HET SCHUBDIER MET DE TANDEN IN DE MAAG. Hot schubdior lijkt op oen reusachtig groeten dennenappel, waaronder vierpoot- jes staan, en aan welks enne einde een zwart "kopje met listige oogjes onder hot schild nil komt kijken. Het merkwaardige van dit dier is, dat hot in zijn kaken geen .enkelen tand hoedt. Als wij zien naar het voedsel dat het dier tol zich noemt, be merken wij dat dit alleen bestaat uit mie reu. Deze worden meestal in zoo groote menigte bijeengerondeu, dat het maar do vraag is, een werktuig te hebben, waar mee men ze gemakkelijk tot zich kan ne men. Dit werktuig bezit het schubdier in zijn verbazend lange, wormvormige tong, die door de groote speekselklieren in een altijd door kierenden lijmstok wordt veran derd, die uit den wriemelenden mierenhoop telkens liecdc massa's diertjes tot zich neemt. Natuurlijk komL tegelijk hiermee een groot'e voorraad zand en aarde naar binnen en daar de mieren zelf door haar chitinehuid ook al geen zacht hapje vor men, voelt men onwillekeurig de tanden knarsen, als men aan dezen maaltijd denkt. Maar het schubdier heeft geen tanden en dus komt de beeld voorraad met zanden al zoo in de maag terecht. "Wij denken dat tanden altijd in de ka ken moeten zitten, maar iedere kikvorscli kan öns al aautoon.cn, dat dit niet het geval is, daar die ook tanden in het ge hemelte heeft. Bij dc vissollen is haast geen plek in de mondholte, waar geen tanden zijn, de slakken dragen haar tanden op dc tong. Waarom zou men dus de tanden ook niet eens in de maag vinden? De maag schijnt ons in de eerste plaats een werkplaats, waar scheikundig gearbeid .wordt. Maar in zoo'n werkplaats heeft men ook werktuigen noodig. Waarom zou de maag ook niet kunnen fijnmaken? Bij de Vogels, vooral de zaadetende, is dan ook werkelijk de maag in twee deden verdeeld; ia de eerste gebeuren slechts scheikundige werkingen, in do tweede wordt fijngeperst. Dit perskamer!.je is een molen, waarvan de molensteeuen gevormd worden door de harde maagwanden. En deze molen is noo dig, want die vogels hebben geen gebit, zij slikken alles zonder kauwen naar Lin nen. De maag moet dus eerst aan 't ver malen gaan. Het schubdier gaat echter nog vorder. Ms men zijn maag opent, ziet men een der grootste wonderen uit het gebied der zoogdieren. Men ziet een maag, die met landen bijt. Deze maag bestaat slechts uit één ruim te, waarin echter alle werktuigen voorhan den zijn. Als de hoeveelheid mieren mot zand in dioze ruimte komt, dan vindt ze daar geen zachte wanden, maar harde mu ren uit een hoornachtige massa, geschikt om een krachtigen weerstand uit te oefe nen en te doorstaan. Er vloeit een oplos send vocht binnen. In den achtergrond der ruimte vormen de beide wanden in een namven doorgang een dubbele zaag van hoornachtige tanden, die scherp tegen elkaar in werken. Krachtige spieren brengen dit toestel in beweging. Het dier kauwt met die twee rijen tanden ook de. hardste chi tinehuid der mieren stuk als met het beste gebit. Behaaglijk ligt het schubdier naliet eten te dommelen, zijn tandeloos bekje be weegt zich niet. Maar binnenin zijn lichaam bijt en kauwt de maag de opgesiikte stuk jes mét haar maaggebit, kraakt de harde lichaampjes der mieren en wrijft die met het zand tot poeder en brij, zoodat de darmen ze zonder eeltige schade opnemen en verwerken kunnen. DE NIEUWE PRESIDENT VAN FRANKRIJK. Onder de