5
1
Ik geloof, dat hij een schurk, een bedrie
ger cu een dief is in staat tot alles,
behalve het zetten van een valsche hand-
teekening. Wie is de schrijver?''
Schrijver: „Wol... om de waarheid te
zeggen, ben ik het zelf."
„Dokter Snijder zal dan toch eindelijk
Thekla tot vrouw nemen."
„Nu. zij heeft huig genoeg in zijn wacht
kamer gezeten."
Huisheer„Wat heeft u vannacht op
straat een heidcnsch lawaai gemaakt. Had
u den huissleutel niet?"
Huurden „Jawel, maar het sleutelgat was
niet te vinden."
Bankier (die zijn eersteling op den arm
heeft): „Wat een slimme jongen om zich
bankier Goudsteen tot vader uit te kiezen."
Rechter: „Wanneer is u geboren?"
Vrouwelijke getuige (zwijgt).
Rechter: „Is het werkelijk al zoo l;uig
geleden, dat u liet weer vergeten is?"
De gedachten van een humorist zijn te
vergelijken met oen bijenkorfj, die van een
salirikus met een wespennest.
Gast: „Dus dezen Moezelwijn verkoopt
u v'eel?"
Hotelhouder: „Verbazend veel! Ik kan er
niet genoeg van maken."
Tooneelspeelster A.„Wat speelde je
goed vandaag! 't Was gewoon uitstekendI"
To oneelspeels ter B. (bij zichzelf): „Zou
ik werkelijk zoo slecht gespeeld hebben?"
EEN BEWIJS.
Is dat Jansen niet die daar tot zijn hals
in de sloot ligt?
Ja, hij is weer dronken. Nu eens roept hij
helpdan weeraannemen
OP EEN KANTOOR.
Ghef. Och, vraag eens even aan mijn
heer Penneman, om mijn „De Vries en Te
Winkel".
Jongste bediende (tot Penneman). Mijn
heer, compliment van mijnheer, en of mijn
heer De Vries ook in den winkel is?
NEDERLANDSCHE WIJSHEID.
Schijnt and'ren, wat u krom scheen, recht,
Heet niemand daad'lijk dom of slecht.
Staring.
Men scheldt den tijd voor kort, ja al
te snel van gang,
En elk zoekt tijdverdrijf is dan de
tijd niet lang?
Jan Vos.
Wie boven zijne macht zich vets derf
onderwinden,
Zich eyndelycken zal geheel bedrogen
vinden.
Wie grooter pack op loed als hij
verdragen mocht,
Stack menighmaal in 't zand, de
beenen in de locht.
Vondel.
Geluckigh- is een vast gemoedt,
Dat in geen blijde weelde smilt,
En stuvt gelijck een taeye schilt,
Den onvermijbren tegenspoct.
Vondel.
Onsterfelijk is op aaide slechts het
schoone,
Vermaagschapt zijn alle eeuwen in
gemoed.
Potgieter.
YOOR DAMES.
MODE.
Voor dames, die haar eigen japonnen
maken en voor haar, die ze wel niet zelf
maken, maar die toch niet veel geld voor
haar kleeren kunnen uitgeven, moeten de
modeplaten van dezen winter wel heel ont
moedigend zijn geweest. Zij staan vooreen
moeilijk vraagstuk goed gekleed te zijn
voor weinig geld, terwijl de mode geweldig
veel voor garneersel eisoht.
De lange mantel, die bijna tot den grond
reikt, is een zuinige dracht, want daaron
der kan men een oude japon dragenDeze
mantels worden nauwsluitend, of alleen in
den rug gesloten, of loshangend gedragen.
Donker en licht laken ziet men heide, maar
het best is donker blauw of bruin te ne
men, daar dit niet zoo gauw vuil wordt
als de lichtere stoffen en als men ze te
somber vindt, kan men ze een beetje op
fleuren door fluweelen kraag cn manchet
ten.
