HET SCHUBDIER MET DE TANDEN
IN DE MAAG.
Hot schubdior lijkt op oen reusachtig
groeten dennenappel, waaronder vierpoot-
jes staan, en aan welks enne einde een
zwart "kopje met listige oogjes onder hot
schild nil komt kijken. Het merkwaardige
van dit dier is, dat hot in zijn kaken geen
.enkelen tand hoedt. Als wij zien naar het
voedsel dat het dier tol zich noemt, be
merken wij dat dit alleen bestaat uit mie
reu. Deze worden meestal in zoo groote
menigte bijeengerondeu, dat het maar do
vraag is, een werktuig te hebben, waar
mee men ze gemakkelijk tot zich kan ne
men. Dit werktuig bezit het schubdier in
zijn verbazend lange, wormvormige tong,
die door de groote speekselklieren in een
altijd door kierenden lijmstok wordt veran
derd, die uit den wriemelenden mierenhoop
telkens liecdc massa's diertjes tot zich
neemt.
Natuurlijk komL tegelijk hiermee een
groot'e voorraad zand en aarde naar
binnen en daar de mieren zelf door haar
chitinehuid ook al geen zacht hapje vor
men, voelt men onwillekeurig de tanden
knarsen, als men aan dezen maaltijd denkt.
Maar het schubdier heeft geen tanden en
dus komt de beeld voorraad met zanden
al zoo in de maag terecht.
"Wij denken dat tanden altijd in de ka
ken moeten zitten, maar iedere kikvorscli
kan öns al aautoon.cn, dat dit niet het
geval is, daar die ook tanden in het ge
hemelte heeft. Bij dc vissollen is haast geen
plek in de mondholte, waar geen tanden
zijn, de slakken dragen haar tanden op dc
tong. Waarom zou men dus de tanden
ook niet eens in de maag vinden?
De maag schijnt ons in de eerste plaats
een werkplaats, waar scheikundig gearbeid
.wordt. Maar in zoo'n werkplaats heeft men
ook werktuigen noodig. Waarom zou de
maag ook niet kunnen fijnmaken? Bij de
Vogels, vooral de zaadetende, is dan ook
werkelijk de maag in twee deden verdeeld;
ia de eerste gebeuren slechts scheikundige
werkingen, in do tweede wordt fijngeperst.
Dit perskamer!.je is een molen, waarvan
de molensteeuen gevormd worden door de
harde maagwanden. En deze molen is noo
dig, want die vogels hebben geen gebit,
zij slikken alles zonder kauwen naar Lin
nen. De maag moet dus eerst aan 't ver
malen gaan.
Het schubdier gaat echter nog vorder.
Ms men zijn maag opent, ziet men een
der grootste wonderen uit het gebied der
zoogdieren. Men ziet een maag, die met
landen bijt.
Deze maag bestaat slechts uit één ruim
te, waarin echter alle werktuigen voorhan
den zijn. Als de hoeveelheid mieren mot
zand in dioze ruimte komt, dan vindt ze
daar geen zachte wanden, maar harde mu
ren uit een hoornachtige massa, geschikt
om een krachtigen weerstand uit te oefe
nen en te doorstaan. Er vloeit een oplos
send vocht binnen. In den achtergrond der
ruimte vormen de beide wanden in een
namven doorgang een dubbele zaag van
hoornachtige tanden, die scherp tegen elkaar
in werken. Krachtige spieren brengen dit
toestel in beweging. Het dier kauwt met
die twee rijen tanden ook de. hardste chi
tinehuid der mieren stuk als met het beste
gebit. Behaaglijk ligt het schubdier naliet
eten te dommelen, zijn tandeloos bekje be
weegt zich niet. Maar binnenin zijn lichaam
bijt en kauwt de maag de opgesiikte stuk
jes mét haar maaggebit, kraakt de harde
lichaampjes der mieren en wrijft die met
het zand tot poeder en brij, zoodat de
darmen ze zonder eeltige schade opnemen
en verwerken kunnen.
DE NIEUWE PRESIDENT VAN
FRANKRIJK.
