lieve moeder. Voor de
verandering lig ik nu eens wat in bed, en
kan dus niet goed schrijven. Maar maak
u niet ongerust; mij mankeert niets ern
stigs, zooals gewoonlijk ontbreekt mij niets
dan geduld."
Vijf dagen later stierf hij.
noodig, evengoed als een mensch
'OVER IIET BLUSSCIfE'N VAN VUUR
DOOR MIDDEL VAN WATER.
Waarschijnlijk hebt gij altijd gemeend,
dat water yuur uitbluscht, omdat water nat
is, en vuur en vocht niet goed samengaan.
Maar de zaak is niet zoo eenvoudig. Om
te zien, wat er gebeurt, als water en vuur
bijeenkomen, moeten wij eeist weten wat
vuur is; en als we dat hegrijpen, zijn we
al aardig ver in de scheikunde gevorderd.
Er kan geen verbranding plaats hebben
zonder lucht. Neem de lucht weg, en gij
kunt evenmin een huis in brand steken,
als ge het een ijzeren staaf kunt doen, door
er een lucifer tegen te houden. Vuur heeft
lucht
om te leven.
Maai- de lucht bestaat hoofdzakelijk uit
twee bcslanddeelenzuurstof en stikstof,
tezamen vermengd als wijn cn water, maar
niet scheikundig verbonden; en alleen de
zuurstof uit de lucht is van belang voor
de verbranding. Als iets brandt, verbindt
de zuurstof uit de omringende lucht zich
met het brandende voorwerp, en vonnt
daarmee nieuwe scheikundige verbindingen,
die komen in plaats van de eerst be
slaande. Het brandende huis verandert in
een hoop ascli on in rook, die omhoog
stijgt. Niets 'is verloren gegaan, maai- al
les heeft nieuwe vormen aangenomen.
blaar vóór hout of iets andere kan bran
den, moet het eeist verwarmd worden tot
een bepaalden graadiedere stof heeft daar
voor zijn eigen warmtegraad noodig. Hout
en do meeste andere stoffen, waarmee wij
dagelijks in aanraking konion, moeten op
hooge temperatuur gebracht zijn, voor de
zuurstof uit do lucht zich ermee kan ver
eenigen en zo doen branden. Dit is ge
lukkig, omdat er genoeg zuurstof in de
lucht aanwezig is, om alle brandbare stof-
feu op aaide tc doen verblinden, als de
daartoe benoocligde warmtegraad laag was
in plaats van hoog.
Laat ons nu tot onze vraag teragkeeren,
„hoe hhisdit water het vuur uit?"
Om een antwoord op die vraag te krij
gen, moeten we eerst weten, wat water is.
Water hestaai, evenals lucht, uit twee gas
sen, zuurstof en waterstof. Maar deze zijn
niet eenvoudig vermengd, zooals dc gas
sen, die de lucht samenstellen, zij zijn
scheikundig vereenigd, of verbonden, zoo
dat zij een vloeistof vormen, iets heel ver
schillends van elk der twee samenstellende
gassen. Warmte kan zo ontbinden, dc vloei
stof doen ophouden en dc zuurstof en wa
terstof vrijmaken. Een minder hooge warm
tegraad dan die voor do vrijmaking noodig
is, is voldoende om van do vloeistof damp
te maken. Nu zijn we genaderd tot dc uit
legging van de reden, waarom water vuur
uitdooft.
Veronderstel, dat een huis in brand staat,
en de brandweermannen er water op spui
ten. Dc warmte van hel brandende hout
is groot genoeg, om het water in stoom
te doen overgaan, blaar als de warmte
van hot vuur mi gebruikt wordt," om hot
water in damp le doen verandoren, dan
schied mmi courjét