1
1
1
gen, die heel ernstig liet stuk doorlas en
het daarna den componist teruggaf.
Ru/' vroeg 'deze, „hoe vindt u liet?"
Verbazend I" riep Rosenthal uit. „Gij zijt
de eenige man, die in staat 'is een heel
stuk te „schrijven zonder een enkele ge
dachte,"
EER LANGE WANDELING.
Zeker professor was een van de goed-
hartigsle, maar ook een van de afgotrok-
ïensle menschen ter wereld. Onlangs be
zocht hij zijn getrouwden neef, wiens vrouw
opgetogen was over haar eersteling. De pro
fessor liet al de verhalen over diens bui
tengewoon verstand en groolo vlugheid over
zich heengaan. Eindelijk begreep hij, dat
hij iets moest zeggen, om zijn hclangslol-
jnw te tooncn. „Kan hot vcnljo al loo
pen?" vroeg hij vriendelijk. „Loopen," ant
woordde de verrukte moeder. „Tlij loopt al
zes maanden." „Wel lieve hemel I" riep de
professor uit, die weer lot zijn gewone af
getrokkenheid was vervallen. „Wat een
eind zal hij dan al afgelegd hebben."
de draagster slank te doen schijnen. Een
rand fluweel met goudborduursel kan op
do mouwen en het boordje gezet worden.
Werkelijk verhoogt dit garneersel de schoon
heid van hot bont en dat beetje goud in
het garneersel slaat sommigen dames bizon
der goed.
Do mouwen van de bonten mantels zijn
dit jaar van middelmatige wijdte, rnaarop
den schouder worden ze vrij wijd gemaakt.
Sealskin is voor de moesten te kostbaar,
maar onder de goedkoopere bontsoorten zijn
er wel, die er op lijken cn daardoor goed
kleeden. De echte sealskin mantels zijn
in don regel eenvoudig, maar men maakt
toch ook van dit prachtige bont wel gegar
neerde mantels. Een sluitend jakje, dat
juist tot de heupen reikt, woidt zoo ge
maakt, dat het van voren niet geheel,sluit,
en een Iluuweelen of satijnen vest vertoont.
Zijden galon en kleine knoopjes versieren
mouwen en kraag. Het staat heel goed cn
men kan het evengoed van laken of flu
weel als van bont maken.
WEL WA.T MOEILIJK.
Iemand, die een paar schoenen gekocht
fead en niet van huis kon, schreef aan
den schoenmaker, dat zij veel te eng wa
ren.
Jlij ontving bej volgende briefje
iWelEd. ,Heer.
U WolEd. klaagt, dat de schoenen te
eng zijn, dat is dikwijls, WolEd. heer, mot
schoenen het geval, en wel met nieuwe
schoenen. Doch, WelEd. heer, dit is gauw
verholpon. UEdele gelieve dezelve niet aan
(e trekken voordat UEdele ze een paar da
gen gedragen hebt.
DAT KOMT ER BIJ.
Theaterdirecteur. In hot laatste bedrijf
moet iemand naar het schavot geleid wor
den, wilt u die zwijgende rol spelen?
Figurant. Jawel, als ik maar een flink
galgemaal krijg.
EENi ZETFOUT.
Tot zijn ontzetting las dezer dagen de
groote schrijver Van Lecmdal, aan wicn
voor het Zondagsnummor van een nieuw
ojpgericht blad een kernachtig artikel ge
waagd was, boven zijn stuk met groote
letters
„Hoe oude wijven worden open-
gescheurdl"
Hij had geschreven: „Hoe oude wonden
worden opengescheurd 1"
ONBRANDBAAR.
Is 'twaar, dat de nieuwe lucifersfabriek
afgebrand is?
Ja, heelemaal, behalve do lucifers, die
wilden absoluut niet branden.
KERSTGEDACHTEN.
■t
h
n
n
g
n
t-
n
1-
x
ij
o
n
it
ij
,e
n
it
31
n
n
Wij edelingen blij van geest,
Ter "kerke gaan op 't hoogc feest,
Den eerstgeboren Heiland groeten
En knielen voor de kleene voeten
Van 'tKind, waarvoor Ilorodes vieost.
