is. In ecu zaal van hot Si. Jansliospilaal
zijn werken vail hein. tentoongesteld. Jeug
dige talenten zijn op dien merkwaardïgen
grond ontstaan, in die omgeving, gemaakt
voor "studio en overpeinzing. Brugge is
een der laatste toevluchtsoorden voorliet
mysticisme, dat de primitieven tot zulke
groole werken bezielde.
GESTERILISEERDE KUIKENS.
Nu men weet, dat verscheidene hakte-
riën de oorzaken van ernstige ziekten zijn,
is de belangstelling in die kleine wezens
gestegen. In liet algemeen vreest men de
splijtzwammen en gelooft men. dat die zoo
veel mogelijk vernietigd moeten winden.
Alen vergeet ec,liter, dat niet alle baklonen
schadelijk zijn, dat niet alle ziekten veroor
zaken. Er zijn ook nuttige bakteriën, en hun
aantal is grooter dan men eerst meende.
De nieuwste onderzoekingen doen zelfs
veronderstellen, dat de hoogere planten en
dieren en ook de mensch niet zouden kun
nen bestaan zonder de hulp der kleine
splijtzwammen. In een bodem, waarin vol
strekt geen bakteriën woekeren, kunnen
planten niet goed leven, van enkele soor
ten, zooals de peulvruchten, is het zelfs
bewezen, dat ze voor hun groei sommige
splijtzwammen noodig hebben. Men ent
daarom den bodem met die nuttige bak
teriën in. Ook in de darmen der dieren
vindt men die wezentjes in groote menigte
en in bonte veelsoortigheid, en de meeste
hunner zijn niet schadelijk, maar beslist
noodig voor de spijsvertering. Op dit feit
wijst Dr. Max Schottelnis, professor aan
de universiteit te Freiburg in Baden in zijn
boek over bakteriën, infectieziekten en hun
bestrijding. Hij geeft ook talrijke bewijzen
voor do juistheid zijner 'meening. Er be
stonden technische moeilijkheden voor de
oplossing der vraag naar het nut of de
schade der splijtzwammen voor de voeding
der warmbloedige dieren, en eerst in de
laatste jaren is het gelukt, het nut der
darmbakteriön door proeven aan te Loonen.
Zooals men weet kunnen bevruchte kip
peneieren kunstmatig uitgebroed worden
en de uit het ei gekomen jonge diertjes
hebben zulk een groote zelfstandigheid, dat
ze zonder hulp hun voedsel vinden, en
kunnen opgroeien. Wat zou er gebeuren als
men zulke kuikens geheel zonder bakteriën
liet voortleven? Als we zo in kiem,vrije
klokken, in kiemyrije lucht hielden, met
kiemvrij voedsel voorde en hun gesterili
seerd water te drinken gaven? Zulk een
proef zou heerlijk zijn. Er was maar één
ding dat het belette: de eieren zijn reeds
als ze gelegd worden met bakteriën geïn-
fekteerd op en in de schaal, en het scheen
onmogelijk die bakteriën te verwijderen of
te vernietigen zonder de kiemkraeht van
het jonge kuiken te bcnadeelen. De proef
dieren zouden dus 111 de kiemvrije klok
de bakteriën reeds meebrengen. Toch is liet
gelukt van een groot aantal uitgelezen eieren
een klein percentage kiemvrij te makenen
daaruit werkelijk steriele kuikens te kwee
ken, waaraan geen bakterie kleefde.
Daaraan kon men de werking der kiem
vrije voeding bestudecren en het opgroeien
dezer diertjes vergelijken mot dat van on
der gelijke omstandigheden uitgebroede, die
vrij rondliepen. Daarbij is gebleken, dat die-
jen evenmin als planten zonder splijtzwam
men kunnen Lieren. Aoht cn twintig dagen
lang kon men ze in 't leven houden.
