59"* Jaargang Zondag 28 Januari 1906. Praatjes over m, weifle en m wat. No. 11991. Tweede Blad. Belgische Brieven. X>e vrouw van den referendaris. SCHIEDAMSCHE COURANT Deze eourant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagea, Prijs per kwartaalYoor Schiedam en Ylaardingen fi. 1.25. Frons» per post fl. 1.65. Prijs per weekYoor Schiedam enYlaardingenlO cent» Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor liet eerstvolgend nummer moeten des middags vóór eea nar aan het bureau bezorgd zijn. Bureau Botemtmt <58. Prhs der Advertentiën: Yan 16 regels 0.92iedere rege£ meer 15 cents. Reclames 80 cents per regel. Groote letters naar de plaats die sqj innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeeüge voorwaarden. Tarieven hier; van zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot denprjji van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intere. Telefoon 188. Brussel1, Januari 1906. Evengoed' als do menschen beeft ook een st?d haar 'ïiégttiigé, dat ze in do morgen uren aantrekt. Dat is óók bekoorlijk als hot w'ijjd'-aieerplüoiond morgen kleed' - van een jonge vrouw. Het heeft do natuurlijker lijnen afe van d'o 'houding van don mensen, dio bezig is, ma« hot mist dc modieuze elegantie on dö glimlachjes en de parfums van die dc latere 'dbg' vooral, iu steden ais Brussel', hoeft. 's 'Middags, afe modieuze, géhandscihoen- de maaeabcn drentólén over do trottoirs, afe uit stilstaandb equipages, waarvan pal freniers do norbiors ouc-nhoudénd, de blauwzijden, kussens toornen, dames pui- sc.hcn naar d'o winkels, als man zelfs in dezen lijid: bijl kachcfe onder de. neergelaten schermen vaiu dc cafe's zittend' don stroom van vriéndelijk glimlachende d'ames en lvee- rett langö zich ziiet glijden en 'liet geschui fel van fijn-'gesehoeittfc voeten hoort over het asfalt der 'boulevards, dan liijkt bet leven van den aangename gemakkelijkheid en sierlijkheid:, eon zachte stroom vuil mon daine genoegens, waaraan zelfs de glim lachende d'ames die d'o winkels op&nsïuitem en den ernstig-deftigen koetsier op den bok voor hun pleizicir Sdhijinen mee te doen en waarop mem zich slechts behagelijjk hoeft te latent vbortdriijven om ongestoord door d'o wereld! te komen. Dit is do uiterlijkheid van het mou- BdhonTeven, het vertoon, waarvoor men zidli 's morgens oppoetst, iliet mooie 'blinkende Meed! waarin men zich; aam elkeen ver toont, on dat men straks thuis weer uit trekt eindlat .het niet zoo gemakkelijk zit. En dit kleed en .dat juist geeft aan Brussel nog eon bizonderd tegemstoRiiag dn morgan- en middaguren dit kleed is uit sluitend Van Fransdhien snit. 's Morgens, als men nog werkt en geen tijd; heeft om houding en gdbaa.r te hestudeerew, ver toont Brussel' zich wear in z'n Ylaamsetti kkcdiji, cl'at wil' zoggen, men hoort dan overvloedig VTaamseih ïatngns de straten. Niet dat het Franseih hier d'o menschen niet na.buurl'ijjk zou afgaan, cl'at het iets heeft van aanstellerij'. Integendeel, het gaat hun vaatte veel gemakkelijker dkn het' Viaamsdh tegenover vreemden. Men voelt zich ook 's middags, wanneer men gekleed is, moer op zijn gemak tegenover vreemden daa, in rijm négligé, waarin en zich. in zijn huiskamer soms zoo behaaglijk kan voelen. Toch, is dat 'huisjasje ons eigener. Dc bevolking vatn Brussel is overwegend Ylaamsdhi en or ziiin er maar .'betrekkelijk weinigen diie geen Yl'aamsdli. verstaan'. Dat toch ,d'e vreemdeling In 't eerst zoo bitter weinig van YTaamscih bespeurt, komt, om dat hij! dé meaiscllien alttcon gekleed! ziet in de middaguren: en: m do w*ancMstraten en de boulevards. Dat Yïaameoh hoort men in dé ttiuiizon on iin sfaraèem. waar dc memscihcn minder om uiterlijk Vertoon. geven en meer „Wal, zijn er toch 'wonderlijke menschen in de wereld!" zei mijn oude vriendin, de vrouw van den handelaar Weimneistcr. „Daar was bijv. die referendarisvrouw ze is dood en ik wil dus geen kwaad van haar spreken maar air ik bedenk, wat ik van haar heb moeien verdragen - Toen zc nog in Tclow woonden, gingen zo met graven en baronnen om en als Weinmeisler voor zaken bij hen moest zijn, moest hij altijd onder etenstijd komen; dan werd hem voor den vorm gevraagd of hij mee wou eten cm als hij dan natuur lijk „neen" antwoordde, kreeg hij een stoel recht over het buffet. Dal, heeft hij dan ook op dc vorkoopitvg gekocht, toen hun boeltje op en dc hoofdambtenaar „op dc jacht verongelukt was." Nu, toen ze hier kwam wonen, heb ik mijn best voor haar gedaan en ik heb met veel moeite tien kinderen hij elkaar gekregen met de mijnen er bij, aan wie Licsjc, haar oudste dochter, les bon geven. Ik ga naar haar toe, om haar dat Lc vertellen en denk natuurlijk, dat ze mij heel dankbaar zal zijn en wat doet zei Ze richt zich in haar volle lengte op en zegt: „Mevrouw Weimneistcr, ik moet mijn kruis dragon, maar in al mijn onge luk zal ik nooit mijn stand vergelen." doen alsof ze thuife aijiti. Maar todli ook dlaar .alleen onder elkaar. Zoodra men iets vraagt, hoort men Fra.nsdh. Tegenover vreemden, d'.w.z. tegenover allen, die hij niet va,n meer nabij, kont, staat de Brusse laar op. zijn fatsoen, on spreekt Fransali, Op een Zondagmorgen men: doet liier niet veel aan Zond'agsrusb liep ik. over de markt in M'ol'enbeek, een arbeiderswijk, en uitsluitend' Yhmmsdh. Tussohon de ar beiders en' bmton.rnonsdhen, die .hun waar kwamen verfcoopen, ttioordo men dan ook bijna niet ancfers on. db voortreffelijkheid van aardappelen, bloemkool', vl'eescih. of visoh word er voor „dertig, veertig: cu vijf tig centen" (geen centimes) te koop aange boden. Voor een: welgedane vrouw, juist niet oen paar koopors in luid gesprok, of, betca- gezegd, voor een heelo rijt manden, waarachter ihefc gesprok pil aai® .had, bleef ik staan om naar het Brusselsdh-Vlaamech, te luisteren, toon eensklaps 'het Vlaamscih in Fransdh' veranderde en „madame" haar „pommes db terro" to koop 'bood'. Nog ver wonderd over deze ptotsolimgc wending, zag ik „madame" mijl naderen met do vraag, „vous désirez monsieur?''waaruit ik d'o 'reden der verandering begreep. In 't 'ITollandsoh antwoordde: i'k, d'ab ik niets wcnsdiit-e, maar kreeg tot eeuig bescheid een verwonderd.' g'eaicht en dé vraag „s'il vous plait monsieur?" terwijl op hetzelfde oogenblik een. naar voorbijkomende vrou wen van de voor kef feldjlk: hoedanigheid de. pet-at ton" (aardappels) an. 'bloemkool; m goed YlcUiinscih werdén, op dé 'hoogte so- bradit. Ik bracht Madame op dé hoogte, dat ik IIoHaiidscllil sprak en vroeg of ?e dat niet verstond. Ee;n oogenblik bleef zo 'me peinzend "bekijken, toon plooiden ze den breed en mond' tot oen ge.meenzamen lach en antwoordde: „lïollandscli niét, maar V'Iaamech." En toon begon ze. Dit begin, en ook hot.eind- wil' ik echter den lezers spiaren. Bk verstond' er trou- wems maar dé helft van. Uit h;eb gebeurde zelf echter kan blijken, hoe moeilijk dé me nsolieu tegenover vreemden tot Vliaamscih komen, en 'hoe zeer het dé ge woonte ie ieder, dto een hoed op heeft of er ails hear uitziet, met Franseb. aan te siprakem. Echter mijn; groente-madame begon en diait is met velen niét ctens hot goVal, al v'erstaa.n en sproken: ze Ykvamsoh, In een winkel zal dé dlanio, dio u liolpt, ooik! na d'o verzekering dat ze Vlarnmsch. verstaat 'haar Fransoh blijlveni spréken. Blijft ze dan mot Hollandseh doorgaan en toont ze, d'at ze 'haar Framsch niet begrijpt, dan zal' zei, maar nog lang niet altijd, invar Vlaamsdh spreken met dén Voortdurenden verlogen 'liaif-medelijideudcn glimlach, alsof' ze zeg gen wou, dat hét tooli haar sch'nMI niet is, of some ook, als wou ze vragen „leuk hé, zóó te praten met een wildvreeencfan heer." Dat is voor Hollanders tmi juist niet bij zonder tfoioiMÏ, wanneer ze 1«m taal bc- scihouwd' zien, -alls een ongeschikt voertuig voor de gedachten van welopgevoede of ton minste guedogoMecde mensdh-em. 't Is waar er komt 'hierbij nog iets anders in liet spel. Tegenover ons Holtamdsch klinkt hot Vliaaimsch, dét do meesten hier in Brussel spreken (ik 'bedoel' nm nog njefc eens liet Bnussefech dialéot, dat voor ons bijna on veis taan baar is) wat grof en zwaar en: als een dialect.. En ook dit dóet velen zich tegenover Holïandérs slechts aarzelend van Vda&msdh. bedienen. Maar d'ezc rod'en kan niet geldén 'tegenover Vlamingen en toch ook tegenover dezen blijft men, vooral waar het modes is zidlu „gekleed" to ver- toonen, 'hij: zijn Franscih. Wil men dan ook van een beleefder behandeling zeker zijn, dan doet men liet best daar ook maar Fi'anerih te spreken, dé afkeer Van vele strijideiido Vlaamsdie g'ezinucu t-ein spijt. Er rijm hier van d'ic striildende Vlamin gen, d'ie d'oor alles heen hun Ylaamsch ■willen d'oeix li ooi-en. on ook hun kinderen uitsluitend daalrin opvoeden. „Maar" zoi een jong Viaamsali dokter me, die van der- gel ijke noiigingon bij) een bekenden oolloga mot grooto praikbijk Vca-teldé, „men kan van Vlaiamsah alleen niet léven." Dat is dus een andere leant van. do Vlaamsche zaak. Doze zaaik in verhand ge bracht met. honger on noodzakelijk levens onderhoud. Maar op die 'kwestie wil ik nu niet ingaan. Ik ,heb u 'alleen eens willen uitleggen, 'hoe liet komt, cïat men in een V'Jaamscihe stad als Brussel', toch als vreem deling' bijiia u'itsiluiten'd Eransch hoort, iets wat .m,ijl trof en wat misschien monigon Hollandér kan mtercsscoron. Van do plaat sen, waar men, behalve dan op dc Zon dagsmarkt to -Motenteek, het Vlaamséh zoeken doet, nog eens een amd'ore koor. Ik wou wal aal woorden, maar keek haar aan en vond,, dal zij er uitzag nis een half- verhongerde kraai in haar versleten zwarte japon. En ik had mijn bonten mantel aan. En het was heel koud in dc kamer. Ik zeg: „Zeker, mevrouw, dat weet ieder kind, hier in do stad." Op' hetzelfde oogenblik hoor ik aan de keukendeur rammelen en vlug afe ik altijd be-n, doe ik die open on daar zie ik haar twee kleine meisjes, alleen met dunne on derrokjes aan, en midden op de gedekte keukentafel silaid niets dan een schotel aardappelen. In mijn verlegenheid zeg ik: „Neemmij niet. kwalijk, mevrouw, ik heb u zeker in het eten gestoord." Daar krijgt, zij een vuurrood,e kleur en zegt: „O, neen, er is nog niet eens gedekt, zooals u ziet," en ze wijst op de tafel in dc kamer. Ik krijg medelijden en vraag, of zij mei haar drie kinderen den volgenden dag bij ons wil komen eten. Weer krijgt zo ccn kleur en kijkt mij haast vijandig aan. Daarop slaat, zc de oogen neer en zegt: „Voor Elisabeth en mij neem ik de uitnoodiging met genoegen aan, maar dc kinderen zijn nog te klein om uit eten te gaan." Builen gekomen hen ik natuurlijk spin nijdig oj) dio "trotschc vrouw en neem mij voor niot meer do minste moeite vóórhaar Ie 'doen. Maar toen 'ik thuis zoo'n lekkere worst vond, moest ik