flit ooTc geloofd. Een Fra.nsch schrijver
vertelt over de ster'van Napoleon I, wat
hij daarover van Generaal llapp heeft ge
hoord
hl 1806 trad Generaal llapp na zijn terug
keer van don slag bij Leipzig. Napoleons
studeerkamer binnen, zonder dat hij aan
gediend was, en zag. dat do keizer zoo
in gedachten was, dat zij komst zelfs niet
werd opgemerkt. Toen de generaal zag, dat
de keizer onbewegelijk bleef, maakte hij
een geluid, Napoleon stond op, greep Rapp
bij den arm en sprak naar don hemel
wijzend
„Kijk daar cons!" De generaal zweeg,
maar toen de keizer zijn woorden her
haalde, zei hij, dat hij niets zag.
„Zio je dat niet?" riep Napoleon uit,
„dat is mijn ster, die daar zoo schitterend
voor je staat. Ze heeft mij nooit verlaten.
Ik zie haar bij alle groote gelegenheden;
ze bevoelt mij voort te gaan in is een
vast teeken van geluk voor mij,"
Napoleon was een toomeclspeler, en geneigd
de menseden iets wijs te maken, maar het
is mogelijk, dat hij dit werkelijk geloofde.
DOOR EEN KAT GERED.
Sir Henry Wyat werd in den Tower ge
worpen omdat hij Koning Richard Hf had
beleedigd, en men trachtte hem zijn natuur
lijken do-od te doen sterven door hem heel
kort te houden. Op zekeren winternacht,
toen de uitgehongerde gevangene lag te
beven van de kou op zijn akelig bed, kwam
een kat door den schoorsteen in zijn cel,
ze was heel vriendelijk voor hem, ging
tegen hem aanliggen, zoo warmden ze
dus elkaar en adelen in slaap, 's Morgens
ging de kat aveer door den schoorsteen
weg, maar later op den dag kwam ze te
rug met een duif, die zo in de cel achter
liet. Eenigen tijd daarna kavam de cipier
met het geavone weinige voedsel, toen
Wyatt om wat meer vroeg, antavoordde de
cipier, dat hij hem graag meer zou geven,
maar dit niet mocht.
„Wil je dan klaarmaken, avat ik je geef?"
vroeg de gevangene.
Dit beloofde de man, de duif werd dus
schoongemaakt en gebraden en Sir Henry
had een goed middagmaal. Dit aVas het
eerste van een lange reeks, avant de kat
kwam iederen dag met duiven terug en
sliep geregeld in de cel. Zoo kon de rid
der zijn leven rekken tot hij in vrijheid
werd gesteld.
BELEEFDHEID.
Een dame uit Neav-York was juist ineen
waggon naar Philadelphia gaan zitten, toen
een heer tegenover haar een sigaar aan
stak. Zij hoestte en toonde zich ongedurig;
maar die aveuken averkten niets uit; daar
om zei ze eindelijk: „U is waarschijnlijk
een -vreemdeling, en aveet dus niet dat er
een rookcoupé aan dezen trein is. Hier
mag niet gerookt avorden." De man ant
woordde niet, maar wierp zijn sigaar uit
het raampje. Hoe groot was haar verba-
zing, toen de conducteur haar later ver-
telde, dat zij in Generaal Grants eigen cou
pé was gaan zitten. Zij a-er!iet die in
groote verlegenheid, maar dezelfde beleefd
heid die hem' er toe bracht zijn sigaar weg
te gooien, werd nu aveer door hom' geloond,
doordat hij haar zijn a-ragenden blik spaar
de, hoewel zij haar- oogen niet van zijn
onbewegelijke gestalte afhield, totdat zij
de coupé uit avas.
HET LAATSTE STOKPAARDJE VAN DEN
DUITSCHEN KEIZER.
