is. In ecu zaal van hot Si. Jansliospilaal zijn werken vail hein. tentoongesteld. Jeug dige talenten zijn op dien merkwaardïgen grond ontstaan, in die omgeving, gemaakt voor "studio en overpeinzing. Brugge is een der laatste toevluchtsoorden voorliet mysticisme, dat de primitieven tot zulke groole werken bezielde. GESTERILISEERDE KUIKENS. Nu men weet, dat verscheidene hakte- riën de oorzaken van ernstige ziekten zijn, is de belangstelling in die kleine wezens gestegen. In liet algemeen vreest men de splijtzwammen en gelooft men. dat die zoo veel mogelijk vernietigd moeten winden. Alen vergeet ec,liter, dat niet alle baklonen schadelijk zijn, dat niet alle ziekten veroor zaken. Er zijn ook nuttige bakteriën, en hun aantal is grooter dan men eerst meende. De nieuwste onderzoekingen doen zelfs veronderstellen, dat de hoogere planten en dieren en ook de mensch niet zouden kun nen bestaan zonder de hulp der kleine splijtzwammen. In een bodem, waarin vol strekt geen bakteriën woekeren, kunnen planten niet goed leven, van enkele soor ten, zooals de peulvruchten, is het zelfs bewezen, dat ze voor hun groei sommige splijtzwammen noodig hebben. Men ent daarom den bodem met die nuttige bak teriën in. Ook in de darmen der dieren vindt men die wezentjes in groote menigte en in bonte veelsoortigheid, en de meeste hunner zijn niet schadelijk, maar beslist noodig voor de spijsvertering. Op dit feit wijst Dr. Max Schottelnis, professor aan de universiteit te Freiburg in Baden in zijn boek over bakteriën, infectieziekten en hun bestrijding. Hij geeft ook talrijke bewijzen voor do juistheid zijner 'meening. Er be stonden technische moeilijkheden voor de oplossing der vraag naar het nut of de schade der splijtzwammen voor de voeding der warmbloedige dieren, en eerst in de laatste jaren is het gelukt, het nut der darmbakteriön door proeven aan te Loonen. Zooals men weet kunnen bevruchte kip peneieren kunstmatig uitgebroed worden en de uit het ei gekomen jonge diertjes hebben zulk een groote zelfstandigheid, dat ze zonder hulp hun voedsel vinden, en kunnen opgroeien. Wat zou er gebeuren als men zulke kuikens geheel zonder bakteriën liet voortleven? Als we zo in kiem,vrije klokken, in kiemyrije lucht hielden, met kiemvrij voedsel voorde en hun gesterili seerd water te drinken gaven? Zulk een proef zou heerlijk zijn. Er was maar één ding dat het belette: de eieren zijn reeds als ze gelegd worden met bakteriën geïn- fekteerd op en in de schaal, en het scheen onmogelijk die bakteriën te verwijderen of te vernietigen zonder de kiemkraeht van het jonge kuiken te bcnadeelen. De proef dieren zouden dus 111 de kiemvrije klok de bakteriën reeds meebrengen. Toch is liet gelukt van een groot aantal uitgelezen eieren een klein percentage kiemvrij te makenen daaruit werkelijk steriele kuikens te kwee ken, waaraan geen bakterie kleefde. Daaraan kon men de werking der kiem vrije voeding bestudecren en het opgroeien dezer diertjes vergelijken mot dat van on der gelijke omstandigheden uitgebroede, die vrij rondliepen. Daarbij is gebleken, dat die- jen evenmin als planten zonder splijtzwam men kunnen Lieren. Aoht cn twintig dagen lang kon men ze in 't leven houden. De dieren eten en verteren voortdurend, ze gebruiken zelfs meer voedsel dan de andere kuikens; maai- de steriel gekweekte dieren nemen niet aan gewicht toe, zooals de normale, maai- ze teren op hun eigen lichaam en verliezen 34 pet. van hun eer ste gewicht in den loop van hun korte le ven, terwijl de normale dieren in denzelf den tijd twee- tot driemaal hun eigen ge wicht hebben verkregen. We zien dus, dat de splijtzwammen ook voor den dierlijken wasdom, voor de voeding nuttig en zelfs noodzakelijk zijn. Van dit standpunt be schouwd wint ook de bakteriënflora inde menschelijke ingewanden aan betcekenis. Hei. navorschen van hun werking, het ken nen der nuttige en schadelijke soorten is het toekomstwerk der nog jonge maar ze genrijk werkende bakteriolojpsche weten schap. EEN FIGURANT. Etienne Arago zei eens, dat "de figurant tot een gemengd ras behoort, „half too- ueeispeler en half decoratie, beurtelings held en machine". En hij vertelde daarna al lerlei verhalen over de eerzucht van fi guranten, die hun best (leden om de groote looneelspelers na te doen en hoopten eens hun rollen te mogen vervullen. Zoo was er eens een zekere Fonbonne, die op het tooneel, zonder iets te zeggen, de brieven op bizondcr sierlijke wijze overhandigde. Door de loftuitingen, die hem daarover toe gezwaaid werdenweid hij verbazend trotsch. Hij greep dus eens al zijn moed bijeen en vroeg den directeur te spreken. „Me neer," zei hij, ;,ik weet wel, dat ik nog geen volmaakt tooneelspelcr ben, ik vraag dan ook geen inkomen ais de eerste ac teur, maar ik verzoek alleen een verhoo ging-" „Meneer Fonbonne," antwoordde de di recteur, „ik acht u en weet, dat u onder de beste krachten behoort, uw vraag is dus billijk." „Mag ik dus hopen op een vermeerde ring van „Hoop, meneer Fonbonne, hoop; want de tijden zijn hard en de hoop is een groote steun in alle ellende. De figurant werd eenigszins onrustig. De directeur ging voort„Ik herhaal u, dat ik tevreden over u ben, en ik zn! u daarvan het bewijs geven." Nieuwe vreugdebctooning, onmiddellijk door een nieuwe douche gevolgd. „Het is mij mei. de slechte tijden 011 mo gelijk 'u de verlangde verhooging toe te staan; maar ik zal u op een andere wijze beloonen. To! nog toe was 11 figurant, u zal nu tot de looneelspelers gerekt ed wor den en ik hoop, dat tl deze eer "p prijs weet te stellen." roosevelts geestkracht. Een bekend schrijver, die in Washing ton woont, zegL in een beschrijving van zijn leven aldaar aan een vriend in Lon den „lk tennis ook wei eens met president Roosevelt, wat een gróót genot is; en ivo spreken na het spel over allerlei wétens- waardige dingen. Hij weet zooveel van al les van letterkunde tot staatkunde 011 komt op heel prettige manier met zijn meening voor den dag. Het zijn weékelijk heerlijke uurtjes. „Onlangs maakte hij, wat hij noemde, een wandeling met mij, wat bleek te be staan in, zoo snel als men maar kan le loopen door doornen en struiken, over steile rotsen te klimmen, alles wat op een pad lijkt, te vermijden, en daarna, als men goed warm is, in de Potomac te gaan zwemtnen. We kwamen thuis, bedekt met modder en stof, vreeselijk vuil, maar vroo- lijk als leeuweriken; cu ik was heelt ver baasd, dat ik nog zulk jong bloed in de aderen had." DYNAMIET IN' DE MIDDELEEUWEN. In de scheikunde heeft men dikwijls op toevallige wijze een produkt gevonden. Door het zoeken der alchimisten ontstonden al lerlei ïeceplen. die als de scheikundige van dezen tijd ermee werkt, heel wat opleveren. Het meest staan we er wel over verbaasd, dat er een recept is gevonden, waarbij voor vijfhonderd jaar een intro-explosiefstol werd aangegeven. Dus niet Alfred Nobel, maar een onbekende uit de vijftiende eeuw, vond het dynamiet uit. De man moet buitenge woon verstandig zijn geweest, want hij kende ook de bereiding van zwavelzuur uit zwavel, met behulp van salpeter. In 1529 werd dat werk gedrukt, nadat hel eerst al verscheidene malen afgeschreven was. Het boek had geen titel, maar het was onder clen naam] van vuurwerkbook een gids voor alle kruitbereiders uit dien tijd. HET OPGEKOMEN ZAAD. Meissonier had een tuinman, die een buitengewoon goed geheugen bezat. Hij ver giste zich nooit en het kwant nimmer voor, dat hij' bij het herkennen van een zaad of plant ook maar een oogenblik weifelde. Meissonier had Emile Augier over hem verteld en zij spraken met elkaar af den geleerden tuinman beet te nemen. Eensi liet Meissonier hem roepen, toonde hem een pakje gedroogde haringkuit en vroeg:„ken je dit zaad?" Na eenig onderzoek antwoordde de tuin man: „Ja, het is van een zeldzame plant." „E11 hoe lang duurt het, voor hot op komt?" „Veertien dagen ongeveer." „Erin geloopen," zei Meissonier tot Augier. Veertien dagen later zaten de vrienden aan tafel, toen de tuinman zich liet aan dienen. „Meneer, do planten komen boven den grond, wil u ze zien?" „Nu ben ik toch nieuwsgierig," zei de schilder en ging naar den tuin. Voorzichtig nam de tuinman een glazen klok van den grond en toonde den beiden heeren een aantal... haringkoppen! „Waarom1 is die Willem toch zoo weinig gezien „Wel, die vent is altijd zoo vroolijk en met alles tevreden, dat gaat toch niet in den tegenwoordigen tijd." Een heer had het ongeluk een dame op den voet te trappen, zoodat ze een kreet van pijn liet hooren. De heer verontschul digde zich met de woorden: „Vergeef mij, mevrouw, maar het is mijn schuld niet; waaromi heeft u zulke kleine voeten, dat .men ze niet kan zien?" En een vriendelijk lachje van de dame verving haar hoosheid. „Och, dokter, mijn zoon is zoo over spannen, hij'komt nooit voor drie uur in slaap. Weet u daar geen middel tegen?" „Als we eens een eenvoudig huismiddeltje probeerden. Neem] 11 hem* den huissleutel eens af!" In een dorpje woonde een jongen, die voor onnoozel doorging. De menschcn uit het dorp lieten hem dikwijls de keus tus- schen een dubbeltje en een halves Lui ver stak, en hij koos geregeld het laatste. Toen iemand hem vroeg, of hij dit deed omdat het grooter was, antwoordde hij„Nee, maar als ik 'het dubbeltje nam, zouden ze mij nooit meer 'laten kiezen." NEDERLANIDSCRE WIJSHEID. Voor onze handelingen is het verle den niets, want het 'is voorbijgegaan, en wij kunnen het niet meer veranderen; het tegenwoordige weinig, omdat he+ ons telkens ontglipt; de toekomlsl daaren tegen alles, wijl deze onbeperkt is. Die dus iets goeds wil uitvoeren, werke alleen voor do toekomst. Dr, Uoorenbos. Oplettendheid tegenover minderbedeelden gaat niet altijd gepaard met voorkomend heid tegenover onze gelijken. Het altruis» me is bij velen meer een bevlieging, die en kelen 0111 den hals valt, dan een deugd, die allen gelukkig maken wil. V. Loosjes. X Die naar 't niet hemt gegeevne tracht Verspilt zijn tijd, vernielt zijn kracht. Beets. Het leven van den mensch is do open baring van zijn karakter. Eenmaal gevormd wordt hij niet door uiterlijke omstandig-^ heden of plaatsen vervormd of vernieuwd en aanschouwt hij alles in het licht dat in hem ontstoken is. Dr. Beijnen. Niets zoo krachtig als het voorbeeld; zonder er op te peinzen recht men de ande ren op inet zelve recht te staan. Gezelle. VOOR DAMES. MODE. De nieuwe kleuren voor japonnen dragen een zeer rustig karakter. Alle levendige, schelle kleuren worden vermeden. Don kere pasteltinten vereenigen zich tot rui ten of fijne slrepen; alle andere patronen treden In dit seizoen meer op den achter grond. Effen stoffen, vooral laken, blijven altijd voornaam. De strepen en ruiten worden in laken of op lakenachtige weefsels vervaar digd; ook kamgaren en cheviot worden daarvoor gebruikt. Wijnrood valt 't meest in den smaak, hot wordt met een don kerder of lichter schakeering of bij een zeer donkere grondkleur met zwart samen gevoegd. Do geliefde, bijeenvoeging van blauw en groen gaat.bij de palronen haasl in elkaar over. Groen en bruin, groen en donkerrood of groen en donkerlila ziet men ook heel veel. Bij gestreepte of geruite stoffen gebruikt men gaarne als garneer sel laken en fluweel in oen tint van de stof, bij een groen en bruin geruite stof neemt men bijv. groen laken en bruin fluweel, waarbij" dan groen zijden tres komt. Deze kleuren en stofverbindiugen zijn heel geschikt voor het opknappen van oude japonnen. Dikwijls ziet men ook laken rok ken met fluweelen lijfjes, die door oen gar neering van laken aantoonon, dat ze bij den rok hooren. Van garneersels verdient geruit tres in alle breedten, effen tule- of spachtolkant en bont galon bizondere ver melding; een groote rol spelen ook stoffen of taffel biais, die djkwijls meL haarfijne zoompjes genaaid zijn. De voorliefde voor halflange Wouwen schijnt m'en ook in de .wintel-japonnen te willen voortzetten. De tamelijk wijde, met smalle zoompjes voorziene of ingerimpel- de mouw eindigt in een korte manchet met kort© kant. De rokken zijn nog zeer verschillend van vorm. De geplooide rok In de vele ver scheidenheden niet of zónder patten wordt nóg steeds gedragen. Naast de zeven- óf negendeelige rokken treden ook de uit vijf banen bestaande vormen weer op. Ze wor den met galon of biais versierd, zijn van onderen tamelijk ,wijd en dikwijls van een lossen voeringrok voorzien. Hieronder volgt een stuk uit „Vor den Wirtschaftlichen Katnpf gestellt", de door de „Gartenlaube" uitgegeven antwoorden op de door haar uitgeschreven prijsvraag om trent de beschrijving van de wijze, waarop vrouwen, zonder eenige vakopleiding, door den nood gedwongen, in haar eigen on derhoud voorzagen. DE AGENTES. Vroeger meende ilk, dat mijn jeugd zoo gelukkig mogelijk was geweest. Als ik daar, nu anders over denk, is dit alleen toe te schrijven aan den strijd om hot bestaan, waarvoor ik plotseling gesteld werd, en waarvan ik mij de hardheid en wreedc on verbiddelijkheid nooit had ingedacht. Mijn vader was eigenaar een or fabriek. In mijn schooljaren liep ik dikwijls zijn kantoor in en kreeg zoo een indruk van wal daarin omging. Verder verliep mijn jeugd als die van de meeste welgestelde meisjes. Na mijn aanneming bracht ik een jaar door in de kostschool van het nabu rige sladje. Hier werd Engelscb en Franseh gesproken dikwijls verbazend slecht men onderwees letterkunde, geschiedenis enz. Daarna kwam! ik in een dansclub, waar we ons allerlei vleierijen lieten zeggen door de heeren. Later ging ik nog naar een school otnl koken te loeren. Wij1 kwamen er werkelijk wel eens in een keuken, mam- dikwijls