De dieren eten en verteren voortdurend,
ze gebruiken zelfs meer voedsel dan de
andere kuikens; maai- de steriel gekweekte
dieren nemen niet aan gewicht toe, zooals
de normale, maai- ze teren op hun eigen
lichaam en verliezen 34 pet. van hun eer
ste gewicht in den loop van hun korte le
ven, terwijl de normale dieren in denzelf
den tijd twee- tot driemaal hun eigen ge
wicht hebben verkregen. We zien dus, dat
de splijtzwammen ook voor den dierlijken
wasdom, voor de voeding nuttig en zelfs
noodzakelijk zijn. Van dit standpunt be
schouwd wint ook de bakteriënflora inde
menschelijke ingewanden aan betcekenis.
Hei. navorschen van hun werking, het ken
nen der nuttige en schadelijke soorten is
het toekomstwerk der nog jonge maar ze
genrijk werkende bakteriolojpsche weten
schap.
EEN FIGURANT.
Etienne Arago zei eens, dat "de figurant
tot een gemengd ras behoort, „half too-
ueeispeler en half decoratie, beurtelings held
en machine". En hij vertelde daarna al
lerlei verhalen over de eerzucht van fi
guranten, die hun best (leden om de groote
looneelspelers na te doen en hoopten eens
hun rollen te mogen vervullen. Zoo was
er eens een zekere Fonbonne, die op het
tooneel, zonder iets te zeggen, de brieven
op bizondcr sierlijke wijze overhandigde.
Door de loftuitingen, die hem daarover toe
gezwaaid werdenweid hij verbazend
trotsch.
Hij greep dus eens al zijn moed bijeen
en vroeg den directeur te spreken. „Me
neer," zei hij, ;,ik weet wel, dat ik nog
geen volmaakt tooneelspelcr ben, ik vraag
dan ook geen inkomen ais de eerste ac
teur, maar ik verzoek alleen een verhoo
ging-"
„Meneer Fonbonne," antwoordde de di
recteur, „ik acht u en weet, dat u onder
de beste krachten behoort, uw vraag is
dus billijk."
„Mag ik dus hopen op een vermeerde
ring van
„Hoop, meneer Fonbonne, hoop; want
de tijden zijn hard en de hoop is een
groote steun in alle ellende.
De figurant werd eenigszins onrustig.
De directeur ging voort„Ik herhaal u,
dat ik tevreden over u ben, en ik zn! u
daarvan het bewijs geven."
Nieuwe vreugdebctooning, onmiddellijk
door een nieuwe douche gevolgd.
„Het is mij mei. de slechte tijden 011 mo
gelijk 'u de verlangde verhooging toe te
staan; maar ik zal u op een andere wijze
beloonen. To! nog toe was 11 figurant, u
zal nu tot de looneelspelers gerekt ed wor
den en ik hoop, dat tl deze eer "p prijs
weet te stellen."
roosevelts geestkracht.
Een bekend schrijver, die in Washing
ton woont, zegL in een beschrijving van
zijn leven aldaar aan een vriend in Lon
den
„lk tennis ook wei eens met president
Roosevelt, wat een gróót genot is; en ivo
spreken na het spel over allerlei wétens-
waardige dingen. Hij weet zooveel van al
les van letterkunde tot staatkunde
011 komt op heel prettige manier met zijn
meening voor den dag. Het zijn weékelijk
heerlijke uurtjes.
„Onlangs maakte hij, wat hij noemde,
een wandeling met mij, wat bleek te be
staan in, zoo snel als men maar kan le
loopen door doornen en struiken, over steile
rotsen te klimmen, alles wat op een pad
lijkt, te vermijden, en daarna, als men
goed warm is, in de Potomac te gaan
zwemtnen. We kwamen thuis, bedekt met
modder en stof, vreeselijk vuil, maar vroo-
lijk als leeuweriken; cu ik was heelt ver
baasd, dat ik nog zulk jong bloed in de
aderen had."
DYNAMIET IN' DE MIDDELEEUWEN.
In de scheikunde heeft men dikwijls op
toevallige wijze een produkt gevonden. Door
het zoeken der alchimisten ontstonden al
lerlei ïeceplen. die als de scheikundige van
dezen tijd ermee werkt, heel wat opleveren.