De keizer is op dit oogenblik een harts
tochtelijk verzamelaar a-an jaren tbriefkaar
ten, en hij legt zich daarop toe met den
ijver, waarmee hij zich ook aan gewich
tiger zaken, wijdt. Ieder land ter wereld,
avaarin Duitschland officïeele vertegenwoor-
cligers bezit, moet bijdragen zenden. De
keizer laat zijn secretaris een prentbrief
kaart schrija-en aan den oen of anderen be
ambte, de kaart avordt in een Staats-enve
loppe gesloten, of voorzien van het op
schrift: Dienst. Daarna avordt ze perinail
verzonden en de geadresseerde ontvangt
als Staatsstuk slechts de groeten des kei
zers met verzoek dezen een briefkaart met
een plaatje uit den omtrek terug te zen
den.
Een Zigeuner had eens koren naar den
molen gebracht en haalde nu zijn meel.
Toen de molenaar even andore klanten
hielp nam de Zigeuner de gelegenheid
avaar en stopte zooveel ander meel in zijn
zakken als er maar in kon.
„Ho, hol" riep de molenaar, die hem
daarbij betrapte, „ben je dwaas geworden,
dat je ander moei in je zakken stopt?"
De Zigeuner antwoordde: „Vadertje, ik
zou dwaas zijn, als ik mijn meel in an
dere zakken stopte!"
Dezelfde gaf zijn jongen een kruik in
de hand, waarin hij water moest halen,
maar eerst gaf hij hem een flink pak
slaag.
Zijn buurman riep: „Waarom sla je het
kindhet heeft geen kwaad gedaan?"
Waarop de Zigeuner antwoordde: ,,Ofik
het kind al sla, als de kruik gebroken is,
dat helpt toch niet. Dan is er aan de zaak
niets meer te veranderen. Daarom doe ik
het maar liever vooruit."
„Geloof je, dat het huwelijk tusschenden
operazanger en de hankiersweduwe harmo
nisch zal zijn?"
,,Een gelukkiger verceniging kan ik mij
tenminste niet denken: hij heeft hol me
taal in de keel en zij in de beurs."
„Verbeeld je, tante Ënlalia wil op hot
gemaskerd hal als „elf" verschijnen
„Waarom niet; ze is toch al viermaal
elf geweest."
„Hoe komt het, dat mijnheer Dorst zoo
ziek is geworden?"
„Hij heeft te veel personen gezondheid
toe gedronken."
„Wees toch niet zoo overdreven en zeg
niet bij iedere kleine pijn: „ik sierf." Als
je werkelijk eens gestorven bent, gelooft
geen mensch je meer-."
Heer: „Waarom hebt u in uw klein ho
tel een Fransche spijskaart?"
Waard: „Ten eerste zijn mijn gasten ge
vleid, omdat ik ze voor zoo beschaafd houd
on ten tweede geef ik hun, wat ik wil,
als ze iets bestellen, want ze weten toeh
niet wat ze besteld hebben."
Muller (die geen levensverzekering wil
sluiten).„Maar ik denk in 't geheel niet
aan sterven."
Agent: ,,U denkt er niet aan? Ziet u
mijn automobiel buiten staan? Gelooft u
misschien, dat de vier inenschen, die ik
daar al mee overreden heb, aan sterven
dachten?"
NEDERLANDSCHE WIJSHEID.
't Verkrijgen van den wonsch
Verheft ons dwaze menschen
Vaak boven onzen wonsch.
Niet altijd hoven 't wcnsc'nen.
Beets.
Onwetendheid, mij dierbaar ding,
Als 't wee doet iets te weten.
Gez-elle.
De vriendscnappe is een alderheylichste
deuchde, en wel waerdieh om niet alleen-
lick met sonderlinghe eerwaerdicheit, maar
oock met eeuwige love geprezen te worden.
Coornhcrt.
Ook de nederigste levenstaak wordt een
aangename plicht voor hem, die haar vol
brengt met heilig plichtsbesef en een lief
devolle toewijding.
Hugenholtz.
Alles moet op zijnen tijd geschieden en
al wat gebeurd is kan niet herdaan worden,
want het is altijd anders.
Stijn Stxeuvels,
Men scheldt den tijd vo-or kort,
Ja al te snel van gang,
En elk zoekt tijdverdrijf,
Is dan de tijd niet lang?
Jan Vos.
VOOR DAMES.
MODE.
Daar men dezen zomer veel zij zal zien
dragen, hebben de winkels er gro-oten voor
raad van in do mooiste kleuren en pa
tronen.
Met een kanten vestje en korte bolero
staat een zijden japon heel gekleed. Men
kan er een 'hoed en parasol van dezelfde
kleur bijnemen, terwijl sommigen ook kou
sen en schoenen in dezelfde tint er bij
dragen. Natuurlijk is deze laatste mode een
heel kostbare, maar een die zeer voldoet.
De verschillende patronen in voilestof
zijn zeer groot in aantal. In zwart bestaan
heel veel nieuwe soorten, en een zwarte
voile-japon is een heel prettig bezit. Men
kan die keurig opmaken met een kanten
kraag en mouwen tot den. elhoog, die in
kanten eindigen, wil men er een kleur op
aanbrengen, dan kan men dit doen van
satijn of fluweel Lichtblauw, donkerrood
en geel zijn de meest gezochte kleuren en
een smal garneersel in een van deze kleu
ren, met zwart, of wit saamgeweven, wordt
ook op zwart gedragen.
Gekleurde voiles zijn evenzeer in trek
als zwarte, en komen in dezelfde patronen
voor. Groen, blauw, purper, rood in gller-
iei tinten, grijs, taankleurig zijn alle in de
mode en staan mooi.
Er is een verbazend groote verscheiden
heid in het weefsel dezer stoffen, en men
kan zeer goed verscheidene japonnon van
deze stof bezitten en toch schijnbaar zeer
verschillende toiletten hebben. Men draagt
evengoed effen als gewerkte voiles, zoowel
voor morgen- als middagtoiletten en zelfs
voor theaterkostuums als zo van fijne kwa
liteit en rijkelijk met kant opgemaakt zijn.
DE VROUW IN DE KUNST.
De studie van oude schilderijen leert
ons veel over de mode, maar ook kunnen
we daardoor zien welk ideaal van schoon
heid iedere tijd had.
Als we de oude Italiaansche en Vlaam-
sche schilderijen zien, zijn we soms ver
baasd dat die gezichten eens mannon in
verrukking brachten. Een onontwikkeld man
keert zich nu ongeduldig ai van die kal
me, koele vrouwen, van wier hooge, ron
de, vooruitstekende voorhoofden het haar
zoo strak naar achter is gestreken, wier
zware oogleden en nonachtige blikken noch
de extase van de heilige, noch de nede
righeid van de zondares doen zien. Kin
derlijk, rein, raadselachtig, soms bijna
knorrig kijken ze van Van der Weijdens
en Gerhardt Davids schilderijen op ons
neer.
Maar oen rnenscbelijko zachtheid begint
uit. de Madonna's te sproken zie Van
der Goes en Mabeuso als er een andore
opvatting van liet. Christendom' ontstaat.
Tegen de veertiende eouw kwam' ev een
groote verandering in de positie der vrouw.
Er ontstond een democratische geest. Do
dagen van het humanisme waren aan
staande, dat de kluist met nieuw leven en
kracht bezielde. De gebroeders Van Eyek
deden hun groote ontdekking en het schil
deren met olieverf bracht een geheele om-
keering in de kunst teweeg. De schilders
begonnen zich vrijer te gevoelen en gaven
uitdrukking aan wat zij als het ideaal van
vrouwelijke schoonheid beschouwden.
Zij maakten onsterfelijk het gelaat van
haar die zij liefhadden, nog kinderlijk, met
een heiligen eenvoud, maar door de macht
der menschelijkc liefde bezield. Het voor
uitstekende voorhoofd wordt niet meer ge
zien. Onder den dunnen 'hoofdsluier ko
men krulletjes uitkijken, die het. bleeke,
zachte gelaat, ais met een gouden aureool
omgeven. Zelfs voor onzen smaak zijn de
vrouwen der vijftiende eeuw liefelijk
voor onzen smaak, die zoover van den
reinen eenvoud is afgedwaald.
Daarna komt een tijdperk, waarin het
kunstleven in Europa algemeen opbloeide,
en er zulke genieën geboren werden, dat
het Noorden kon mededingen met het
Zuiden, ja dit zelfs ten slotte overvleugel
de in grootschheid en kracht, van opvat
ting. De kunst van Rubens getuigt vaneen
maatschappelijke omwenteling in ge
dachten, manieren en levenswijze. Zijn
vrouwen zijn alleen bestaanbaar in een
tijd van krachtig individualisme. De groot
heid van een schilder hangt in niet ge
ringe mate af van zijn zielelcven Ru-
hens' penseel deed sterk uitkomen de weel
derige levenskracht van zijn tijd. Welke
merkwaardige damesportretten schilderde
hij I gezichten vol geestkracht, levenslust
en vastberadenheid; welk een scherp in
zicht spreekt er uit die blauwe oogen, wat
een minachting ligt er in die roode lippen
en fijne neusgaten uitgedrukt.
De verfijnde en hoofsche bevalligheid
van Van Dijeks aanzienlijke dames ademen
alle het purper in haar bevallige zachtheid
en bekoring, maar Rembrandt geeft voor
het eerst dat menschelijke pathos en dat
menschelijk lijdendat ontwakend be
wustzijn in de kunst van moderne droef
heid en modernen twijfel, die in de latere
ontwikkeling een overheerschenden invloed
in de kunst verkrijgt.
VROOLIJKHEID,
Gelukkig de vrouw, wie het gegeven is
een gezonde vroolijkheid als blijvende ze-
genaanbrengende gast in haar kring te bren
gen Juist onze tegenwoordige zenuwachtige
tijd heeft behoefte aan vroolijkheid, ze
wrerkt verfrisschcrid en weldadig op de
slappe zenuwen, wektop uit ongezonde
-overpeinzingen en geeft den verlamden
geest levenskracht en -lust. Al te dikwijls
staat iemand in slecht humeur op, om
dat hij zich met droefgeestige gedachten,
met ergernissen, die eigenlijk slechts door
zijn sombere verbeelding zijn geschapen,
te slapen had gelegd. De kleinste teleur
stelling, de geringste tegenvaller is vol
doende om sommigen langen tijd onvrien
delijk te doen rondloopen en hun en hun
omgeving het leven te verbitteren. Dan is
de vroolijkheid in staat van alles de beste
zijde op te zoeken, de droeve wolkjes te
verjagen en de lachende zo-n weer te doen
doorbreken. Ieder moest die zien aan te
kweeken. Ja, zal hiertegen worden inge
bracht, maar de vroolijkheid is een gaaf,
die niet aan ieder is geschonken. Dat is
niet geheel onwaar: menig mensc,henkind
ontvangt die gave niet hij zijn geboorte.
Maav ieder kan zich haar door strijd eigen
maken. Doe uw best, altijd alles van de
beste zijde te bezien. Als gij uw plicht ge
daan hebt, hebt gij reden, vroolijk te zijn,
ook al mislukken uw plannen de mensch
wikt en God beschikt, en dat is goed! Doe
maar uw best, in menig opzicht een kind
te zijn en te blijven. Het overige schikt
Zich dan vanzelf en de overwinning is
aan uwe zijde.
FREULE DE BOSCH KEMPER.
Heden viert freule Jeltje de'Bosch Kem
per haar zeyentigsten verjaardag.
Als mede-oprichtster en ijverig pre
sidente van de vereeniging Tessclscha-
de, deed zij veel voor de onbemiddelde
vrouw uit den beschaafden stand. Op phi-
lantropisch gebied is haar werkzaamheid
van groote beteekenis. Ook is zij een der
oprichtsters der Eerste Huishoudschool te
Amsterdam, van welker bestuur zij nog
steeds met lust en ijver presidente is. Deze
school bood haar reeds onlangs een feest
aan, ter viering van haar verjaardag, om
dat zij dien dag zelf niet in haar woon
plaats doorbrengt.
MEVROUW PAUWELS—VAN BIENE.
Deze begaafde tooneelspceister is helaas
door een ernstige ziekte genoodzaakt af
scheid van het toonecl te nemen. Ze is
niet eens in staat een afscaeidsvoorstelling
te geven, deze werd gehouden ten voor-
deele van, maar zonder haar. Daar haar
man en zij buiten hun schuld groote gel
delijke verliezen hebben geleden, heeft zich
in Amsterdam een commissie gevormd met
het doel gelden in te zamelen, om haar
zoo mogelijk een onbezorgd bestaan te ver
schaffen. Wie daartoe mee wil helpen kan
zich wenden tot don lieer Dr. M. B. Men-
des da Costa, "Prinsengracht 724, of den
lieer Mr. H. A. van Hierop, SarphatisLr 1,
beiden te Amsterdam.
DE KONINGIN VAN ENGELAND OVER
VERSIERING MET VOGELS.
De hertogin van Portland zond onlangs,
als presidente van de Koninklijke Vereeni
ging tot Vogelbescherming, een brief aan
de Koningin van Engeland, met verzoek
of Hare Majesteit, hare meening zou wil
len zeggen over het uitroeien der witte
reigers ter verkrijging van hun voeren. Do
hertogin ontving hel volgende antwoord:
„De koningin verzoekt mij u op uw brief
te antwoorden dat zijn, als presidente,
verlof verleent haar naam' te gebruiken
op de wijze, zooals u dit het best dunkt
ter bescherming der vogels. U weet hoe
zacht en goed de koningin is voor alle
levende wezens. Hare Majesteit verzoekt
mij nog li te melden, dat zij zelf nooit
rcigcrv-ecrcn draagt, en dat zij' alles zal
doen wat in haar vermogen is om een
einde t-e maken aan de wreedo behande
ling, die men deze mooie vogels doet on
dergaan."
PRINSES ENA's UITZET.
Het grootste deel van het uitzet der toe
komstige koningin van Spanje word't in
Engeland gemaakt. Over het algemeen zorgt
do koninklijke familie in Engeland ervoor,
dat in het land zelf wordt gekocht walmen
noodig heeft. Natuurlijk wordt er de uiterste
ting aan besteed. Er is o.a. een diner-toilet
wan Mechelsch-e kantstof over wit satijn met
kransen van uit de hand geschilderde ro
zen in Sèvreskleurig blauw, omgeven door
kant. Blauw is de hoofdkleur der toilet
ten een blauwe crêpe de C-hinc-japon
met blauwe Lovertjes gegarneerd; oen wit
zijden toilet met zachtblauw fluweel opge
maakt, enz.
RECEPTEN.
Linzensoep met champignons.
Men zet 125 Gr. linzen een nacht in
't water, kookt ze den volgenden morgen
met 3 L. water, 4 geschilde, fijngehakte
uien en een flinke handvol gedroogde cham
pignons, zout doet men er pas bij, als de
linzen goed week zijn. Er komt dok écu
beetje peper bij. Dan laat men 25 Gr.reu
zel en 25 Gr. boter met een gehakten ui
goed bruin worden, roert er 2 eetlepels
tarwemeel door, Iaat de soep goed koken,
laat ze door een zeef loopen, kookt ze nog
eens, doet er een eetlepel van de een of
andere Engelsche saus door en voltooit
het geheel door er gebakken stukjes brood
in te do-en.
YÖOR RIJTOEREN.
PEPE, POPO, PAPA en Ca
Zijn ouders fatsoenlijke katten uit
een bakkerswinkel hadden hem Pepe
genoemd om zijn gewoonte van den hals
uit te strekken en zachtjes: „Pel Pel" te
doen hooren een gewoonte, die hij
trouwens spoedig verloor, toen hij uit de
eerste kindsheid tot de jeugd overging.
Hij had zich van het eerste oogenblik
af zijn dappere voorouders waardig ge
toond sterk en moedig, in spijt van zijn
tenger uiterlijk, liep hij dikwijls op straat
met den neus in den wind en de knevels
sierlijk opgestreken. En de muizen beef
den in haar ouderaardschc woningen bij
zijn nadering zoozeer was hij als een
geducht jager hekend.
■Op zekeren morgen moest Pepe tot, de
erkenning komen, dat het wild zeldzaam
werd. Allen verhuisden, zonder waarschu
wing uit vrees voor onzen dapperen held.
Hij moest dus den terugtrek kenden vijand
wel volgen. Hij zou ook een andere streek
opzoeken en ging naar een stadsgedeelte,
waar zijn vriend Popo woonde. Misschien
zou hij dien ontmoeten.
Na een huigen, langen tocht kwam hij op
een druk plein waar honderden rijtuigen
in alle richtingen reden. Hier was te veel
leven; het rattenvolk houdt van stilte;
hij moest verder trekken.
Het werd avond, toen Pepe zoo overal
had rondgedwaald, dat hij niet meer wist
waar "hij zich bevond. Iiij zocht een rustig
plekje pp eh Sliep, uitgeput van moeheid
en opwinding, gauw in.
Toen hij weer wakker werd, was het
reeds helder dag. Verbaasd keek hij naar
de bedauwde velden. 'Waar was hij? Wat
deed hij?
Hij waschte zich om zijn pootjes lenig
te maken en gaapte.
„Mi-auw 1"
Als -een echo hoorde hij op eenigen af
stand denzelfdeii roep: „Mi-auwl"
Met een sprong liep hij er heen. Bij een
plas, te midden van het riet, zag hij een
kat op wacht staan. Met ecu geelachtig
bruine huid, en heel mager leek hij wel een
kluizenaar. Toen de hermiet vriendelijk
groette, deed Pepe verbaasd een stap ach
teruit.
-Wat een aandoeningen 1 De kat, die daar
voor hem stond, was Popo, de beroemde
Popo zelf, de vriend zijner kinderjaren.
„Ben jij het, Popo?" riep hij eindelijk
met oogen schitterend van vreugde.
De ander antwoordde: 1
„Ja, zeker, wat ben ik blij je te zien!"
Zij maakten allebei dwaze sprongen van
blijdschap, omdat ze elkaar na zoo langen
tijcl terugzagen. Daarna vertelde Popo hoe
hij gelukkig aan den dood was ontsnapt
door onachtzaamheid van oen oppasser,
toen enkele menschen een geheel leger kat
ten wilden ombrengen; verschrikt was hij'
uit de stad gevlucht naar dit plekje waiir
de dieren den baas speelden.
„Wat doe je hier?" vroeg Pepe.
„Ik visch."
„Ja, ik visch kikvorsc-hon. Je kent dat
niet, jullie stedelingen maar 'I. is oen aar
dig tijdverdrijf,"
Al babbelend liepen zo geriiischloos voort,
met den neus ter aarde gebogen. Toert
stonden zij slU met den klamv gereed oia
toe te grijpen.
„Mia-auw!" zei Pepe na oen kwartier.
„Dat vïssehen is erg vermoeiend en het
levert niet veel op ook."
Hij was niet vroolijk, want twee lek
kere vette kikkers waren hem' onlsna.pt.
„Hier hol) je wat, om je ie troosten,"
zei Popo zachtjes, en wierp met een edel
gebaar een kikker aan de voeten van den
knorrepot. Zonder zich te laten smeeken,
at Pepe hem op.
De twee vrienden eindigden hun lande
lijk maal, loon zich in de verte klokgelui
deed hooren. Popo s'eldo Pepe gerust, die
al angstig werd.
„Be werklui gaar naar huismaar
.als jc wilt, kunnen we hier wet eens rond
wandelen. ,1c zult zien, hoe mooi mijn
nieuwe woonplaats is."
Het was hij twaalven, toen ze bij de
eerste huizen van het stadje kwamen.
Bij een pleintje stond Pepe stil: achter
het hek van ecu tuin had hij ecu schotel
met melk en brood gezien.
„Blijf jo daar staan," zei Popo. „O, dat
zijn geen aardige menschen. Kom maar
gauw mee!"
