5 1 Ik geloof, dat hij een schurk, een bedrie ger cu een dief is in staat tot alles, behalve het zetten van een valsche hand- teekening. Wie is de schrijver?'' Schrijver: „Wol... om de waarheid te zeggen, ben ik het zelf." „Dokter Snijder zal dan toch eindelijk Thekla tot vrouw nemen." „Nu. zij heeft huig genoeg in zijn wacht kamer gezeten." Huisheer„Wat heeft u vannacht op straat een heidcnsch lawaai gemaakt. Had u den huissleutel niet?" Huurden „Jawel, maar het sleutelgat was niet te vinden." Bankier (die zijn eersteling op den arm heeft): „Wat een slimme jongen om zich bankier Goudsteen tot vader uit te kiezen." Rechter: „Wanneer is u geboren?" Vrouwelijke getuige (zwijgt). Rechter: „Is het werkelijk al zoo l;uig geleden, dat u liet weer vergeten is?" De gedachten van een humorist zijn te vergelijken met oen bijenkorfj, die van een salirikus met een wespennest. Gast: „Dus dezen Moezelwijn verkoopt u v'eel?" Hotelhouder: „Verbazend veel! Ik kan er niet genoeg van maken." Tooneelspeelster A.„Wat speelde je goed vandaag! 't Was gewoon uitstekendI" To oneelspeels ter B. (bij zichzelf): „Zou ik werkelijk zoo slecht gespeeld hebben?" EEN BEWIJS. Is dat Jansen niet die daar tot zijn hals in de sloot ligt? Ja, hij is weer dronken. Nu eens roept hij helpdan weeraannemen OP EEN KANTOOR. Ghef. Och, vraag eens even aan mijn heer Penneman, om mijn „De Vries en Te Winkel". Jongste bediende (tot Penneman). Mijn heer, compliment van mijnheer, en of mijn heer De Vries ook in den winkel is? NEDERLANDSCHE WIJSHEID. Schijnt and'ren, wat u krom scheen, recht, Heet niemand daad'lijk dom of slecht. Staring. Men scheldt den tijd voor kort, ja al te snel van gang, En elk zoekt tijdverdrijf is dan de tijd niet lang? Jan Vos. Wie boven zijne macht zich vets derf onderwinden, Zich eyndelycken zal geheel bedrogen vinden. Wie grooter pack op loed als hij verdragen mocht, Stack menighmaal in 't zand, de beenen in de locht. Vondel. Geluckigh- is een vast gemoedt, Dat in geen blijde weelde smilt, En stuvt gelijck een taeye schilt, Den onvermijbren tegenspoct. Vondel. Onsterfelijk is op aaide slechts het schoone, Vermaagschapt zijn alle eeuwen in gemoed. Potgieter. YOOR DAMES. MODE. Voor dames, die haar eigen japonnen maken en voor haar, die ze wel niet zelf maken, maar die toch niet veel geld voor haar kleeren kunnen uitgeven, moeten de modeplaten van dezen winter wel heel ont moedigend zijn geweest. Zij staan vooreen moeilijk vraagstuk goed gekleed te zijn voor weinig geld, terwijl de mode geweldig veel voor garneersel eisoht. De lange mantel, die bijna tot den grond reikt, is een zuinige dracht, want daaron der kan men een oude japon dragenDeze mantels worden nauwsluitend, of alleen in den rug gesloten, of loshangend gedragen. Donker en licht laken ziet men heide, maar het best is donker blauw of bruin te ne men, daar dit niet zoo gauw vuil wordt als de lichtere stoffen en als men ze te somber vindt, kan men ze een beetje op fleuren door fluweelen kraag cn manchet ten. De korte jakjes zijn veel mak kei ijk er te maken dan de lange mantels, een flinke naaister kan die wel zelf maken. Keurig staan bijv. de mantelpakjes van cheviot of laken, waarvan men den rok garneert met biais van dezelfde stof, van boven en van onderen met een wit of gekleurd biesje voormen. Men kan dit biesje van dezelfde kleur nemen als de stof, maar gebruikt er don zij, satijn of fluweel voor. Een kort jakje van dezelfde stof staat hier uitste kend bij. Blauw serge woxdt nog altijd veel geno men; als men dit opmaakt met biais op den rok en er een manteltje bij maakt mot oen vestje van de eer. of andere stof en vergulde knoopten, krijgt men een aardig pak, men kan or natuurlijk in plaats van serge ook cheviot of damcsloken voor ge bruiken. HET MEISJE VAN