Het meest staan we er wel over verbaasd,
dat er een recept is gevonden, waarbij voor
vijfhonderd jaar een intro-explosiefstol werd
aangegeven. Dus niet Alfred Nobel, maar
een onbekende uit de vijftiende eeuw, vond
het dynamiet uit. De man moet buitenge
woon verstandig zijn geweest, want hij
kende ook de bereiding van zwavelzuur
uit zwavel, met behulp van salpeter. In
1529 werd dat werk gedrukt, nadat hel
eerst al verscheidene malen afgeschreven
was. Het boek had geen titel, maar het
was onder clen naam] van vuurwerkbook
een gids voor alle kruitbereiders uit dien
tijd.
HET OPGEKOMEN ZAAD.
Meissonier had een tuinman, die een
buitengewoon goed geheugen bezat. Hij ver
giste zich nooit en het kwant nimmer voor,
dat hij' bij het herkennen van een zaad
of plant ook maar een oogenblik weifelde.
Meissonier had Emile Augier over hem
verteld en zij spraken met elkaar af den
geleerden tuinman beet te nemen. Eensi liet
Meissonier hem roepen, toonde hem een
pakje gedroogde haringkuit en vroeg:„ken
je dit zaad?"
Na eenig onderzoek antwoordde de tuin
man: „Ja, het is van een zeldzame plant."
„E11 hoe lang duurt het, voor hot op
komt?"
„Veertien dagen ongeveer."
„Erin geloopen," zei Meissonier tot
Augier.
Veertien dagen later zaten de vrienden
aan tafel, toen de tuinman zich liet aan
dienen.
„Meneer, do planten komen boven den
grond, wil u ze zien?"
„Nu ben ik toch nieuwsgierig," zei de
schilder en ging naar den tuin.
Voorzichtig nam de tuinman een glazen
klok van den grond en toonde den beiden
heeren een aantal... haringkoppen!
„Waarom1 is die Willem toch zoo weinig
gezien
„Wel, die vent is altijd zoo vroolijk en
met alles tevreden, dat gaat toch niet in
den tegenwoordigen tijd."
Een heer had het ongeluk een dame op
den voet te trappen, zoodat ze een kreet
van pijn liet hooren. De heer verontschul
digde zich met de woorden:
„Vergeef mij, mevrouw, maar het is mijn
schuld niet; waaromi heeft u zulke kleine
voeten, dat .men ze niet kan zien?"
En een vriendelijk lachje van de dame
verving haar hoosheid.
„Och, dokter, mijn zoon is zoo over
spannen, hij'komt nooit voor drie uur in
slaap. Weet u daar geen middel tegen?"
„Als we eens een eenvoudig huismiddeltje
probeerden. Neem] 11 hem* den huissleutel
eens af!"
In een dorpje woonde een jongen, die
voor onnoozel doorging. De menschcn uit
het dorp lieten hem dikwijls de keus tus-
schen een dubbeltje en een halves Lui ver
stak, en hij koos geregeld het laatste. Toen
iemand hem vroeg, of hij dit deed omdat
het grooter was, antwoordde hij„Nee,
maar als ik 'het dubbeltje nam, zouden
ze mij nooit meer 'laten kiezen."
NEDERLANIDSCRE WIJSHEID.
Voor onze handelingen is het verle
den niets, want het 'is voorbijgegaan, en
wij kunnen het niet meer veranderen; het
tegenwoordige weinig, omdat he+ ons
telkens ontglipt; de toekomlsl daaren
tegen alles, wijl deze onbeperkt is. Die dus
iets goeds wil uitvoeren, werke alleen voor
do toekomst.
Dr, Uoorenbos.
Oplettendheid tegenover minderbedeelden
gaat niet altijd gepaard met voorkomend
heid tegenover onze gelijken. Het altruis»
me is bij velen meer een bevlieging, die en
kelen 0111 den hals valt, dan een deugd,
die allen gelukkig maken wil.
V. Loosjes.
X
Die naar 't niet hemt gegeevne tracht
Verspilt zijn tijd, vernielt zijn kracht.
Beets.
Het leven van den mensch is do open
baring van zijn karakter. Eenmaal gevormd
wordt hij niet door uiterlijke omstandig-^
heden of plaatsen vervormd of vernieuwd
en aanschouwt hij alles in het licht dat
in hem ontstoken is.
Dr. Beijnen.
Niets zoo krachtig als het voorbeeld;
zonder er op te peinzen recht men de ande
ren op inet zelve recht te staan.