De korte jakjes zijn veel mak kei ijk er te
maken dan de lange mantels, een flinke
naaister kan die wel zelf maken. Keurig
staan bijv. de mantelpakjes van cheviot of
laken, waarvan men den rok garneert met
biais van dezelfde stof, van boven en van
onderen met een wit of gekleurd biesje
voormen. Men kan dit biesje van dezelfde
kleur nemen als de stof, maar gebruikt er
don zij, satijn of fluweel voor. Een kort
jakje van dezelfde stof staat hier uitste
kend bij.
Blauw serge woxdt nog altijd veel geno
men; als men dit opmaakt met biais op
den rok en er een manteltje bij maakt
mot oen vestje van de eer. of andere stof
en vergulde knoopten, krijgt men een aardig
pak, men kan or natuurlijk in plaats van
serge ook cheviot of damcsloken voor ge
bruiken.
HET MEISJE VAN DEN
TIMMERMANSBAAS.
Omdat Hilda Frenko haai' hoofd zoo
hoog droeg, wen! Lukas Shcrwell verliefd
op haar; en om diezelfde reden twijfelde
hij er sterk aan, of zij or ooit in zou toe
stemmen, zijn vrouw te worden. En dat
ondanks zijn groote liefde en zijn goede
verdienste als timmermansbaas,
Hilda was naaister; zij had een half do
zijn aanbidden, die allen bij do minste
aanmoediging harerzijds met. hun vraag
voor den dag zouden komcu. Maar zij moe
digde er geen enkelen rum.
Op con nuddag in Mei wachtte Lukas
haar op, toen ze van haar werk kwam.
„Ik heb je wat lo zeggen, wal geen uit
stel kan lijden," sprak hij, en zijn stem
klonk schep, hoewel zijn hart zacht was.
„Is het zoo belangrijk vroeg Hilda.
„Ja, ik wil het nu weten. Ik licb zes
maanden lang werk van jo gemaakt en
we schieten, niets op. Ik kan je een goed
tehuis aanbieden, Hilda, cn ik hou van jc;
laten we nu eens een beslissing nemen."
Hij wou haar hand nemen, maar zij trok
zich terug cn verwaardigde hem niet met
een antwoord. Toen zei hij uit verdriet
en hoosheid heel wat, waardoor zelfs een
bescheidener meisje dan het naaistertje,
dat al haar aanbidders op een afstand hield,
zich gekwetst zou hebben gevoeld. Toen hij
uitgesproken had, keek hij op, ze had een
hoogroode kleur en vroeg„Is dat je laatste
woord, Lukas Shewell
Hij vermande zich. „Mijn laatste woord
is; wil je mijn vrouw worden?"
Zijn ernst gaf hem een waardigheid, die
indruk op haar maakte.
„Ik kan het je nu uog niet zeggen, laat
mij er nog een week over denken."
Lukas vond, dat zij tijd genoeg tot den
ken had gehad, maar hij nam wijselijk den
olijftak aan. Den volgenden Donderdag zou
hij op hetzelfde uur op dezelfde plaats ko
men zou zij er dan ook zijn? Hilda
knikte bevestigend.
„Ik heb je niets andere beloofd," zei ze,
toen ze afscheid van hem nam, en wan
delde vroolijk voort in den zonneschijn, ze
zag er uit als een lentebloem.
Lukas had deze week zijn werk in een
straat bij Grosvenor Square; dag aan dag
dacht hij maar steeds onder zijn. hameren
en schaven door: „Zal ze komen?"
Hij had te werken in een aardige kinder
kamer, waar allerlei platen aan den wand
hingen.
Een klein" meisje in een zwart jurkje
kwam van tijd tot tijd biimenloopen en
keek naar zijn werk. Zij was heel bleek
en mager, had groote oogen en als ze hem
daarmee aankeek, deed ze hem aan Hilda
denken; waarom zou hij niet hebben kun
nen zeggen, want men kon zich al geen
twee grooter contrasten voorstellen dan Hil
da met haai' krachtige gezondheid en dit
teere kindje. De kindermeid vertelde hem
eens in vertrouwen, dat Jane een wees
was, die eens heel rijk zou worden, als
ze het ten minste zou mogen beleven, en
dat ze in 't eind van de week met familie
naai- 't Zuiden van Frankrijk zou gaan.