DEN TIMMERMANSBAAS. Omdat Hilda Frenko haai' hoofd zoo hoog droeg, wen! Lukas Shcrwell verliefd op haar; en om diezelfde reden twijfelde hij er sterk aan, of zij or ooit in zou toe stemmen, zijn vrouw te worden. En dat ondanks zijn groote liefde en zijn goede verdienste als timmermansbaas, Hilda was naaister; zij had een half do zijn aanbidden, die allen bij do minste aanmoediging harerzijds met. hun vraag voor den dag zouden komcu. Maar zij moe digde er geen enkelen rum. Op con nuddag in Mei wachtte Lukas haar op, toen ze van haar werk kwam. „Ik heb je wat lo zeggen, wal geen uit stel kan lijden," sprak hij, en zijn stem klonk schep, hoewel zijn hart zacht was. „Is het zoo belangrijk vroeg Hilda. „Ja, ik wil het nu weten. Ik licb zes maanden lang werk van jo gemaakt en we schieten, niets op. Ik kan je een goed tehuis aanbieden, Hilda, cn ik hou van jc; laten we nu eens een beslissing nemen." Hij wou haar hand nemen, maar zij trok zich terug cn verwaardigde hem niet met een antwoord. Toen zei hij uit verdriet en hoosheid heel wat, waardoor zelfs een bescheidener meisje dan het naaistertje, dat al haar aanbidders op een afstand hield, zich gekwetst zou hebben gevoeld. Toen hij uitgesproken had, keek hij op, ze had een hoogroode kleur en vroeg„Is dat je laatste woord, Lukas Shewell Hij vermande zich. „Mijn laatste woord is; wil je mijn vrouw worden?" Zijn ernst gaf hem een waardigheid, die indruk op haar maakte. „Ik kan het je nu uog niet zeggen, laat mij er nog een week over denken." Lukas vond, dat zij tijd genoeg tot den ken had gehad, maar hij nam wijselijk den olijftak aan. Den volgenden Donderdag zou hij op hetzelfde uur op dezelfde plaats ko men zou zij er dan ook zijn? Hilda knikte bevestigend. „Ik heb je niets andere beloofd," zei ze, toen ze afscheid van hem nam, en wan delde vroolijk voort in den zonneschijn, ze zag er uit als een lentebloem. Lukas had deze week zijn werk in een straat bij Grosvenor Square; dag aan dag dacht hij maar steeds onder zijn. hameren en schaven door: „Zal ze komen?" Hij had te werken in een aardige kinder kamer, waar allerlei platen aan den wand hingen. Een klein" meisje in een zwart jurkje kwam van tijd tot tijd biimenloopen en keek naar zijn werk. Zij was heel bleek en mager, had groote oogen en als ze hem daarmee aankeek, deed ze hem aan Hilda denken; waarom zou hij niet hebben kun nen zeggen, want men kon zich al geen twee grooter contrasten voorstellen dan Hil da met haai' krachtige gezondheid en dit teere kindje. De kindermeid vertelde hem eens in vertrouwen, dat Jane een wees was, die eens heel rijk zou worden, als ze het ten minste zou mogen beleven, en dat ze in 't eind van de week met familie naai- 't Zuiden van Frankrijk zou gaan. De kindermeid, die roode wangen en mooie, donkere oogen had, zuchtte, toen ze de kamer verlietmaar dadelijk daarop hoorde Lukas haai- onvriendelijk tot het kind spre ken in het aangrenzende vertrek. „Wat een gekheid, Jane, natuurlijk doe ik het niet! De rommel wordt verbrand, zooals grootmama gezegd heeft." Daarop hoorde Lukas zacht snikken; wat het dan ook voor rommel was, Jane was er aan gehecht, dat bleek duidelijk. Eindelijk was het Donderdag! Lukas had zijn werk in de kinderkamer ai en zocht zijn gereedschap bijeen, toen bij een zacht stemmetje hoorde. „Timmerman." Opkijkende, zag hij het kind met een pakje in de hand. „Wil u het meenemen?" vroeg ze. „Grootmama zegt, dat mijn oude speel goed weggegooid moet worden, en dc kin dermeid wil Rosalie niet naar huiten bren gen - wi! u het doen?" Zij was nu dicht bij Lukas gekomen cn maakte hot pakje loshet bevatte een vuile wassen pop in een rood jurkje. „Wat moet jk er mee doen, kindje?" „Breng haar naar huiten, als 't u blieft, en begraaf haar daar echt buiten, waar bloemen en boomen zijn. Wil u, timmer man?" „Vandaag?" Lukas aarzelde het was Donderdag.- Hij hoorde voetslappen. Do oogen van het kind vulden zich met* tranen, toen ze hem de pop in de hand gaf. „Zeg het aan nie mand!" smeekte zij. „Ik wil niet, dat Ro salie weggegooid wordt, ik houd zooveel van haar!" „Best, kindje, huil maar niet!" En de pop gleed in Lukas' wijden zak, juist toen de kindermeid aankwam. Lukas kwam dien avond vijf minuten te laat op de afgesproken plaats. Daar stond het meisje zijner keuze, in een grijs japon netje, met blauw opgemaakt. Zijn hart klopte, toen hij zijn hoed afnam, om haar te begroeten. Het leek wel of ze hem niet zag ze liep den anderen kant op. Met een paar stappen had hij haar ingehaald. Toen keerde zij zich om cu toom sprak uit haar oogen. ,,'t Is wat moois!" riep ze, „mij hier vijf minuten te laten slaan wachten. En je vindt mij zeker niet goed genoeg, om jo Zondag- sche jas voor mij aan te trekken „Ik zal jo zeggen, hoe het kwam," be gon hij langzaam. „Zeg het dan een beetje gauw, want het is de laatste keer, dat je mij zie!, dat ver zeker ik je!" Lukas vertelde zijn geschiedenis. Hij was met de tram naar Ealing gegaan, had daar een veldje gevonden cn had de hevelen van bet kind nauwgezet opgevolgd. Daarna was het tc laat geworden om zich te vcr- kleedcn. „Heb je die pop op klaarlichten dag be graven? Ue menschon zullen wel gedacht hebben, dat je gek was!" „Het kind was cr zoo op gesteld. Ik moest mijn woord houden." Er heerechtc een korten tijd stilzwijgen. „Het spijt mij, dat ik jo teleurgesteld heb, mijn lieveling!" „Wie zegt, dat ik jo lieveling ben!" „Dat zeg ik, en ik geloof niet, dat die vijf minuten wachten er een verandering in zullen maken, is 't wel!" Nu keek zo hem aan, en hij zag inbaar oogen do uitdrukking, die hem aan 'tkind deed denken. „Ze zullen deze verandering maken, Lu kas," zei ze, eenigszins haperend, „dat ik altijd dacht, dat ik van je Meld, maar dat ik het nu zeker weet. Jc bont do beste man ter wereld DE KEUS VAN DE GESTUDEERDE VROUW. President, llyde van het Bowdoin Ooilege stelde de vraag; „zijn studecrende vrou wen gelukkiger of ongelukkiger dan an dere monschcn?" en beantwoordde deze vraag aldus: „Als zij blijven vrouwen, die studecren, ea meenen, dat zij daardoor verschillen van anderen, zijn zij de ongelukkigste wezens op aarde; maar als zij vergeten, dat er onderscheid bestaat tusschen haar cu de overige vrouwen en zij al de haar ver leende krachten gebruiken, om zich gelijk te maken aan die overigen, kunnen zij de gelukkigste mensehen ter wereld worden." Dr. Hyde Iiield zijn hoorders twee idealen voor. Het eerste ideaal sluit in„reizen,' kunstindrukken verkrijgen; lezen, voor raad wetenschap verzamelen; artikels schrijven en lezingen houden; propagan da maken en sociale hervormingen be werken," Wee de studecrende vrouw, die de academie verlaat met dit ideaal! Gezegend is de vrouw, die 't tweede ideaal nastreeft „het eenvoudig deelnemer, aan het gewone menschenleven, als een van hen, als een bescheiden kaars, die de haar omringende duisternis verlichtDe eerste plicht der gestudeerde vrouw is te verge ten, dat zij boven anderen staat te wor den een kameraad van allen, die werken." Er zijn teekenen te over, die er op wijzen, dat de gestudeerde vrouw door het heele land de juiste keuze doet; niet door het zoeken van een loopbaan, die van haar doet spreken, maar door werk te vinden juist daar, waar zij thuishoort. De gestu deerde vrouw in een kleine stad komt daar ook hoe langer hoe meer toe. Het is een vaststaand feit, dat hoe meer een waarlijk groote, begaafde natuur zichzelf vernedert ze des te meer verhoogd zal worden. Het is een onbeduidend karakter, een onaangename persoonlijkheid, die zich be ter dan anderen waant en meent hoven