Gezelle.
VOOR DAMES.
MODE.
De nieuwe kleuren voor japonnen dragen
een zeer rustig karakter. Alle levendige,
schelle kleuren worden vermeden. Don
kere pasteltinten vereenigen zich tot rui
ten of fijne slrepen; alle andere patronen
treden In dit seizoen meer op den achter
grond.
Effen stoffen, vooral laken, blijven altijd
voornaam. De strepen en ruiten worden in
laken of op lakenachtige weefsels vervaar
digd; ook kamgaren en cheviot worden
daarvoor gebruikt. Wijnrood valt 't meest
in den smaak, hot wordt met een don
kerder of lichter schakeering of bij een
zeer donkere grondkleur met zwart samen
gevoegd. Do geliefde, bijeenvoeging van
blauw en groen gaat.bij de palronen haasl in
elkaar over. Groen en bruin, groen en
donkerrood of groen en donkerlila ziet men
ook heel veel. Bij gestreepte of geruite
stoffen gebruikt men gaarne als garneer
sel laken en fluweel in oen tint van de
stof, bij een groen en bruin geruite stof
neemt men bijv. groen laken en bruin
fluweel, waarbij" dan groen zijden tres komt.
Deze kleuren en stofverbindiugen zijn heel
geschikt voor het opknappen van oude
japonnen. Dikwijls ziet men ook laken rok
ken met fluweelen lijfjes, die door oen gar
neering van laken aantoonon, dat ze bij
den rok hooren. Van garneersels verdient
geruit tres in alle breedten, effen tule- of
spachtolkant en bont galon bizondere ver
melding; een groote rol spelen ook stoffen
of taffel biais, die djkwijls meL haarfijne
zoompjes genaaid zijn.
De voorliefde voor halflange Wouwen
schijnt m'en ook in de .wintel-japonnen te
willen voortzetten. De tamelijk wijde, met
smalle zoompjes voorziene of ingerimpel-
de mouw eindigt in een korte manchet met
kort© kant.
De rokken zijn nog zeer verschillend van
vorm. De geplooide rok In de vele ver
scheidenheden niet of zónder patten wordt
nóg steeds gedragen. Naast de zeven- óf
negendeelige rokken treden ook de uit vijf
banen bestaande vormen weer op. Ze wor
den met galon of biais versierd, zijn van
onderen tamelijk ,wijd en dikwijls van een
lossen voeringrok voorzien.
Hieronder volgt een stuk uit „Vor den
Wirtschaftlichen Katnpf gestellt", de door de
„Gartenlaube" uitgegeven antwoorden op de
door haar uitgeschreven prijsvraag om
trent de beschrijving van de wijze, waarop
vrouwen, zonder eenige vakopleiding, door
den nood gedwongen, in haar eigen on
derhoud voorzagen.
DE AGENTES.
Vroeger meende ilk, dat mijn jeugd zoo
gelukkig mogelijk was geweest. Als ik daar,
nu anders over denk, is dit alleen toe te
schrijven aan den strijd om hot bestaan,
waarvoor ik plotseling gesteld werd, en
waarvan ik mij de hardheid en wreedc on
verbiddelijkheid nooit had ingedacht.
Mijn vader was eigenaar een or fabriek.
In mijn schooljaren liep ik dikwijls zijn
kantoor in en kreeg zoo een indruk van
wal daarin omging. Verder verliep mijn
jeugd als die van de meeste welgestelde
meisjes. Na mijn aanneming bracht ik een
jaar door in de kostschool van het nabu
rige sladje. Hier werd Engelscb en Franseh
gesproken dikwijls verbazend slecht
men onderwees letterkunde, geschiedenis
enz. Daarna kwam! ik in een dansclub, waar
we ons allerlei vleierijen lieten zeggen door
de heeren. Later ging ik nog naar een
school otnl koken te loeren. Wij1 kwamen
er werkelijk wel eens in een keuken, mam-
dikwijls gebeurde hel niet.
Onderwijl was ik 18 jaar geworden en
op mijn verjaardag trouwde ik met, een
koopman, die wel niet van een rijke fa
milie was, maar door gelukkige speculaties
een aanzienlijk vermogen had verworven.
