kunnen zich desnoods vereenigen in
honden om hunne wenschen ecvbiediglijk
aan do Regeering voor te dragen, maai'
de Regeering is zelfs niet eens verplicht
om op die verzoeken te antwoorden.
Het is een volkomen onjuiste bewering,
dat de Regeering tegenover hare ambtena-
ren, en dus ook tegenover de militairen,
zou staan als werkgever tegenover werknc-
mor. De heer Lohman heeft dat zeer juist
gezegd. Hij zeide
De werkzaamheden van den Staat zijn
geheel anders dan die van de werkgevers.
Principieel verkeerd is het den Staat als
"werkgever te beschouwen. De Staat organi
seert diensten, legt soms plichten op, die
de burgers verrichten moeten. Niemand
anders heeft 't recht tien Staatsdienst te
organise eren,"
Daar gaat natuurlijk niets af. En als mi
litairen die waarheid veel zwaarder onder
vinden dan de burgerlijke ambtenaren, dan
zit het hem daarin, dat ze onder zoo bij
uitstek strenge krijgswetten leven, en 'die
strengheid is weer het gevolg van den oor'
logsgmwel, die nu eenmaal ecne uitvinding
is van den 'duivel en zijne grootmoeder.
De heele zaak is eindelijk deze. dat het
onmogelijk is in onze maatschappij tegelijk
sociaal-democraat en beroepsmilitair t'e zijn.
Misschien is dat mogelijk in de "toekomst
maatschappij: do normale maatschappij,
zooals de heer Troelstra het voorzichtig'
lijk uitdrukte. Maar thans is die combinatie
even ongerijmd als die van likeuTstoker-ge-
heelonthouder of vegetariër-slager.
De Minister heeft 'de uitdrukkelijke toe
zegging gedaan, dat, al zal hij alles wat
de tucht oudermijnt, met alle kracht tegen
gaan, hij er daarentegen even ernstig voor
zal waken, dat de minderen 'door de meer
deren niet. worden geplaagd, dat hun
dienst dus niet onnoodig wordt ver
zwaard, en dat gebroken wordt met een
stelsel, waarin zelfs hij het minste vergrijp
nooit aan waarschuwen gedaan wordt, maar
altijd maar Vitreet gestrafl, alsof alleen de
minderen en ook niet de meerderen geene
feilbare menschen waren.
Deze verklaring heeft niet weinig hijge
dragen om alle leden der Kamer, behalve
de sociaal-democraten natuurlijk, aan de
zijde des ministers te doen staan.
Mr. Rink' zag zijne begroeting zonder
hoofdelijke stemming aangenomen. De
hoogst interessante discussie over de 'Wo
ningwet, 'door Mr. Goeman Borgesius in
geleid en door de heeren Treuli en Pier-
son voortgezet, is feitelijk met'toog op den
beschikbaren tijd niet ten einde gébracht.
0, die beschikbare tijd'. 0, dat jachten,
om den 23sten naar huis te gaan. Gelukkig,
dat het doel bereikt is. Daarvan waren we
tenminste Donderdagmiddag reeds verze
kerd. toen de eindstemming over Oorlog
was afgeloopen. Hulde' riep de beer Mar-
chant in zijne blijdschap den voorzitter toe,
en hij maakte gebruik van net voordeel,
dat zijne lange gestalte hom biedt, om
over de groote voorzittersbalie den heer
RoëJl de hand toe te steken, die deze on
der luid gelach met groote hartelijkheid
drukte.
Is het die weinig beschikbare tijd ge
weest, die de monden, die anders zoo lang
en zoo wijd over onderwijs plegen open
te gaan, in bedwang "hield? Bij Hooger
Onderwijs hadden wij niets anders dan ëen
pleidooi van den he,ér' Roodhuijzen voor
verlichting van de eisehen op het gebied
der klassieke talen aan "de bezitters van!
het einddiploma H. B. S. 5 j. c„ gesteld
bij het examen dat toelating geeft 'tot dé
Universiteit; hij Middelbaar Onderwijs ëen
zeer interessant debat over het vakon
derwijs. waarhij de heeren Talma en Bok
II.