De kindermeid, die roode wangen en mooie,
donkere oogen had, zuchtte, toen ze de
kamer verlietmaar dadelijk daarop hoorde
Lukas haai- onvriendelijk tot het kind spre
ken in het aangrenzende vertrek.
„Wat een gekheid, Jane, natuurlijk doe
ik het niet! De rommel wordt verbrand,
zooals grootmama gezegd heeft."
Daarop hoorde Lukas zacht snikken; wat
het dan ook voor rommel was, Jane was
er aan gehecht, dat bleek duidelijk.
Eindelijk was het Donderdag! Lukas had
zijn werk in de kinderkamer ai en zocht
zijn gereedschap bijeen, toen bij een zacht
stemmetje hoorde.
„Timmerman."
Opkijkende, zag hij het kind met een pakje
in de hand.
„Wil u het meenemen?" vroeg ze.
„Grootmama zegt, dat mijn oude speel
goed weggegooid moet worden, en dc kin
dermeid wil Rosalie niet naar huiten bren
gen - wi! u het doen?"
Zij was nu dicht bij Lukas gekomen cn
maakte hot pakje loshet bevatte een vuile
wassen pop in een rood jurkje.
„Wat moet jk er mee doen, kindje?"
„Breng haar naar huiten, als 't u blieft,
en begraaf haar daar echt buiten, waar
bloemen en boomen zijn. Wil u, timmer
man?"
„Vandaag?"
Lukas aarzelde het was Donderdag.-
Hij hoorde voetslappen. Do oogen van het
kind vulden zich met* tranen, toen ze hem
de pop in de hand gaf. „Zeg het aan nie
mand!" smeekte zij. „Ik wil niet, dat Ro
salie weggegooid wordt, ik houd zooveel
van haar!"
„Best, kindje, huil maar niet!"
En de pop gleed in Lukas' wijden zak,
juist toen de kindermeid aankwam.
Lukas kwam dien avond vijf minuten te
laat op de afgesproken plaats. Daar stond
het meisje zijner keuze, in een grijs japon
netje, met blauw opgemaakt. Zijn hart
klopte, toen hij zijn hoed afnam, om haar
te begroeten.
Het leek wel of ze hem niet zag ze
liep den anderen kant op. Met een paar
stappen had hij haar ingehaald. Toen keerde
zij zich om cu toom sprak uit haar oogen.
,,'t Is wat moois!" riep ze, „mij hier vijf
minuten te laten slaan wachten. En je vindt
mij zeker niet goed genoeg, om jo Zondag-
sche jas voor mij aan te trekken
„Ik zal jo zeggen, hoe het kwam," be
gon hij langzaam.
„Zeg het dan een beetje gauw, want het
is de laatste keer, dat je mij zie!, dat ver
zeker ik je!"
Lukas vertelde zijn geschiedenis. Hij was
met de tram naar Ealing gegaan, had daar
een veldje gevonden cn had de hevelen
van bet kind nauwgezet opgevolgd. Daarna
was het tc laat geworden om zich te vcr-
kleedcn.
„Heb je die pop op klaarlichten dag be
graven? Ue menschon zullen wel gedacht
hebben, dat je gek was!"
„Het kind was cr zoo op gesteld. Ik
moest mijn woord houden."
Er heerechtc een korten tijd stilzwijgen.
„Het spijt mij, dat ik jo teleurgesteld heb,
mijn lieveling!"
„Wie zegt, dat ik jo lieveling ben!"
„Dat zeg ik, en ik geloof niet, dat die
vijf minuten wachten er een verandering
in zullen maken, is 't wel!"
Nu keek zo hem aan, en hij zag inbaar
oogen do uitdrukking, die hem aan 'tkind
deed denken.
„Ze zullen deze verandering maken, Lu
kas," zei ze, eenigszins haperend, „dat ik
altijd dacht, dat ik van je Meld, maar dat
ik het nu zeker weet. Jc bont do beste man
ter wereld
DE KEUS VAN DE GESTUDEERDE
VROUW.