We bewoonden een villa in Grunewald.
Geleerd had ik wel heel weinig, eigenlijk
niets, maai- dat ,was ook niet noodig. Ik
was de meesteres en had mijn bevólen te
geven. Zelf doen geen sprake van.
Na de geboorte van mijn dochtertje stierf
m'ijn moeder en kort daarna mijn vader.
De dood van dén laatste was misschien toe
te schrijven aan zijn geleden verdriet. Zijn
zaken waren achteruit, gegaan. Hij stond
voor een bankroet.
Drie jaar later ik was toen 29 jaar
werd mijn man ernstig ziek, mi na iwee-
jaren stierf ook hij. Tijdens zijn ziekte was
hij, anders zoo omzichtig en nauwgezet, in
ongelukkige speculaties geraakt. IIij had dit
voor mij geheim gehouden, misschien in
het geloof, dat hij1 weer gauw hersteld zou
zijn en dan alles weer in orde zou brengen.
Een klein deel van mijn bruidschat bloei
mij 11a mijn dood nog over, maar -bet was
bij lange na niet genoeg voor het onder
houd van mij en mijn dochtertje. Een troos
teloos vooruitzicht.
Alleen op mijzelf en mijn eigen kracht
aangewezen, betrokik een kleine woning
in het centrum van Berlijn.
Maar wat te doen? Wat kon ik? Ik had
op geen van mijn scholen eigenlijk iels
geleerd. Een akte luid ik door al mijn stu-
deeren niet verkregen, ik kon niet eens
koken: Het was alles maar een spelletje
geweest, tijdverdrijf, lijdverkwistingde
ernst ontbrak er aan. Het was niet nood
zakelijk, naar miijn meening.
Toen werden de herinneringen weer le
vendig aan het kantoor van mijn vader. Daar
had ik als meisje heel wat opgedaan. Het
was mijn eenige bruikbare kennis, die moest
en zou ik nu in praktijk brengen.
Na langdurige overweging hield ik het
voor 'l beste, verscheidene gioote firma's
te vertegenwoordigen. Eerst wendde ik mij
lot een Noord-Duitsche firma in voedings
waren, waarvan ik dan ook een agentuur
kieeg. iMijn uitgebreide vriendenkring kwam
mij nu te pas. Al moest ik in 't begin ook
heel bard werken, ik was gelukkig in mijn
zaken. Het eerste jaar verdiende ik reeds
2000 mark. Het volgende jaar nam ik er
twee soortgelijke agenturen bij, en nu
na 20 jaar ben ik zeer 'tevreden mot
het gevolg mijner werkzaamheid. Ik heb
mijn vasle klanten, ziekenhuizen en der
gelijke stedelijke inrichtingen en ik verdien
gemiddeld 8000 mark 's jaars.
Rij de opvoeding mijner dochter heb ik
do groote fout mijner eigen opleiding ver
meden. Ik heb haar tot onderwijzeres la
ten vormen. Haar jeugd was desnieltegen-
sfaande even gelukkig als de mijne, maar
ik heb haar op den ernst van het leven
gewezen en haar toegerust voor den strijd
oin het bestaan.
EEN JEUGDIGE REDACTRICE.
Met haar vader, den groothandelaar Sel-
fridge, is zijn twaalfjarige dochter, de re
dactrice van „Will o' Lhe Wisp", eon in
December van het vorige jaar geslicht tijd
schrift, in Londen komen wonen. Jonge
juffrouw Selfridgc heelt haar eerste num
mer in Chicago uitgegeven. De kleine schrijft
de hoofdartikelen voor haar blad, ze hoeft
zelf de leiding der zaken in handen en heeft
in Amerika loopende rekeningen hij niet
minder dan drie banken. Zij1 was heel ver
baasd, toen baar werd medegedeeld, dal
zij, ais minderjarige, b'ij' een Engelsche bank
geen rekening kon openen. De medewerkers
zijn jongens en meisjes. Op de reis naar
Engeland schreef zo een opstel: ,jOp den
Atlanüscben Oceaan", dat in het Juni-num-
mcr verschenen is, waarin ook het portret
van president Roosevelt met zijn eigen
handige naamteekening, werd opgenomen.