*Na een poosje stond de dame op en
maakte een kussen voor hem van haar
mantel. Zij legde het hoofdje daar zacht
op en strekte de beentjes goed op zoo'n
handige manier, dat men geloofd zou heb
ben, dat zij het meer gedaan had. Het
handje, dat naar beneden hing, legde zij
op zijn borst.
Toen bleef zij staan en keek naar 'tkind,
en allerlei aandoeningen waren op haar ge
laat te lezen zelfbespotting, een nieuwe
zachtheid, een soort treurigheid ook, die
ze zichzelf volstrekt niet kon verklaren. Na
een poosje haalde zij de schouders op,
lachte zachtjes en ging tegenover Laddie
ziften.
Met haar hoofd tegen de kussens ge
leund, dacht zij na. Zij werd hoos, omdat
haar gedachten zoo vaag, zoo onzeker wa
ren. Zij was altijd zoo zeker van zichzelf,
van haar eigen wenschen geweest. Eindelijk
ging zij rechtop zitten en verdreef haar
weifelingen met een krachtig gebaar.
„Wat een nonsens!" sprak zij. „Alsof
alle kinderen aardig waren, omdat ik dit
ééne jongetje lief vind'. Alsof juist door
de tegenstelling met dit innemende ventje,
dat andere z ij n zoontje mij niet te
meer zou prikkelen door zijn slechte ma
nieren en zijn leven maken! Neen, ik had
verleden jaar, toen ik het hem eerst zei,
gelijk en ook vandaag, toen ik dien
brief schreef, dien ik op mijn weg naar
huis in de bus zal doen."
Toen zij nog eens naar het kind keek,
dacht ze: „Het eenige, waarin ik geen ge
lijk had, was, dat ik zei dat ik alle kin
deren haatte. Maar dit jongetje is mis-
de eerste partij bliezen; bij Lager Onder
wijs allerlei wenschen, o, a. de zeer rede
lijke van vereenvoudiging der Leerplichtwet,
waarbij de heer, Lieffinck het over „zoo-
gende kinderen" had, een waarde pedant
van de „vrouwelijke koeien", waarop een
ander lid do Kamer vergastte.
De opmerking van don heer Ketelaar,
dat er van het jaar (bij de schoolwetnovelle
van Dr. Kuyper) reeds zooveel over het
Lager Onderwijs gesproken was, dat hij nu
zeer kort zou zijn, was zeker door velen
reeds voor zichzolven gemaakt.
Het voornaamste is de vrees, geuit "door
meer dan één lid van de rechterzijde, dat
het openhaar onderwijs nog te veel zal
krijgen volgens de wot-Kuypeï, omdat Mr.
Rink eone te milde uitlegging geeft aan
hetgeen de wet eischt dat der gemeenten
zal worden afgetrokken.
Of het nu direct Christelijk is, als men
zelf millioenen krijgt, een ander enkele
duizenden te misgunnen, zullen wij nu
maar niet vragen. Dit is zeker, dat "de Mi
nister zeer klaar bewezen heeft, dat Allo
aantijgingen te dezen opzichte allen grond
missen.
De Minister leed een klein échec dooi
de aanneming van het amendement-Blooker,
waardoor hij genoodzaakt wordt met een
nieuw plan' to komen voor een laborato
rium voor den Centralen Gezondheidsraad,
Daan-oor was onder het ministerie Kuyper
hel bagatel van f289000 uitgetrokken. Men
vond dat toen te dunt en zoodoende kwam
de Regeering met een nieuw plan voor on
geveer de helft.
Dit gaf de Kamer aanleiding tot "de ver
onderstelling 'dat het nog wel voor wat
minder kon (men houwt aan het 'Rijk nu
eenmaal gruwelijk' duur) en toen Dr. Bloo
ker zich nu aan het hoofd (lei- oppositie
stelde, en het nut van dat laboratorium
zeer problematiek noemde, en de advie
zen van de medici, die- het Rijk in deze
van raad haddon gediend, tof op den
draad uitrafekle, was de zaak' voor 'den
minister verloren. Wie zac ooit 'fwee me
dici, die hot eens ziin? Niettegenstaande 'de
krachtige bestrijding van Mr Goeman Bor-
sresius. en de verklaring van de sociaal
democraten. dat zij t'e gen zouden stemmen,
omdat ziï het iammer zouden vinden als
deze in hunne oogon zoo nuttige zaak" al
wederom werd uitgesteld, werd het amen
dement, zii het dan ook mot slechts 7 stem
men meerderheid aangenomen.