Onder de vele verhalen, die over Frank-
rijks nieuwen president in omloop zijn, is
er een over een feestmaaltijd, waarvan hij
de leiding had. Er viel een geldstuk uit
zijn zak, en zijn buurman meende, dat hot
een twee-francs tuk was.
„Laat het maar liggen," antwoordde Fal-
lièrcsr „het is een buitenkansje voor den
kellncr," en hij fluisterde dezen toe, dat
hij er later maar naar moest zoeken.
Een poosje daarna zag zijn huurman, dat
mijnheer Fallières zachtjes een twec-frane-
sluk op den grond liet glijden. Deze ver
telde daarop aan zijn vriend, hoe hij had
bedacht, dat in den zak, waaruit hot geld
stuk gevallen was, niets dan kopergeld was,
en dus liet hij nu, om den kellner niet
teleur te stellen, werkelijk een twee-franc-
stuk vallen.
Ilij had gedacht, dat niemand het zou
hebben opgemerkt.
ZIJN NAAM.
Iemand, die erg verkonden was, had iri-
koopen gedaan, en de winkelier vroeg hem
naai- zijn naam en adres, om hem die tc
laten bezorgen.
„Mijn naam is Jepson," antwoordde de
kooper.
„Jipsong?"
„Neen, Jepson."
„Jepsong?"
„Jepson."
„Jepson?"
„Juist. Honderd twee en
„Uw voorletter, als 't u blieft?"
„O? K.t"
„0. K. Jepson?"
„Neen, ik zei niet 0. Iv. U begreep inij
niet. Jk zei O!"
„0. Jepson?"
„Neen, geen O., een K."
De winkelier was de kluts kwijt. „Wil
u mij als T u blieft uw voorletters nog
eens zoggen?"
„Ik zei K."
„Pardon, u zei 0. K. Misschien was hot
beter, als u zo zelf opschreef."
„Ik zei „O"!"
„Juist, en nu zegt u K."
„Mag ik even 'mijn zin afmaken? Ik zei
„Oomdat ik eerst niet begreep, wat u
vroeg. Ik bedoelde niol, dat mijn voor
letter was. Mijn naam is Karei Jepson."
„01"
„Neon, niet 0„ K.," zei do kooper. Geef
mij het potlood, dan zal ik het zelf op
schrijven."
Mevrouw Gladstone zag eens, toen zij
uit de kerk te Fwhurst kwam, een ouil
man in oudmvotsche kieedcrdracht. Zij
ging naar hem- toe en sprak:
„Wat vind ik die- kieedcrdracht aardig.
Zo doet mij denkeu aan den. ouden tijd.
Ben je in de kerk geweest?"
„Ja, mevrouw,"
„Weet je, wie er ook was?"
„Neen, mevrouw,"
„Mijnheer Gladstone was er."
„Zoo mevrouw?"
„Je liébt toch wel eens van mijnheer
Gladstone gehoord?"
„Nooit, mevrouw."
„Dat vind ik nu eens aardig en onzelf
zuchtig van je,, dat je je broertje eeret laat
schaatsenrijden," sprak een oude heer tot
een jongen die hij een vijver stond te kijken.
„Ja, ziet u," antwoordde de jongen, „ik
weet niet goed, of het ijs wel houden zal."
NEDERLANDSCIIE WIJSHEID.
De- mensehen zijn doorgaans niet slech
ter dan hun eigenbelang het vordert.
Bosboom. Toussaint.
Een gekrenkt, hart Iaat zijn grieven noodo
varendat vreemde menschcnhart, dat zijn
vijand koestert en hein niet zou wilton
dooden. Vosmaer.
Dees spreueke noem ick eet,
Niet dat veel is, is wol, maar dat wol
is, is veel. Cats.
Waar de aarde deinst, gaan ons de
beenden open!
Potgieter.
Alles hangt af van eens eigen doen en
handelen. Streuvels.
Er is een Voorzienigheid, die ons nooit
aan de wanhoop overlaat, als wij zeiven
de wanhoop niet zoeken, en slechts Haar
helpende hand willen zien!
Bosboom Toussaint
Hebt ge zelf iets goeds, onderstel in
.anderen het betere.
Thomas a lvempis.
VOOR DAMES
MODE.
