flit ooTc geloofd. Een Fra.nsch schrijver vertelt over de ster'van Napoleon I, wat hij daarover van Generaal llapp heeft ge hoord hl 1806 trad Generaal llapp na zijn terug keer van don slag bij Leipzig. Napoleons studeerkamer binnen, zonder dat hij aan gediend was, en zag. dat do keizer zoo in gedachten was, dat zij komst zelfs niet werd opgemerkt. Toen de generaal zag, dat de keizer onbewegelijk bleef, maakte hij een geluid, Napoleon stond op, greep Rapp bij den arm en sprak naar don hemel wijzend „Kijk daar cons!" De generaal zweeg, maar toen de keizer zijn woorden her haalde, zei hij, dat hij niets zag. „Zio je dat niet?" riep Napoleon uit, „dat is mijn ster, die daar zoo schitterend voor je staat. Ze heeft mij nooit verlaten. Ik zie haar bij alle groote gelegenheden; ze bevoelt mij voort te gaan in is een vast teeken van geluk voor mij," Napoleon was een toomeclspeler, en geneigd de menseden iets wijs te maken, maar het is mogelijk, dat hij dit werkelijk geloofde. DOOR EEN KAT GERED. Sir Henry Wyat werd in den Tower ge worpen omdat hij Koning Richard Hf had beleedigd, en men trachtte hem zijn natuur lijken do-od te doen sterven door hem heel kort te houden. Op zekeren winternacht, toen de uitgehongerde gevangene lag te beven van de kou op zijn akelig bed, kwam een kat door den schoorsteen in zijn cel, ze was heel vriendelijk voor hem, ging tegen hem aanliggen, zoo warmden ze dus elkaar en adelen in slaap, 's Morgens ging de kat aveer door den schoorsteen weg, maar later op den dag kwam ze te rug met een duif, die zo in de cel achter liet. Eenigen tijd daarna kavam de cipier met het geavone weinige voedsel, toen Wyatt om wat meer vroeg, antavoordde de cipier, dat hij hem graag meer zou geven, maar dit niet mocht. „Wil je dan klaarmaken, avat ik je geef?" vroeg de gevangene. Dit beloofde de man, de duif werd dus schoongemaakt en gebraden en Sir Henry had een goed middagmaal. Dit aVas het eerste van een lange reeks, avant de kat kwam iederen dag met duiven terug en sliep geregeld in de cel. Zoo kon de rid der zijn leven rekken tot hij in vrijheid werd gesteld. BELEEFDHEID. Een dame uit Neav-York was juist ineen waggon naar Philadelphia gaan zitten, toen een heer tegenover haar een sigaar aan stak. Zij hoestte en toonde zich ongedurig; maar die aveuken averkten niets uit; daar om zei ze eindelijk: „U is waarschijnlijk een -vreemdeling, en aveet dus niet dat er een rookcoupé aan dezen trein is. Hier mag niet gerookt avorden." De man ant woordde niet, maar wierp zijn sigaar uit het raampje. Hoe groot was haar verba- zing, toen de conducteur haar later ver- telde, dat zij in Generaal Grants eigen cou pé was gaan zitten. Zij a-er!iet die in groote verlegenheid, maar dezelfde beleefd heid die hem' er toe bracht zijn sigaar weg te gooien, werd nu aveer door hom' geloond, doordat hij haar zijn a-ragenden blik spaar de, hoewel zij haar- oogen niet van zijn onbewegelijke gestalte afhield, totdat zij de coupé uit avas. HET LAATSTE STOKPAARDJE VAN DEN DUITSCHEN KEIZER. De keizer is op dit oogenblik een harts tochtelijk verzamelaar a-an jaren tbriefkaar ten, en hij legt zich daarop toe met den ijver, waarmee hij zich ook aan gewich tiger zaken, wijdt. Ieder land ter wereld, avaarin Duitschland officïeele vertegenwoor- cligers bezit, moet bijdragen zenden. De keizer laat zijn secretaris een prentbrief kaart schrija-en aan den oen of anderen be ambte, de kaart avordt in een Staats-enve loppe gesloten, of voorzien van het op schrift: Dienst. Daarna avordt ze perinail verzonden en de geadresseerde ontvangt als Staatsstuk slechts de groeten des kei zers met verzoek dezen een briefkaart met een plaatje uit den omtrek terug te zen den. Een Zigeuner had eens koren naar den molen gebracht en haalde nu zijn meel. Toen de molenaar even andore klanten hielp nam de Zigeuner de