President, llyde van het Bowdoin Ooilege
stelde de vraag; „zijn studecrende vrou
wen gelukkiger of ongelukkiger dan an
dere monschcn?" en beantwoordde deze
vraag aldus:
„Als zij blijven vrouwen, die studecren,
ea meenen, dat zij daardoor verschillen van
anderen, zijn zij de ongelukkigste wezens
op aarde; maar als zij vergeten, dat er
onderscheid bestaat tusschen haar cu de
overige vrouwen en zij al de haar ver
leende krachten gebruiken, om zich gelijk
te maken aan die overigen, kunnen zij de
gelukkigste mensehen ter wereld worden."
Dr. Hyde Iiield zijn hoorders twee idealen
voor. Het eerste ideaal sluit in„reizen,'
kunstindrukken verkrijgen; lezen, voor
raad wetenschap verzamelen; artikels
schrijven en lezingen houden; propagan
da maken en sociale hervormingen be
werken," Wee de studecrende vrouw,
die de academie verlaat met dit ideaal!
Gezegend is de vrouw, die 't tweede ideaal
nastreeft „het eenvoudig deelnemer, aan
het gewone menschenleven, als een van
hen, als een bescheiden kaars, die de haar
omringende duisternis verlichtDe eerste
plicht der gestudeerde vrouw is te verge
ten, dat zij boven anderen staat te wor
den een kameraad van allen, die werken."
Er zijn teekenen te over, die er op wijzen,
dat de gestudeerde vrouw door het heele
land de juiste keuze doet; niet door het
zoeken van een loopbaan, die van haar
doet spreken, maar door werk te vinden
juist daar, waar zij thuishoort. De gestu
deerde vrouw in een kleine stad komt daar
ook hoe langer hoe meer toe. Het is een
vaststaand feit, dat hoe meer een waarlijk
groote, begaafde natuur zichzelf vernedert
ze des te meer verhoogd zal worden.
Het is een onbeduidend karakter, een
onaangename persoonlijkheid, die zich be
ter dan anderen waant en meent hoven hen
verheven to zijn.
tot zich te trekken, eerbewijzen te ontvan
gen, zoo luid van zich te doen spreken,
dat de aandacht van de menigte er door
getrokken wordt.
Hebt ge ooit 'door oen werkelijk beroemd
persoon boorcn zeggen, dat roem iets be-
gecronswaard is? Hebben ze niet allen ge
zegd, dat roem oven weinig waarde lfeeft
als een verwelkte krans?
hl de „Neuc Illustrirte Zeilung" wordt
verteld
De weduwe van den onlangs overleden
Hertog van Albany wenschte beter te lec-
ron schaken; haai' echtgenoot, die heel
graag dit spel speelde, had er haar de be
ginselen van onderwezen. Een heer 'op
leeftijd behoorendo tot een der aanzien
lijke schaakclubs,'werd verzocht er de her
togin los in te geven. Maar volgens de wet
ten van haar schoonmoeder, de koningin
van Engeland, moest zij er Hare Majesteit
vcilof toe vragenen tegen haar verwach
ting in ontving zij het volgend schrijven:
„Er is niets ongepasts in, dat ge zoudt loe
ren schaken; maar ik vind, dal. er niet
aan tc denken valt, dat een vreemde man
recht tegenover u zou zitten, door niets
dan een schaakbord van u gescheiden."
De jonge hertogin moest, dus het spel
wel opgeven.
WENKEN.
Lieve vrouwe-bcdslroo.
Lieve vrouwc-bedstroo kan men 's win
ters best in een kamer kweeken. Men zet
daartoe de plant in den herfst in een pot,
plaats dezen in den tuin in of boven'den
grond on laat hem daar tot. ongeveer Kerst
mis. Do vorst doet deze plant geen kwaad,
doch om te voorkomen, dat de pot in do
aarde vaslvriesl, is het goed dien met een
laagje dorre bladen of zoo iets te bedek
ken. Wordt ze nu in de kamer gebracht,
dan begint de plant gauw te bloeien. Zo
kan beier tegen een matig warm dan een
zeer heet vertrek.