Als er eens over gestemd werd, wat het
belangrijkste kostuum is, zou er veel kans
bestaan, dat het straattoilet daartoe geko
zen werd. Ofschoon de andere japonnen
op haar beurt van groot gewicht zijn, ziet
een vrouw er toch op straat graag op haar
voordeeligs-t uit, en daar gemakkelijk, goed
en netjes gekleed te zijn, geeft een aan
genaam gevoel van voldoening, 's Morgens
kan men daartoe een korten rok met man
tel kiezen van cheviot en serge, geruit of
met patronen in allerlei kleuren; er zijn
dozijnen verschillende patronen in grijs en
zwart en in blauwe en groene ruitenen
gemengde patroontjes.
Er schijnt nu weer veel zwart gedragen
te worden, dat men een tijd lang voor
vroolijker kleuren liet liggen. Velveteen en
velours-de-chasse kostuums draagt men na
tuurlijk voornamelijk in den winter, maar
men zal ze nog zien, totdat het voorjaars
weer ze te warm maakt.
Den heelen winter heeft men al de zwarte
robe-princesse niet een fantasie bolero ge
dragen. In het voorjaar zal, men die nog
zien zonder het manteltje en ze blijft chique,
al zag men ze dan ook al lang.
De nieuwste mantelmouwen zijn wijd
van hoven, maar nauw van onderen en
afgezet met tresband of biais van dc siol,
de vorm ervan staat goed en. zij zijn mid
delmatig van lengte. De mouwen zijn prak
tisch, want ze zijn wijd .genoeg om ge
makkelijk te zitten en toch niet overdre
ven wijd. Smalle revers en een omgesla
gen fluweelen kraagje zijn het ecnig sie
raad der nieuwe mantels.
De korte mantjos zijn korter en de
lange langer dan ooit te voren in de nieuwe
modellen, die men nu te zien krijgt.
DE KEIZERIN VAN RUSLAND.
De keizerin van Rusland werd zeer een
voudig opgevoed. Bij haar geboorte re
geerde haar vader nog niet eens over het
kleine Groot-Hertogdom Hessen; en uit de
brieven van haar moeder prinses Alice van
Engeland blijkt, -hoe eenvoudig en gewoon
het familieleven was. Zelfs schrijft deze
dikwijis aan haar moeder, Koningin Vic
toria, over haar hekrompen omstandighe
den. Zij zegt bijv, eens, dat zij een deel
van den zomer in dat. akelige BJanken-
berghe moeten doorbrengen, waar geen
bosch of struik te vinden is, niets dan
zand, omdat Scheveningen hun te duur is.
De. toekomstige keizerin was een heel
mooi kindje, portretten uit haar jeugd too-
uon een levendig gezichtje, vol geest en
schranderheid, met veel uitdrukking. Haar
groote, mooie, donkere oogen, zwarte wim
pers, prachtige gelaatskleur, weelderig kas
tanjebruin haar, en een bizondcr elegant,
mooi figuurtje, gevoegd bij haar talent in
zingen en pianospelen zouden haar in
iedcren rang aantrekkelijk hebben gemaakt.
Als wij daar nog bijvoegen flinkheid van
karakter en innemende manieren (schoon
zij daarin bij haar moeder moet achter
staan), kunnen wij wel zeggen; dat zij de
meeste eigenschappen heeft, die men ia
een vrouw verlangt. Maar in haar positie
staat zij natuurlijk aa.n allerlei aanmerkin
gen bloot. De voornaamste grieven, die
men togen haar heeft, is dal zij koel is
en niet genoog doet aan liefdadigheid. Haar
portretten als keizerin geven den indruk
van ongevoeligheid en diepe melancholie;
maar deze karaktertrekken zijn daarin over
dreven. Zij is heel verlegenen de omstan
digheden, waaronder zij trouwde en haar
nieuwe onderdanen voor 't eerst loerde ken
nen, waren niet geschikt om die verlegen
heid te doen verminderen. Du keizerin had
tegen zich (le populariteit der keizerin-we
duwe een zeer innemende vrouw
en dan dc moeilijke dagen van haar eer
ste verblijf in ltuslaud. In den zomer van
1894 had zij zich niet den czaar verloofd,
in het vooruitzicht van zich lang te kun
nen oefenen voor haar toekomstig keizerin-
zijn. Maar in den herfst word Alexander
HI plotseling ziek, en de prinses werd aan
zijn sterfbed in de Krim geroepen. Een
week na de begrafenis had de huwelijks
plechtigheid plaats, waaraan nog vooraf
had moeten gaan haar overgang tot den
Griekschcn godsdienst, wat zij niet, dan
met tegenzin, deed.