gebeurde hel niet. Onderwijl was ik 18 jaar geworden en op mijn verjaardag trouwde ik met, een koopman, die wel niet van een rijke fa milie was, maar door gelukkige speculaties een aanzienlijk vermogen had verworven. We bewoonden een villa in Grunewald. Geleerd had ik wel heel weinig, eigenlijk niets, maai- dat ,was ook niet noodig. Ik was de meesteres en had mijn bevólen te geven. Zelf doen geen sprake van. Na de geboorte van mijn dochtertje stierf m'ijn moeder en kort daarna mijn vader. De dood van dén laatste was misschien toe te schrijven aan zijn geleden verdriet. Zijn zaken waren achteruit, gegaan. Hij stond voor een bankroet. Drie jaar later ik was toen 29 jaar werd mijn man ernstig ziek, mi na iwee- jaren stierf ook hij. Tijdens zijn ziekte was hij, anders zoo omzichtig en nauwgezet, in ongelukkige speculaties geraakt. IIij had dit voor mij geheim gehouden, misschien in het geloof, dat hij1 weer gauw hersteld zou zijn en dan alles weer in orde zou brengen. Een klein deel van mijn bruidschat bloei mij 11a mijn dood nog over, maar -bet was bij lange na niet genoeg voor het onder houd van mij en mijn dochtertje. Een troos teloos vooruitzicht. Alleen op mijzelf en mijn eigen kracht aangewezen, betrokik een kleine woning in het centrum van Berlijn. Maar wat te doen? Wat kon ik? Ik had op geen van mijn scholen eigenlijk iels geleerd. Een akte luid ik door al mijn stu- deeren niet verkregen, ik kon niet eens koken: Het was alles maar een spelletje geweest, tijdverdrijf, lijdverkwistingde ernst ontbrak er aan. Het was niet nood zakelijk, naar miijn meening. Toen werden de herinneringen weer le vendig aan het kantoor van mijn vader. Daar had ik als meisje heel wat opgedaan. Het was mijn eenige bruikbare kennis, die moest en zou ik nu in praktijk brengen. Na langdurige overweging hield ik het voor 'l beste, verscheidene gioote firma's te vertegenwoordigen. Eerst wendde ik mij lot een Noord-Duitsche firma in voedings waren, waarvan ik dan ook een agentuur kieeg. iMijn uitgebreide vriendenkring kwam mij nu te pas. Al moest ik in 't begin ook heel bard werken, ik was gelukkig in mijn zaken. Het eerste jaar verdiende ik reeds 2000 mark. Het volgende jaar nam ik er twee soortgelijke agenturen bij, en nu na 20 jaar ben ik zeer 'tevreden mot het gevolg mijner werkzaamheid. Ik heb mijn vasle klanten, ziekenhuizen en der gelijke stedelijke inrichtingen en ik verdien gemiddeld 8000 mark 's jaars. Rij de opvoeding mijner dochter heb ik do groote fout mijner eigen opleiding ver meden. Ik heb haar tot onderwijzeres la ten vormen. Haar jeugd was desnieltegen- sfaande even gelukkig als de mijne, maar ik heb haar op den ernst van het leven gewezen en haar toegerust voor den strijd oin het bestaan. EEN JEUGDIGE REDACTRICE. Met haar vader, den groothandelaar Sel- fridge, is zijn twaalfjarige dochter, de re dactrice van „Will o' Lhe Wisp", eon in December van het vorige jaar geslicht tijd schrift, in Londen komen wonen. Jonge juffrouw Selfridgc heelt haar eerste num mer in Chicago uitgegeven. De kleine schrijft de hoofdartikelen voor haar blad, ze hoeft zelf de leiding der zaken in handen en heeft in Amerika loopende rekeningen hij niet minder dan drie banken. Zij1 was heel ver baasd, toen baar werd medegedeeld, dal zij, ais minderjarige, b'ij' een Engelsche bank geen rekening kon openen. De medewerkers zijn jongens en meisjes. Op de reis naar Engeland schreef zo een opstel: ,jOp den Atlanüscben Oceaan", dat in het Juni-num- mcr verschenen is, waarin ook het portret van president Roosevelt met zijn eigen handige naamteekening, werd opgenomen. Natuurlijk heeft ze den president in Wash ington „geïnterviewd". DRIEMAAL GETROUWD. Dat iemand driemaal getrouwd is, be hoort niet tot de zeldzaamheden, maar dat iemand driemaal mpL denzelfden man trouwt, komt zeker niet dikwijls voor. Dit is het geval met de bekende Amerikaan- sche schrijfster mevrouw Coffin, de doch ter van den beroemden inulti-millionair Amos Shell. Toen ze 17 jaar was trouwde mevrouw Coffin voor de eerste maal, twee jaar later liet ze zich scheiden en trouwde een jaar later opnieuw met hem. Na een jaar liet ze zich weer scheiden. Twee maanden daarna (rouwde ze een zekeren Walker, met vvien ze echter zoo ongelukkig werd, dat ze haar eersten man smeekte haar weer tot vrouw te ne men. Hij deed dat op voorwaarde, dat ze zie ihfieit meer van hem zou laten schei den, wat ze beloofde. EEN NIEUWE POSTZEGEL. De jonge koningin van Spanje heeft haar porlrel reeds moeten afstaan voor nieuwe postzegels. Deze postzegel, waarop een wapenschild met de koningskroon benevens do beeltenis der vorstin voorkomen, is een der zoogenaamde liel'dadighcidszegds, en wordt door de vcreeniging lol, bestrijding van tuberculose in Spanje, verkocht voor zes centen por stuk. RECEPTEN. Cilxoenpastoi. Neem' do dooiers van drie eieren en klop dio met een kopjevol suiker. Doe er het ongeklopte wit van twee eieren bij en klop het dan zachtjes. Voeg er het sap en 'do geraspte schil van drie citroenen bij met een eetlepel -boter. Klop alles goed door een. Plaats den schotel in eon pan met heet water en roer het mengsel boven liet vuur, tot het dik is, laat het daarna af koelen. Klop het eene eiwit iniet een Hin ken eetlepel suiker; strooi dit over de pastei, met goed wat suiker en zet liet in den oven om bruin te weiden. Tomaten meL rijst. 250 Gr. rijst, 1 K.G. tomaten, zout, pe per, boter. Kook de rijst gaar; laat ze drogen. Leg de tomaten eenige minuien in kokend wa ter, en doe de schil er af. Besmeer een, pasteivorm' niet boter, vul dien met huigjes rijst en tomaten, en voeg een weinig bo ter, zout en peper op ieder laagje. Strooi er wat paneermeel over heen, daarover wat gesmolten boter en laat het een half uur bakken. YOOR KÏ2ÏDEREN. EEN ONGELUK IN DE BERGEN. Onze taks heet Sepilo. Tante Karoline zegt, dat hij de houding heeft van een hofmaarschalk en overal zijn ooien en oogen laat gaan en zij moei het wel weten, want ze is langen tijd aan het hof geweest. Zij zegt: „zijn huid is zoo zacht als zij en zou prachtig bont opleveren," wat ik niets aardig vind, want mijn vriendje heeft zijn huid niet gekregen om' er an deren mco te verwarmen. Zijn meesteres zegt: „Wij heeft pootjes, die geen dichter zou kunnen beschrijven!" -Nu-weet je dus iioe Sepilo is,—'een voornaam dier met zwarte huid en een wit borstje, E11 nu is hij op bezoek in een oud slot bij de oude grijze tante Karoline en Mathikle. Ais Sepilo mee uit wandelen mag, houdt hij zijn staartje kaarsrecht omihoog] en ziet hij er uit, alsof hiji wou vragen: „Zie je mij wel ik ben bekroond op de ten toonstelling cn liet is meer dan jammer, dat er nog geen portret van mij! geschilderd is kun je je wel iets mooiers voor stellen?" In die houding blijft Taks echter niet heel lang. Hij is jong, houdt van springen, stoeien en blaffen en dan komt er bij hem een ondeugd te voorschijn, die hij gemeen heeft niet vele jonge ik meen niet alleen honden. Hij luistert niet en ge hoorzaamt niet, al schreeuwt men zich schor. Sepilo sto-ori er zich niet aan. Wat is daaraan te doen? Hij houdt er niet van netjes naast zijn meesteres Le loopen. Dat vindt hij vervelend en hij doet het niet, dwaalt af. Soms zie ik zijn zwart staartje tussöhen de madeliefjes cn boterbloemen door, ik hoor hem] blaffen daarna niets meer. Sepilo is verdwenen. Dat gebeurde -ook eens op een wandeling bij 'helderen middagzonneschijn en toen de avond kwam en liet eene sterretje na het andere te voor schijn trad, was nfijn hondje nog! buiten ergens 'dn de weide of het bosch, opeen onbekenden weg, misschien ongelukkig als een verdwaald kind. De maan en duizenden sterren schijnen, in het stadje wordt het eene licht na het andere uitgedaan, men gaat slapen waar kan toch mijn verdwaalde Sojnlo zijn? Do oude tuinmansvrouw loopt in haar huisje met licht op en neer. Wat zal ze er "wel van zeggen als ik haar morgen ver tel, dat Sepilo verloren is? Ze hield veel van hem. Kijk, nu doet ze luuu dem open en houdt haar lantaarn in de hoogte mijn goede mensch, de maan schijnt helderder dan je lantaarn wat wil je er toch mee Nu ziet ze mij en komt naai- me toe wat zou ze willen zoo laat in den nacht? Ze slaat ouder mijn venster, houdt de hand voor den mond maan en sterren kijken nieuwsgierig toe, do bron klatert, anders is alles stil en de oude vrouw spreekt zachtjes *en opgewonden toL mij: „Waar is Sepilo? lk wil gaan slapen, en hoor een hondje jammerlijk blaffen, ik heb geen rust doe het raam! open en hoor duidelijk, dat het 'Sepilo is. Waar kan het arme dier toch zijn?" De oude vrouw geeft mij haar lantaarn om overal naar hem te zoeken. Ze blijft boven staan en ik ga, den slotberg af door steenen en struiken heen; de maan en ster ren kijken nieuwsgierig toe. „Sepilo, Sepilo Hij geeft antwoord, hij blaft en roept om hulp. Hij roept en roept: „Hier ben ik, zoek mij, ga mij niet voorbij!" „Se pilo!" Nu ben ik bij hem, hij blaft niet meer, maar huilt luid, alsof hij1 wou zeg gen: „Zie je, zoo is het mij gegaan 1" Al de doorgestane ellende uit hij in jammer lijke tonen, die hij luid uitgilt. Hij zit in een diepen kuil, die door struiken omge ven is ik geloof, dat maar een enkel sterretje tot hem in die diepte is kunnen doordringen. Ik hang de lantaarn aan den dichtslbijzijndcn tak op, zóodat die mij bij het reddingswerk licht kan geven ik steek mijn beide armen zoo diep mogelijk naar beneden Sepilo strekt de inooio, kromme pootjes nog een beetje ho-oger, nog -- 0 nog een millimeter, dan was bet genoeg zoo echter nog niet. Ik strek mijn vingers uit nog verder ja, zoo is liet ver genoeg ik grijp hernl hij is gered. -Sepilo laat een zucht hooren, daarna brengt hij zijn staartje in beweging hij is blij .en ik ben blij en de tuin mansvrouw ook, on het lijkL mijl zelfs dat het sterretje, dat van den hemel- al naar ons kijkt, ook blij "is. Dal was een ongeluk in de bergen. Sepilo zal nu voortaan wel braaf zija en gehoorzaam en zich gedragen als zoete kinderen, die op een wandeling netjes naast mama blijven loopen. Gedrukt ter Drukkerij v. d. Sckiedamsche Courant. k'-rri1rrwn aMaMaaaapMaKt-rtfiirantMit:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10