De onaangename geur uit een koffiekan
verwijdert men vooreerst door kokend so
dawater. Dan vult men de kau met koud
water, waarbij men een weinig mangaan-
zure kali voegt en laat ze zoo eeuigen tijd
staan. Daarna wordt ze met koud water
goed nagespoeld en goed afgedroogd. Wil
men deze geur voorkomen, dan moet men
de kan altijd open wegzetten.
UIT EEN AMERIKAANSClt
TIJDSCHRIFT.
Ik geloof niet, dat een groote dame met
veel wereldkennis, die op de hopgtc is van
de wijsbegeerte cn een prachtige opvoeding
heeft genoten, iets wetenswaardigs kan ver
tellen aan oen flinke, verstandige vrouw,
die lniar kinderen heeft opgevoed en haar
huishoudelijk werk heeft verricht. Ik be
twijfel of een predikster met blanke handjes,
tengevolge van het mets-doen, haar kan
ouderwijzen cn ik hen zeker, dat zulk een
vrouw zonder ondervinding, met een grein
tje gezond verstand in zich, het niet zou
probeeren ook.
De verstandige vrouw, die wezenlijk werk
heeft verricht en niet wezenlijk werk
meen ik handenarbeid in liaar eigen- liuis
en keuken en die kinderen heeft groot
gebracht cn daarbij toch nog zicli boven
het allcdaagscho weet te verheffen, is hot
mooiste voorbeeld van beschaving, zij staat
oneindig hooger dan de vrouw van de we
reld, die dc beschaafde omgangstaal weet
te spreken, maar tot niet veel andera in
slaat is.
Men moet ergens belang in stellen, om
zich gelukkig te voelen, en gelukkig-zijn is,
eenvoudig zich in overeenstemming voelen
met zijn omgeving. De waarheid hiervan
dringt soms plotseling tot u door, hetzij
ge bezig zijl met kopjes wasschen of wan
neer ge in den tuin loopt en het koren
hoort, ruischen, of ziet hou de kuikentjes on
der de vleugels der moeder wegschuilen.
Als ge u dan een deel hebt gevoeld van het
heelal, is dit een openbaring voor u, maar
spreek er liever niet over.
Om de dingen goed te doen, moet men
ze doen, en de manier om iemand te
zijn, is iemand te wezen. Het verlan
gen naar naam, dat zicli van de vrouwen
heeft meester gemaakt, is een akelig ding
deze wenschl om do oogen der wereld
RECEPTEN
Chocolado-boonen.
Doe de schil van amandelensmelt wat
chocolade, doop iedcren amandel daarin en
teg hem op een met boter bestreken blik
om af te koelen.
Gesuikerde kastanjes.
Ontdoe de kastanjes van den bast, leg
ze ongeveer een minuut in kokend water,
dan zal de schil loslaten; kook ze, tot ze
zacht zijn; doe het sap van een citroen
in warm water, leg daar ook de gekookte
kastanjes in; als ze koud zijn geworden
moeten ze drogen en gedoopt worden in
Suiker, die men op dc volgende manier
heeft klaargemaakt: bij r/e K.G. suiker
voege men -'/a L. water cn het goed ge
klopte wit van een half ei; zet dit ineen
pan op hot vuur; als het kookt, moet men
er oen kopje koud water ingieten, maar
daarbij mag men niet roeren; dan moet
hot nog eens aan de kook worden ge
bracht; vervolgens laat men alles staan
afkoelen, schept het schuim van boven af
en de suiker is klaar om ei' de kastanjes
in te doopen, die daarna op een plaat
moeten drogen.
YOOR KINDEREN.
DE KUNST VAN WAARZEGGEN.