gelegenheid avaar en stopte zooveel ander meel in zijn zakken als er maar in kon. „Ho, hol" riep de molenaar, die hem daarbij betrapte, „ben je dwaas geworden, dat je ander moei in je zakken stopt?" De Zigeuner antwoordde: „Vadertje, ik zou dwaas zijn, als ik mijn meel in an dere zakken stopte!" Dezelfde gaf zijn jongen een kruik in de hand, waarin hij water moest halen, maar eerst gaf hij hem een flink pak slaag. Zijn buurman riep: „Waarom sla je het kindhet heeft geen kwaad gedaan?" Waarop de Zigeuner antwoordde: ,,Ofik het kind al sla, als de kruik gebroken is, dat helpt toch niet. Dan is er aan de zaak niets meer te veranderen. Daarom doe ik het maar liever vooruit." „Geloof je, dat het huwelijk tusschenden operazanger en de hankiersweduwe harmo nisch zal zijn?" ,,Een gelukkiger verceniging kan ik mij tenminste niet denken: hij heeft hol me taal in de keel en zij in de beurs." „Verbeeld je, tante Ënlalia wil op hot gemaskerd hal als „elf" verschijnen „Waarom niet; ze is toch al viermaal elf geweest." „Hoe komt het, dat mijnheer Dorst zoo ziek is geworden?" „Hij heeft te veel personen gezondheid toe gedronken." „Wees toch niet zoo overdreven en zeg niet bij iedere kleine pijn: „ik sierf." Als je werkelijk eens gestorven bent, gelooft geen mensch je meer-." Heer: „Waarom hebt u in uw klein ho tel een Fransche spijskaart?" Waard: „Ten eerste zijn mijn gasten ge vleid, omdat ik ze voor zoo beschaafd houd on ten tweede geef ik hun, wat ik wil, als ze iets bestellen, want ze weten toeh niet wat ze besteld hebben." Muller (die geen levensverzekering wil sluiten).„Maar ik denk in 't geheel niet aan sterven." Agent: ,,U denkt er niet aan? Ziet u mijn automobiel buiten staan? Gelooft u misschien, dat de vier inenschen, die ik daar al mee overreden heb, aan sterven dachten?" NEDERLANDSCHE WIJSHEID. 't Verkrijgen van den wonsch Verheft ons dwaze menschen Vaak boven onzen wonsch. Niet altijd hoven 't wcnsc'nen. Beets. Onwetendheid, mij dierbaar ding, Als 't wee doet iets te weten. Gez-elle. De vriendscnappe is een alderheylichste deuchde, en wel waerdieh om niet alleen- lick met sonderlinghe eerwaerdicheit, maar oock met eeuwige love geprezen te worden. Coornhcrt. Ook de nederigste levenstaak wordt een aangename plicht voor hem, die haar vol brengt met heilig plichtsbesef en een lief devolle toewijding. Hugenholtz. Alles moet op zijnen tijd geschieden en al wat gebeurd is kan niet herdaan worden, want het is altijd anders. Stijn Stxeuvels, Men scheldt den tijd vo-or kort, Ja al te snel van gang, En elk zoekt tijdverdrijf, Is dan de tijd niet lang? Jan Vos. VOOR DAMES. MODE. Daar men dezen zomer veel zij zal zien dragen, hebben de winkels er gro-oten voor raad van in do mooiste kleuren en pa tronen. Met een kanten vestje en korte bolero staat een zijden japon heel gekleed. Men kan er een 'hoed en parasol van dezelfde kleur bijnemen, terwijl sommigen ook kou sen en schoenen in dezelfde tint er bij dragen. Natuurlijk is deze laatste mode een heel kostbare, maar een die zeer voldoet. De verschillende patronen in voilestof zijn zeer groot in aantal. In zwart bestaan heel veel nieuwe soorten, en een zwarte voile-japon is een heel prettig bezit. Men kan die keurig opmaken met een kanten kraag en mouwen tot den. elhoog, die in kanten eindigen, wil men er een kleur op aanbrengen, dan kan men dit doen van satijn of fluweel Lichtblauw, donkerrood en geel zijn de meest gezochte kleuren en een smal garneersel in een van deze kleu ren, met zwart, of wit saamgeweven, wordt ook op zwart gedragen. Gekleurde voiles zijn evenzeer in trek als zwarte, en komen in dezelfde patronen voor. Groen, blauw, purper, rood in gller- iei tinten, grijs, taankleurig zijn alle in de mode en staan mooi. Er is een verbazend groote verscheiden heid in het weefsel dezer stoffen, en men kan zeer goed verscheidene japonnon van deze stof bezitten en toch schijnbaar zeer verschillende toiletten hebben. Men draagt evengoed effen als gewerkte voiles, zoowel voor morgen- als middagtoiletten en zelfs voor theaterkostuums als zo van fijne kwa liteit en rijkelijk met kant opgemaakt zijn. DE VROUW IN DE KUNST. De studie van oude schilderijen leert ons veel over de mode, maar ook kunnen we daardoor zien welk ideaal van schoon heid iedere tijd had. Als we de oude Italiaansche en Vlaam- sche schilderijen zien, zijn we soms ver baasd dat die gezichten eens mannon in verrukking brachten. Een onontwikkeld man keert zich nu ongeduldig ai van die kal me, koele vrouwen, van wier hooge, ron de, vooruitstekende voorhoofden het haar zoo strak naar achter is gestreken, wier zware oogleden en nonachtige blikken noch de extase van de heilige, noch de nede righeid van de zondares doen zien. Kin derlijk, rein, raadselachtig, soms bijna knorrig kijken ze van Van der Weijdens en Gerhardt Davids schilderijen op ons neer. Maar oen rnenscbelijko zachtheid begint uit. de Madonna's te sproken zie Van der Goes en Mabeuso als er een andore opvatting van liet. Christendom' ontstaat. Tegen de veertiende eouw kwam' ev een groote verandering in de positie der vrouw. Er ontstond een democratische geest. Do dagen van het humanisme waren aan staande, dat de kluist met nieuw leven en kracht bezielde. De gebroeders Van Eyek deden hun groote ontdekking en het schil deren met olieverf bracht een geheele om- keering in de kunst teweeg. De schilders begonnen zich vrijer te gevoelen en gaven uitdrukking aan wat zij als het ideaal van vrouwelijke schoonheid beschouwden. Zij maakten onsterfelijk het gelaat van haar die zij liefhadden, nog kinderlijk, met een heiligen eenvoud, maar door de macht der menschelijkc liefde bezield. Het voor uitstekende voorhoofd wordt niet meer ge zien. Onder den dunnen 'hoofdsluier ko men krulletjes uitkijken, die het. bleeke, zachte gelaat, ais met een gouden aureool omgeven. Zelfs voor onzen smaak zijn de vrouwen der vijftiende eeuw liefelijk voor onzen smaak, die zoover van den reinen eenvoud is afgedwaald. Daarna komt een tijdperk, waarin het kunstleven in Europa algemeen opbloeide, en er zulke genieën geboren werden, dat het Noorden kon mededingen met het Zuiden, ja dit zelfs ten slotte overvleugel de in grootschheid en kracht, van opvat ting. De kunst van Rubens getuigt vaneen maatschappelijke omwenteling in ge dachten, manieren en levenswijze. Zijn vrouwen zijn alleen bestaanbaar in een tijd van krachtig individualisme. De groot heid van een schilder hangt in niet ge ringe mate af van zijn zielelcven Ru- hens' penseel deed sterk uitkomen de weel derige levenskracht van zijn tijd. Welke merkwaardige damesportretten schilderde hij I gezichten vol geestkracht, levenslust en vastberadenheid; welk een scherp in zicht spreekt er uit die blauwe oogen, wat een minachting ligt er in die roode lippen en fijne neusgaten uitgedrukt. De verfijnde en hoofsche bevalligheid van Van Dijeks aanzienlijke dames ademen alle het purper in haar bevallige zachtheid en bekoring, maar Rembrandt geeft voor het eerst dat menschelijke pathos en dat menschelijk lijdendat ontwakend be wustzijn in de kunst van moderne droef heid en modernen twijfel, die in de latere ontwikkeling een overheerschenden invloed in de kunst verkrijgt. VROOLIJKHEID, Gelukkig de vrouw, wie het gegeven is een gezonde vroolijkheid als blijvende ze- genaanbrengende gast in haar kring te bren gen Juist onze tegenwoordige zenuwachtige tijd heeft behoefte aan vroolijkheid, ze wrerkt verfrisschcrid en weldadig op de slappe zenuwen, wektop uit ongezonde -overpeinzingen en geeft den verlamden geest levenskracht en -lust. Al te dikwijls staat iemand in slecht humeur op, om dat hij zich met droefgeestige gedachten, met ergernissen, die