Natuurlijk heeft ze den president in Wash
ington „geïnterviewd".
DRIEMAAL GETROUWD.
Dat iemand driemaal getrouwd is, be
hoort niet tot de zeldzaamheden, maar dat
iemand driemaal mpL denzelfden man
trouwt, komt zeker niet dikwijls voor. Dit
is het geval met de bekende Amerikaan-
sche schrijfster mevrouw Coffin, de doch
ter van den beroemden inulti-millionair
Amos Shell. Toen ze 17 jaar was trouwde
mevrouw Coffin voor de eerste maal, twee
jaar later liet ze zich scheiden en trouwde
een jaar later opnieuw met hem. Na
een jaar liet ze zich weer scheiden.
Twee maanden daarna (rouwde ze een
zekeren Walker, met vvien ze echter
zoo ongelukkig werd, dat ze haar eersten
man smeekte haar weer tot vrouw te ne
men. Hij deed dat op voorwaarde, dat ze
zie ihfieit meer van hem zou laten schei
den, wat ze beloofde.
EEN NIEUWE POSTZEGEL.
De jonge koningin van Spanje heeft haar
porlrel reeds moeten afstaan voor nieuwe
postzegels. Deze postzegel, waarop een
wapenschild met de koningskroon benevens
do beeltenis der vorstin voorkomen, is een
der zoogenaamde liel'dadighcidszegds, en
wordt door de vcreeniging lol, bestrijding
van tuberculose in Spanje, verkocht voor
zes centen por stuk.
RECEPTEN.
Cilxoenpastoi.
Neem' do dooiers van drie eieren en klop
dio met een kopjevol suiker. Doe er het
ongeklopte wit van twee eieren bij en klop
het dan zachtjes. Voeg er het sap en 'do
geraspte schil van drie citroenen bij met
een eetlepel -boter. Klop alles goed door
een. Plaats den schotel in eon pan met
heet water en roer het mengsel boven liet
vuur, tot het dik is, laat het daarna af
koelen. Klop het eene eiwit iniet een Hin
ken eetlepel suiker; strooi dit over de
pastei, met goed wat suiker en zet liet in
den oven om bruin te weiden.
Tomaten meL rijst.
250 Gr. rijst, 1 K.G. tomaten, zout, pe
per, boter.
Kook de rijst gaar; laat ze drogen. Leg
de tomaten eenige minuien in kokend wa
ter, en doe de schil er af. Besmeer een,
pasteivorm' niet boter, vul dien met huigjes
rijst en tomaten, en voeg een weinig bo
ter, zout en peper op ieder laagje. Strooi
er wat paneermeel over heen, daarover
wat gesmolten boter en laat het een half
uur bakken.
YOOR KÏ2ÏDEREN.
EEN ONGELUK IN DE BERGEN.
Onze taks heet Sepilo. Tante Karoline
zegt, dat hij de houding heeft van een
hofmaarschalk en overal zijn ooien en
oogen laat gaan en zij moei het wel
weten, want ze is langen tijd aan het hof
geweest. Zij zegt: „zijn huid is zoo zacht
als zij en zou prachtig bont opleveren,"
wat ik niets aardig vind, want mijn vriendje
heeft zijn huid niet gekregen om' er an
deren mco te verwarmen. Zijn meesteres
zegt: „Wij heeft pootjes, die geen dichter
zou kunnen beschrijven!" -Nu-weet je
dus iioe Sepilo is,—'een voornaam dier
met zwarte huid en een wit borstje, E11
nu is hij op bezoek in een oud slot bij
de oude grijze tante Karoline en Mathikle.
Ais Sepilo mee uit wandelen mag, houdt
hij zijn staartje kaarsrecht omihoog] en
ziet hij er uit, alsof hiji wou vragen: „Zie
je mij wel ik ben bekroond op de ten
toonstelling cn liet is meer dan jammer,
dat er nog geen portret van mij! geschilderd
is kun je je wel iets mooiers voor
stellen?"