Alle rrüz'nn'g-democraten stemden vóór.
Booze tongen beweerden, dat het ben niet
onaangenaam 'was aan Mr. Rink eenzelfdë
ér1-cc ie te bezorgen als Mr. van Raalte bif
ziine hoerooting had ondervonden door 'de
aanneming van een amendement, dat bezuï-
nitn'pe on bef «chriifloon over cle Meeding
der Riiksveldwacht beoogde.
De heer Vecgens heeft hiet "de verdedi
ging van zijne begrooting den goeden indruk',
door hem bij de algemeenc beschouwingen
gemaakt, versterkt, of liever hij heeft hét
hart der Kamer links en rechts stormen
derhand veroverd.
Wie zich ooit een minister voorstelde
als zoo'n heele hooge mijnheer", zal hem
in Minister Voegens niet terugvinden. Hier
is een man. die zich geeft zooals hij is,
die de zaak bespreekt om 'de zaak, een
die zoo familiaar is met "de Kamerleden
als men maar wenschen k'an Maar wee.
die hem te na komt. op eene wijze die niet
past. die meent "dat hooge toon eigenlijk'
wel de plaats van argumenten zou kunnen
innemendie wordt "door dezen hoogst be
kwamen man zoo eventjes In 'drie tempo's
op ziine plaats gezet, dat hij zich geen
tweede maal aan hetzelfde vergrijp schul
dig zal maken.
schien de uitzondering, die den regel be
vestigt.
Zij nam den "brief uit haar taschje en
las hem nog eens tot haar tevredenheid
over.
Beste William,
Je bloemen en je brief ontving ik, zij
deden mij goed. Ik hen er "hartelijk dank
baar voor. Morgen zal ik 'je weer zien,
maar vandaag wou ik je schrijven dat, hoe
wel ik je liefheb je weet, dat ik dit
doe ik onmogelijk je vrouw kan wor
den, om den jongen.
Ik heb het je al zoo dikwijls gezegd
vergeef mij, 'dat ik het nog eens schrijf.
Ik haat kinderen. Ik stel niet eens belang
in hen uit een wetenschappelijk oogpunt,
zooals tegenwoordig toch mode is. Zij ver
velen mrj, als ze stil en onnatuurlijk zijn,
ze brengen mij buiten mijzelf met hun
drukte en levendigheid.
Ik zou geen goede moeder zijn. Ik hen
daar niet .voor opgevoed.
Neen, ik geloof dat ik een verstandig
besluit heb genomen, dat het zoo het
beste is. Ellen.
Zij vouwde den brief op en stak hem
langzaam in den omslag. Zij zuchtte even.
Zij dacht aan William, zoo groot en fee
der, zoo vol jongensachtige vroolijkheid.
Toen schudde zij haar hoofd en sloot den
brief.
„Je bent je hoofd nog niet heelemaal
kwijt," sprak zij tot zichzelf, „omdat je
een aardig kind hebt ontmoet, dat lief
tegen je was. Verheeld je, dat William en
ik met een jongetje tusschen ons in uit
wandelen zouden gaan! Altijd dat kind tus
schen ons int"
Zij snikte. Zij was moe en had behoefte
om uit te rusten,
Minister Veegens kent de Kamer in alle
hare hoeken en gaten en heeft daar, op
allo stoelen gezeten, die te bezetten zijn.
Hij was er grifher als opvolger van zijn on-
vergetelijken vader, die bijna een halve
eeuw dat ambt met do grootste toewijding
vervulde, eene toewijding, waarvan de Ka
mer door de benoeming van zijnen zoon
blijk wilde geven; hij was er Kameilid;
hij was er president, wanneer hij in zijne
functie van tweeden voorzitter den heer
Gleichman een enkele maal op het gestoelte
dor cere verving; hij zit nu, waar hij eerst
recht op zijne plaats is, achter de minis-
terstafel. Dat dit alles niet weinig bijdraagt
om hem op zijn gemak te doen zijn in het
parlementair debat, waarbij hij nimmer zijne
toevlucht neemt tot spitsvondigheid, is be
grijpelijk.
Wij hebben bij zijne begrooting goede
redevoeringen gehoord van de heeren Zijl-
ma, De Boer cn Reijne over hetgeen de
Regeering kan doen om het klein-grondbe-
zit, dien hoeksteen van onze volkswelvaart,
te bevorderenwij zagen de heeren Nolens
en Tak opkomen voor de mijnwerkers in
Limburg; tal van sprekers hadden natuur
lijk bij dezen nieuwen minister hunne wen
schen die dan ook zeer terecht opmerkte,
dat het niet aanging alles tegelijk aan te
halen, al was dat ook nog zoo nuttig en
noodig.
Een klein échecjc werd ook hom niet
bespaard. De voorgenomen herbouw van
het afgebrande laboratorium voor magne
tische waarnemingen te De Bildt, werd
door den heer Ascli van Wijck bestreden,
op grond dat 'daardoor de voorgenomen
aanleg van eene electrische tram van
Utrecht naar Zeist onmogelijk zou worden.
(Zooals fiien weet zijn magnetische waar
nemingen niet mogelijk, als er zoo groote
electrische capaciteit in "de buurt is) De
minister hield vasten de heer Asch
van "Wijck ook, en de Kamer stelde den
laatste Inet overgroole meerderheid in het
gelijk. Stralend gezicht van dezen afgevaar
digde met de 'overwinning voor 'zijn dis
trict behaald. Hij moge er tevens over 'den
ken, hoe die uitslag bewijst, dat de linker
zijde allesbehalve van plan is slaufseh
haar eigen ministerie te steunen, zooals de
rechterzijde dal in de vorige periode deed,
Hoe interessant ook alle discussie oveï
Hoofdstuk X waren, en met hoeveel be
langstelling de minister ook werd aange
hoord, er was toch niet 'd i e belangstelling,
die er zou geweest zijn, als niet het vol
gende hoofdstuk Oorlog waTe geweest,
waarbij in alle opzichten oorlog verwacht
werd.
Bij Oorlog was de belangstelling over
groot. Alle loges en de gereserveerde tri
bunes vol met „heeren met goud beplakt".
Het liep zoo vol, dat de Welwillende presi
dent zijne loge beschikbaar stelde voor Ka
merleden, die een vriend of kennis wilden
introduceeren, maar ook zulks duurde zeer
kort, Want ook Weldra kon daar geen muis
meer in.
De groote aanwezigheid van de „Neder-
landscbe armee", Was te verklaren uit de
belangstelling, die de vraag wekte: Hoe zal
Staal, onze Staal zich'houden. Minister
Staal is hijzonder populair als generaal.
En wij kunnen niet anders dan eerlijk zeg
gen, dat hij zich kranig gehouden heeft.
Al is zijne wijze van spreken niet geheel
vrij van dien van „Den Krijgsman, zoo
veel moed, met wien ik gisteren streed",
hij heeft met zijn speech een grootcn
triomf behaald, en zich doen kennen, als
een man van een zeer open cn sympathiek
karakter.
Maar dat is niet genoeg. Wat toch is
de quaestie? Deze Regeering berust in
hoofdzaak op de Liberale Unie-mannen en
vrijzinnig-democraten, en het concentratie-
„Die jongen zou altijd tusschen ons zijn
sprak zij weer. „Ik haat dat kind!" eindigde
zij hartstochtelijk.
Toen keek zij weer naar Laddie. Zijn
gezichtje droeg de sporen van tranen, het
was vuil en met vlekken. Maar zij deed
een verrassende ontdekking, zij zag opeens
gelijkenis tusschen dit kind en William.
„ERen," sprak zij waarschuwend tot zich
zelf, „als je bet kind wakker maakt, zal
het weer gaan schreien. En het zou dwaas
zijn om een kind uit zijn slaap tc halen,
alleen om hem naar zijn naam te vragen.
Hij heet zeker Jones - Tommy Jones.
Ik denk, dat ik William vanavond dien
brief stuur, en hem morgen niet ga zien.
Ik schijn niet heel zeker van mijn zaak.
Het is beter te wachten tot ik weer echt
flink ben, voor ik hem in de oogen kijk."
„New-York! New-York!"
Die woorden deden haar uit haar droo-'
merij ontwaken en tot het besef van haar
verantwoordelijkheid komen. Laddie lag
nog maar rustig te slapen. Middernacht, is
een vreemd uur, om iemand wakker "te
maken en Laddies gewoonten berustten op
gezond verstand en wijsheid.
Ellen schudde hem zachtjes. Toen kuste
zij zijn voorhoofd. Daarop schudde zij hem
wat harder. Eindelijk nam zij hem op en
zette hem techtop. De dikke beentjes ble
ven echter niet staan en met een diepen
zucht viel Laddie tegen haar aan.
Ellen keek wanhopig rond. De conduc
teur had het ventje klaarblijkelijk vergeten.
Een man, die plezier had in het geval,
kwam naar haar toe.
„Mag ik uw kleinen jongen voor u dra
gen, mevrouw?" vroeg hij. „Als hij net is
als mijn zoontje, zult u hem niet wakker
krijgen." - 1 i
program, dat door beide fracties op 21 Jan.
1905 werd aangenomen. ..Dat program
spreekt van bezuiniging op de militaire uit
gaven, om geld tc krijgen voor so
ciale hervormingen. En nu komt
deze minister met eene hoogere begroo-
(ing voor Oorlog dan zijn voorganger. (De
b'ogrooting schijnt lager dan de vorige,
maar is werkelijk hooger, doordat er het
een en ander is uitgenomen, waarvoor la
ter bij suppletoire begrooting gelden zullen
worden gevraagd.)
„Wacht wat", zegt de minister tot hen,
die daarover ontstemd zijn,, „geef mij één
jaar, één jaartje slechts, en ge zult zien,
hoe ik met. uw program rekening houd,
en wat een bezuinigingen ik zal aanbren
gen". v
Het spijt ons zeer, Excellentie, zeiden
de Vrijzinnig-Democraten, en twee Unie-
Liberalen, de lreeren Jannink en Roodhuij-
zon waren hot, blijkens hunne emdstemj
togen de begrooting, daarmee eens, wat
ons zei ven betreft, zouden wij dan mi
nister Staal gaarne op1 zijn Woord geloovon,
al zijn wij ook nog zoo dikwijls door toe
zeggingen van ministers van Oorlog teleur
gesteld, maar wij kunnen dat niet voor
onze kiezers, wien wij geen belofte van
bezuiniging, maai- de bezuiniging zelve heb
ben voorgespiegeld.
En daar draait nu do zaak om, en zoo
komt het, dat dezen bij uitstek sympathie-
ken minister stemmen van zijne eigen par-
tijgenoolen onthouden zijn. Dat is nu alle
maal niets erg; als de minister wezenlijk
de man is, waarvoor wij hem houden, zal
hij zijne belofte zoo flink en manlijk na
komen, dat bij eene volgende begrooting
all edeze tegenstemmers in voorstemmers
zullen veranderd zijn.
Naast de reden van den minister néémt
die van den heer Thonsom eene zeer eer
volle plaats in. Kapitein Thomson is niet
de eerslfn fle béste. Hij is een van die
flinke officieren, die weinig tevreden met
het metier alleen in theorie te loeren, ook
ook do practijk deelachtig willen worden,
waarom hij indertijd voor 5 jaren detachee-
ring hij het Indische leger aanvroeg. Hoe
hij zich daar onderscheidde en binnen kor
ten tijd de Militaire Willemsorde verwierf,
li'gt nog in veler geheugen.
Hij is de rechte ^voorstander van Wet
volksleger. Hij heeft ons leger lief, ziet
hoe weinig sympathie de bevolking er eigen
lijk voor heeft. Dat doet hem diep leed voor
dat leger, waaraan hij is op- en in- en aan
gegroeid, Daarom wil hij alle onnoodige
plagerij, alle kunstenmakerij, alle administra
tieve sleur en aankleven van dien, onver
biddelijk weg hebben, hij wil met recht een
volksleger. Een leger dus, dat bestaat
uit zonejh van ons volk, die opgewektheid
vinden tot de moeilijke maar eervolle taak,
in het. bewustzijn, dat ze een hoog belang
dienen, en dat hun arbeid waardeering
vindt.
In dat opzicht doet de minister nog veel
te Weinig; in de richting van een volks
leger kon door hem (de heer Thonsom heeft
dat onder de uiterste belangstelling op tri
bunes duidelijk aangetoond), heel wat meer
gedaan worden. Hoorden heer Thomson zich
beklagen over het geval Toering; hij doet
het, omdat de onoordeelkundige wijze,
Waarop de autoriteiten in deze te werk
gegaan zijn, een nieuwen smet werpt op dat
leger, dat hem Jjef is, en waartegen met
of zonder eigen schuld uit alles venijn go-
zogen wordt.
Kenschetsend is de wijze (en dat is de
eenige aanmerking die wij ,ons op de wij-
z e van spreken van Minister Staal veroor
loven) waarop' de heer Staal den heer Thom
son antwoordde. Dat was niet de mi
nister die den volksvertegenwoor
diger beantwoordde, toen was het weer
de generaal, die stond tegenvocr zijn
„O, als u zoo goed wilt zijn," begon El
len. Toen kreeg zij opeens angst. Was er
drie weken geleden nog niet een kind ont
voerd? De man zag er eerlijk uit, maar
Laddie wel Laddie bracht zelfs haar
in verzoeking. „Wilt u liever mijn koffer
tje dragen?" vroeg zij vriendelijk. ;,Dat.is
zwaarder dan het kind, en hij zou kunnen
schrikken, als hij wakker werd."
Laddie woog zwaar in haar, aan zulke
vrachten niet gewende armen. Zij moest
nu het kind zien thuis te krijgen en
morgen? Moest ze dan een advertentie plaat
sen? Hem aan 'de politie overgeven? Aan
zijn oom telegrafeeron Trachten, om zijn
vader te vinden?
Daar stond een politie-agent. Hij luister
de met belangstelling naar een verhaal, dat
iemand hem stond te doen. De man stond
met zijn rug naar EUen toe; maar zijn
stem hoorde zij duidelijk een angstige,
smeekende stem, die belooningen aanbood
en met straffen dreigde.
„Ja, een klein kereltje van vijf jaar. Ja,
heelemaal alleen ik zou hem in deze
menigte best over het hoofd kunnen zien
zoo'n drukte, wat zal het kind zich daar
angstig in voelen! Uitkijken tot ze weg zijn
ik keek al uit maar 'ik "kon niet
op ieder perron tegelijk zijnSommige agen
ten keken ook mee. Zoo'n klein ventje!"
Hier kon hij niet voortgaan. Zijn stem
begaf hem.
Ellen ging naar hem toe.
„O, Wjlliam," sprak zij, „neem dit kind
van mij over, het is zoo zwaai-1"
irr.
Het was heel laat, toen Ellen en Wil
liam in haar kamer tegenover elkaar zaten.
kapitein. Dat leeren ze toch maar nooit
af, dip militaire heeren. Het was niet zoo
erg, als minister Bergansius den heer Duij.
maer van Twist placht te behandelen, wien
hij eens toevoegde: Je kent jo reglementen
niet, maar het Was toch niet, zooals het
hoorde. Te zeggen, dat de afgevaardigde
zijn stelsel als iets nieuws verkondigt, maar
wat feitelijk iets is, wat hij, als minister,
leeds sedert '66 vóórstaat (toen was de heer
Staal jong 2de luitenantje, en beschikte in
geen voeten of vamen over de ervaring,
waar kapitein Thomson nu over beschikt)
is toch eigenlijk niet vrij van grootspraak,
en doet denken aan toom over het feit, dat
deze kapitein zich ooit zou kunnen veibcel-
den, het beter te weten dan een generaal.
Na de eindstemming bleven de gelukwen-
sclien voor den heer Staal niet achterwege;
audaces forfuna juvat (het geluk' is met
do stoutmoedigen) zijne koene rede heeft
ontegenzeggelijk ver (rouwen gewekt, moge
dat vertrouwen niet beschaamd worden.
De Kamer ging uiteen, om te eten, de
tribunes stroomden leeg, en 's avonds gin
gen wij aan VII B., financiën.
Wij memonecren bij dit hoofdstuk een
ernstig verzoek om veilaging van den sui
keraccijns, die ook wij van harte zouden
toejuichen, maar wat geven dergelijke ver
zoeken zoolang de schatkist de 20 mil-
lioen, die de accijns opbrengt, niet kan mis
sen Wij hopen, dat eone wet op den ver
koop van sacharine, zoo schadelijk voor de
volksgezondheid, niet pp> zich zal laten
wachten.
En toen kwamen wij Vrijdag aan IX, Wa
terstaat, Waarhij ieder afgevaardigde de strij
der is voor één of meer wenschen voor
zijn district, en de minister Liefdadigheid
betracht naar vermogen. Het is nu weer
Vrijdag 5 ure; mochten zich bij dit hoofd
stuk ernstige vraagstukken voordoen, dan
zullen wij dat in ons volgend artikel ver
melden. Dat zullen wij ook doen over het
wetsontwerp, waarbij het nieuwe departe
ment van Landbouw, Handel en Nijverheid
wordt ingesteld, en waarmede de heeren
Talma en Lohman zich-zoo weinig kon
den vereenigen, dat ze een motie hebben
inediend, om dat ontwerp a lête reposéo
op een lateren dag te behandelen. De Re
geering heeft verzocht, het debat over die
motie uit te stellen tot morgen (Zaterdag)
en de Kamer heeft daaraan voldaan.
BINNENLAND.
Consuls.
■Bij Kon. bestuit is dé heeir H. Loney
eirkemd en toegelaten als consul Y&m Slam,
te Soeralbaja
Ridderorden.
Bij Kon. "bestuit ia 'benoemd tot broe
der in dé orde Yam déni Nédlerilandscilien
Leeuw, H. Franken, kaïmerbewaardi'er bij
ihdb département van financiën.
Het Weldadigheids concert.
Gisteren zond; een ingezetene te 's-Gra-
Veinhagö f 10,0 aan nievrouiw Tuigini, voor
dé Caïabriërs, zoodlat de opbrengst- dér
mratiinee benevens de vetrschillendie! giften
f 2570.37i' nu bedraagt.
Volks weerbaarheid.
De Volksweerbaarheid zal op 2e Kerst
dag in het Gooii een groote velddienst
oefening houden, onder ïoidhng van den ma
joor E. Ludén Yam Amsterdam. Deelge
nomen wordt door de afdteef'ngeni Amster
dam, Loenen aan dé Vedht, iN'aamdten, Bus-
sum, Hilversum, "Weesp eni Utredht.
Dir. bel., invoer?- en accijnzen.
Bij do rijks directe belastingen: benoemd,
ingang 1 Januari 1906, tot 'rijksklerk 3de
klasse: A. J. Vonk, ten kantore Utrecht
d.b.; K. de Wit, ten kantore Deventer; M.
„En toen, William?" vroeg zij opgewon
den. „Vertel verder! Wat toen?"
„Nadat Hal mij getelegrafeerd had, ging
ik natuurlijk naar 'den trein. Zij hadden
de heele streek rond gezocht voor de dom
me beambte tot het besef kwam, dat hij het
kind een kaartje had gegeven en toen
had ik nog juist den tijd, om aan het
station te komen. En toen ik hem niet
zag, evenmin als een van de mannen, die
ik om hulp had gevraagd, ging er in een
korten tijd heel wat in mij om, Ellen 1"
„En je praatte ook heel wat af," lachte
zij vroolijk. „Maar wat dacht je zoo al?
Vertel mij dat eens."
Hij zag haar aan, en keek daarna naar
Laddie, die op een rustbank lag te slapen.
„Ik dacht," 'zei William, „dat, als ik
den jongen terugkreeg, ik hem altijd hij
mij zou houd on I"
„Was je besloten, hem bij je te houden,
zelfs als je er mij voor zou moeten opge
ven?" vroeg ze met een eigenaaidigen
klank in haar stem.
„Ik zal je niet opgeven," antwoordde hij.
„ik heb je dat al meer gezegd. Ik zal net
zoolang volhouden, tot je mij neeint met
den jongen er bij. Je hebt hem nu zelf
in je armen gehad. Ellen. Kijk eens naai
hem. Je zult mij niet voor de keus stellen
tusschen jou en hem?"
Hij keek haar smeekend aan. Ea zij stak
haar handen plotseling in de zijne.
„Ik zou het niet durven!" riep zij over
gelukkig uit. „Je zou den jongen kiezen.
En dat zou ik ook 'doen. Wel, William,
ik houd meer van het kind dan van jou!"
min ii i- mm g
f
f