vele verhalen, die over Frank- rijks nieuwen president in omloop zijn, is er een over een feestmaaltijd, waarvan hij de leiding had. Er viel een geldstuk uit zijn zak, en zijn buurman meende, dat hot een twee-francs tuk was. „Laat het maar liggen," antwoordde Fal- lièrcsr „het is een buitenkansje voor den kellncr," en hij fluisterde dezen toe, dat hij er later maar naar moest zoeken. Een poosje daarna zag zijn huurman, dat mijnheer Fallières zachtjes een twec-frane- sluk op den grond liet glijden. Deze ver telde daarop aan zijn vriend, hoe hij had bedacht, dat in den zak, waaruit hot geld stuk gevallen was, niets dan kopergeld was, en dus liet hij nu, om den kellner niet teleur te stellen, werkelijk een twee-franc- stuk vallen. Ilij had gedacht, dat niemand het zou hebben opgemerkt. ZIJN NAAM. Iemand, die erg verkonden was, had iri- koopen gedaan, en de winkelier vroeg hem naai- zijn naam en adres, om hem die tc laten bezorgen. „Mijn naam is Jepson," antwoordde de kooper. „Jipsong?" „Neen, Jepson." „Jepsong?" „Jepson." „Jepson?" „Juist. Honderd twee en „Uw voorletter, als 't u blieft?" „O? K.t" „0. K. Jepson?" „Neen, ik zei niet 0. Iv. U begreep inij niet. Jk zei O!" „0. Jepson?" „Neen, geen O., een K." De winkelier was de kluts kwijt. „Wil u mij als T u blieft uw voorletters nog eens zoggen?" „Ik zei K." „Pardon, u zei 0. K. Misschien was hot beter, als u zo zelf opschreef." „Ik zei „O"!" „Juist, en nu zegt u K." „Mag ik even 'mijn zin afmaken? Ik zei „Oomdat ik eerst niet begreep, wat u vroeg. Ik bedoelde niol, dat mijn voor letter was. Mijn naam is Karei Jepson." „01" „Neon, niet 0„ K.," zei do kooper. Geef mij het potlood, dan zal ik het zelf op schrijven." Mevrouw Gladstone zag eens, toen zij uit de kerk te Fwhurst kwam, een ouil man in oudmvotsche kieedcrdracht. Zij ging naar hem- toe en sprak: „Wat vind ik die- kieedcrdracht aardig. Zo doet mij denkeu aan den. ouden tijd. Ben je in de kerk geweest?" „Ja, mevrouw," „Weet je, wie er ook was?" „Neen, mevrouw," „Mijnheer Gladstone was er." „Zoo mevrouw?" „Je liébt toch wel eens van mijnheer Gladstone gehoord?" „Nooit, mevrouw." „Dat vind ik nu eens aardig en onzelf zuchtig van je,, dat je je broertje eeret laat schaatsenrijden," sprak een oude heer tot een jongen die hij een vijver stond te kijken. „Ja, ziet u," antwoordde de jongen, „ik weet niet goed, of het ijs wel houden zal." NEDERLANDSCIIE WIJSHEID. De- mensehen zijn doorgaans niet slech ter dan hun eigenbelang het vordert. Bosboom. Toussaint. Een gekrenkt, hart Iaat zijn grieven noodo varendat vreemde menschcnhart, dat zijn vijand koestert en hein niet zou wilton dooden. Vosmaer. Dees spreueke noem ick eet, Niet dat veel is, is wol, maar dat wol is, is veel. Cats. Waar de aarde deinst, gaan ons de beenden open! Potgieter. Alles hangt af van eens eigen doen en handelen. Streuvels. Er is een Voorzienigheid, die ons nooit aan de wanhoop overlaat, als wij zeiven de wanhoop niet zoeken, en slechts Haar helpende hand willen zien! Bosboom Toussaint Hebt ge zelf iets goeds, onderstel in .anderen het betere. Thomas a lvempis. VOOR DAMES MODE. Als er eens over gestemd werd, wat het belangrijkste kostuum is, zou er veel kans bestaan, dat het straattoilet daartoe geko zen werd. Ofschoon de andere japonnen op haar beurt van groot gewicht zijn, ziet een vrouw er toch op straat graag op haar voordeeligs-t uit, en daar gemakkelijk, goed en netjes gekleed te zijn, geeft een aan genaam gevoel van voldoening, 's Morgens kan men daartoe een korten rok met man tel kiezen van cheviot en serge, geruit of met patronen in allerlei kleuren; er zijn dozijnen verschillende patronen in grijs en zwart en in blauwe en groene ruitenen gemengde patroontjes. Er schijnt nu weer veel zwart gedragen te worden, dat men een tijd lang voor vroolijker kleuren liet liggen. Velveteen en velours-de-chasse kostuums draagt men na tuurlijk voornamelijk in den winter, maar men zal ze nog zien, totdat het voorjaars weer ze te warm maakt. Den heelen winter heeft men al de zwarte robe-princesse niet een fantasie bolero ge dragen. In het voorjaar zal, men die nog zien zonder het manteltje en ze blijft chique, al zag men ze dan ook al lang. De nieuwste mantelmouwen zijn wijd van hoven, maar nauw van onderen en afgezet met tresband of biais van dc siol, de vorm ervan staat goed en. zij zijn mid delmatig van lengte. De mouwen zijn prak tisch, want ze zijn wijd .genoeg om ge makkelijk te zitten en toch niet overdre ven wijd. Smalle revers en een omgesla gen fluweelen kraagje zijn het ecnig sie raad der nieuwe mantels. De korte mantjos zijn korter en de lange langer dan ooit te voren in de nieuwe modellen, die men nu te zien krijgt. DE KEIZERIN VAN RUSLAND. De keizerin van Rusland werd zeer een voudig opgevoed. Bij haar geboorte re geerde haar vader nog niet eens over het kleine Groot-Hertogdom Hessen; en uit de brieven van haar moeder prinses Alice van Engeland blijkt, -hoe eenvoudig en gewoon het familieleven was. Zelfs schrijft deze dikwijis aan haar moeder, Koningin Vic toria, over haar hekrompen omstandighe den. Zij zegt bijv, eens, dat zij een deel van den zomer in dat. akelige BJanken- berghe moeten doorbrengen, waar geen bosch of struik te vinden is, niets dan zand, omdat Scheveningen hun te duur is. De. toekomstige keizerin was een heel mooi kindje, portretten uit haar jeugd too- uon een levendig gezichtje, vol geest en schranderheid, met veel uitdrukking. Haar groote, mooie, donkere oogen, zwarte wim pers, prachtige gelaatskleur, weelderig kas tanjebruin haar, en een bizondcr elegant, mooi figuurtje, gevoegd bij haar talent in zingen en pianospelen zouden haar in iedcren rang aantrekkelijk hebben gemaakt. Als wij daar nog bijvoegen flinkheid van karakter en innemende manieren (schoon zij daarin bij haar moeder moet achter staan), kunnen wij wel zeggen; dat zij de meeste eigenschappen heeft, die men ia een vrouw verlangt. Maar in haar positie staat zij natuurlijk aa.n allerlei aanmerkin gen bloot. De voornaamste grieven, die men togen haar heeft, is dal zij koel is en niet genoog doet aan liefdadigheid. Haar portretten als keizerin geven den indruk van ongevoeligheid en diepe melancholie; maar deze karaktertrekken zijn daarin over dreven. Zij is heel verlegenen de omstan digheden, waaronder zij trouwde en haar nieuwe onderdanen voor 't eerst loerde ken nen, waren niet geschikt om die verlegen heid te doen verminderen. Du keizerin had tegen zich (le populariteit der keizerin-we duwe een zeer innemende vrouw en dan dc moeilijke dagen van haar eer ste verblijf in ltuslaud. In den zomer van 1894 had zij zich niet den czaar verloofd, in het vooruitzicht van zich lang te kun nen oefenen voor haar toekomstig keizerin- zijn. Maar in den herfst word Alexander HI plotseling ziek, en de prinses werd aan zijn sterfbed in de Krim geroepen. Een week na de begrafenis had de huwelijks plechtigheid plaats, waaraan nog vooraf had moeten gaan haar overgang tot den Griekschcn godsdienst, wat zij niet, dan met tegenzin, deed. Als de keizerin minder vroolijk is dan in haar zonnige jeugd, is dit wel te begrij pen; liet is een akelig gevoel voor een jonge vrouw van twee en twintig, te we ten dat iedere kleine beweging, ieder ge zegde. van haar wordt nagegaan en beoor deeld vooral voor een verlegen jonge yrouw. Iemand, die in hel begin van haar trouwen veel aan 't hof kwam, schreef „Zij is verbazend verlegen. Men ziet, dat zij haar best doet maar men moet haar in 'I. gesprek voorthelpen." Dit, gevoegd bij haar jeugd, zachtheid en hulpeloosheid, had haar meer aan spraak moeten geven op de ridderlijkheid der mannen en de sympathie der vrouwen, dan een volmaakt, zelfbewust, keizerlijk optreden. En dat deed het dan ook wel; maar in de verte hoort men het meest de aanmerkingen; en de Engelsehe afkomst der keizerin stemde veel Russen ongunstig te gen haar. Men schreef haar teruggetrok kenheid dan ook dikwijls toe aan Engel sche koelheid en stijfheid. Men had vroeger gedacht dat de czaar een der prinsessen van Montenegro tot vrouw zou nemen. Toon de eerste ge trouwd was met groothertog Peter en de tweede do echtgenoot werd van don her tog van Lcuch'tcnbcrg, sprak een der groot hertogen tot don czarewitob„Nu is het uw beurt, Nicky. We zulten u nu wel gamv zien uithuwelijken." Waarop deze antwoord de ,,J ij zult aan bevelen gehoorzamen. Maar i k zat mijn eigen bruid kiezen," Eu men zegt, dat hij dit deed, en hot huwelijk werkelijk uit liefde werd gesloten. Bijna dadelijk na hun huwelijk nam het jonge paar zijn verblijf in liet Alexander Pa leis te TzArskoe Seló, op vier en twintig kilometer afstand van St. Petersburg, en daar bleven zij wonen, behalve in den kor ten winter (van 1 Januari tot de vasten), en in de warmste zomermaanden, wanneer zij naar de „Cottage" gaan hel een voudige paleis bij dc zee in het AJexan- derpark te Peterhoff, op 30 K.M. afstand van 'de hoofdstad, aan de Finsche golf. in deze paleizen hoeft de Keizerin het nationaal kostuum niet te dragen, dat Ka- theriuit II als hotklceding heeft voorge schreven. Die moet ze aantrekken op „na tionale" dagen, zooals Nieuwjaar, Paschen enz. Hel kroningsgewaad wordt met al het toeliehooreiihandschoenen, waaier, kou sen en schoentjes, in het Kremlin-museum te Moskou bewaard, en is een van dc schit terendste verzamelingen bleedings tukkeri der gebeele wereld. Hel zou ieder eenvou dig jong meisje verlegen maken, te denken dat zelfs haar kleeding zoo belangrijk is, dat die voor toekomstige geslachten be waard moet blijven, en dat. men van haar venvacht, dat zij aan allerlei idealen zal beantwoorden De Czarina heeft zich wijselijk tevreden gesteld met hel vervullen van haar ceremo nieeion plicht, en is verder een lieve vrouw on moeder; en als de menschen zeggen: „niemand kent haar", dan is dit in zeker 'opzicht een lofspraak. Als zij werkelijk politicken invloed op haar echtgenoot oefent, zooals sommigen beweren, kan men daarop antwoorden, dat andere vrouwen even goed haar invloed gebruiken, als zij daartoe in. staal zijn. Maar anderen zeggen weer, dat zij weigert haar meerling tc uiten of raad te geven. „Gelukkig is de vrouw, die geen geschie denis heeft", kan men zeker naar aanlei ding van baar zeggen, en wij moeten in haar eeren, dat zij zooveel doel, als zij kan, te midden van al de beproevingen en angsten, waaraan haar land en haar echt genoot ten prooi zijn. ELISABETH GNAUCK—KUHNE schrijft in een stuk over het arbeidsters- vraagstuk onder anderen: „Willen wij in de wereld der arbeidsters een overwinning behalen, dan moeten wij haar loeren kennen. Die wereld is ons vreemd, al wordt ze gevormd door ouzo landgenooten. Een ons vreemde werekl I Hieruit is het to verklaren, dat vrouwen uit den gegoeden stand een-haar zelf on verklaarbare verlegenheid gevoelen, als zij zich tegenover arbeidstere bevinden. Vrou wen van de beste opvoeding en met groot gemak om in de wereld op te treden, die buitenlaiulsche dames uit baar eigen stand met vrijmoedigheid zouden tegemoet ko men, voelen een lichte beschroomdheid, wanneer zij zich tegenover fabrieksarbeid sters bevinden. Waarom? Het is de vrees voor liet onbekende, de sprong in de duis ternis. Als c'r al voorstellingen omtrent deze wereld bestaan, dan zijn zij toch zeer vaag. Dikwijls zijn die volstrekt niet aanwezig. Meestal gaat het begrip van de bezittende klasse niet verder dan den stand der werk vrouwen. Wat daarachter ligt, is een duis tere massa zonder onderscheidende trek ken. De verrassing, die men ondervindt, als oen dame uit den gegoeden stand toont van den arbeidsteresland op de hoogte tc zijn, is het Leste bewijs, dat men aan het tegendeel, aan onwetendheid en onverschil ligheid, gewend is. Nu eischt de rechtvaar digheid echter, te erkennen, dat het niet. gemakkelijk is, van deze wereld iels tc we ten te komen. Op school hooren wij over HotteutoUmi en de bewoners van de Zuid- zoc-eilaiidoii, over de oude Romeinen en Grieken. Over onze arbeidende medcinen- schen geen woord. De vraag, of er op Mars menschen wonen, boezemt velen belang in, die zich nooit afvragen: „Waar en hoe wo nen de arbeidsters, die onze stroohoeden vlechten, onze handschoenen en dassen naaien, ons linnengoed en onze japonstof- fen weven"?" RECEPTEN. Eranscho eieren niet geroosterd brood. Neem een kopje vol dikke tomatensaus, gestoofd met heel weinig fijngehakte uien, en wat pepnr, leg dat op geboterd geroos terd brood. Laat in goed. kokend water in eens een ei uit de schaal vallen, lel er vooral oj), dat dit siioJ gebeurt. Het koken de water zul hel ei dan in. zijn geheel doen blijven, zoodat het wit het geel omgeeft. Leg op ieder stukje brood zulk een ei. Als men wat zout en azijn in het water dooi, zal het ei smakelijker worden. Eieren op ansjovisbroodjes of fijngesneden ham. Kook eenige harde eieren en neem 'de dooiers daaruit. Snijd eenige dunne stuk jes brood, roostor die, en beleg ze met ansjovis of ham. Maak een kuiltje in ieder en 'leg daarin een eierdoor. Snijd hei eiwit fijn, vermeng dit mot con witte saus en giet Jiel over ieder broodje, TOOR KINDEREN. EEN GRENADIER VAN HET KINDERREGIMENT. Het kimlerregimenf. in 1790 door Lode wijk XY1 in hel leven geroepen, werd ge vormd door twee compagnieën, de oene be stond uil. grenadiers en de andere uit jagers. Deze kleine soldaten, van zes tot negen jaar, zoons van officieren, hadden tot aan voerder den kroonprins, en die aardige ko lonel liet twee maal per week zijn man schappen hij den tuin der Tuilerieën aan den oever van de Seine excrceercn. Op een mooieu Zondag in het voorjaar kwam de koningin, Maria Antoinette, eens de troepen in oogenschouw nemen. De kna pen vonden dat natuurlijk heerlijk 1 Om twaalf uur precies kwam het regi ment, niet muziek voorop, op het exercitie veld eischaarde zich in slagorde. Het werd gevolgd door een groot aantal menschen, die allen hun best deden om een goed plaatsje 1c krijgen,' vanwaar men alles zou kunnen zien. Om half één kwam de kroonprins-kolonel op zijn wit paardje aanrijden on werd mei levendige toejuichingen ontvangen. Hij be antwoordde die mot sierlijke hoofdbuigin gen, en ging voor de troepen staan. Toen gaf hij zijn hevelen, die door zijn soldaten met bewonderenswaardige juistheid werden uitgevoerd. Weldra volgden op de kreten: „Leve de kroonprins I leve onze aanvoer der!" die van: „Leve de koningin!" Maria Antoinette verscheen. Dadelijk openden zich 'de gelederen op bevel van den 'kolonel en men presenteerde het geweer. De koningin liep langzaam door do rijen heen, streelde niet haar witte hand de wang van rncnigon grenadier en jager, en gaf haar tevredenheid te kennen over hun goede houding. Toen ging zij voor het re giment zitten, om dat van af haar plaats, laags haar le zien trekken. Er hcerschre in de menigte een diep stil zwijgen, ieder wilde opnieuw do stein van den jongen prins hooren, die met merk waardige kalmte en zekerheid zijn hevelen gaf, toen een jongen vlak bij de koningin vrij luid sprak: „O, papa, wat zijn die soldaten gelukkig! Zij hebben echte geweren en sabels! Wat zou ik daar graag bij zijn." „Je weet wel, Victor," antwoordde zijn vader, „dat dit niet mogelijk is; er zijn alleen 1 zoons van officieren in, en ik ben geen officier." „Waarom niet?" vroeg het kind met tra nen in de oogen. „Word u dan officier, ik zou zoo graag in hef kinderregiiiienf ko men." De vader lachte om de naïveteit van zijn zoon, en zei dal. hij stil moest zijn en naar hel. voorbijtrekken dor troepen kijken. Er werden bruidsuikers uitgedeeld, cho- colaadjes en andere lekkernijen, en toen do laatste soldaat, vertrokken was, ging de menigte uiteen. De vader van den kleinen jongen, die zoo dol graag grenadier zou willen wor den, heette Dufrallet. Hij was beambte aan het ministerie van biunenlandsclie zaken en betreurde het, dat hij niet aan het ver langen van zijn zoontje kon voldoen. Hij beloofde hem, dat hij hem een echt geweer 'zou geven, maar Victor werd daar niet door getroost, hij wilde een heuschc soldaat zijn. Toen hij, na een lange wandeling met zijn vader, thuiskwam, was zijn eerste woord tot zijn moedor: „O, moeder, wal. zijn die kleine soldaten gelukkig, zij hebben echte geweren, uni formen!" Daar werd gebeld; mevrouw Dutrallct ging zelf 'kijken wie er was, en zag iemand, gekleed in do livrei van de koningin, die een vrij groot pak uroeg. Binnengelaten sprak hij tof den heer Du frallet: „Mijnheer, ik heb in opdracht, u mede le doelen, dat uw zoontje is ingesclireven bij 'het kinderregiment, hier is zjjn oproe pingsbiljet. voor Donderdag." Victor kon zijn ooren niet gelooven, maar na eenige oogenblikken riep hij: „Is het waar, mijnheer, is 't hcusch' waar?" „Kijk maar eens ventje, dan zul je mij gelooven." En do hofbeambte maakte het pak open en haalde er een compleet grenadierskos- luum met sabel en geweer uit. Victor dacht, dat hij droomde. Hij mom pelde eindelijk: „Wordt u dan door een goede fee ge zonden „Wij leven niet meer in den tijd der feeën," antwoordde de man lachend; „de koningin droeg mij de boodsehajp op." Maria Antoinette had n.l. gehoord, hoe zeer de jongen begeerde, grenadier te wor den, toevallig had men haar den naam van den vader kunnen zeggen en zij vond het aardig, clen wen-sch van den knaap te vervullen. Deze was natuurlijk verrukt, deed in zijn vrijen tijd niets dan zich oefenen en maakte den volgenden Donderdag, toen hij hij het regiment ingelijfd werd, een vrij goed fi guur. Na afloop van deri dienst gaf zijn kor poraal 'hem een opdracht, die hjj nog niet geheel vervuld had, toen de prins- met zijn gouvernante naar buiten kwam, waar zij begonnen te tollen. Maar de tol ging niet naar den zin van den prins, die opmerkte: „Ik geloof, dat u hel touw te snel aftrekt, zoo zal het nooit goed gaan." Op dat, oogenhlik bemerkte hij Victor, die niet hef wapen in den arm dc bewe gingen van den tol volgde. „Zeg. kom ons eens helpen," vroeg by lieni. Victor zette zijn geweer neer en haastte zich om aan hef verzoek van zijn kolonel te voldoen. Ilij woud den tol zoo mooi op, daL hij een laid gebrom lief hooren. De prins vroeg den kleinen soldaat naar 'zijn naam en toen bij dien gehoord had, sprak hij: „Ik heet Cliarles-Louis va.n Bourbon, en ik zal je, als papa het goed vindt, bin nenkort tot. officier benoemen." De twee kinderen bleven nog een poos gezellig spelen en dit gebeurde nog dik wijls daarna. Drie jaar later "bestand liet kinderregi- menl niet meer; de koning en de koningin waren op het schavot onthoofd; de om- - wen teling was in vollen gang. Tegen hef einde van 1793 had mijnheer Du tra! let, die toen officier was, op zeke ren dag de wacht bij de'gevangenis. Victor was met hem meegegaan en be gon zich te vervelen, toen hij bij den con cierge een kleinen jongen zag, bezig met liet wassdicn van borden, die door een vrouw werden afgedroogd. Hij keek hem eerst nieuwsgierig aan, maar opeens ont stelde hij en naar het kind toeloopende', riep hij: „Het is de kroonprins 1 o, prins!" De ongelukkige prins, bleek, mager, zag er medelijdenswaardig uit. Victor nam hem bij de hand en kuste die; maar hij kon van aandoening haast niet spreken, hij sta melde slechts: „Prins ik heb u dadelijk herkend." „Ik jou ook, Victor," antwoordde dc ge wezen kroonprins, nieif minder bewogen, „maar ik hen nu geen prins meer, ik ben ecu ongelukkige wees. Al mijn vrienden hebben mij verlaten, ik vind het prettig, je weer eens te zien." De twee kinderen, die ondanks het ver schil in stand eenigen tijd goede vrienden waren geweest, begonnen te praten. De prins sprak over het verdriet, dat hij door den dood zijner ouder» ondervond; Victor trachtte hem zoo goed mogelijk tc troosten. Eindelijk ging deze zijn vader zijn ont moeting vertellen. Mijnheer Dutrallct kwam dadelijk daarna hij den prins en beloofde hem, zooveel voor hem te doen als maar mogelijk was en hij hield woord, hoe gevaarlijk het in dien tijd ook was, zich moeite te geven voor de koninklijke familie. Dc prins kon dus nog eenige genoeglijke uurtjes melzgn vriendje doorbrengen, maar waarschijnlijk is de ongelukkige knaap kort daarna in de gevangenis gestorven. Gedbukt tbr Drukkerij v. d. Schiedambchb Courant. mtmn

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10