In die houding blijft Taks echter niet
heel lang. Hij is jong, houdt van springen,
stoeien en blaffen en dan komt er bij
hem een ondeugd te voorschijn, die hij
gemeen heeft niet vele jonge ik meen
niet alleen honden. Hij luistert niet en ge
hoorzaamt niet, al schreeuwt men zich
schor. Sepilo sto-ori er zich niet aan. Wat
is daaraan te doen? Hij houdt er niet van
netjes naast zijn meesteres Le loopen. Dat
vindt hij vervelend en hij doet het niet,
dwaalt af. Soms zie ik zijn zwart staartje
tussöhen de madeliefjes cn boterbloemen
door, ik hoor hem] blaffen daarna niets
meer. Sepilo is verdwenen. Dat gebeurde
-ook eens op een wandeling bij 'helderen
middagzonneschijn en toen de avond kwam
en liet eene sterretje na het andere te voor
schijn trad, was nfijn hondje nog! buiten
ergens 'dn de weide of het bosch, opeen
onbekenden weg, misschien ongelukkig als
een verdwaald kind.
De maan en duizenden sterren schijnen,
in het stadje wordt het eene licht na het
andere uitgedaan, men gaat slapen waar
kan toch mijn verdwaalde Sojnlo zijn?
Do oude tuinmansvrouw loopt in haar
huisje met licht op en neer. Wat zal ze
er "wel van zeggen als ik haar morgen ver
tel, dat Sepilo verloren is? Ze hield veel
van hem. Kijk, nu doet ze luuu dem
open en houdt haar lantaarn in de hoogte
mijn goede mensch, de maan schijnt
helderder dan je lantaarn wat wil je
er toch mee
Nu ziet ze mij en komt naai- me toe
wat zou ze willen zoo laat in den nacht?
Ze slaat ouder mijn venster, houdt de hand
voor den mond maan en sterren kijken
nieuwsgierig toe, do bron klatert, anders
is alles stil en de oude vrouw spreekt
zachtjes *en opgewonden toL mij:
„Waar is Sepilo? lk wil gaan slapen,
en hoor een hondje jammerlijk blaffen, ik
heb geen rust doe het raam! open en
hoor duidelijk, dat het 'Sepilo is. Waar
kan het arme dier toch zijn?"
De oude vrouw geeft mij haar lantaarn
om overal naar hem te zoeken. Ze blijft
boven staan en ik ga, den slotberg af door
steenen en struiken heen; de maan en ster
ren kijken nieuwsgierig toe.
„Sepilo, Sepilo
Hij geeft antwoord, hij blaft en roept
om hulp. Hij roept en roept: „Hier ben
ik, zoek mij, ga mij niet voorbij!" „Se
pilo!" Nu ben ik bij hem, hij blaft niet
meer, maar huilt luid, alsof hij1 wou zeg
gen: „Zie je, zoo is het mij gegaan 1" Al
de doorgestane ellende uit hij in jammer
lijke tonen, die hij luid uitgilt. Hij zit in
een diepen kuil, die door struiken omge
ven is ik geloof, dat maar een enkel
sterretje tot hem in die diepte is kunnen
doordringen. Ik hang de lantaarn aan den
dichtslbijzijndcn tak op, zóodat die mij bij
het reddingswerk licht kan geven ik
steek mijn beide armen zoo diep mogelijk
naar beneden Sepilo strekt de inooio,
kromme pootjes nog een beetje ho-oger,
nog -- 0 nog een millimeter, dan was bet
genoeg zoo echter nog niet. Ik strek
mijn vingers uit nog verder ja, zoo
is liet ver genoeg ik grijp hernl hij
is gered. -Sepilo laat een zucht hooren,
daarna brengt hij zijn staartje in beweging
hij is blij .en ik ben blij en de tuin
mansvrouw ook, on het lijkL mijl zelfs dat
het sterretje, dat van den hemel- al naar
ons kijkt, ook blij "is.
Dal was een ongeluk in de bergen.
Sepilo zal nu voortaan wel braaf zija en
gehoorzaam en zich gedragen als zoete
kinderen, die op een wandeling netjes naast
mama blijven loopen.
Gedrukt ter Drukkerij v. d. Sckiedamsche Courant.
k'-rri1rrwn
aMaMaaaapMaKt-rtfiirantMit: