59"* Jaargang
Zondag 28 Januari 1906.
Praatjes over m, weifle en m wat.
No. 11991.
Tweede Blad.
Belgische Brieven.
X>e vrouw van den
referendaris.
SCHIEDAMSCHE COURANT
Deze eourant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagea,
Prijs per kwartaalYoor Schiedam en Ylaardingen fi. 1.25. Frons»
per post fl. 1.65.
Prijs per weekYoor Schiedam enYlaardingenlO cent»
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór eea nar
aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau Botemtmt <58.
Prhs der Advertentiën: Yan 16 regels 0.92iedere rege£
meer 15 cents. Reclames 80 cents per regel. Groote letters naar de plaats die sqj
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeeüge voorwaarden. Tarieven hier;
van zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot denprjji
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Intere. Telefoon 188.
Brussel1, Januari 1906.
Evengoed' als do menschen beeft ook een
st?d haar 'ïiégttiigé, dat ze in do morgen
uren aantrekt. Dat is óók bekoorlijk als
hot w'ijjd'-aieerplüoiond morgen kleed' - van
een jonge vrouw. Het heeft do natuurlijker
lijnen afe van d'o 'houding van don mensen,
dio bezig is, ma« hot mist dc modieuze
elegantie on dö glimlachjes en de parfums
van die dc latere 'dbg' vooral, iu steden ais
Brussel', hoeft.
's 'Middags, afe modieuze, géhandscihoen-
de maaeabcn drentólén over do trottoirs,
afe uit stilstaandb equipages, waarvan pal
freniers do norbiors ouc-nhoudénd, de
blauwzijden, kussens toornen, dames pui-
sc.hcn naar d'o winkels, als man zelfs in
dezen lijid: bijl kachcfe onder de. neergelaten
schermen vaiu dc cafe's zittend' don stroom
van vriéndelijk glimlachende d'ames en lvee-
rett langö zich ziiet glijden en 'liet geschui
fel van fijn-'gesehoeittfc voeten hoort over
het asfalt der 'boulevards, dan liijkt bet
leven van den aangename gemakkelijkheid
en sierlijkheid:, eon zachte stroom vuil mon
daine genoegens, waaraan zelfs de glim
lachende d'ames die d'o winkels op&nsïuitem
en den ernstig-deftigen koetsier op den bok
voor hun pleizicir Sdhijinen mee te doen
en waarop mem zich slechts behagelijjk
hoeft te latent vbortdriijven om ongestoord
door d'o wereld! te komen.
Dit is do uiterlijkheid van het mou-
BdhonTeven, het vertoon, waarvoor men zidli
's morgens oppoetst, iliet mooie 'blinkende
Meed! waarin men zich; aam elkeen ver
toont, on dat men straks thuis weer uit
trekt eindlat .het niet zoo gemakkelijk zit.
En dit kleed en .dat juist geeft aan
Brussel nog eon bizonderd tegemstoRiiag dn
morgan- en middaguren dit kleed is uit
sluitend Van Fransdhien snit. 's Morgens,
als men nog werkt en geen tijd; heeft om
houding en gdbaa.r te hestudeerew, ver
toont Brussel' zich wear in z'n Ylaamsetti
kkcdiji, cl'at wil' zoggen, men hoort dan
overvloedig VTaamseih ïatngns de straten.
Niet dat het Franseih hier d'o menschen
niet na.buurl'ijjk zou afgaan, cl'at het iets
heeft van aanstellerij'. Integendeel, het gaat
hun vaatte veel gemakkelijker dkn het'
Viaamsdh tegenover vreemden. Men voelt
zich ook 's middags, wanneer men gekleed
is, moer op zijn gemak tegenover vreemden
daa, in rijm négligé, waarin en zich. in zijn
huiskamer soms zoo behaaglijk kan voelen.
Toch, is dat 'huisjasje ons eigener.
Dc bevolking vatn Brussel is overwegend
Ylaamsdhi en or ziiin er maar .'betrekkelijk
weinigen diie geen Yl'aamsdli. verstaan'. Dat
toch ,d'e vreemdeling In 't eerst zoo bitter
weinig van YTaamscih bespeurt, komt, om
dat hij! dé meaiscllien alttcon gekleed! ziet in
de middaguren: en: m do w*ancMstraten en
de boulevards. Dat Yïaameoh hoort men in
dé ttiuiizon on iin sfaraèem. waar dc memscihcn
minder om uiterlijk Vertoon. geven en meer
„Wal, zijn er toch 'wonderlijke menschen
in de wereld!" zei mijn oude vriendin, de
vrouw van den handelaar Weimneistcr.
„Daar was bijv. die referendarisvrouw
ze is dood en ik wil dus geen kwaad van
haar spreken maar air ik bedenk, wat
ik van haar heb moeien verdragen -
Toen zc nog in Tclow woonden, gingen
zo met graven en baronnen om en als
Weinmeisler voor zaken bij hen moest zijn,
moest hij altijd onder etenstijd komen; dan
werd hem voor den vorm gevraagd
of hij mee wou eten cm als hij dan natuur
lijk „neen" antwoordde, kreeg hij een stoel
recht over het buffet. Dal, heeft hij dan ook
op dc vorkoopitvg gekocht, toen hun boeltje
op en dc hoofdambtenaar „op dc jacht
verongelukt was." Nu, toen ze hier kwam
wonen, heb ik mijn best voor haar gedaan
en ik heb met veel moeite tien kinderen
hij elkaar gekregen met de mijnen er bij,
aan wie Licsjc, haar oudste dochter, les
bon geven. Ik ga naar haar toe, om haar
dat Lc vertellen en denk natuurlijk, dat ze
mij heel dankbaar zal zijn en wat doet
zei Ze richt zich in haar volle lengte op
en zegt: „Mevrouw Weimneistcr, ik moet
mijn kruis dragon, maar in al mijn onge
luk zal ik nooit mijn stand vergelen."
doen alsof ze thuife aijiti. Maar todli ook
dlaar .alleen onder elkaar. Zoodra men iets
vraagt, hoort men Fra.nsdh. Tegenover
vreemden, d'.w.z. tegenover allen, die hij
niet va,n meer nabij, kont, staat de Brusse
laar op. zijn fatsoen, on spreekt Fransali,
Op een Zondagmorgen men: doet liier
niet veel aan Zond'agsrusb liep ik. over
de markt in M'ol'enbeek, een arbeiderswijk,
en uitsluitend' Yhmmsdh. Tussohon de ar
beiders en' bmton.rnonsdhen, die .hun waar
kwamen verfcoopen, ttioordo men dan ook
bijna niet ancfers on. db voortreffelijkheid
van aardappelen, bloemkool', vl'eescih. of
visoh word er voor „dertig, veertig: cu vijf
tig centen" (geen centimes) te koop aange
boden. Voor een: welgedane vrouw, juist
niet oen paar koopors in luid gesprok, of,
betca- gezegd, voor een heelo rijt manden,
waarachter ihefc gesprok pil aai® .had, bleef ik
staan om naar het Brusselsdh-Vlaamech, te
luisteren, toon eensklaps 'het Vlaamscih in
Fransdh' veranderde en „madame" haar
„pommes db terro" to koop 'bood'. Nog ver
wonderd over deze ptotsolimgc wending,
zag ik „madame" mijl naderen met do
vraag, „vous désirez monsieur?''waaruit ik
d'o 'reden der verandering begreep. In 't
'ITollandsoh antwoordde: i'k, d'ab ik niets
wcnsdiit-e, maar kreeg tot eeuig bescheid
een verwonderd.' g'eaicht en dé vraag „s'il
vous plait monsieur?" terwijl op hetzelfde
oogenblik een. naar voorbijkomende vrou
wen van de voor kef feldjlk: hoedanigheid de.
pet-at ton" (aardappels) an. 'bloemkool; m
goed YlcUiinscih werdén, op dé 'hoogte so-
bradit. Ik bracht Madame op dé hoogte,
dat ik IIoHaiidscllil sprak en vroeg of ?e dat
niet verstond. Ee;n oogenblik bleef zo 'me
peinzend "bekijken, toon plooiden ze den
breed en mond' tot oen ge.meenzamen lach
en antwoordde: „lïollandscli niét, maar
V'Iaamech." En toon begon ze.
Dit begin, en ook hot.eind- wil' ik echter
den lezers spiaren. Bk verstond' er trou-
wems maar dé helft van. Uit h;eb gebeurde
zelf echter kan blijken, hoe moeilijk dé
me nsolieu tegenover vreemden tot
Vliaamscih komen, en 'hoe zeer het dé ge
woonte ie ieder, dto een hoed op heeft of
er ails hear uitziet, met Franseb. aan te
siprakem.
Echter mijn; groente-madame begon en
diait is met velen niét ctens hot goVal, al
v'erstaa.n en sproken: ze Ykvamsoh, In een
winkel zal dé dlanio, dio u liolpt, ooik! na d'o
verzekering dat ze Vlarnmsch. verstaat 'haar
Fransoh blijlveni spréken. Blijft ze dan mot
Hollandseh doorgaan en toont ze, d'at ze
'haar Framsch niet begrijpt, dan zal' zei,
maar nog lang niet altijd, invar Vlaamsdh
spreken met dén Voortdurenden verlogen
'liaif-medelijideudcn glimlach, alsof' ze zeg
gen wou, dat hét tooli haar sch'nMI niet is,
of some ook, als wou ze vragen „leuk hé,
zóó te praten met een wildvreeencfan heer."
Dat is voor Hollanders tmi juist niet bij
zonder tfoioiMÏ, wanneer ze 1«m taal bc-
scihouwd' zien, -alls een ongeschikt voertuig
voor de gedachten van welopgevoede of ton
minste guedogoMecde mensdh-em. 't Is waar
er komt 'hierbij nog iets anders in liet spel.
Tegenover ons Holtamdsch klinkt hot
Vliaaimsch, dét do meesten hier in Brussel
spreken (ik 'bedoel' nm nog njefc eens liet
Bnussefech dialéot, dat voor ons bijna on
veis taan baar is) wat grof en zwaar en: als
een dialect.. En ook dit dóet velen zich
tegenover Holïandérs slechts aarzelend van
Vda&msdh. bedienen. Maar d'ezc rod'en kan
niet geldén 'tegenover Vlamingen en toch
ook tegenover dezen blijft men, vooral
waar het modes is zidlu „gekleed" to ver-
toonen, 'hij: zijn Franscih. Wil men dan ook
van een beleefder behandeling zeker zijn,
dan doet men liet best daar ook maar
Fi'anerih te spreken, dé afkeer Van vele
strijideiido Vlaamsdie g'ezinucu t-ein spijt.
Er rijm hier van d'ic striildende Vlamin
gen, d'ie d'oor alles heen hun Ylaamsch
■willen d'oeix li ooi-en. on ook hun kinderen
uitsluitend daalrin opvoeden. „Maar" zoi
een jong Viaamsali dokter me, die van der-
gel ijke noiigingon bij) een bekenden oolloga
mot grooto praikbijk Vca-teldé, „men kan
van Vlaiamsah alleen niet léven."
Dat is dus een andere leant van. do
Vlaamsche zaak. Doze zaaik in verhand ge
bracht met. honger on noodzakelijk levens
onderhoud. Maar op die 'kwestie wil ik nu
niet ingaan. Ik ,heb u 'alleen eens willen
uitleggen, 'hoe liet komt, cïat men in een
V'Jaamscihe stad als Brussel', toch als vreem
deling' bijiia u'itsiluiten'd Eransch hoort,
iets wat .m,ijl trof en wat misschien monigon
Hollandér kan mtercsscoron. Van do plaat
sen, waar men, behalve dan op dc Zon
dagsmarkt to -Motenteek, het Vlaamséh
zoeken doet, nog eens een amd'ore koor.
Ik wou wal aal woorden, maar keek haar
aan en vond,, dal zij er uitzag nis een half-
verhongerde kraai in haar versleten zwarte
japon. En ik had mijn bonten mantel aan.
En het was heel koud in dc kamer.
Ik zeg: „Zeker, mevrouw, dat weet ieder
kind, hier in do stad."
Op' hetzelfde oogenblik hoor ik aan de
keukendeur rammelen en vlug afe ik altijd
be-n, doe ik die open on daar zie ik haar
twee kleine meisjes, alleen met dunne on
derrokjes aan, en midden op de gedekte
keukentafel silaid niets dan een schotel
aardappelen.
In mijn verlegenheid zeg ik: „Neemmij
niet. kwalijk, mevrouw, ik heb u zeker in
het eten gestoord."
Daar krijgt, zij een vuurrood,e kleur en
zegt: „O, neen, er is nog niet eens gedekt,
zooals u ziet," en ze wijst op de tafel in
dc kamer. Ik krijg medelijden en vraag,
of zij mei haar drie kinderen den volgenden
dag bij ons wil komen eten.
Weer krijgt zo ccn kleur en kijkt mij
haast vijandig aan. Daarop slaat, zc de oogen
neer en zegt: „Voor Elisabeth en mij
neem ik de uitnoodiging met genoegen aan,
maar dc kinderen zijn nog te klein om uit
eten te gaan."
Builen gekomen hen ik natuurlijk spin
nijdig oj) dio "trotschc vrouw en neem mij
voor niot meer do minste moeite vóórhaar
Ie 'doen.
Maar toen 'ik thuis zoo'n lekkere worst
vond, moest ik aan de armo kindoren den-
Een en ander over de verpleging van ons
vee en wat daarmede samenhangt.
(Vervolg).
De, vorige week eindigden we met de op
merking, dat liet werk der phytopatliolo-
gen moer en meer ook door do mannen
der praktijk als doeltreffend en nuttig wordt
beschouwd, omdat men de gunsLiige wer
king der door hen aanbevolen voorbehoed
en bestrijdingsmiddelen allerwegen waar
neemt.
De kooltelei's aan den Langen dijk in
Noord-llolland hebben „van buis uit" nu
heusch niet zooveel op met al dat nieuwe.
De k n o 1 v o e l, een zeer gevreesde ziekte
aan den wortel der koolsoorten, komt bij
ben slechts sporadisch voor. Toen zich dan
ook een 'jaar of drie terug een bij ben
onbekende ziekte in liet hhul der kolen
vertoonde en meer en meer zich uitbreidde,
wist men geen raad. Men kende geen ziekte
van eenigo beteekenis in liet gewas en er
kende toch dat de nieuwe ziekte de ge-
heole koolteelt en dal. wil in die streek
wat zeggen ernstig bedreigde.
Door bemiddeling van den rijkstuin-
bouwleeraar werd prof. Ititscma Bos over
de ziekte geraadpleegd, doch deze moest
eerst het ontstaan en verloop der ziekte
nagaan, alvorens raad te kunnen geven.
Nu werden hem exemplaren van aange
taste kooien genoeg gezonden en den aard
der ziekte "kan hij wol vaststellen, maar
het. ontslaan en de wijze, waarop de he
smelting of overbrenging der ziekte plaats
had, bleef in het duister. Toch moest op
dit punt ook licht verschaft worden en
daarom 'besloot „zijn hooggeleerde" zich
persoonlijk 'ter plaatse van een en ander
op te hoogte te stellen. Dat. hadden die
ooitelers zich niet kun.nen!voorstcllen, dat
zoo'n porfesser door hun koolvelden zou
loopen en vooral zoo goed op de hoogte
van hun bedrijf bleek te zijn. Zijn prak
tische vragen en opmerkingen omtrent de
zieke kooien, verbaasden hen en deden
den porfesser hun vertrouwen winnen. Zoo
moet. dc verhouding worden, dan eeratzal
er samenwerking komen iusschen de phy-
topa thologon en. land- en tuinbouwers. En
van die samenwerking zullen dc kaatsten
het meest profitceren.
Gaan wo nu een paar d.er belangrijkste
voor ons althans artikels van het
voor hef Instituut vastgestelde reglementna.
Na vermelding, dat het. Instituut te Wa-
gcniiigen oen onderdeel uitmaakt van de
Rijks-Jloogcre Land-, Tuin- en Bosebbomv-
scliool, noemt hot eerste artikel als doel:
a. hel. geven van inlichtingen aan land
bouwers, tuinbouwers, houtlelers cn aan
door don Directeur-Generaal van den land
bouw aan te wijzen ambtenaren omtrent de
oorzaken van ziekten en beschadigingen
dor kutluurgewassen eu omtrent de midde
len om déze te voorkomen en te bestrijden;
b. het verrichten van onderzoekingen:
ter uitbreiding van de kennis van plan
tenziekten, van schadelijke dieren en van
al die invloeden, welke voor de kuituur-
gewassen nadeelèg zijn
ter vaststelling van de omstandigheden,
waarvan de meerdere of mindere vatbaar
heid van planten, voor ziekten en bescha
digingen afhankelijk is;
c. hol beproeven van middelen, waar
door plantenziekten, schadelijke dieren en
andere nadeelige invloeden op den groei
der kultuurgewassen kunnen worden voor
komen en bestreden.
Men ziet wat op den voorgrond, staat,
wat het eigenlijke doel is. Onder a. is het
duidelijk aangegeven, liet onder b. en c.
genoemde heeft natuurlijk slechts ten doel
om de phyfopatologen in staaf te stellen,
sneller en heter dan lot op heden liet ge
val was, de oorzaken van ziekten of be
schadigingen vast te stellen en voörbelioed-
of bestrijdingsmiddelen aan te geven.
Het. ligt dus aan ons, zoo we, hetzij
schadelijk gedierte ons in het bedrijf inet
schade 'bedreigt., hetzij we met planten
ziekten te kampen hebben, de ons aan
geboden hulp niet aangrijpen.
Of we. dadelijk gebaat zullen zijn met de
hulp, o-ns in den vorm van raadgeving
verstrekt? Dat is niet uit te maken; in
veel gevallen zeker wel, in andere mis
schien niet. Doch zelfs als dit laatste voor
komt, dan hebben we toch dit gewonnen,
dat. we van stonde af aan bondgenooten
hebben,, en hondgenooten, d,ie beschikken
over een, groote ervaring op dit gebied.
Verstrekken wij hun alle gevraagde inlich
tingen, ook door toezending van de aan
getaste of beschadigde planten, zoo zijn
zij verplicht niets onbeproefd te laten, om
ons met goeden raad ter zijde te staan.
Mochten de gegeven inlichtingen onvoldoen
de blijken, zoo zal men zich persoonlijk
ter plaatse van een cn ander op de hoogte
komen stellen. Ik noemde van ccn derge
lijk persoonlij' onderzoek hoven ecu voor
beeld. Doen wij hei. onze, omdat ons be
lang ermede gemoeid, iszij zullen het
hunne doen, want hel is hun eer, de
oorzaak gevonden en liet middel aange
geven lc hebben.
Maken wé van de aangeboden hulp ge
bruik, zoo zullen wc In ieder geval verder
komen, dan wanneer we berustend dn de
geleden schade, ongcloovig de handen in
den sclioot laten rnsl.cn.
Maar er schijnt dan locli nog al wal
moeite aan verbonden to zijn; d.nl geven
van inlichtingen, dat opzenden van plan
ton enz., het is allemaal maar last en
worden die inlichtingen kosteloos verstrekt?
Zonder moeite heeft inen niets. Maar
bovendien zou ik elk aanraden, als men
iels van dien aard aan do hand heeft, er
eerst den land- of tuinbuinvleeranr dei-
provincie over te raadplegen. Die kan al
vaak afdocnd.eu raad g.cvcn, cn zoo niet,
ons aanwijzen, hoe verder met. de zaak
te handelen.
En dc kosten er aan verbonden? Daarop
geeft art. 6 een aan duidelijkheid niets te
wcnschcn overlatend antwoord. Het luidt:
1De inlichtingen, bedoeld in
art. 1 onder a. (boven afgeschreven)
.V orden kosteloos verstrekt.
2. De aanvragen om inlichtingen moe
ten 'vrachtvrij aan den directeur van hel.
Instituut worden gezonden, een zoo dui
delijk mogelijke omschrijving van de plan
tenziekte of beschadiging bevatten en ver
gezeld gaan van zoo mogelijke in verschil
lende "toestanden van ziekte of. beschadi
ging verkeerende planten of plantcndeelen
en in geval van beschadiging door. die
ren zoo mogelijk' van een of meer exem
plaren van liet als schadelijk opgetreden
dier.
Het advies is alzoo kosteloos alleen de
aanvrage en het te onderzoeken materiaal
moeten franco door ons worden opgezon
den. Dit laatste is toch alleszins billijk.
Men kan toch niet verlangen, dat hel. rijk
ambtenaren zal aanstellen, die den boer
zullen 'afreizen om te hooien of wc ook
niet wat voor liet Instituut te onderzoeken
hebben? Wilden bedoelde ambtenaren bo
vendien nog de goedheid bobben hel be-
noodigde; 'materiaal te verzamelen, in te
pakken én mee te nemen, dan kon alles
buiten ons omgaan.
liet zou wel gemakkelijk zijn, liet dient
erkend. Men zal cellier lang, moeten zoe
ken, eer men een minister vindt, die den
moed beeft op zijn begrooting een postte
brengen, waaruit dergelijke ambtenaren
zouden moeten bezoldigd worden. Wij zelf
als belastingbetalers, zouden over derge
lijke geldverspilling allesbehalve gesticht
zijn.
ken, die niets dan aardappelen te eten
hadden en ik stuur do helft van de worst
erheen.
Wc zitten nog aan tafel als de meid
terugkomt met de boodschap: „Mevrouw
Iaat u danken, maar zij had al gegeten
en stuurt u dus de worst terug."
Ik beloof mijzelf nu plechtig, dat de re
ferenda risv rouw van mijn goedhartigheid
geen last meer zal hebben. Maar wat is
een mensch en dan nog wol met Kerstmis?
Als ik 's avonds aan onzen kerstboom
bezig ben, en Guslaaf op een ladder slaat
om de aardigheidjes en peperkoeken op lc
hangen, dan komt imij opeens 'iets in de
gedachten en ik zeg: „Gustaaf, de kinderen
van de referendaris vrouw hebben geenklee
ren, daarom wil zij ze morgen niet mee
nemen!"
Guslaaf keert zich naar mij toe cn zegt
kalm: „Dan zullen wij wat voor ze koo-
pon."
„Ja, "dat zog je wel, maar dan moetik
do stad in cn mij allerlei, moeite geven
eu waarvoor? Om mij den heelen boel door
dio hooghartige madam weer te laten thuis
sturen
„Laat mij daar maar voor zorgen,"
zegt Guslaaf.
Nu ik koop van alles en laat het Gus
laaf inpakken, maar daar zie ik, dat hij
er een vrij groote kartonnen doos hij doel
cn ik vraag: „Wal pak je daar vooreen
doos in, Guslaaf?"
Hij wordt vuurrood, maar kijkt mij flink
dn dc oogen en zegt: „Ik heb cr wat bloe
men bijgedaan voor juffrouw Liesjc."
„Zoo?" zeg ik, en kijk hem strak aan.
„Ken je haar dan, Gustaafje?"
„Ik? Neen," zegt hij aarzelend, „ik heb
haar eens of tweemaal op straat gezien,
moedertje; maar ik heb medelijden mot
haar. Zoo'n jong ding!"
„En zoo mooi 1" zeg ik wantrouwend.
„Kun je mij naar waarheid verklaren, dat
er niets dan bloemen in die doos liggen?
Geen brief, geen vers, mijn zoon?"
„Ben ik nu iemand om verzen,te ma
ken?" vraagt, hij en lacht hardop.
„En een brief?" vraag ik verder.
„Maar moedertje, dat zou toch niet aar
dig zijn, als ik liet 'merken van wie het
pak komtl"
Tegen den avond trekt 'Guslaaf zijn pols
het binnenste buiten aan, bindt zich een
vaJschcn haard aan en hrongl het pak
weg.
Door liet venster zag hij Liesjc even met
één kind op den arm en het andere tegen
zich aangedrukt.
„Als de Holbeinschc Madonna zag ze cr
uit," zei Guslaaf. Nu, ik weel. niet wie
dat is, maar dat hij van Liesje houdt, dat
weet ik wel. Ik zeg echter niets, maar laat
nog eens vragen of de referendariswrouw
de kleintjes mee wil nemen. Zij belooft
dit en op den eersten Kerstdag komen zij
ook werkelijk alle vier.
Nu ben ik niet gauw uit het veld gesla
gen, maar de referendarisvrouw kreeg dat
gedaan. Zij ziet er zoo voornaam uit in
haar oude zwart zijden japon, die zoo keu
rig zit en zij spreekt zoo deftig, dat ik
geen woord weet te zeggen. Maar dan gaat
zij naar mijn man cn dan slaat Liesjc voor
mij en maakt een sierlijke buiging cn wil
ook iets zeggen; maar opeens krijgt zc een
kleur, neemt mijn hand en kust die.
En dan kijkt ze mij met haar bruine
oogen aan, die vochtig glanzen en toch
guitig kijken, en zij zegt: „Dc bloemen wa
ren toch liet mooiste van alles."
Daar vergeet ik, dat ik niet wou weten,
dal hol. pak van mij kwam, geef Liesje
een kus eu zeg: „Dat moet jc Guslaaf
vertellen, kindje, aan zoo iets denken wij
oude lui niet."
Ja, zoo dom is men, als men 't hart op
(lc tong heeft.
Want dc jongen staat natuurlijk vlak hij,
hij heeft alles gehoord en nu zien zij elkaar
aan en worden allebei vuurrood. Maar ik
heb geen lijd meer om naar lieu te kijken,
want nu groeten dc twee kleintjes mij cn
wij gaan aan tafel.
Ik hel» Guslaaf opzettelijk niet. naast
Liesjc gezel, maar recht, over haar en nu
doen zij niets dan elkaar aankijken.
Ik gc,ef hem allerlei teekensi om hem te
■beduiden, dat. hij dit niet moet doen;maar
liij zou cr niets van gemerkt hebben, als
de hemel op ons neergevallen was, zoo wa.s
hij in hoogcr sferen.
En opeens zie ik, dat de referendaris-
vrouw Liesje ook leekens geeft, net als ik