is nu. nog zoo helder, alsof liij zoo van.
<je pers kwam. De eerste Mitgavc van dit
psalmboek verscheen in 1457, en is liet
eerste drukwerk, waarop de naamj van'den
drukker, de plaats waar iiet gedrukt werd,
j,et jaartal en de datum! vernield wordt.
De drukker is Peter Schil ft er in Mainz,
Deze uitgave is in het bezit van de ko
ninklijke bibliotheek te Berlijn.
Een psalmboek van 1459 werd voor
105.000 mark door een Amerikaan gekoeld,
een tweede exemplaar bevindt zich inde
verzameling oudheden van .Tos. 'Baer en
Co. te Frankfort a. M. Er is daarvoor uit
Amerika reeds 90000 mark geboden, maar
men hoopt liet zeldzame boek voor Duitscli-
land te kunnen bewaren, want toen de gc-
lieimraad Schwonke van de Bcrlijnsche bi
bliotheek daartoe een oproeping deed,
kwam in oen korten tijd'het grootste deel
der bonoodigdo soim "bijeen.
IIET EI LAK Di HELGOLAND.
Steeds komen er verontrustende tijdin
gen over liet verdwijnen der duinen op
Helgoland; nu heeft een deskundige, die
jarenlang waarnemingen heeft gedaan, ver
zekerd, dat liet. gchcelo verlies, dat do dui
nen door de stormen van den laats ten win-
to* geleden hebben, 4000 MA bedraagt. De
duinen nemen in het Zuiden veel meer loc,
dan ze in bot Noorden verliezen en liet
Zuidelijke gedeelte is een K.M. lang.
Door wind rich ling on strooming komt or
verandering; in liet algemeen nemen zd in
Zuid-Oostelijke richting toe. Wal. de levens
kracht. den levensduur van beL eiland aan
gaat, die kan naar zijn waarnemingen op
ongeveer 2000 jaar geschal worden.
KA DEN SLAG.
Sir Charles Napier werd bij Conunna
zoo ernsliig gewond, dat zijn vrienden hem
bij ceniige dood on achterlieten. Zijn naam
werd op de doodeulijst geplaatst. Door een
wonder herstelde hij echter en werd toen
door Ney in krijgsgevangenschap gehou
den, Na ceuigc maanden went aan de En-
gelsolicn bericht, dal hij nog loefde en men
zond iemand naar zijn moeder, om haai
de tijding moe te doelen. Zij durfde don
man niet te ontvangen. „Hij zal mij zeker
den dood van 'n andoren zoon komen mel
den," zei zij. Do geschiedenis van deze
bedroefde, blinde vrouw in angst over haar
zoon kwam! Ney ter oore. „Laat hem gaan,"
zei bij legen Clouet, ,,dan kan hij haar
zelf vertellen, dat hij nog leeft."
DE KRACHT DER VERBEELDING.
Onlangs kwam; iemand in een zieken
huis met hel verzoek of men liom onmid
dellijk wou opcrceren. Hij had zijn valsoho
tanden ingeslikt. Do doktoren deden hem
allerlei vragen on onderzochten waar hij
pijn had. Ilij vertelde, dal do pijnen die
liij uitstond, niet uit te houden waren en
smeekte of men dadelijk tot de operatie
nou overgaan.
Alen was juist, besloten met X-slralen te
onderzoeken waar de tanden zich bevon
den, toen do portier binnenkwam meteeai
klein meisje, dat haar vader wou spre
ken, om hem te 'vertellen, dat zijn tan
den ouder liet bed gevonden waren.
Zijn pijn was ineens over.
DE ZWEMMER.
Mark Twain veiTelt de volgende geschie
denis
„Ik ken een voortreffelijk zwemmer. On
langs verklaarde hij zich bereid over een
rivier te zwemmen, die oen goede mijl
breed was met oen 'vrij1 sterken stroom.
Natuurlijk werd er dadelijk op homi gewed
on zelfs frij sterk.
„Mijn kennis springt in het water on
zwemt. Ilij zwemt uitstekend. Booten rechts
on links van hem' en achter hem aan.
Natuurlijk houdL hij vol. Nog dertig me
Ier is hij van den anderen oever af, dan
geeft hij het' op.
„Kinderen," klaagt hij, „ik kom er niet."
„Maar, Jim, praat geen onzin, je bent
er haast."
„Ilij schudt het hoofd. „Nee," zegt hij,
„ik kom' er werkelijk niet," enomtotoo-
M, dat dit zoo is, zinkt hij ais machte
loos neder; maar komt dadelijk weer boven.
„Zie je wel, het gaat niell" zegt hij heel
treurig, en als hij' niet zoo nat was ge-
woest, zou men tranen in zijn oogen heb-
t® gezien.
„En die in do booten vroegen„Zullen
wij jo aan boord nemen?"
„Hij echter: „Nee, ik keer om1,"voegldc
<kad bij1 liet woord en zwemt naar den
anderen oever terug. Wat zegt gij daarvan?
En op dien kerel heb 'ik geld gezet. Ik!
Haar ik zweer het, ik doe het nooit van
mijn leven weer."