Vondel.
De kribbe, Hem een wieg verstrakt,
Die 't aardrijk mot "den hemel dckl,
En ellek dier bestelt zijn voeder.
En ellek dier bestelt zij voeder.
O Kind, Gij zijt gelijk Uw moeder,
Met pracht, noch lioovaardij bevlekt.
Vondel.
Fiat Lux! De zonno, ontembaar,
Zegepraalt; de neve' zwicht,
Onverwinlijk is de Waarheid,
Onverheor,baar is het Licht!
Guido Gezclle.
De hemel heeft het kloen verkoren;
Al wie door ootmoed wordt herboren,
Die is van 't hemelscbe geslacht!
Vondel.
Tot een woning der Godheid is ons ver
stand te eng; voor deze is slechts ons hart
Mn waardig huis.
Het boozc heeft reeds zoo lang op de
sarde gewoond en de engelen niet verdre
ven; het zal ook nu niet zegevieren nu
"iet cn nooit.
"Wallis.
Verwonnen is Üe duisternis!
Verwonnen zij de dood, en al
Dat duislemissc of hoosheid heet
Door '1 Licht van U, Die 't allerlijd
Verwinnende, onverwonnen zijt.
Gezolle.
VOOR DAMES
VERZOENp,
„ik zal natuurlijk eerst zorgen, dat
goed en wel in Red Grange gevestigd bent,'
sprak hij pp een toon, die niets had van
Hugh Strathearns gewone prettige manier
van spreken. „Ik heb met Jeffrey aJ alles
besproken, hij zal je iedere maand je geld
zonden, en je schrijft maar aan hem als
je soms meer noodig hebt."
„En jij?" sprak zijn vrouw op onverschil
ligen toon. „Wat ga jij doen?"
„Ik dacht, dat je 'daar geen belang in
stelde,antwoordde Slratheam korüxf.
„Maar, als je het wilt weten, ik ga Maan
dag met Morford naar Marocco, Wij wilden
daar beiden gaarne heen."
Kathleen Strathearn leunde tegen de kus
sens van den waggon, en wikkelde zich
in haar bont, terwijl zij haar oogen sloot,
alsof zij wou gaan slapen. Maar zij sliep
niet. Haar geest was te veel bezig.
Zij was twee jaar met Jlugh Strathearn
getrouwd geweest, en morgen zouden zij
voorgoed van elkaar' gaan. Ze waren het
er heiden over eens, dat dit het beste was.
Zij pasten niet hij elkaar.
Strathearn was ernstig en bedaard, en
tien jaar ouder dan zijn jonge vrouw.
Kathleen, de arme lersclie wees, die hij
uit haar ongezellig tehuis bij een tante tot
zicli had genomen, hield van vroolijkheid
on leven .om zich heen. Strathearn had
geen slag gehad om met haar om, te gaan;
hij was hard en onbuigzaam geweest, waar
hij zacht en overredend had moeten zijn.
Nu was hot einde daar. Een hevige twist
over een van Kathleens vriendinnen, die
niet in Strathearns smaak viel; een harts-
lochtclijko uitval van Kathleen, waarin zij
verklaarde, dat zo in haar huwelijk nog geen
gelukkigen dag had gekend; Strathearns
koele verzekering, dat, als zij vrijheid
verlangde, hij bereid was, haar die te ge
ven; en het tweejarig huwelijksleven was
len einde.
Het was de dag vóór Kerstmis, maar
geen van heiden had daaraan gedacht. Het
was heel koud cn het sneeuwde, terwijl
de trein voortstoomde naar Red
Kathleens toekomstige woonplaats.
Kathleen was nu werkelijk in slaap ge
vallen en Strathearn keek naar haar met
een harde, koude uitdrukking in zijn oogen,
Zij was een mooi vrouwtje, ze zag er
lief cn zacht uit en niemand zou gedacht
hebben, dat zoo'n onbuigzame wil en zulk
een moeilijk humeur achter die zacht-blauwe
oogen huisden.
Plotseling voelde men een hevigen schok
Kathleen opende verschrikt haar oogen. Na
nog een paar geweldige stooton stond de
trein stil.
Slratheam stak zijn hoofd uit het raam
pje, sprong toon uit den waggon, omdat
hij den conducteur langs den trein zagloo
pen. Het was al bijna donker en de sneeuw
viel in dichte vlokken.
Hij kwam gauw terug,
„De trein kan niet verder door de sneeuw,
het zal uren duren, voor men zich een
opening er door heel! uitgegraven. Wc zul
len naar Skarleigh moeten loopen, dat is
een afstand van 3 K.M. on ik ken den
weg. Daar kunnen we den trein van 6.30
nemen; anders komen we vanavond niet
meer in Red Grange. Laten we dus maar
in eens op weg gaan.
Kathleen was ontsteld on had lust om
in tranen uit to harsten, maar zij verza
melde al haar moed cn hield zich flink
Strathearn zei op koelen toon, dat zij zich
Grange,
MODE.
Verleden jaar wcxrlen er veel bonten man
tels gedragen, maar dit. jaar zal men ze
Weer dan ooit zien. Men heeft ze evenals
de lakenscbe mantels in verschillende mo
dellen lang, halflang en kort; los, half-
•W- geheel sluitend. Sabelbont, sealskin en
chincliilla zijn voor de gelukkigen voor wie
tgold or niet op aankomt; terwijl wezel
andere soorten ook goed voldoen.
De lust tot garneeren hoeft zich ook tot
"ent uitgebreid, zoodat bonten mantels ook
tersierd worden. Heel mooi is een half-
'u'ge mantel van sabel- of wezelbont, los
ïrm de schouders afhangend, maar bij het
middel sluitend gemaakt, juist geuoeg om
haar 'de kracht en ze viel op haar knieën.
„Ik kan niet verder," klaagde zij. „Laat
mij hier maar liggen en ga alleen verder,
ik zal wachten tot je mij h\er met een
rijtuig komt halen."
„Je zou (lood zijn, voor ik in Skarleigh
was!" riep hij bijna ruw uit. „Ne,en, er is
maar één ding, dat ons kan helpen ik
moet je dragen. We zijn nog maar 1%
K.M. van Skarleigh af, ik kan het dus ge
makkelijk idoen."
„Neen, neen," bracht zij hier zwak te
gen in, maar Slratheam sloeg daar geen
acht op, nam haar als een kind op zijn
aimen en liep zwijgend voort.
Hij was forsch gebouwd cn krachtig.
Kathleen was klein en licht. Maar toch
was het zwaai- loopen met zulk een last
door de sneeuw en zelfs hij kon het haast
niet volhouden. Hij wilde haar een oogen
blikje neerzetten, maar toen hij naar haar
keek, zag hij, dat ze in slaap was gevallen!
Ilij hep dus maai- dooi-, Skarleigh werd
al zichtbaar; hij kon de kinderen er al hun
Kerstliederen hooren zingen. Hij liep nu
maar voort, hij had een branderig gevoel
in de keel; hij kon de oogen haast niet
open houden en zijn knieën knikten onder
hem.
Juist toen hij vlak hij Skarleigh was,
begaven hem. zijn krachten. Hij struikelde,
wankelde en viel bijna, maar wist zich nog
op de heen te houden en stond een oogen
blik stil om adem te scheppen.
Kalhleen bewoog zich in zijn armen.
„Zet mij neer, Hugh," zei ze.
Hugh deed het.
De sneeuw viel zoo dicht als ooit, het
was geheel donker om hen heen, alleen
de lichten van Skarleigh, die ze voor zich
zagen, namen iels van de duisternis weg.
Kathleen stak haar hand onbedekt, maar
heel warm uit en raakte die van haar
man aan.
„Hugh, heb je mij den heelen weg over
gedragen?"
„Ja, we zijn vlak bij Skarleigh," ant
woordde hij. Zijn stem klionk heescli en
Kathleen hoorde er de vermoeienis uit, toen
hij moeilijk ademhaalde.