aan de armo kindoren den- Een en ander over de verpleging van ons vee en wat daarmede samenhangt. (Vervolg). De, vorige week eindigden we met de op merking, dat liet werk der phytopatliolo- gen moer en meer ook door do mannen der praktijk als doeltreffend en nuttig wordt beschouwd, omdat men de gunsLiige wer king der door hen aanbevolen voorbehoed en bestrijdingsmiddelen allerwegen waar neemt. De kooltelei's aan den Langen dijk in Noord-llolland hebben „van buis uit" nu heusch niet zooveel op met al dat nieuwe. De k n o 1 v o e l, een zeer gevreesde ziekte aan den wortel der koolsoorten, komt bij ben slechts sporadisch voor. Toen zich dan ook een 'jaar of drie terug een bij ben onbekende ziekte in liet hhul der kolen vertoonde en meer en meer zich uitbreidde, wist men geen raad. Men kende geen ziekte van eenigo beteekenis in liet gewas en er kende toch dat de nieuwe ziekte de ge- heole koolteelt en dal. wil in die streek wat zeggen ernstig bedreigde. Door bemiddeling van den rijkstuin- bouwleeraar werd prof. Ititscma Bos over de ziekte geraadpleegd, doch deze moest eerst het ontstaan en verloop der ziekte nagaan, alvorens raad te kunnen geven. Nu werden hem exemplaren van aange taste kooien genoeg gezonden en den aard der ziekte "kan hij wol vaststellen, maar het. ontslaan en de wijze, waarop de he smelting of overbrenging der ziekte plaats had, bleef in het duister. Toch moest op dit punt ook licht verschaft worden en daarom 'besloot „zijn hooggeleerde" zich persoonlijk 'ter plaatse van een en ander op te hoogte te stellen. Dat. hadden die ooitelers zich niet kun.nen!voorstcllen, dat zoo'n porfesser door hun koolvelden zou loopen en vooral zoo goed op de hoogte van hun bedrijf bleek te zijn. Zijn prak tische vragen en opmerkingen omtrent de zieke kooien, verbaasden hen en deden den porfesser hun vertrouwen winnen. Zoo moet. dc verhouding worden, dan eeratzal er samenwerking komen iusschen de phy- topa thologon en. land- en tuinbouwers. En van die samenwerking zullen dc kaatsten het meest profitceren. Gaan wo nu een paar d.er belangrijkste voor ons althans artikels van het voor hef Instituut vastgestelde reglementna. Na vermelding, dat het. Instituut te Wa- gcniiigen oen onderdeel uitmaakt van de Rijks-Jloogcre Land-, Tuin- en Bosebbomv- scliool, noemt hot eerste artikel als doel: a. hel. geven van inlichtingen aan land bouwers, tuinbouwers, houtlelers cn aan door don Directeur-Generaal van den land bouw aan te wijzen ambtenaren omtrent de oorzaken van ziekten en beschadigingen dor kutluurgewassen eu omtrent de midde len om déze te voorkomen en te bestrijden; b. het verrichten van onderzoekingen: ter uitbreiding van de kennis van plan tenziekten, van schadelijke dieren en van al die invloeden, welke voor de kuituur- gewassen nadeelèg zijn ter vaststelling van de omstandigheden, waarvan de meerdere of mindere vatbaar heid van planten, voor ziekten en bescha digingen afhankelijk is; c. hol beproeven van middelen, waar door plantenziekten, schadelijke dieren en andere nadeelige invloeden op den groei der kultuurgewassen kunnen worden voor komen en bestreden. Men ziet wat op den voorgrond, staat, wat het eigenlijke doel is. Onder a. is het duidelijk aangegeven, liet onder b. en c. genoemde heeft natuurlijk slechts ten doel om de phyfopatologen in staaf te stellen, sneller en heter dan lot op heden liet ge val was, de oorzaken van ziekten of be schadigingen vast te stellen en voörbelioed- of bestrijdingsmiddelen aan te geven. Het. ligt dus aan ons, zoo we, hetzij schadelijk gedierte ons in het bedrijf inet schade 'bedreigt., hetzij we met planten ziekten te kampen hebben, de ons aan geboden hulp niet aangrijpen. Of we. dadelijk gebaat zullen zijn met de hulp, o-ns in den vorm van raadgeving verstrekt? Dat is niet uit te maken; in veel gevallen zeker wel, in andere mis schien niet. Doch zelfs als dit laatste voor komt, dan hebben we toch dit gewonnen, dat. we van stonde af aan bondgenooten hebben,, en hondgenooten, d,ie beschikken over een, groote ervaring op dit gebied. Verstrekken wij hun alle gevraagde inlich tingen, ook door toezending van de aan getaste of beschadigde planten, zoo zijn zij verplicht niets onbeproefd te laten, om ons met goeden raad ter zijde te staan. Mochten de gegeven inlichtingen onvoldoen de blijken, zoo zal men zich persoonlijk ter plaatse van een cn ander op de hoogte komen stellen. Ik noemde van ccn derge lijk persoonlij' onderzoek hoven ecu voor beeld. Doen wij hei. onze, omdat ons be lang ermede gemoeid, iszij zullen het hunne doen, want hel is hun eer, de oorzaak gevonden en liet middel aange geven lc hebben. Maken wé van de aangeboden hulp ge bruik, zoo zullen wc In ieder geval verder komen, dan wanneer we berustend dn de geleden schade, ongcloovig de handen in den sclioot laten rnsl.cn. Maar er schijnt dan locli nog al wal moeite aan verbonden to zijn; d.nl geven van inlichtingen, dat opzenden van plan ton enz., het is allemaal maar last en worden die inlichtingen kosteloos verstrekt? Zonder moeite heeft inen niets. Maar bovendien zou ik elk aanraden, als men iels van dien aard aan do hand heeft, er eerst den land- of tuinbuinvleeranr dei- provincie over te raadplegen. Die kan al vaak afdocnd.eu raad g.cvcn, cn zoo niet, ons aanwijzen, hoe verder met. de zaak te handelen. En dc kosten er aan verbonden? Daarop geeft art. 6 een aan duidelijkheid niets te wcnschcn overlatend antwoord. Het luidt: 1De inlichtingen, bedoeld in art. 1 onder a. (boven afgeschreven) .V orden kosteloos verstrekt. 2. De aanvragen om inlichtingen moe ten 'vrachtvrij aan den directeur van hel. Instituut worden gezonden, een zoo dui delijk mogelijke omschrijving van de plan tenziekte of beschadiging bevatten en ver gezeld gaan van zoo mogelijke in verschil lende "toestanden van ziekte of. beschadi ging verkeerende planten of plantcndeelen en in geval van beschadiging door. die ren zoo mogelijk' van een of meer exem plaren van liet als schadelijk opgetreden dier. Het advies is alzoo kosteloos alleen de aanvrage en het te onderzoeken materiaal moeten franco door ons worden opgezon den. Dit laatste is toch alleszins billijk. Men kan toch niet verlangen, dat hel. rijk ambtenaren zal aanstellen, die den boer zullen 'afreizen om te hooien of wc ook niet wat voor liet Instituut te onderzoeken hebben? Wilden bedoelde ambtenaren bo vendien nog de goedheid bobben hel be- noodigde; 'materiaal te verzamelen, in te pakken én mee te nemen, dan kon alles buiten ons omgaan. liet zou wel gemakkelijk zijn, liet dient erkend. Men zal cellier lang, moeten zoe ken, eer men een minister vindt, die den moed beeft op zijn begrooting een postte brengen, waaruit dergelijke ambtenaren zouden moeten bezoldigd worden. Wij zelf als belastingbetalers, zouden over derge lijke geldverspilling allesbehalve gesticht zijn. ken, die niets dan aardappelen te eten hadden en ik stuur do helft van de worst erheen. Wc zitten nog aan tafel als de meid terugkomt met de boodschap: „Mevrouw Iaat u danken, maar zij had al gegeten en stuurt u dus de worst terug." Ik beloof mijzelf nu plechtig, dat de re ferenda risv rouw van mijn goedhartigheid geen last meer zal hebben. Maar wat is een mensch en dan nog wol met Kerstmis? Als ik 's avonds aan onzen kerstboom bezig ben, en Guslaaf op een ladder slaat om de aardigheidjes en peperkoeken op lc hangen, dan komt imij opeens 'iets in de gedachten en ik zeg: „Gustaaf, de kinderen van de referendaris vrouw hebben geenklee ren, daarom wil zij ze morgen niet mee nemen!" Guslaaf keert zich naar mij toe cn zegt kalm: „Dan zullen wij wat voor ze koo- pon." „Ja, "dat zog je wel, maar dan moetik do stad in cn mij allerlei, moeite geven eu waarvoor? Om mij den heelen boel door dio hooghartige madam weer te laten thuis sturen „Laat mij daar maar voor zorgen," zegt Guslaaf. Nu ik koop van alles en laat het Gus laaf inpakken, maar daar zie ik, dat hij er een vrij groote kartonnen doos hij doel cn ik vraag: „Wal pak je daar vooreen doos in, Guslaaf?" Hij wordt vuurrood, maar kijkt mij flink dn dc oogen en zegt: „Ik heb cr wat bloe men bijgedaan voor juffrouw Liesjc." „Zoo?" zeg ik, en kijk hem strak aan. „Ken je haar dan, Gustaafje?" „Ik? Neen," zegt hij aarzelend, „ik heb haar eens of tweemaal op straat gezien, moedertje; maar ik heb medelijden mot haar. Zoo'n jong ding!" „En zoo mooi 1" zeg ik wantrouwend. „Kun je mij naar waarheid verklaren, dat er niets dan bloemen in die doos liggen? Geen brief, geen vers, mijn zoon?" „Ben ik nu iemand om verzen,te ma ken?" vraagt, hij en lacht hardop. „En een brief?" vraag ik verder. „Maar moedertje, dat zou toch niet aar dig zijn, als ik liet 'merken van wie het pak komtl" Tegen den avond trekt 'Guslaaf zijn pols het binnenste buiten aan, bindt zich een vaJschcn haard aan en hrongl het pak weg. Door liet venster zag hij Liesjc even met één kind op den arm en het andere tegen zich aangedrukt. „Als de Holbeinschc Madonna zag ze cr uit," zei Guslaaf. Nu, ik weel. niet wie dat is, maar dat hij van Liesje houdt, dat weet ik wel. Ik zeg echter niets, maar laat nog eens vragen of de referendariswrouw de kleintjes mee wil nemen. Zij belooft dit en op den eersten Kerstdag komen zij ook werkelijk alle vier. Nu ben ik niet gauw uit het veld gesla gen, maar de referendarisvrouw kreeg dat gedaan. Zij ziet er zoo voornaam uit in haar oude zwart zijden japon, die zoo keu rig zit en zij spreekt zoo deftig, dat ik geen woord weet te zeggen. Maar dan gaat zij naar mijn man cn dan slaat Liesjc voor mij en maakt een sierlijke buiging cn wil ook iets zeggen; maar opeens krijgt zc een kleur, neemt mijn hand en kust die. En dan kijkt ze mij met haar bruine oogen aan, die vochtig glanzen en toch guitig kijken, en zij zegt: „Dc bloemen wa ren toch liet mooiste van alles." Daar vergeet ik, dat ik niet wou weten, dal hol. pak van mij kwam, geef Liesje een kus eu zeg: „Dat moet jc Guslaaf vertellen, kindje, aan zoo iets denken wij oude lui niet." Ja, zoo dom is men, als men 't hart op (lc tong heeft. Want dc jongen staat natuurlijk vlak hij, hij heeft alles gehoord en nu zien zij elkaar aan en worden allebei vuurrood. Maar ik heb geen lijd meer om naar lieu te kijken, want nu groeten dc twee kleintjes mij cn wij gaan aan tafel. Ik hel» Guslaaf opzettelijk niet. naast Liesjc gezel, maar recht, over haar en nu doen zij niets dan elkaar aankijken. Ik gc,ef hem allerlei teekensi om hem te ■beduiden, dat. hij dit niet moet doen;maar liij zou cr niets van gemerkt hebben, als de hemel op ons neergevallen was, zoo wa.s hij in hoogcr sferen. En opeens zie ik, dat de referendaris- vrouw Liesje ook leekens geeft, net als ik

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 5