„Komt, heeren en dames, komt en koopt
mijn onvergelijkelijk hoekje over de Kunst
van Waar-zeggen. Ik geef het u voor 5 cen
ten, één stuiver, want ik wil dat ieder ken
nis make met mijn wetenschap, de weten
schap van dengrooton Georgibus, doctor
in de waarzegkunst, beroemd aan alle ho
ven der wereld, van den onnavolgbaren
en eenigen Georgibus, die in bet verleden,
liet lieden en de toekomst leest, het geheim
kent oin goud te maken cn om nooit be
dragen te worden."
Zou riep, op een verhevenheid staande
op de kermis van een kleine stad, een lange
man mei vuurrood gezicht, oen lange jas,
waarvan de panden tot bijna op den grond
hingen, een drielioekigcn hoed op het hoofd,
wiens scherpe stem alle andere kooplieden
overschreeuwde en oyer de geheeld ker
mis heen klonk.
Maar de mensc'hen gingen hem onver
schillig voorbij. Eri toon niémand bogeerig
bleek om zijn prachtig boekje te koopen,
stapte hij droevig van zijn verhooging af.
■Nadat hij zich met een buitengewoon
grooten zakdoek het gezicht had afgeveegd,
streelde hij zijn hond, een mager, zwart
harig diertje, dat om hem heen sprong.
„0! mijn arm Zwartje I" sprak hij treu
rig. „De tijden zijn hard en de wereld is
ondankbaar. Dat zal vanavond weer een
zuinig maaltje geven."
„Wie weet, vriendje?" sprak een goed
gekleed man, .die hem ecnigc minuten had
gadegeslagen en izijn opmerking 'had ge
hoord, „wie .weet? Dc fortuin is ons soms
gunstiger gestemd .dan wij het vermoeden
en ik maak mij sterk, u vanavond een
goed maal en een ruime belooning tc lje-
zorgen. Gij .moet daarvoor mot. mij mcpga;ni
naar een .rijken heer, in wiens dienst ik
beu en Mem zeggen, wie de dief is, die
onlangs bij hein heeft gestolen. Kunt gij
dit doen
„Mijnheer," verkhiaHe .Gcorgihus met
waardigheid, „uw twijfel is voor mij oen
beloediging, wantik durf beweren, dat mijn
gelijke in He kunst van - waarzeggen niet
gevonden wordt. Stel mij op de proef en
gij zult er over kunnen oordeelen."
,,'t Is .goed, ga dan maar met mij mee."
Georgibus kwam.met zijn leidsman in een
prachtige woning, waar hij zich weldra lie-
vond in tegenwoordigheid van deri lieer des
huizes, een ,man van hooge, trotsche ge
stalte, die, .nadat hij oven met gijn bediende 1
gesproken bad, tot den kwakzalver zei„Of- |J1
schoon ik niet veel vertrouwen stel in men
sc'hen van .uw soort, wü ik uw kennis
toch op de proef stellen, maai- op deze
voorwaardeals ge slaagt, ontvangt ge doze
beurs; maar als ge mij den dader niet kunt
aanwijzen, zal ik u evenveel stokslagen la
ten toedienen als er guldcars in dc beurs
zijn en dat zijn er veel nicer dan honderd.
Vindt ge dit goed?" 1
„Mijnheer," antwoordde onze kwakzalver
eerbiedig buigend, „mijn wetenschap enken-
nis staan tot, uw beschikking. Laat mij
cenigc uren nadenken en dan zal ik u
morgen den schuldige aanwijzen."
„Afgesproken," sprak de heer. „Zorg er
voor, dal liet rife zen man aan niets -onl-
breko," ging hij voort, zich tot .zijn be
diende wendend, „en laat mij morgon waar
schuwen, als hij klaar is.. Wij zullen hem
dan de beloofde belooning of straf doen
toekomen."
Men gaf Georgibus een weelderig inge
richte kamer, waar hom een ovcivloedig
maal werd gebracht. Toen zijn honger ge
stild was, begon de kwakzalver, ia een
zachten leunstoel gezeten, er eens over na
Ie denken, lioe hij zich uit 'deze moeilijk
heid zou redden.
Als hij dacht aan de beloofde stokslagen,
kromde hij den rug en trok de afgrijse
lijkste gezichten, terwijl hij tot, Zwartje
sprak, die hem stond aan te kijken:
„Ik zal morgen misscMen geen lieel pret
tige verrassing hebben. Maar ik kan er
niets aan doen en moet maar afwachten."
Toen liet laat werd, ging hij naar bed en
zijn onbezorgde natuur liet hem toe, heer
lijk rustig te slapen.
Den volgenden morgen om tien uur werd
Georgibus, nadat hij heerlijk had ontbeten,
bij den heer geroepen.
„Kan ik nu den uitslag van uw geleerde
overpeinzingen vernemen, mijnheel' „Geor
gibus?" vroeg deze.
„■Mijnheer," antwoordde Georgihus, die
zijn kalmte had teruggevonden en door de
grootte van hel, gevaar genoodzaakt was iets
te bedenken, „ik heb het u gister gezegd,
ik ben gereed u vanmorgen te toonón, dat
mijn wetenschap onfeilbaar is. Ik zou u
den schuldige nu wel kunnen aanwijzen,
maar dat zou ieder mijner vakgenooten ook
kunnen cn 'tzou niet overeenkomen met den
grooten roem van mijn naam. Ik wil, dat
hij in tegenwoordigheid van allen zichzelf
aanwijst; dat hij voor u zijn schuld bekent.
Laat al uw bedienden hier bijeenkomen en
wacht dan af."
Terwijl de bedienden in de kamer kwa
men, had Georgibus uit zijn valies een klein
pakje met zwart poeder genomen. Daarna
verzamelde hij allen om zich heen. Achter
in dc kamer hing oen groote spiegel.
„Mijnheer," sprak Georgibus, „laat do
blinden-sluiten, daarna moet ieder op zijn
beurt langs den spiegel loopen en daar
een kus op drukken. Is dit geschied, dan
worden de blinden weer geopend en dan
zult gij in dien spiegel de trekken van den
schuldige zien."
Men hoorde een algemeen gemompel van
bewondering.
„Wal een knappe man is die Georgibus!"
dacht men.
Toen do blinden gesloten waren, was
een poos alles stil, daarop hoorde men do
stem van Georgibus, die sprak:
»bcgin!"
Allen liepen langs don spiegel cn toen ui t
gedaan was, gaf onze man, na Weer eeni
gen tijd van stilte, het bevel, om de blin
den te openen.
Daar was de zaal dns weer opeens in
het volle licht cn toen zij elkaar aankeken,
begonnen allen -hartelijk to lachen. Zij had
den hun gcheele gezicht vol zwarte stre
pen en viekken.
Georgibus iiad in de duisternis den spie
gel met roet bestreken.
Maar weldra hield het lachen op, want
Georgibus pakte eon lakei, wiens gezicht
geen spoor van zwart vertoonde, bij den
kraag cn sleepte hem voor den spiegel,
zoodat men daarin zijn bleeke, ontstelde
trekken kon zien.
„Hier is dc schuldige 1" sprak hij, den
ongelukkige, die op zijn boenen wankelde,
met den vinger aanwijzende.
Zijn kwaad geweten had den dief aange
spoord voor alle zekerheid den spiegel
tnaar niet te kussen.
„Genade, mijnheer dc markies," riep liij
uit, „genade, ik zul u alles teruggeven, wat
ik gestolen heb."
Georgibus ontving de beloofde beurs.
En allen haastten zicli oen deeltje van
dat onvergelijkelijke hoekje „De Kunst van
Waarzeggen", dal iemand tot zulke daden
in staat stelde, van hem te koopen.
Terwijl ieder in verrukking was over zijn
bekwaamheid, verwijderde onze kwakzal
ver zicli met opgcriclifen hoofde cn den
zak vol geld, zeer voldaan over do wijze,
waarop hij rich. Yan li'jlt te al; gekweten had.
r
i
'p
fa
1$
I
I
Gedrukt ter Drukkerij v. cl. Schiedamsche Courant.
f'
il
,Js
«I
Pi
i
4