eigenlijk slechts door zijn sombere verbeelding zijn geschapen, te slapen had gelegd. De kleinste teleur stelling, de geringste tegenvaller is vol doende om sommigen langen tijd onvrien delijk te doen rondloopen en hun en hun omgeving het leven te verbitteren. Dan is de vroolijkheid in staat van alles de beste zijde op te zoeken, de droeve wolkjes te verjagen en de lachende zo-n weer te doen doorbreken. Ieder moest die zien aan te kweeken. Ja, zal hiertegen worden inge bracht, maar de vroolijkheid is een gaaf, die niet aan ieder is geschonken. Dat is niet geheel onwaar: menig mensc,henkind ontvangt die gave niet hij zijn geboorte. Maav ieder kan zich haar door strijd eigen maken. Doe uw best, altijd alles van de beste zijde te bezien. Als gij uw plicht ge daan hebt, hebt gij reden, vroolijk te zijn, ook al mislukken uw plannen de mensch wikt en God beschikt, en dat is goed! Doe maar uw best, in menig opzicht een kind te zijn en te blijven. Het overige schikt Zich dan vanzelf en de overwinning is aan uwe zijde. FREULE DE BOSCH KEMPER. Heden viert freule Jeltje de'Bosch Kem per haar zeyentigsten verjaardag. Als mede-oprichtster en ijverig pre sidente van de vereeniging Tessclscha- de, deed zij veel voor de onbemiddelde vrouw uit den beschaafden stand. Op phi- lantropisch gebied is haar werkzaamheid van groote beteekenis. Ook is zij een der oprichtsters der Eerste Huishoudschool te Amsterdam, van welker bestuur zij nog steeds met lust en ijver presidente is. Deze school bood haar reeds onlangs een feest aan, ter viering van haar verjaardag, om dat zij dien dag zelf niet in haar woon plaats doorbrengt. MEVROUW PAUWELS—VAN BIENE. Deze begaafde tooneelspceister is helaas door een ernstige ziekte genoodzaakt af scheid van het toonecl te nemen. Ze is niet eens in staat een afscaeidsvoorstelling te geven, deze werd gehouden ten voor- deele van, maar zonder haar. Daar haar man en zij buiten hun schuld groote gel delijke verliezen hebben geleden, heeft zich in Amsterdam een commissie gevormd met het doel gelden in te zamelen, om haar zoo mogelijk een onbezorgd bestaan te ver schaffen. Wie daartoe mee wil helpen kan zich wenden tot don lieer Dr. M. B. Men- des da Costa, "Prinsengracht 724, of den lieer Mr. H. A. van Hierop, SarphatisLr 1, beiden te Amsterdam. DE KONINGIN VAN ENGELAND OVER VERSIERING MET VOGELS. De hertogin van Portland zond onlangs, als presidente van de Koninklijke Vereeni ging tot Vogelbescherming, een brief aan de Koningin van Engeland, met verzoek of Hare Majesteit, hare meening zou wil len zeggen over het uitroeien der witte reigers ter verkrijging van hun voeren. Do hertogin ontving hel volgende antwoord: „De koningin verzoekt mij u op uw brief te antwoorden dat zijn, als presidente, verlof verleent haar naam' te gebruiken op de wijze, zooals u dit het best dunkt ter bescherming der vogels. U weet hoe zacht en goed de koningin is voor alle levende wezens. Hare Majesteit verzoekt mij nog li te melden, dat zij zelf nooit rcigcrv-ecrcn draagt, en dat zij' alles zal doen wat in haar vermogen is om een einde t-e maken aan de wreedo behande ling, die men deze mooie vogels doet on dergaan." PRINSES ENA's UITZET. Het grootste deel van het uitzet der toe komstige koningin van Spanje word't in Engeland gemaakt. Over het algemeen zorgt do koninklijke familie in Engeland ervoor, dat in het land zelf wordt gekocht walmen noodig heeft. Natuurlijk wordt er de uiterste ting aan besteed. Er is o.a. een diner-toilet wan Mechelsch-e kantstof over wit satijn met kransen van uit de hand geschilderde ro zen in Sèvreskleurig blauw, omgeven door kant. Blauw is de hoofdkleur der toilet ten een blauwe crêpe de C-hinc-japon met blauwe Lovertjes gegarneerd; oen wit zijden toilet met zachtblauw fluweel opge maakt, enz. RECEPTEN. Linzensoep met champignons. Men zet 125 Gr. linzen een nacht in 't water, kookt ze den volgenden morgen met 3 L. water, 4 geschilde, fijngehakte uien en een flinke handvol gedroogde cham pignons, zout doet men er pas bij, als de linzen goed week zijn. Er komt dok écu beetje peper bij. Dan laat men 25 Gr.reu zel en 25 Gr. boter met een gehakten ui goed bruin worden, roert er 2 eetlepels tarwemeel door, Iaat de soep goed koken, laat ze door een zeef loopen, kookt ze nog eens, doet er een eetlepel van de een of andere Engelsche saus door en voltooit het geheel door er gebakken stukjes brood in te do-en. YÖOR RIJTOEREN. PEPE, POPO, PAPA en Ca Zijn ouders fatsoenlijke katten uit een bakkerswinkel hadden hem Pepe genoemd om zijn gewoonte van den hals uit te strekken en zachtjes: „Pel Pel" te doen hooren een gewoonte, die hij trouwens spoedig verloor, toen hij uit de eerste kindsheid tot de jeugd overging. Hij had zich van het eerste oogenblik af zijn dappere voorouders waardig ge toond sterk en moedig, in spijt van zijn tenger uiterlijk, liep hij dikwijls op straat met den neus in den wind en de knevels sierlijk opgestreken. En de muizen beef den in haar ouderaardschc woningen bij zijn nadering zoozeer was hij als een geducht jager hekend. ■Op zekeren morgen moest Pepe tot, de erkenning komen, dat het wild zeldzaam werd. Allen verhuisden, zonder waarschu wing uit vrees voor onzen dapperen held. Hij moest dus den terugtrek kenden vijand wel volgen. Hij zou ook een andere streek opzoeken en ging naar een stadsgedeelte, waar zijn vriend Popo woonde. Misschien zou hij dien ontmoeten. Na een huigen, langen tocht kwam hij op een druk plein waar honderden rijtuigen in alle richtingen reden. Hier was te veel leven; het rattenvolk houdt van stilte; hij moest verder trekken. Het werd avond, toen Pepe zoo overal had rondgedwaald, dat hij niet meer wist waar "hij zich bevond. Iiij zocht een rustig plekje pp eh Sliep, uitgeput van moeheid en opwinding, gauw in. Toen hij weer wakker werd, was het reeds helder dag. Verbaasd keek hij naar de bedauwde velden. 'Waar was hij? Wat deed hij? Hij waschte zich om zijn pootjes lenig te maken en gaapte. „Mi-auw 1" Als -een echo hoorde hij op eenigen af stand denzelfdeii roep: „Mi-auwl" Met een sprong liep hij er heen. Bij een plas, te midden van het riet, zag hij een kat op wacht staan. Met ecu geelachtig bruine huid, en heel mager leek hij wel een kluizenaar. Toen de hermiet vriendelijk groette, deed Pepe verbaasd een stap ach teruit. -Wat een aandoeningen 1 De kat, die daar voor hem stond, was Popo, de beroemde Popo zelf, de vriend zijner kinderjaren. „Ben jij het, Popo?" riep hij eindelijk met oogen schitterend van vreugde. De ander antwoordde: 1 „Ja, zeker, wat ben ik blij je te zien!" Zij maakten allebei dwaze sprongen van blijdschap, omdat ze elkaar na zoo langen tijcl terugzagen. Daarna vertelde Popo hoe hij gelukkig aan den dood was ontsnapt door onachtzaamheid van oen oppasser, toen enkele menschen een geheel leger kat ten wilden ombrengen; verschrikt was hij' uit de stad gevlucht naar dit plekje waiir de dieren den baas speelden. „Wat doe je hier?" vroeg Pepe. „Ik visch." „Ja, ik visch kikvorsc-hon. Je kent dat niet, jullie stedelingen maar 'I. is oen aar dig tijdverdrijf," Al babbelend liepen zo geriiischloos voort, met den neus ter aarde gebogen. Toert stonden zij slU met den klamv gereed oia toe te grijpen. „Mia-auw!" zei Pepe na oen kwartier. „Dat vïssehen is erg vermoeiend en het levert niet veel op ook." Hij was niet vroolijk, want twee lek kere vette kikkers waren hem' onlsna.pt. „Hier hol) je wat, om je ie troosten," zei Popo zachtjes, en wierp met een edel gebaar een kikker aan de voeten van den knorrepot. Zonder zich te laten smeeken, at Pepe hem op. De twee vrienden eindigden hun lande lijk maal, loon zich in de verte klokgelui deed hooren. Popo s'eldo Pepe gerust, die al angstig werd. „Be werklui gaar naar huismaar .als jc wilt, kunnen we hier wet eens rond wandelen. ,1c zult zien, hoe mooi mijn nieuwe woonplaats is." Het was hij twaalven, toen ze bij de eerste huizen van het stadje kwamen. Bij een pleintje stond Pepe stil: achter het hek van ecu tuin had hij ecu schotel met melk en brood gezien. „Blijf jo daar staan," zei Popo. „O, dat zijn geen aardige menschen. Kom maar gauw mee!" 