„Tegen dien storm in en terwijl ik sliep,
Ilugh? Hoe goed van je!"
„Ik kon niet anders doen," zei Strathearn
de woorden waren niet vriendelijk, maar
hij was zijn stem niet meester. Hij voelde
nog haar hoofd op zijn schouder.
„Maar hoe zou het met mij gegaan zijn,
als je niet hjj mij was geweest? Ik zou
in de sneeuw zijn omgekomen," zei Kathleen
bevend. Er heerschte een oogenblik stilte,
en toen kwam ze naar hem toe en stak
haar heide handen in de zijne. „Hugh
ik weet niet hoe ik zonder jou zal kun
nen leven."
Hij antwoordde niei, maar ademde diep
en z v. aar.
Op dat oogenblik kwamen de Kerstlie
deren-zangers vlak hij hen. Zij konden
woord voor woord verstaan van do mooie,
oude hymne:
Hoor de engelen zingen
Ter eere van onzen pas-geboren Koning!
Vrede op aard, en welbehagen in
menschen,
God en zondaren verzoend.
Kalldeen snikte. Zij kwam nog dichter
hij haar man en langzaam, ietwat schuw,
Irok zij zijn hand naar zich toe tot zijn
arm om haar schouders was geslagen.
„Hugh het is Kerstavondl Zouden wij
ons ook niet kunnen verzoenen? Ik heb
zoo'n berouw over al het gebeurde 1"
Ilij sloeg zijn armen geheel om baarbeen
en drukte haai' aan zijn hart. De sneeuw
viel dicht op hen neer, maar het scheen
hun niet te deren.
Eindelijk hief Kathleen haar jjelaat op,
er lag een glimlach op, schoon haar man
dien niet kon zien.
„Ga je nu niet met Morford naar Ma
rocco, Hugh?" fluisterde zij.
lijk bij iederen schrijver verschillend. Ik ge
loof niet, dat het onze hersens zijn, die
als scheppende kracht werken. Het schijnt
mij toe, Rat die slechts dienst doen als
een toestel, dat indrukken ontvangt en
overbrengt. Wij zeggen, misschien bij in
tuïtie: „ik heb een idee gekregen", of
„daar krijg ik een idee". Ja, de gedachte
komt tot ons van buiten af.Dat is mijn
oA'erluiging. De gegevens, noodig voor liet
scheppen van een werk, worden ons soms
op de meest onvoorziene, de meest ver
rassende wijze verstrekt. De modellen ko
men herhaaldelijk binnen onzen gezichts
kring als om ons in slaat te stellen ze
boter weer te geven. Kunstenaars, geleer
den en letterkundigen worden allen op de
zelfde wijze geholpen."
Zoo schrijft Pierre de Coulevain in haar
prachtig, voel gelezen werk „Siu- Ia Bran
che", dat onder den niet zeer gelukkigen
titel „Op den Tak" ook in onze taal ver
schenen is. Dc gedachte trof mij, omdat
ik die vroeger ook eens, door mevrouw
BeecherSlowe uitgesproken, had gevon
den. Ik schreef deze regels dus over en
kreeg daardoor de gelegenheid, het boek
te noemen, voor wie er misschien nog geen
kennis mee maakte, 't Is een goed teeken,
dat boeken als dit en Jörn Uhl (die overi
gens niets met elkaar gemeen hebben, dan
dat uit heide spreekt een geest van-levens-
lust, van ingenomenheid met de menschen
en het leven, ondanks al het gebrekkige
dat or in gevonden wordt) zoo algemeen
gelezen worden. Er spreekt geloof, een vast
verhouwen uit beide boekendaardoor wer
ken ze versterkend, op ons, die gevaar loo
pen door zooveel andere werken uit den
tegen'woordigen tijd een verslappcnden in
vloed jto ondergaan.
RECEPTEN.
Plumpudding.
Vermeng s/s K.G. reuzel met 3/s 'K.G.
broodkruimels pn J/t K.G. meel, doe daar
bij Vi K.G. krenten, i/2 K.G. rozijnen, i/g
K.G. oranjeschillen en i/s K-G. citroenschil
len, een halve nootmuskaat fijngeraspt; roer
daar 8 geklopte eieren door, en meng het
goed dooreen; plaats dit in een met boter
bestreken vorm, die goed gesloten en in
een doek gewikkeld wordt, en laat het zoo
zes tmr koken in een pan mei water.
Kerstpudding.
Laat een half doosje gelatine een half
uur in een kopje water staan smelten; maak
een halven L. melk heet, en los er dan
een kopje suiker en 50 Gr. chocolade in
op. Zet een kopje vol rozijnen, een ander
met krenten, een half kopje citroenschillen,
een theelepeltje kaneel en een met kruid
nagelen in een beetje warm water op hel
fornuis, om zacht te worden en op te wel
len. Als de melk en chocolade goed door
een zijn gemengd, wordt het mengsel over
de gelaline uitgestorL en in een vorm ge
goten. Zoodra het stijf begint te worden,
moeten de rozijnen enz. er door wor
den geroerd. Nu moet alles in den vorm
blijven staan tot het stijL is. Leg het dan
op een schotel, versier het met geslagen
room en leg er een rand hulst omheen.
DE HERTOGIN VAN ALBANY.
De Hertogin van Albany, die uiterlijk
veel op haar zuster, koningin Emma, lijkt,
heeft ook in haar karakter veel overeen
komst met deze. Door haar huwelijk een
inwoonster van Engeland geworden, heeft
zij zich in korten tijd do liefde van het
Engelscho volk verworven door haar pret
tige opgewektheid en haar liefdadigheids
zin. Maar hooveel ze ook doet voor de
armen en tot instandhouding en verbete
ring van ziekenhuizen, zij verwaarloost nim
mer, zooals zooveel andere weldadige da
mes, de belangen van haar eigen huishou-
goed in moest pakken, hielp haai uit den z;j VOC(](j0 )iaar )joidG kinderen, een
waggon en wees haar den weg, dien zij
moesten gaan.
Het was een lange, rechte weg, geheel
met sneeuw bedekt; de sneeuw maakte het
onder het vallen 'donker om hen heen.
(Stralhearn liep flink door en Kathleen pro
beerde hem hij te houden; maar eindelijk
viel zij neer, uitgeput door het zware loo
pen in de dikke sneeuw.
„Neem mijn aim," sprak haar man koel,
vormelijk.
Kathleen deed dit.
En zoo liepen zij voort. Het werd al don
kerder en eindelijk was het volkomen nacht.
De sneeuw' viel steeds dichter, er was een
Scherpe wind opgestoken, die hun de vlok
ken in het gezicht joeg. Kalhleen kon haast
niet meer voort.
Toch moest ze maar verder. Ze voelde
zich zoo vermoeid, dat ze een paar maal
struikelde.* Strathearn stak dan zijn hand
uit, om haar te steunen maar trok die
dadelijk daarna weer terug. Kathleen liep
werktuiglijk verder, maar eindelijk begaf
jongen en een meisje, met do grootste zorg
en liefde op; en nu heeft do hertogin,in
de volle kracht van het loven, de genoeg
doening do vruchten te zien van het goede
zaad, door haar uitgestrooid. Haar zoon,
de jonge grootherlog Karei Eduard van Co-
burg, doet zijn. moeder alle eer aan. Hij
is aangenaam in den omgang en zeer ont
wikkeld, beseft ten Volle zijn verantwoor
delijkheid, hij is in één woord een zoon
waarop iedere moeder trotsch zou zijn. Wat
prinses Alexandra van Teek aangaat, haar
kennen wil zeggen haar liefhebben; zij heeft
heizelfde goede hart, denzelfden vroolijken
lach, denzelfden lust om nuttig bozig te
zijn als haar moeder.
EEN AANHALING UIT „SUR LA
BRANCHE".
„Ik heb getracht, in mij rplf het ont
staan van een roman na te gaan. Het is
bijna onmogelijk, zich rekenschap te geven
van het wordingsproces en het is natuur-
YOOR KINDEREN.
DE DWARSFLUIT.
„Moab, MoabI"
Het heldere,, stemmetje van Daisy klinkt
door het groote huis als het geluid van een
vogel.
üe plantage is groot en driejarige been
tjes kunnen er hun onderzoekingen niet ver
in. uitstrekken. Daisy blijft met een rose
vingertje in haar rose mondje stilstaan
en er vertoont zich een rimpel op het gladde
voorhoofdje.
Wat! Is hij daar niet? Komt hij niet
dadelijk toeloopen op de stem van zijn
vors tinnetje?
Hij is Moab, de Indische jongen, dien
mijnheer Cover, Daisy's vader, heeft belast
met het oppassen van zijn grootsten schat:
zijn dochtertje. Wat een rare kindermeid,
zal je zeggen, een Indische jongen van
twaalf jaar!
Ja, maar een jongen, wiens zwarte, zach
te, oplettende oogen altijd op het kind ge
vestigd zijn. Kate, de echte kindermeid,
kent dien wakenden, beschermenden blik
wat goed!
Bij Moab is Daisy veilig! En er is op
die groote plantage vlak bij het bosch,
waarin nog tijgers .leven, wel iemand noo
dig, die op haar let. Wil je wel geloovcu,
dat gisternacht een van die vreeselijke die
ren een kind uit den omtrek verscheurd
heeft?
Mijnheer Cover is dan ook met al de
mannen van de plantage naar het bosch
gegaan, om het dier te dooden, vastbeslo
ten om niet terug te keeren, voor het dier
geschoten is.
Daisy denkt niet aan tijgers, zij vermoedt
er zelfs het her' m niet van
Zij denkt er al) - aan, dat haar vriend
niet komt!
„MoabI Moab!" herhaalt zij, ongelukkig,
met bovendo lipjes, gereed om te gaan
huilen.
Gelukkig! Nu hoeft Moa.li haar gehoord.
Ilij komt vlug aanloopen.
Wat heeft hij in de hand? O, zijn dwars
fluit, dat grappige muziekinstrument, waar
op een Engelschinan hem heeft leeren spe
len. Hij had die al een paar dagen ver
geefs gezocht.
Om de waarheid te zeggen: Kate had
de fluit van Moab verstopt fle fluit, die
na Daisy de grootste vreugde van zijn le
ven uitmaakt. Kate -kon liet geluid van
het muziekinstrument, niet uitstaan. ,Het
werkte op haar zenuwen en zij zou hem
wel altijd willen vragen, om op te hou
den, zoodra hij begon te spelen.
Maar Daisy houdt veel van de fluit. Die
grappige muziek doel haar tranen lachen,
„Toe gauw," beveelt zij Moab op den
loon van een bedorven kind, „speel nou
gauw."
Kalo verzot zich daartegen.
„Maar, Daisy, het is tijd om te gaan sla
pen; je moet naar je kamer gaan, lieve
ling."
Dc lieveling is wel wat hang voor de
slrcnge Kate. Zij durft niet tegenspreken
cn gaat langzaam de trap op, onophoude
lijk omkijkend, om Moab kushanden too te
werpen, die haar met de oogen volgt.
Moab is onder 'de veranda blijven staan
met (le fluit in de hand
Ilij heeft geen lust meer om te spelen,
nu Daisy er niet is, om naai' hem te luis
teren. Hij gaat naar het boschom te
wachten, lot zij weer wakker is, om aan
haar jp denken, het kleine meisje, wier
blonde haar wat zonneschijn brengt in zijn
leven.
Moab is een wees; en al de warme
liefde zijner twaalf jaren geeft hij aan
Daisy.
Daisy denkt ei' niet aan, dat zij het ge
luk van haar vriendje uitmaakt.
Neen, daaraan denkt zij nietl Zij slaapt
maar ruslig in haar helderwitte kinder
kamer.
Aio ah heeft bloemen in het bosch ge
pluktbloemen voor Daisy.
Plotseling siddert liijhij hoort een geluid
van ritselende bladeren! Hel is de achter
volgde tijger, die langzaam uit het dichte
hout komt aanstappen en naar de woning
gaat.
Bleek van angst volgt Moab al de bewe
gingen van het dier. Hoe zal hij er aan
ontkomen? Dan schiet hem eensklaps een
vreeselijke gedachte tc binnen. Hot huis is
leeg, bijna al de mannen zijn op de jacht.
Kate alleen zil in Daisy's kamertje hij het
slapende kind. Daisy! de tijger 1
Moab is verstijfd van schrik: Daisy be
vindt zicli in het vroeselijkste gevaar!
Niet aan. zichzelf 'denkend, snelt Moab
langs een dwarsweg naar het huis. Wat
schijnt die weg hem lang! En die hevige
angst, die zijn keel toeknijpt en zijn bewe
gingen verlamt
Daar is eindelijk de galerij, de trap,
Daisy's kamer, waarvan de deur helaas
open is
Wat een vreeselijk schouwspel wacht
daar Moab
Kale ligt halfdood van schrik op don
grond; en Daisy ligt in haar bedje met een
kleur van 't slapen en verwarde haren
nieuwsgierig naar den tijger te kijken, die
gereed slaat, zich op haar to werpen!
Met één sprong staat Moab voor het kind,
en beschermt haar met zijn lichaam
Maar mot welk een wanhoop bedenkt hij,
dat hij niet in staat zal zijn, om haar 'te
verdedigen! En Daisy moet gered wor
den, dat moet.
Moab kijkt om zich heen naar een wa
pen om haar te verdédigen. Zijn blik valt
op de fluit, die hij nog altijd in de be
vende hand houdt. De fluit! Heeft IN
hooren zeggen, dat die scherpe tonen wilde
dieren doen verschrikken? i
En zijn vrees onderdrukkend, zijn lip
pen dwingend, speelt Moab, speelt hij wan
hopig voort. En werkelijk, de tijger staat,
nadat hij een dof gebrom heeft laten hoo
ren, een oogenblik stil en schijnt te aar
zelen Moab speelt maar door en de
tijger keert zich wat om.
Geen twijfel meer, hij gaat verschrikt
achteruit. Moab volgt hem stap voor stap,
het huis uit, den tuin door, in het bosch....
Een groote vreugde vervult zijn hartde
vreugde van liaar Daisy gered te
hebben
Maar wat overvalt hem daar plotseling
een gevoel van moeheid Zijn ledema
ten worden zwaar, zijn droge lippen wei
geren verder geluid voort te brengen. En
de tijger is op twee stappen afstand van
hem. ,Het kind weet wel, dat hot metbem
gedaan zal zijn, zoodra hij niet muziek-
maken ophoudt
En toch kan. hij niet meer spelen. Neen,
hij kan niet meer, zijn krachten begeven
hem. Dan laat hij zich op het mos val
len en wacht tot het vreeselijke becsthom
zal verscheden.
Zachtjes prevelen zijn lippen nog„Daisy,
Daisy 1"
jag ere, die uit het bosch
tijger zagen en op hem
Pingl Pangi
Dat zijn de
komend, den
schoten.
Gered! Moab is gered!
En welk een toekomst wacht he,m
Mijnheer Cover, tol tranen geroerd over
de toewijding van het kind, neemt hem
als zoon aan. Moab zal Daisy nooit meer
verlatenJlij zal in een lieven familie
kring opgroeien.
En de fluit?
Dc fluit wordt als een kostbaar stuk be
waard, en zelfs door Kale niet eerbied be
schouwd. Later zal men aan Daisy vertel
len, in welk gevaar zij verkeerd heeft, en
zij zal ook met 'dankbaarheid denken aan
dat eenvoudig muziekinstrument, waarmee
haar vriend baar leven bedde.
mztmvmaaaaam
11
i J
I'
ll
f
1*
f
11
J
d
i-
x\
i
js
d
i.
P
Ai
n
V
t
i
ij
n
>t
ir
ii
)-
3-
i-
is
Vti.
je
Unnu tl AW ntftlT lllfMA mi