1 1 1 gen, die heel ernstig liet stuk doorlas en het daarna den componist teruggaf. Ru/' vroeg 'deze, „hoe vindt u liet?" Verbazend I" riep Rosenthal uit. „Gij zijt de eenige man, die in staat 'is een heel stuk te „schrijven zonder een enkele ge dachte," EER LANGE WANDELING. Zeker professor was een van de goed- hartigsle, maar ook een van de afgotrok- ïensle menschen ter wereld. Onlangs be zocht hij zijn getrouwden neef, wiens vrouw opgetogen was over haar eersteling. De pro fessor liet al de verhalen over diens bui tengewoon verstand en groolo vlugheid over zich heengaan. Eindelijk begreep hij, dat hij iets moest zeggen, om zijn hclangslol- jnw te tooncn. „Kan hot vcnljo al loo pen?" vroeg hij vriendelijk. „Loopen," ant woordde de verrukte moeder. „Tlij loopt al zes maanden." „Wel lieve hemel I" riep de professor uit, die weer lot zijn gewone af getrokkenheid was vervallen. „Wat een eind zal hij dan al afgelegd hebben." de draagster slank te doen schijnen. Een rand fluweel met goudborduursel kan op do mouwen en het boordje gezet worden. Werkelijk verhoogt dit garneersel de schoon heid van hot bont en dat beetje goud in het garneersel slaat sommigen dames bizon der goed. Do mouwen van de bonten mantels zijn dit jaar van middelmatige wijdte, rnaarop den schouder worden ze vrij wijd gemaakt. Sealskin is voor de moesten te kostbaar, maar onder de goedkoopere bontsoorten zijn er wel, die er op lijken cn daardoor goed kleeden. De echte sealskin mantels zijn in don regel eenvoudig, maar men maakt toch ook van dit prachtige bont wel gegar neerde mantels. Een sluitend jakje, dat juist tot de heupen reikt, woidt zoo ge maakt, dat het van voren niet geheel,sluit, en een Iluuweelen of satijnen vest vertoont. Zijden galon en kleine knoopjes versieren mouwen en kraag. Het staat heel goed cn men kan het evengoed van laken of flu weel als van bont maken. WEL WA.T MOEILIJK. Iemand, die een paar schoenen gekocht fead en niet van huis kon, schreef aan den schoenmaker, dat zij veel te eng wa ren. Jlij ontving bej volgende briefje iWelEd. ,Heer. U WolEd. klaagt, dat de schoenen te eng zijn, dat is dikwijls, WolEd. heer, mot schoenen het geval, en wel met nieuwe schoenen. Doch, WelEd. heer, dit is gauw verholpon. UEdele gelieve dezelve niet aan (e trekken voordat UEdele ze een paar da gen gedragen hebt. DAT KOMT ER BIJ. Theaterdirecteur. In hot laatste bedrijf moet iemand naar het schavot geleid wor den, wilt u die zwijgende rol spelen? Figurant. Jawel, als ik maar een flink galgemaal krijg. EENi ZETFOUT. Tot zijn ontzetting las dezer dagen de groote schrijver Van Lecmdal, aan wicn voor het Zondagsnummor van een nieuw ojpgericht blad een kernachtig artikel ge waagd was, boven zijn stuk met groote letters „Hoe oude wijven worden open- gescheurdl" Hij had geschreven: „Hoe oude wonden worden opengescheurd 1" ONBRANDBAAR. Is 'twaar, dat de nieuwe lucifersfabriek afgebrand is? Ja, heelemaal, behalve do lucifers, die wilden absoluut niet branden. KERSTGEDACHTEN. ■t h n n g n t- n 1- x ij o n it ij ,e n it 31 n n Wij edelingen blij van geest, Ter "kerke gaan op 't hoogc feest, Den eerstgeboren Heiland groeten En knielen voor de kleene voeten Van 'tKind, waarvoor Ilorodes vieost. Vondel. De kribbe, Hem een wieg verstrakt, Die 't aardrijk mot "den hemel dckl, En ellek dier bestelt zijn voeder. En ellek dier bestelt zij voeder. O Kind, Gij zijt gelijk Uw moeder, Met pracht, noch lioovaardij bevlekt. Vondel. Fiat Lux! De zonno, ontembaar, Zegepraalt; de neve' zwicht, Onverwinlijk is de Waarheid, Onverheor,baar is het Licht! Guido Gezclle. De hemel heeft het kloen verkoren; Al wie door ootmoed wordt herboren, Die is van 't hemelscbe geslacht! Vondel. Tot een woning der Godheid is ons ver stand te eng; voor deze is slechts ons hart Mn waardig huis. Het boozc heeft reeds zoo lang op de sarde gewoond en de engelen niet verdre ven; het zal ook nu niet zegevieren nu "iet cn nooit. "Wallis. Verwonnen is Üe duisternis! Verwonnen zij de dood, en al Dat duislemissc of hoosheid heet Door '1 Licht van U, Die 't allerlijd Verwinnende, onverwonnen zijt. Gezolle. VOOR DAMES VERZOENp, „ik zal natuurlijk eerst zorgen, dat goed en wel in Red Grange gevestigd bent,' sprak hij pp een toon, die niets had van Hugh Strathearns gewone prettige manier van spreken. „Ik heb met Jeffrey aJ alles besproken, hij zal je iedere maand je geld zonden, en je schrijft maar aan hem als je soms meer noodig hebt." „En jij?" sprak zijn vrouw op onverschil ligen toon. „Wat ga jij doen?" „Ik dacht, dat je 'daar geen belang in stelde,antwoordde Slratheam korüxf. „Maar, als je het wilt weten, ik ga Maan dag met Morford naar Marocco, Wij wilden daar beiden gaarne heen." Kathleen Strathearn leunde tegen de kus sens van den waggon, en wikkelde zich in haar bont, terwijl zij haar oogen sloot, alsof zij wou gaan slapen. Maar zij sliep niet. Haar geest was te veel bezig. Zij was twee jaar met Jlugh Strathearn getrouwd geweest, en morgen zouden zij voorgoed van elkaar' gaan. Ze waren het er heiden over eens, dat dit het beste was. Zij pasten niet hij elkaar. Strathearn was ernstig en bedaard, en tien jaar ouder dan zijn jonge vrouw. Kathleen, de arme lersclie wees, die hij uit haar ongezellig tehuis bij een tante tot zicli had genomen, hield van vroolijkheid on leven .om zich heen. Strathearn had geen slag gehad om met haar om, te gaan; hij was hard en onbuigzaam geweest, waar hij zacht en overredend had moeten zijn. Nu was hot einde daar. Een hevige twist over een van Kathleens vriendinnen, die niet in Strathearns smaak viel; een harts- lochtclijko uitval van Kathleen, waarin zij verklaarde, dat zo in haar huwelijk nog geen gelukkigen dag had gekend; Strathearns koele verzekering, dat, als zij vrijheid verlangde, hij bereid was, haar die te ge ven; en het tweejarig huwelijksleven was len einde. Het was de dag vóór Kerstmis, maar geen van heiden had daaraan gedacht. Het was heel koud cn het sneeuwde, terwijl de trein voortstoomde naar Red Kathleens toekomstige woonplaats. Kathleen was nu werkelijk in slaap ge vallen en Strathearn keek naar haar met een harde, koude uitdrukking in zijn oogen, Zij was een mooi vrouwtje, ze zag er lief cn zacht uit en niemand zou gedacht hebben, dat zoo'n onbuigzame wil en zulk een moeilijk humeur achter die zacht-blauwe oogen huisden. Plotseling voelde men een hevigen schok Kathleen opende verschrikt haar oogen. Na nog een paar geweldige stooton stond de trein stil. Slratheam stak zijn hoofd uit het raam pje, sprong toon uit den waggon, omdat hij den conducteur langs den trein zagloo pen. Het was al bijna donker en de sneeuw viel in dichte vlokken. Hij kwam gauw terug, „De trein kan niet verder door de sneeuw, het zal uren duren, voor men zich een opening er door heel! uitgegraven. Wc zul len naar Skarleigh moeten loopen, dat is een afstand van 3 K.M. on ik ken den weg. Daar kunnen we den trein van 6.30 nemen; anders komen we vanavond niet meer in Red Grange. Laten we dus maar in eens op weg gaan. Kathleen was ontsteld on had lust om in tranen uit to harsten, maar zij verza melde al haar moed cn hield zich flink Strathearn zei op koelen toon, dat zij zich Grange, MODE. Verleden jaar wcxrlen er veel bonten man tels gedragen, maar dit. jaar zal men ze Weer dan ooit zien. Men heeft ze evenals de lakenscbe mantels in verschillende mo dellen lang, halflang en kort; los, half- •W- geheel sluitend. Sabelbont, sealskin en chincliilla zijn voor de gelukkigen voor wie tgold or niet op aankomt; terwijl wezel andere soorten ook goed voldoen. De lust tot garneeren hoeft zich ook tot "ent uitgebreid, zoodat bonten mantels ook tersierd worden. Heel mooi is een half- 'u'ge mantel van sabel- of wezelbont, los ïrm de schouders afhangend, maar bij het middel sluitend gemaakt, juist geuoeg om haar 'de kracht en ze viel op haar knieën. „Ik kan niet verder," klaagde zij. „Laat mij hier maar liggen en ga alleen verder, ik zal wachten tot je mij h\er met een rijtuig komt halen." „Je zou (lood zijn, voor ik in Skarleigh was!" riep hij bijna ruw uit. „Ne,en, er is maar één ding, dat ons kan helpen ik moet je dragen. We zijn nog maar 1% K.M. van Skarleigh af, ik kan het dus ge makkelijk idoen." „Neen, neen," bracht zij hier zwak te gen in, maar Slratheam sloeg daar geen acht op, nam haar als een kind op zijn aimen en liep zwijgend voort. Hij was forsch gebouwd cn krachtig. Kathleen was klein en licht. Maar toch was het zwaai- loopen met zulk een last door de sneeuw en zelfs hij kon het haast niet volhouden. Hij wilde haar een oogen blikje neerzetten, maar toen hij naar haar keek, zag hij, dat ze in slaap was gevallen! Ilij hep dus maai- dooi-, Skarleigh werd al zichtbaar; hij kon de kinderen er al hun Kerstliederen hooren zingen. Hij liep nu maar voort, hij had een branderig gevoel in de keel; hij kon de oogen haast niet open houden en zijn knieën knikten onder hem. Juist toen hij vlak hij Skarleigh was, begaven hem. zijn krachten. Hij struikelde, wankelde en viel bijna, maar wist zich nog op de heen te houden en stond een oogen blik stil om adem te scheppen. Kalhleen bewoog zich in zijn armen. „Zet mij neer, Hugh," zei ze. Hugh deed het. De sneeuw viel zoo dicht als ooit, het was geheel donker om hen heen, alleen de lichten van Skarleigh, die ze voor zich zagen, namen iels van de duisternis weg. Kathleen stak haar hand onbedekt, maar heel warm uit en raakte die van haar man aan. „Hugh, heb je mij den heelen weg over gedragen?" „Ja, we zijn vlak bij Skarleigh," ant woordde hij. Zijn stem klionk heescli en Kathleen hoorde er de vermoeienis uit, toen hij moeilijk ademhaalde. „Tegen dien storm in en terwijl ik sliep, Ilugh? Hoe goed van je!" „Ik kon niet anders doen," zei Strathearn de woorden waren niet vriendelijk, maar hij was zijn stem niet meester. Hij voelde nog haar hoofd op zijn schouder. „Maar hoe zou het met mij gegaan zijn, als je niet hjj mij was geweest? Ik zou in de sneeuw zijn omgekomen," zei Kathleen bevend. Er heerschte een oogenblik stilte, en toen kwam ze naar hem toe en stak haar heide handen in de zijne. „Hugh ik weet niet hoe ik zonder jou zal kun nen leven." Hij antwoordde niei, maar ademde diep en z v. aar. Op dat oogenblik kwamen de Kerstlie deren-zangers vlak hij hen. Zij konden woord voor woord verstaan van do mooie, oude hymne: Hoor de engelen zingen Ter eere van onzen pas-geboren Koning! Vrede op aard, en welbehagen in menschen, God en zondaren verzoend. Kalldeen snikte. Zij kwam nog dichter hij haar man en langzaam, ietwat schuw, Irok zij zijn hand naar zich toe tot zijn arm om haar schouders was geslagen. „Hugh het is Kerstavondl Zouden wij ons ook niet kunnen verzoenen? Ik heb zoo'n berouw over al het gebeurde 1" Ilij sloeg zijn armen geheel om baarbeen en drukte haai' aan zijn hart. De sneeuw viel dicht op hen neer, maar het scheen hun niet te deren. Eindelijk hief Kathleen haar jjelaat op, er lag een glimlach op, schoon haar man dien niet kon zien. „Ga je nu niet met Morford naar Ma rocco, Hugh?" fluisterde zij. lijk bij iederen schrijver verschillend. Ik ge loof niet, dat het onze hersens zijn, die als scheppende kracht werken. Het schijnt mij toe, Rat die slechts dienst doen als een toestel, dat indrukken ontvangt en overbrengt. Wij zeggen, misschien bij in tuïtie: „ik heb een idee gekregen", of „daar krijg ik een idee". Ja, de gedachte komt tot ons van buiten af.Dat is mijn oA'erluiging. De gegevens, noodig voor liet scheppen van een werk, worden ons soms op de meest onvoorziene, de meest ver rassende wijze verstrekt. De modellen ko men herhaaldelijk binnen onzen gezichts kring als om ons in slaat te stellen ze boter weer te geven. Kunstenaars, geleer den en letterkundigen worden allen op de zelfde wijze geholpen." Zoo schrijft Pierre de Coulevain in haar prachtig, voel gelezen werk „Siu- Ia Bran che", dat onder den niet zeer gelukkigen titel „Op den Tak" ook in onze taal ver schenen is. Dc gedachte trof mij, omdat ik die vroeger ook eens, door mevrouw BeecherSlowe uitgesproken, had gevon den. Ik schreef deze regels dus over en kreeg daardoor de gelegenheid, het boek te noemen, voor wie er misschien nog geen kennis mee maakte, 't Is een goed teeken, dat boeken als dit en Jörn Uhl (die overi gens niets met elkaar gemeen hebben, dan dat uit heide spreekt een geest van-levens- lust, van ingenomenheid met de menschen en het leven, ondanks al het gebrekkige dat or in gevonden wordt) zoo algemeen gelezen worden. Er spreekt geloof, een vast verhouwen uit beide boekendaardoor wer ken ze versterkend, op ons, die gevaar loo pen door zooveel andere werken uit den tegen'woordigen tijd een verslappcnden in vloed jto ondergaan. RECEPTEN. Plumpudding. Vermeng s/s K.G. reuzel met 3/s 'K.G. broodkruimels pn J/t K.G. meel, doe daar bij Vi K.G. krenten, i/2 K.G. rozijnen, i/g K.G. oranjeschillen en i/s K-G. citroenschil len, een halve nootmuskaat fijngeraspt; roer daar 8 geklopte eieren door, en meng het goed dooreen; plaats dit in een met boter bestreken vorm, die goed gesloten en in een doek gewikkeld wordt, en laat het zoo zes tmr koken in een pan mei water. Kerstpudding. Laat een half doosje gelatine een half uur in een kopje water staan smelten; maak een halven L. melk heet, en los er dan een kopje suiker en 50 Gr. chocolade in op. Zet een kopje vol rozijnen, een ander met krenten, een half kopje citroenschillen, een theelepeltje kaneel en een met kruid nagelen in een beetje warm water op hel fornuis, om zacht te worden en op te wel len. Als de melk en chocolade goed door een zijn gemengd, wordt het mengsel over de gelaline uitgestorL en in een vorm ge goten. Zoodra het stijf begint te worden, moeten de rozijnen enz. er door wor den geroerd. Nu moet alles in den vorm blijven staan tot het stijL is. Leg het dan op een schotel, versier het met geslagen room en leg er een rand hulst omheen. DE HERTOGIN VAN ALBANY. De Hertogin van Albany, die uiterlijk veel op haar zuster, koningin Emma, lijkt, heeft ook in haar karakter veel overeen komst met deze. Door haar huwelijk een inwoonster van Engeland geworden, heeft zij zich in korten tijd do liefde van het Engelscho volk verworven door haar pret tige opgewektheid en haar liefdadigheids zin. Maar hooveel ze ook doet voor de armen en tot instandhouding en verbete ring van ziekenhuizen, zij verwaarloost nim mer, zooals zooveel andere weldadige da mes, de belangen van haar eigen huishou- goed in moest pakken, hielp haai uit den z;j VOC(](j0 )iaar )joidG kinderen, een waggon en wees haar den weg, dien zij moesten gaan. Het was een lange, rechte weg, geheel met sneeuw bedekt; de sneeuw maakte het onder het vallen 'donker om hen heen. (Stralhearn liep flink door en Kathleen pro beerde hem hij te houden; maar eindelijk viel zij neer, uitgeput door het zware loo pen in de dikke sneeuw. „Neem mijn aim," sprak haar man koel, vormelijk. Kathleen deed dit. En zoo liepen zij voort. Het werd al don kerder en eindelijk was het volkomen nacht. De sneeuw' viel steeds dichter, er was een Scherpe wind opgestoken, die hun de vlok ken in het gezicht joeg. Kalhleen kon haast niet meer voort. Toch moest ze maar verder. Ze voelde zich zoo vermoeid, dat ze een paar maal struikelde.* Strathearn stak dan zijn hand uit, om haar te steunen maar trok die dadelijk daarna weer terug. Kathleen liep werktuiglijk verder, maar eindelijk begaf jongen en een meisje, met do grootste zorg en liefde op; en nu heeft do hertogin,in de volle kracht van het loven, de genoeg doening do vruchten te zien van het goede zaad, door haar uitgestrooid. Haar zoon, de jonge grootherlog Karei Eduard van Co- burg, doet zijn. moeder alle eer aan. Hij is aangenaam in den omgang en zeer ont wikkeld, beseft ten Volle zijn verantwoor delijkheid, hij is in één woord een zoon waarop iedere moeder trotsch zou zijn. Wat prinses Alexandra van Teek aangaat, haar kennen wil zeggen haar liefhebben; zij heeft heizelfde goede hart, denzelfden vroolijken lach, denzelfden lust om nuttig bozig te zijn als haar moeder. EEN AANHALING UIT „SUR LA BRANCHE". „Ik heb getracht, in mij rplf het ont staan van een roman na te gaan. Het is bijna onmogelijk, zich rekenschap te geven van het wordingsproces en het is natuur- YOOR KINDEREN. DE DWARSFLUIT. „Moab, MoabI" Het heldere,, stemmetje van Daisy klinkt door het groote huis als het geluid van een vogel. üe plantage is groot en driejarige been tjes kunnen er hun onderzoekingen niet ver in. uitstrekken. Daisy blijft met een rose vingertje in haar rose mondje stilstaan en er vertoont zich een rimpel op het gladde voorhoofdje. Wat! Is hij daar niet? Komt hij niet dadelijk toeloopen op de stem van zijn vors tinnetje? Hij is Moab, de Indische jongen, dien mijnheer Cover, Daisy's vader, heeft belast met het oppassen van zijn grootsten schat: zijn dochtertje. Wat een rare kindermeid, zal je zeggen, een Indische jongen van twaalf jaar! Ja, maar een jongen, wiens zwarte, zach te, oplettende oogen altijd op het kind ge vestigd zijn. Kate, de echte kindermeid, kent dien wakenden, beschermenden blik wat goed! Bij Moab is Daisy veilig! En er is op die groote plantage vlak bij het bosch, waarin nog tijgers .leven, wel iemand noo dig, die op haar let. Wil je wel geloovcu, dat gisternacht een van die vreeselijke die ren een kind uit den omtrek verscheurd heeft? Mijnheer Cover is dan ook met al de mannen van de plantage naar het bosch gegaan, om het dier te dooden, vastbeslo ten om niet terug te keeren, voor het dier geschoten is. Daisy denkt niet aan tijgers, zij vermoedt er zelfs het her' m niet van Zij denkt er al) - aan, dat haar vriend niet komt! „MoabI Moab!" herhaalt zij, ongelukkig, met bovendo lipjes, gereed om te gaan huilen. Gelukkig! Nu hoeft Moa.li haar gehoord. Ilij komt vlug aanloopen. Wat heeft hij in de hand? O, zijn dwars fluit, dat grappige muziekinstrument, waar op een Engelschinan hem heeft leeren spe len. Hij had die al een paar dagen ver geefs gezocht. Om de waarheid te zeggen: Kate had de fluit van Moab verstopt fle fluit, die na Daisy de grootste vreugde van zijn le ven uitmaakt. Kate -kon liet geluid van het muziekinstrument, niet uitstaan. ,Het werkte op haar zenuwen en zij zou hem wel altijd willen vragen, om op te hou den, zoodra hij begon te spelen. Maar Daisy houdt veel van de fluit. Die grappige muziek doel haar tranen lachen, „Toe gauw," beveelt zij Moab op den loon van een bedorven kind, „speel nou gauw." Kalo verzot zich daartegen. „Maar, Daisy, het is tijd om te gaan sla pen; je moet naar je kamer gaan, lieve ling." Dc lieveling is wel wat hang voor de slrcnge Kate. Zij durft niet tegenspreken cn gaat langzaam de trap op, onophoude lijk omkijkend, om Moab kushanden too te werpen, die haar met de oogen volgt. Moab is onder 'de veranda blijven staan met (le fluit in de hand Ilij heeft geen lust meer om te spelen, nu Daisy er niet is, om naai' hem te luis teren. Hij gaat naar het boschom te wachten, lot zij weer wakker is, om aan haar jp denken, het kleine meisje, wier blonde haar wat zonneschijn brengt in zijn leven. Moab is een wees; en al de warme liefde zijner twaalf jaren geeft hij aan Daisy. Daisy denkt ei' niet aan, dat zij het ge luk van haar vriendje uitmaakt. Neen, daaraan denkt zij nietl Zij slaapt maar ruslig in haar helderwitte kinder kamer. Aio ah heeft bloemen in het bosch ge pluktbloemen voor Daisy. Plotseling siddert liijhij hoort een geluid van ritselende bladeren! Hel is de achter volgde tijger, die langzaam uit het dichte hout komt aanstappen en naar de woning gaat. Bleek van angst volgt Moab al de bewe gingen van het dier. Hoe zal hij er aan ontkomen? Dan schiet hem eensklaps een vreeselijke gedachte tc binnen. Hot huis is leeg, bijna al de mannen zijn op de jacht. Kate alleen zil in Daisy's kamertje hij het slapende kind. Daisy! de tijger 1 Moab is verstijfd van schrik: Daisy be vindt zicli in het vroeselijkste gevaar! Niet aan. zichzelf 'denkend, snelt Moab langs een dwarsweg naar het huis. Wat schijnt die weg hem lang! En die hevige angst, die zijn keel toeknijpt en zijn bewe gingen verlamt Daar is eindelijk de galerij, de trap, Daisy's kamer, waarvan de deur helaas open is Wat een vreeselijk schouwspel wacht daar Moab Kale ligt halfdood van schrik op don grond; en Daisy ligt in haar bedje met een kleur van 't slapen en verwarde haren nieuwsgierig naar den tijger te kijken, die gereed slaat, zich op haar to werpen! Met één sprong staat Moab voor het kind, en beschermt haar met zijn lichaam Maar mot welk een wanhoop bedenkt hij, dat hij niet in staat zal zijn, om haar 'te verdedigen! En Daisy moet gered wor den, dat moet. Moab kijkt om zich heen naar een wa pen om haar te verdédigen. Zijn blik valt op de fluit, die hij nog altijd in de be vende hand houdt. De fluit! Heeft IN hooren zeggen, dat die scherpe tonen wilde dieren doen verschrikken? i En zijn vrees onderdrukkend, zijn lip pen dwingend, speelt Moab, speelt hij wan hopig voort. En werkelijk, de tijger staat, nadat hij een dof gebrom heeft laten hoo ren, een oogenblik stil en schijnt te aar zelen Moab speelt maar door en de tijger keert zich wat om. Geen twijfel meer, hij gaat verschrikt achteruit. Moab volgt hem stap voor stap, het huis uit, den tuin door, in het bosch.... Een groote vreugde vervult zijn hartde vreugde van liaar Daisy gered te hebben Maar wat overvalt hem daar plotseling een gevoel van moeheid Zijn ledema ten worden zwaar, zijn droge lippen wei geren verder geluid voort te brengen. En de tijger is op twee stappen afstand van hem. ,Het kind weet wel, dat hot metbem gedaan zal zijn, zoodra hij niet muziek- maken ophoudt En toch kan. hij niet meer spelen. Neen, hij kan niet meer, zijn krachten begeven hem. Dan laat hij zich op het mos val len en wacht tot het vreeselijke becsthom zal verscheden. Zachtjes prevelen zijn lippen nog„Daisy, Daisy 1" jag ere, die uit het bosch tijger zagen en op hem Pingl Pangi Dat zijn de komend, den schoten. Gered! Moab is gered! En welk een toekomst wacht he,m Mijnheer Cover, tol tranen geroerd over de toewijding van het kind, neemt hem als zoon aan. Moab zal Daisy nooit meer verlatenJlij zal in een lieven familie kring opgroeien. En de fluit? Dc fluit wordt als een kostbaar stuk be waard, en zelfs door Kale niet eerbied be schouwd. Later zal men aan Daisy vertel len, in welk gevaar zij verkeerd heeft, en zij zal ook met 'dankbaarheid denken aan dat eenvoudig muziekinstrument, waarmee haar vriend baar leven bedde. mztmvmaaaaam 11 i J I' ll f 1* f 11 J d i- x\ i js d i. P Ai n V t i ij n >t ir ii )- 3- i- is Vti. je Unnu tl AW ntftlT lllfMA mi

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1905 | | pagina 11