'Maar Pepe wou niet 'luisteren. Zachtjes sprong hij naar tien schotel, keek omzich tig rond en zag, dat or niets t-e vrc-czen was. Daarna begon hij te smullen van de lekkere melk. Bal smaakte hem beier dan de kikvorschhoutjes Even keek hij op, zijn knevel ilroopvan melk, hij liet er zijn rose tongetje langs gaan en zag lachend naar Popo, dien die lach woedend maakte. Daarna ging Pepe weer met den staart in tie hoogte aan T smullen. Opeens latopocf! daar valt de schotel om en onze held heeft, druipend van melk, nog juist den tijd om voorden vijand - in den vorm van een dikke keu kenmeid te vluchten. „Nu, wat had ik je gezegd?" vroeg Popo spottend, terwijl, Pepe zijn gekwetst pootje aflikte. „Dat heb je er tui mee gewonnen, dat je hinkt." „Tatalal heb ik gegeten of niet?" „Jawel, maar -" „Nu, wat heb je dan to vertellen? Ik ga eens meer naar dat huis en ik noodig je zelfs uit met mij moe te gaan. Als je ten minste niet bang bent." Popo riep uit: „Ik bang? Ik zal een haar vriend dokter Papa meevragen, die kan je meteen raad gever, omtrent je poot." Als je dien dag in do schemering langs de villa was gegaan, lmd je drie schadu wen voorbij kunnen zien glijden: de drie katten vrienden. Pepe, do aanvoerder, gaf een teeken; „Den je daar?" „Ja, wij zijri er." „Vooruit da.nl" En liij ging voorop, gevolgd door zijn voorzichtige gasten. "Voor hen op het gras stond een schold vol lekkernijen. Popo en Papa waven ver rukt. „O! Ah! Miauw!" „Kom," sprak Pepe kalm. „Eet nu maar eerst, later kun je wol bedanken." Eu ze gingen alle drie aan den gang. Daar zagen ze schaduwen langs het half openslaande venster gaan. Men bracht stoe len, tafels, licht. Het troepje was metéén sprong iu een nabij zijnd 'kreupdhaselije. Po-po cn Papa beefden over al hun lede maten. „\Vij zijn verloren I" Papa vooral jammerde: „Wat,een ongeluk om gevan gen te worden nazoo'ri lekker maal!" Pope beval hun te zwijgen en njoed te houden. •Op hot grasperk dekte de keukenmeid de tafel. Daarna kwam ecu jonge vromv, ge volgd door een heer met lange haren; cn beiden zeilen zich aan laf el. Ze lachten zoo goedig, dat Pepe uit zijn schuilhoek te voorschijn kwam. Toen de dame hem zag, schonk zij een schoteltje melk voor hem in, waarvoor hij haar al spinnend bedankte om te tooneu, dat hij een goede opvoeding had genoten. „Ais we hem eens hielden!" stelde de dame voor. „Nog al een!" antwoordde de lieer. „Hij zal alles van mij bederven. Jn mijn atelier mag hij tenminste niet komenMam- als je er op gesteld bent." En do dame nam Pope op haar school. Pepe, die de taal dor menschen natuurlijk -niet kende, begreep uit hun loon, dat men hom wilde houden en loonde op allerlei wijze zijn dankbaarheid. Eindelijk wist hij een öog-enblikjc te vinden om aan zijn vrienden in hel. bosclije hol nieuws te gaan vertellen. „Ga jc ons dus verlaten vroeg Popo treurig. „Als je dal. denkt, ken je mij nog niet goed. lederen morgen en avond zul. je hier ol-en vinden, of ik blijf hier niet." Van dit oogenblik af werd Pepe een wel varende kat, maar hij vergaf zijn oude vrienden niet. Integendeel I Hij Bewaarde de beste stukjes voor hen m, zal. dagelijks voor bij hun maaltijden in zijn zwarte pakje, dat blonk alsof het nieuw was, als een mooi edelman, die goedheid aan schoon heid paarde. Gedeukt tkr Drukkerij y, d, Scbiepamrchje Coubant, nmntwiit—nifin f „Ah bah!"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10