'Maar Pepe wou niet 'luisteren. Zachtjes
sprong hij naar tien schotel, keek omzich
tig rond en zag, dat or niets t-e vrc-czen
was. Daarna begon hij te smullen van de
lekkere melk. Bal smaakte hem beier dan
de kikvorschhoutjes
Even keek hij op, zijn knevel ilroopvan
melk, hij liet er zijn rose tongetje langs
gaan en zag lachend naar Popo, dien die
lach woedend maakte. Daarna ging Pepe
weer met den staart in tie hoogte aan T
smullen.
Opeens latopocf! daar valt de
schotel om en onze held heeft, druipend
van melk, nog juist den tijd om voorden
vijand - in den vorm van een dikke keu
kenmeid te vluchten.
„Nu, wat had ik je gezegd?" vroeg Popo
spottend, terwijl, Pepe zijn gekwetst pootje
aflikte. „Dat heb je er tui mee gewonnen,
dat je hinkt."
„Tatalal heb ik gegeten of niet?"
„Jawel, maar -"
„Nu, wat heb je dan to vertellen? Ik
ga eens meer naar dat huis en ik noodig
je zelfs uit met mij moe te gaan. Als je
ten minste niet bang bent."
Popo riep uit: „Ik bang? Ik zal een haar
vriend dokter Papa meevragen, die kan je
meteen raad gever, omtrent je poot."
Als je dien dag in do schemering langs
de villa was gegaan, lmd je drie schadu
wen voorbij kunnen zien glijden: de drie
katten vrienden.
Pepe, do aanvoerder, gaf een teeken;
„Den je daar?"
„Ja, wij zijri er."
„Vooruit da.nl"
En liij ging voorop, gevolgd door zijn
voorzichtige gasten.
"Voor hen op het gras stond een schold
vol lekkernijen. Popo en Papa waven ver
rukt.
„O! Ah! Miauw!"
„Kom," sprak Pepe kalm. „Eet nu maar
eerst, later kun je wol bedanken."
Eu ze gingen alle drie aan den gang.
Daar zagen ze schaduwen langs het half
openslaande venster gaan. Men bracht stoe
len, tafels, licht. Het troepje was metéén
sprong iu een nabij zijnd 'kreupdhaselije.
Po-po cn Papa beefden over al hun lede
maten. „\Vij zijn verloren I" Papa vooral
jammerde: „Wat,een ongeluk om gevan
gen te worden nazoo'ri lekker maal!" Pope
beval hun te zwijgen en njoed te houden.
•Op hot grasperk dekte de keukenmeid de
tafel. Daarna kwam ecu jonge vromv, ge
volgd door een heer met lange haren; cn
beiden zeilen zich aan laf el. Ze lachten
zoo goedig, dat Pepe uit zijn schuilhoek te
voorschijn kwam. Toen de dame hem zag,
schonk zij een schoteltje melk voor hem
in, waarvoor hij haar al spinnend bedankte
om te tooneu, dat hij een goede opvoeding
had genoten.
„Ais we hem eens hielden!" stelde de
dame voor.
„Nog al een!" antwoordde de lieer. „Hij
zal alles van mij bederven. Jn mijn atelier
mag hij tenminste niet komenMam-
als je er op gesteld bent."
En do dame nam Pope op haar school.
Pepe, die de taal dor menschen natuurlijk
-niet kende, begreep uit hun loon, dat men
hom wilde houden en loonde op allerlei
wijze zijn dankbaarheid. Eindelijk wist hij
een öog-enblikjc te vinden om aan zijn
vrienden in hel. bosclije hol nieuws te gaan
vertellen.
„Ga jc ons dus verlaten vroeg Popo
treurig.
„Als je dal. denkt, ken je mij nog niet
goed. lederen morgen en avond zul. je
hier ol-en vinden, of ik blijf hier niet."
Van dit oogenblik af werd Pepe een wel
varende kat, maar hij vergaf zijn oude
vrienden niet. Integendeel I Hij Bewaarde de
beste stukjes voor hen m, zal. dagelijks
voor bij hun maaltijden in zijn zwarte
pakje, dat blonk alsof het nieuw was, als
een mooi edelman, die goedheid aan schoon
heid paarde.
Gedeukt tkr Drukkerij y, d, Scbiepamrchje Coubant,
nmntwiit—nifin
f
„Ah bah!"