hen verheven to zijn. tot zich te trekken, eerbewijzen te ontvan gen, zoo luid van zich te doen spreken, dat de aandacht van de menigte er door getrokken wordt. Hebt ge ooit 'door oen werkelijk beroemd persoon boorcn zeggen, dat roem iets be- gecronswaard is? Hebben ze niet allen ge zegd, dat roem oven weinig waarde lfeeft als een verwelkte krans? hl de „Neuc Illustrirte Zeilung" wordt verteld De weduwe van den onlangs overleden Hertog van Albany wenschte beter te lec- ron schaken; haai' echtgenoot, die heel graag dit spel speelde, had er haar de be ginselen van onderwezen. Een heer 'op leeftijd behoorendo tot een der aanzien lijke schaakclubs,'werd verzocht er de her togin los in te geven. Maar volgens de wet ten van haar schoonmoeder, de koningin van Engeland, moest zij er Hare Majesteit vcilof toe vragenen tegen haar verwach ting in ontving zij het volgend schrijven: „Er is niets ongepasts in, dat ge zoudt loe ren schaken; maar ik vind, dal. er niet aan tc denken valt, dat een vreemde man recht tegenover u zou zitten, door niets dan een schaakbord van u gescheiden." De jonge hertogin moest, dus het spel wel opgeven. WENKEN. Lieve vrouwe-bcdslroo. Lieve vrouwc-bedstroo kan men 's win ters best in een kamer kweeken. Men zet daartoe de plant in den herfst in een pot, plaats dezen in den tuin in of boven'den grond on laat hem daar tot. ongeveer Kerst mis. Do vorst doet deze plant geen kwaad, doch om te voorkomen, dat de pot in do aarde vaslvriesl, is het goed dien met een laagje dorre bladen of zoo iets te bedek ken. Wordt ze nu in de kamer gebracht, dan begint de plant gauw te bloeien. Zo kan beier tegen een matig warm dan een zeer heet vertrek. De onaangename geur uit een koffiekan verwijdert men vooreerst door kokend so dawater. Dan vult men de kau met koud water, waarbij men een weinig mangaan- zure kali voegt en laat ze zoo eeuigen tijd staan. Daarna wordt ze met koud water goed nagespoeld en goed afgedroogd. Wil men deze geur voorkomen, dan moet men de kan altijd open wegzetten. UIT EEN AMERIKAANSClt TIJDSCHRIFT. Ik geloof niet, dat een groote dame met veel wereldkennis, die op de hopgtc is van de wijsbegeerte cn een prachtige opvoeding heeft genoten, iets wetenswaardigs kan ver tellen aan oen flinke, verstandige vrouw, die lniar kinderen heeft opgevoed en haar huishoudelijk werk heeft verricht. Ik be twijfel of een predikster met blanke handjes, tengevolge van het mets-doen, haar kan ouderwijzen cn ik hen zeker, dat zulk een vrouw zonder ondervinding, met een grein tje gezond verstand in zich, het niet zou probeeren ook. De verstandige vrouw, die wezenlijk werk heeft verricht en niet wezenlijk werk meen ik handenarbeid in liaar eigen- liuis en keuken en die kinderen heeft groot gebracht cn daarbij toch nog zicli boven het allcdaagscho weet te verheffen, is hot mooiste voorbeeld van beschaving, zij staat oneindig hooger dan de vrouw van de we reld, die dc beschaafde omgangstaal weet te spreken, maar tot niet veel andera in slaat is. Men moet ergens belang in stellen, om zich gelukkig te voelen, en gelukkig-zijn is, eenvoudig zich in overeenstemming voelen met zijn omgeving. De waarheid hiervan dringt soms plotseling tot u door, hetzij ge bezig zijl met kopjes wasschen of wan neer ge in den tuin loopt en het koren hoort, ruischen, of ziet hou de kuikentjes on der de vleugels der moeder wegschuilen. Als ge u dan een deel hebt gevoeld van het heelal, is dit een openbaring voor u, maar spreek er liever niet over. Om de dingen goed te doen, moet men ze doen, en de manier om iemand te zijn, is iemand te wezen. Het verlan gen naar naam, dat zicli van de vrouwen heeft meester gemaakt, is een akelig ding deze wenschl om do oogen der wereld RECEPTEN Chocolado-boonen. Doe de schil van amandelensmelt wat chocolade, doop iedcren amandel daarin en teg hem op een met boter bestreken blik om af te koelen. Gesuikerde kastanjes. Ontdoe de kastanjes van den bast, leg ze ongeveer een minuut in kokend water, dan zal de schil loslaten; kook ze, tot ze zacht zijn; doe het sap van een citroen in warm water, leg daar ook de gekookte kastanjes in; als ze koud zijn geworden moeten ze drogen en gedoopt worden in Suiker, die men op dc volgende manier heeft klaargemaakt: bij r/e K.G. suiker voege men -'/a L. water cn het goed ge klopte wit van een half ei; zet dit ineen pan op hot vuur; als het kookt, moet men er oen kopje koud water ingieten, maar daarbij mag men niet roeren; dan moet hot nog eens aan de kook worden ge bracht; vervolgens laat men alles staan afkoelen, schept het schuim van boven af en de suiker is klaar om ei' de kastanjes in te doopen, die daarna op een plaat moeten drogen. YOOR KINDEREN. DE KUNST VAN WAARZEGGEN. „Komt, heeren en dames, komt en koopt mijn onvergelijkelijk hoekje over de Kunst van Waar-zeggen. Ik geef het u voor 5 cen ten, één stuiver, want ik wil dat ieder ken nis make met mijn wetenschap, de weten schap van dengrooton Georgibus, doctor in de waarzegkunst, beroemd aan alle ho ven der wereld, van den onnavolgbaren en eenigen Georgibus, die in bet verleden, liet lieden en de toekomst leest, het geheim kent oin goud te maken cn om nooit be dragen te worden." Zou riep, op een verhevenheid staande op de kermis van een kleine stad, een lange man mei vuurrood gezicht, oen lange jas, waarvan de panden tot bijna op den grond hingen, een drielioekigcn hoed op het hoofd, wiens scherpe stem alle andere kooplieden overschreeuwde en oyer de geheeld ker mis heen klonk. Maar de mensc'hen gingen hem onver schillig voorbij. Eri toon niémand bogeerig bleek om zijn prachtig boekje te koopen, stapte hij droevig van zijn verhooging af. ■Nadat hij zich met een buitengewoon grooten zakdoek het gezicht had afgeveegd, streelde hij zijn hond, een mager, zwart harig diertje, dat om hem heen sprong. „0! mijn arm Zwartje I" sprak hij treu rig. „De tijden zijn hard en de wereld is ondankbaar. Dat zal vanavond weer een zuinig maaltje geven." „Wie weet, vriendje?" sprak een goed gekleed man, .die hem ecnigc minuten had gadegeslagen en izijn opmerking 'had ge hoord, „wie .weet? Dc fortuin is ons soms gunstiger gestemd .dan wij het vermoeden en ik maak mij sterk, u vanavond een goed maal en een ruime belooning tc lje- zorgen. Gij .moet daarvoor mot. mij mcpga;ni naar een .rijken heer, in wiens dienst ik beu en Mem zeggen, wie de dief is, die onlangs bij hein heeft gestolen. Kunt gij dit doen „Mijnheer," verkhiaHe .Gcorgihus met waardigheid, „uw twijfel is voor mij oen beloediging, wantik durf beweren, dat mijn gelijke in He kunst van - waarzeggen niet gevonden wordt. Stel mij op de proef en gij zult er over kunnen oordeelen." ,,'t Is .goed, ga dan maar met mij mee." Georgibus kwam.met zijn leidsman in een prachtige woning, waar hij zich weldra lie- vond in tegenwoordigheid van deri lieer des huizes, een ,man van hooge, trotsche ge stalte, die, .nadat hij oven met gijn bediende 1 gesproken bad, tot den kwakzalver zei„Of- |J1 schoon ik niet veel vertrouwen stel in men sc'hen van .uw soort, wü ik uw kennis toch op de proef stellen, maai- op deze voorwaardeals ge slaagt, ontvangt ge doze beurs; maar als ge mij den dader niet kunt aanwijzen, zal ik u evenveel stokslagen la ten toedienen als er guldcars in dc beurs zijn en dat zijn er veel nicer dan honderd. Vindt ge dit goed?" 1 „Mijnheer," antwoordde onze kwakzalver eerbiedig buigend, „mijn wetenschap enken- nis staan tot, uw beschikking. Laat mij cenigc uren nadenken en dan zal ik u morgen den schuldige aanwijzen." „Afgesproken," sprak de heer. „Zorg er voor, dal liet rife zen man aan niets -onl- breko," ging hij voort, zich tot .zijn be diende wendend, „en laat mij morgon waar schuwen, als hij klaar is.. Wij zullen hem dan de beloofde belooning of straf doen toekomen." Men gaf Georgibus een weelderig inge richte kamer, waar hom een ovcivloedig maal werd gebracht. Toen zijn honger ge stild was, begon de kwakzalver, ia een zachten leunstoel gezeten, er eens over na Ie denken, lioe hij zich uit 'deze moeilijk heid zou redden. Als hij dacht aan de beloofde stokslagen, kromde hij den rug en trok de afgrijse lijkste gezichten, terwijl hij tot, Zwartje sprak, die hem stond aan te kijken: „Ik zal morgen misscMen geen lieel pret tige verrassing hebben. Maar ik kan er niets aan doen en moet maar afwachten." Toen liet laat werd, ging hij naar bed en zijn onbezorgde natuur liet hem toe, heer lijk rustig te slapen. Den volgenden morgen om tien uur werd Georgibus, nadat hij heerlijk had ontbeten, bij den heer geroepen. „Kan ik nu den uitslag van uw geleerde overpeinzingen vernemen, mijnheel' „Geor gibus?" vroeg deze. „■Mijnheer," antwoordde Georgihus, die zijn kalmte had teruggevonden en door de grootte van hel, gevaar genoodzaakt was iets te bedenken, „ik heb het u gister gezegd, ik ben gereed u vanmorgen te toonón, dat mijn wetenschap onfeilbaar is. Ik zou u den schuldige nu wel kunnen aanwijzen, maar dat zou ieder mijner vakgenooten ook kunnen cn 'tzou niet overeenkomen met den grooten roem van mijn naam. Ik wil, dat hij in tegenwoordigheid van allen zichzelf aanwijst; dat hij voor u zijn schuld bekent. Laat al uw bedienden hier bijeenkomen en wacht dan af." Terwijl de bedienden in de kamer kwa men, had Georgibus uit zijn valies een klein pakje met zwart poeder genomen. Daarna verzamelde hij allen om zich heen. Achter in dc kamer hing oen groote spiegel. „Mijnheer," sprak Georgibus, „laat do blinden-sluiten, daarna moet ieder op zijn beurt langs den spiegel loopen en daar een kus op drukken. Is dit geschied, dan worden de blinden weer geopend en dan zult gij in dien spiegel de trekken van den schuldige zien." Men hoorde een algemeen gemompel van bewondering. „Wal een knappe man is die Georgibus!" dacht men. Toen do blinden gesloten waren, was een poos alles stil, daarop hoorde men do stem van Georgibus, die sprak: »bcgin!" Allen liepen langs don spiegel cn toen ui t gedaan was, gaf onze man, na Weer eeni gen tijd van stilte, het bevel, om de blin den te openen. Daar was de zaal dns weer opeens in het volle licht cn toen zij elkaar aankeken, begonnen allen -hartelijk to lachen. Zij had den hun gcheele gezicht vol zwarte stre pen en viekken. Georgibus iiad in de duisternis den spie gel met roet bestreken. Maar weldra hield het lachen op, want Georgibus pakte eon lakei, wiens gezicht geen spoor van zwart vertoonde, bij den kraag cn sleepte hem voor den spiegel, zoodat men daarin zijn bleeke, ontstelde trekken kon zien. „Hier is dc schuldige 1" sprak hij, den ongelukkige, die op zijn boenen wankelde, met den vinger aanwijzende. Zijn kwaad geweten had den dief aange spoord voor alle zekerheid den spiegel tnaar niet te kussen. „Genade, mijnheer dc markies," riep liij uit, „genade, ik zul u alles teruggeven, wat ik gestolen heb." Georgibus ontving de beloofde beurs. En allen haastten zicli oen deeltje van dat onvergelijkelijke hoekje „De Kunst van Waarzeggen", dal iemand tot zulke daden in staat stelde, van hem te koopen. Terwijl ieder in verrukking was over zijn bekwaamheid, verwijderde onze kwakzal ver zicli met opgcriclifen hoofde cn den zak vol geld, zeer voldaan over do wijze, waarop hij rich. Yan li'jlt te al; gekweten had. r i 'p fa 1$ I I Gedrukt ter Drukkerij v. cl. Schiedamsche Courant. f' il ,Js «I Pi i 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 10