Als de keizerin minder vroolijk is dan
in haar zonnige jeugd, is dit wel te begrij
pen; liet is een akelig gevoel voor een
jonge vrouw van twee en twintig, te we
ten dat iedere kleine beweging, ieder ge
zegde. van haar wordt nagegaan en beoor
deeld vooral voor een verlegen jonge
yrouw. Iemand, die in hel begin van haar
trouwen veel aan 't hof kwam, schreef
„Zij is verbazend verlegen. Men ziet, dat
zij haar best doet maar men moet haar
in 'I. gesprek voorthelpen."
Dit, gevoegd bij haar jeugd, zachtheid
en hulpeloosheid, had haar meer aan
spraak moeten geven op de ridderlijkheid
der mannen en de sympathie der vrouwen,
dan een volmaakt, zelfbewust, keizerlijk
optreden. En dat deed het dan ook wel;
maar in de verte hoort men het meest de
aanmerkingen; en de Engelsehe afkomst der
keizerin stemde veel Russen ongunstig te
gen haar. Men schreef haar teruggetrok
kenheid dan ook dikwijls toe aan Engel
sche koelheid en stijfheid.
Men had vroeger gedacht dat de czaar
een der prinsessen van Montenegro tot
vrouw zou nemen. Toon de eerste ge
trouwd was met groothertog Peter en de
tweede do echtgenoot werd van don her
tog van Lcuch'tcnbcrg, sprak een der groot
hertogen tot don czarewitob„Nu is het
uw beurt, Nicky. We zulten u nu wel gamv
zien uithuwelijken." Waarop deze antwoord
de ,,J ij zult aan bevelen gehoorzamen.
Maar i k zat mijn eigen bruid kiezen," Eu
men zegt, dat hij dit deed, en hot huwelijk
werkelijk uit liefde werd gesloten.
Bijna dadelijk na hun huwelijk nam het
jonge paar zijn verblijf in liet Alexander Pa
leis te TzArskoe Seló, op vier en twintig
kilometer afstand van St. Petersburg, en
daar bleven zij wonen, behalve in den kor
ten winter (van 1 Januari tot de vasten),
en in de warmste zomermaanden, wanneer
zij naar de „Cottage" gaan hel een
voudige paleis bij dc zee in het AJexan-
derpark te Peterhoff, op 30 K.M. afstand
van 'de hoofdstad, aan de Finsche golf.
in deze paleizen hoeft de Keizerin het
nationaal kostuum niet te dragen, dat Ka-
theriuit II als hotklceding heeft voorge
schreven. Die moet ze aantrekken op „na
tionale" dagen, zooals Nieuwjaar, Paschen
enz. Hel kroningsgewaad wordt met al het
toeliehooreiihandschoenen, waaier, kou
sen en schoentjes, in het Kremlin-museum
te Moskou bewaard, en is een van dc schit
terendste verzamelingen bleedings tukkeri
der gebeele wereld. Hel zou ieder eenvou
dig jong meisje verlegen maken, te denken
dat zelfs haar kleeding zoo belangrijk is,
dat die voor toekomstige geslachten be
waard moet blijven, en dat. men van haar
venvacht, dat zij aan allerlei idealen zal
beantwoorden
De Czarina heeft zich wijselijk tevreden
gesteld met hel vervullen van haar ceremo
nieeion plicht, en is verder een lieve vrouw
on moeder; en als de menschen zeggen:
„niemand kent haar", dan is dit in zeker
'opzicht een lofspraak. Als zij werkelijk
politicken invloed op haar echtgenoot
oefent, zooals sommigen beweren, kan men
daarop antwoorden, dat andere vrouwen
even goed haar invloed gebruiken, als zij
daartoe in. staal zijn. Maar anderen zeggen
weer, dat zij weigert haar meerling tc uiten
of raad te geven.
„Gelukkig is de vrouw, die geen geschie
denis heeft", kan men zeker naar aanlei
ding van baar zeggen, en wij moeten in
haar eeren, dat zij zooveel doel, als zij
kan, te midden van al de beproevingen en
angsten, waaraan haar land en haar echt
genoot ten prooi zijn.
ELISABETH GNAUCK—KUHNE
schrijft in een stuk over het arbeidsters-
vraagstuk onder anderen:
„Willen wij in de wereld der arbeidsters
een overwinning behalen, dan moeten wij
haar loeren kennen. Die wereld is ons
vreemd, al wordt ze gevormd door ouzo
landgenooten. Een ons vreemde werekl I
Hieruit is het to verklaren, dat vrouwen
uit den gegoeden stand een-haar zelf on
verklaarbare verlegenheid gevoelen, als zij
zich tegenover arbeidstere bevinden. Vrou
wen van de beste opvoeding en met groot
gemak om in de wereld op te treden, die
buitenlaiulsche dames uit baar eigen stand
met vrijmoedigheid zouden tegemoet ko
men, voelen een lichte beschroomdheid,
wanneer zij zich tegenover fabrieksarbeid
sters bevinden. Waarom? Het is de vrees
voor liet onbekende, de sprong in de duis
ternis. Als c'r al voorstellingen omtrent deze
wereld bestaan, dan zijn zij toch zeer vaag.
Dikwijls zijn die volstrekt niet aanwezig.
Meestal gaat het begrip van de bezittende
klasse niet verder dan den stand der werk
vrouwen. Wat daarachter ligt, is een duis
tere massa zonder onderscheidende trek
ken. De verrassing, die men ondervindt,
als oen dame uit den gegoeden stand toont
van den arbeidsteresland op de hoogte tc
zijn, is het Leste bewijs, dat men aan het
tegendeel, aan onwetendheid en onverschil
ligheid, gewend is. Nu eischt de rechtvaar
digheid echter, te erkennen, dat het niet.
gemakkelijk is, van deze wereld iels tc we
ten te komen. Op school hooren wij over
HotteutoUmi en de bewoners van de Zuid-
zoc-eilaiidoii, over de oude Romeinen en
Grieken. Over onze arbeidende medcinen-
schen geen woord. De vraag, of er op Mars
menschen wonen, boezemt velen belang in,
die zich nooit afvragen: „Waar en hoe wo
nen de arbeidsters, die onze stroohoeden
vlechten, onze handschoenen en dassen
naaien, ons linnengoed en onze japonstof-
fen weven"?"
RECEPTEN.
Eranscho eieren niet geroosterd brood.
Neem een kopje vol dikke tomatensaus,
gestoofd met heel weinig fijngehakte uien,
en wat pepnr, leg dat op geboterd geroos
terd brood. Laat in goed. kokend water in
eens een ei uit de schaal vallen, lel er
vooral oj), dat dit siioJ gebeurt. Het koken
de water zul hel ei dan in. zijn geheel doen
blijven, zoodat het wit het geel omgeeft.
Leg op ieder stukje brood zulk een ei.
Als men wat zout en azijn in het water
dooi, zal het ei smakelijker worden.
Eieren op ansjovisbroodjes of fijngesneden
ham.
Kook eenige harde eieren en neem 'de
dooiers daaruit. Snijd eenige dunne stuk
jes brood, roostor die, en beleg ze met
ansjovis of ham. Maak een kuiltje in ieder
en 'leg daarin een eierdoor. Snijd hei
eiwit fijn, vermeng dit mot con witte saus
en giet Jiel over ieder broodje,
TOOR KINDEREN.
EEN GRENADIER VAN HET
KINDERREGIMENT.
Het kimlerregimenf. in 1790 door Lode
wijk XY1 in hel leven geroepen, werd ge
vormd door twee compagnieën, de oene be
stond uil. grenadiers en de andere uit jagers.
Deze kleine soldaten, van zes tot negen
jaar, zoons van officieren, hadden tot aan
voerder den kroonprins, en die aardige ko
lonel liet twee maal per week zijn man
schappen hij den tuin der Tuilerieën aan
den oever van de Seine excrceercn.
Op een mooieu Zondag in het voorjaar
kwam de koningin, Maria Antoinette, eens
de troepen in oogenschouw nemen. De kna
pen vonden dat natuurlijk heerlijk 1
Om twaalf uur precies kwam het regi
ment, niet muziek voorop, op het exercitie
veld eischaarde zich in slagorde.
Het werd gevolgd door een groot aantal
menschen, die allen hun best deden om
een goed plaatsje 1c krijgen,' vanwaar men
alles zou kunnen zien.
Om half één kwam de kroonprins-kolonel
op zijn wit paardje aanrijden on werd mei
levendige toejuichingen ontvangen. Hij be
antwoordde die mot sierlijke hoofdbuigin
gen, en ging voor de troepen staan. Toen
gaf hij zijn hevelen, die door zijn soldaten
met bewonderenswaardige juistheid werden
uitgevoerd. Weldra volgden op de kreten:
„Leve de kroonprins I leve onze aanvoer
der!" die van: „Leve de koningin!" Maria
Antoinette verscheen.
Dadelijk openden zich 'de gelederen op
bevel van den 'kolonel en men presenteerde
het geweer.
De koningin liep langzaam door do rijen
heen, streelde niet haar witte hand de
wang van rncnigon grenadier en jager, en
gaf haar tevredenheid te kennen over hun
goede houding. Toen ging zij voor het re
giment zitten, om dat van af haar plaats,
laags haar le zien trekken.
Er hcerschre in de menigte een diep stil
zwijgen, ieder wilde opnieuw do stein van
den jongen prins hooren, die met merk
waardige kalmte en zekerheid zijn hevelen
gaf, toen een jongen vlak bij de koningin
vrij luid sprak:
„O, papa, wat zijn die soldaten gelukkig!
Zij hebben echte geweren en sabels! Wat
zou ik daar graag bij zijn."
„Je weet wel, Victor," antwoordde zijn
vader, „dat dit niet mogelijk is; er zijn
alleen 1 zoons van officieren in, en ik ben
geen officier."
„Waarom niet?" vroeg het kind met tra
nen in de oogen. „Word u dan officier,
ik zou zoo graag in hef kinderregiiiienf ko
men."
De vader lachte om de naïveteit van zijn
zoon, en zei dal. hij stil moest zijn en
naar hel. voorbijtrekken dor troepen kijken.
Er werden bruidsuikers uitgedeeld, cho-
colaadjes en andere lekkernijen, en toen
do laatste soldaat, vertrokken was, ging de
menigte uiteen.
De vader van den kleinen jongen, die
zoo dol graag grenadier zou willen wor
den, heette Dufrallet. Hij was beambte aan
het ministerie van biunenlandsclie zaken
en betreurde het, dat hij niet aan het ver
langen van zijn zoontje kon voldoen. Hij
beloofde hem, dat hij hem een echt geweer
'zou geven, maar Victor werd daar niet door
getroost, hij wilde een heuschc soldaat zijn.
Toen hij, na een lange wandeling met zijn
vader, thuiskwam, was zijn eerste woord
tot zijn moedor:
„O, moeder, wal. zijn die kleine soldaten
gelukkig, zij hebben echte geweren, uni
formen!"
Daar werd gebeld; mevrouw Dutrallct
ging zelf 'kijken wie er was, en zag iemand,
gekleed in do livrei van de koningin, die
een vrij groot pak uroeg.
Binnengelaten sprak hij tof den heer Du
frallet:
„Mijnheer, ik heb in opdracht, u mede
le doelen, dat uw zoontje is ingesclireven
bij 'het kinderregiment, hier is zjjn oproe
pingsbiljet. voor Donderdag."
Victor kon zijn ooren niet gelooven, maar
na eenige oogenblikken riep hij:
„Is het waar, mijnheer, is 't hcusch'
waar?"
„Kijk maar eens ventje, dan zul je mij
gelooven."
En do hofbeambte maakte het pak open
en haalde er een compleet grenadierskos-
luum met sabel en geweer uit.
Victor dacht, dat hij droomde. Hij mom
pelde eindelijk:
„Wordt u dan door een goede fee ge
zonden
„Wij leven niet meer in den tijd der
feeën," antwoordde de man lachend; „de
koningin droeg mij de boodsehajp op."
Maria Antoinette had n.l. gehoord, hoe
zeer de jongen begeerde, grenadier te wor
den, toevallig had men haar den naam
van den vader kunnen zeggen en zij vond
het aardig, clen wen-sch van den knaap te
vervullen.
Deze was natuurlijk verrukt, deed in zijn
vrijen tijd niets dan zich oefenen en maakte
den volgenden Donderdag, toen hij hij het
regiment ingelijfd werd, een vrij goed fi
guur.
Na afloop van deri dienst gaf zijn kor
poraal 'hem een opdracht, die hjj nog niet
geheel vervuld had, toen de prins- met zijn
gouvernante naar buiten kwam, waar zij
begonnen te tollen.
Maar de tol ging niet naar den zin van
den prins, die opmerkte: „Ik geloof, dat
u hel touw te snel aftrekt, zoo zal het
nooit goed gaan."
Op dat, oogenhlik bemerkte hij Victor,
die niet hef wapen in den arm dc bewe
gingen van den tol volgde.
„Zeg. kom ons eens helpen," vroeg by
lieni.
Victor zette zijn geweer neer en haastte
zich om aan hef verzoek van zijn kolonel
te voldoen. Ilij woud den tol zoo mooi op,
daL hij een laid gebrom lief hooren.
De prins vroeg den kleinen soldaat naar
'zijn naam en toen bij dien gehoord had, sprak
hij: „Ik heet Cliarles-Louis va.n Bourbon,
en ik zal je, als papa het goed vindt, bin
nenkort tot. officier benoemen."
De twee kinderen bleven nog een poos
gezellig spelen en dit gebeurde nog dik
wijls daarna.
Drie jaar later "bestand liet kinderregi-
menl niet meer; de koning en de koningin
waren op het schavot onthoofd; de om-
- wen teling was in vollen gang.
Tegen hef einde van 1793 had mijnheer
Du tra! let, die toen officier was, op zeke
ren dag de wacht bij de'gevangenis.
Victor was met hem meegegaan en be
gon zich te vervelen, toen hij bij den con
cierge een kleinen jongen zag, bezig met
liet wassdicn van borden, die door een
vrouw werden afgedroogd. Hij keek hem
eerst nieuwsgierig aan, maar opeens ont
stelde hij en naar het kind toeloopende',
riep hij:
„Het is de kroonprins 1 o, prins!"
De ongelukkige prins, bleek, mager, zag
er medelijdenswaardig uit. Victor nam hem
bij de hand en kuste die; maar hij kon
van aandoening haast niet spreken, hij sta
melde slechts:
„Prins ik heb u dadelijk herkend."
„Ik jou ook, Victor," antwoordde dc ge
wezen kroonprins, nieif minder bewogen,
„maar ik hen nu geen prins meer, ik ben
ecu ongelukkige wees. Al mijn vrienden
hebben mij verlaten, ik vind het prettig,
je weer eens te zien."
De twee kinderen, die ondanks het ver
schil in stand eenigen tijd goede vrienden
waren geweest, begonnen te praten. De
prins sprak over het verdriet, dat hij door
den dood zijner ouder» ondervond; Victor
trachtte hem zoo goed mogelijk tc troosten.
Eindelijk ging deze zijn vader zijn ont
moeting vertellen.
Mijnheer Dutrallct kwam dadelijk daarna
hij den prins en beloofde hem, zooveel
voor hem te doen als maar mogelijk was
en hij hield woord, hoe gevaarlijk het in
dien tijd ook was, zich moeite te geven
voor de koninklijke familie. Dc prins kon
dus nog eenige genoeglijke uurtjes melzgn
vriendje doorbrengen, maar waarschijnlijk
is de ongelukkige knaap kort daarna in de
gevangenis gestorven.
Gedbukt tbr Drukkerij v. d. Schiedambchb Courant.
mtmn