GENIE,
Edison, de beroemde Amerikaanschcuit-
ytMlor, aan wien do wereld do telefoon en
e Ennograhf to danken heeft, gelooft niet
Ml\ bet genie. „Och, loop heen met je
genie, pleegt hij to zeggen. „Bij een groot
man is misschien tweoj percent, genie, al
J6' andere is hard' werken," Op hem! is
t zeker van toepassing, wamt hijwerkt
pniiddold 17 uur pep dag, en hot Is wel
acns voorgekomen, dat 'hij drie' óf vier
§sn lang doorwerkte zonder aan slapen
denken.
„We hebben een nieuwe vereeniging op-
gencht, je wordt daar zeker wel lid van?"
r «Hat kan ik niet: ik richt zelf de V. T.
A' F. op.»'
„Wat is dat?"
Do „Vereeniging tot afschaffing vannuf-
telooze vereonigingen."
Verzuchting op een zonnigen dag:
„De eenige schaduwzijde van dezen weg
is, dat er zoo weinig schaduw is."
DE PESSIMIST,
Moeder: „Jongen, waarom) kijk je niet
blij, nu je al dat mooie speelgoed hebt ge
kregen?"
Kind: „Omdat ik aan de kiappen denk,
die ik zal krijgen, als ik het kapot heb
gemaakt."
NEDERLANDSCRE WIJSHEID.
Verwacht van 't volle hart geen woorden
overvloed
Het gulst met woorden is 't ledige gemoed.
Beets.
Daar gaan vaak jaren voorbij, die den
mcnsch nader aan 'teindo brengen, maar
waarin hij met eigenlijk! ouder wordt, en
er zijn men, te vluchtig om] ook slechts
een enkelen rimpel in het voorhoofd 1e
plooien, maar die het hart doen vergrij
zen, al trekken zij' geen draad van zilver
door de nog welige lokken.
Wallis.
Och, dat men lieh roekeloos gesproken
woord onhoorbaar kon maken, voordat bet
kwetst en wonden slaat die nooit doj toe
komst kan boelen.
Virginie Loveling.
Hei gezond versland lijdt nn en dan zon
der hel te weten aan een hartkwaal,
V. Loosjcs.
Wat omvaar is, draagt in zichzelf de kern
der vernietiging.
Multatuli.
Onheelbaar quaet wordt dickwijlsi noch
verzacht.
'Vondel,
VOOR DAMES.
MODE.
Er kornll weer een naiiging naar hel dra
gen van Scholsche stoffen. Groen, blauw
en bruin zijn de leidende kleuren en op
die thema's worden cindeiloozo variaties
gemaakt. De strepen bobben ook nog niet
afgedaan. Vooral in zij' en fluweel worden
die gewerkt. Gestreepte zij' of fluweel, hetzij
in dezelfde of in verschillende kleur, zal
met moiré, om den voorrang strijden voor
de avondtoiletten.
Moiré is werkelijk een nïooio stof, daar
bet een eigenaardige bekoring verleent, aan
sommige kleuren als vieux-rose, Watleau-
groen en sommige zilvergrijsjex.
Zacht laken zal meer dan ooit. gedragen
worden, men vindt liet in allerlei soorten
en nieuwe kleuren. Grijs zal in allerlei nuan
ces een voorname plaats innemen met ka*
nedbruiri Het aardige Oostcrschic blauw
z;d ook veel gezien worden, vooral in flu
weel. Terwijl alles cr op wijst, dat doze
laatste stof nog lang in don smaak zal blij
ven, zal "hot geperste finweel, dat ook weer
even opd-uikl, maar een korte verschijning
maken. Do herfstmortc zal over 't algemeen
zeer kleurrijk zijn, men zal erin voortzet
ten, wat men dezen zomer begonnen is.
DE ZEGEN VAN LICIIAMELIJKEN
ARBEID.
Veel jonge meisjes, die anders wel lust
zouden 'hebben verpleegster te worden, la
ten zich daarvan terughouden door de ge
dachte aan liet ruwe werk, dal haar als
zoodanig waehl. Voor do meesten is dan
ook het begin der verpleegstersloopbaanean
teleurstelling, en dat is to begrijpen. Een
jong meisje, dat van huis komt, waar ze
zoo goed als geen dienslbodcwcrk gedaan
heeft, komt in een groot huis, waar ze in
de eerste plaats aan Mehaiwlijkcn arbeid
gezet wordt. De ziekenzaal moot schoon
gehouden worden, daar in-oet ze voorzor
gen; ze weet niet goed hoe ze T moet aan
pakken en hoort zich door de zieke wel
eens toeroepen„dat moet 'u zoo doen,
zuster*."
Dat is weinig aanmoedigend. Daarbij is
zulk werk vermoeiend voor iemand, die er
niet aan gewend is, zoodat zij de eerste
dagen meent, dat ze het niet zal kunnen
volhouden. Men wil lieL echter mot dade
lijk opgeven, maar houdt het nog ecnigc
dagen vol. Uit die. paar dagen worden een
paar weken en als de leerling na efenigen
tijd voor de vraag gesteld wordt, of ze na
den proeftijd zich aan de verpleging wil
blijven wijden, denkt zij er meestal niet
aan, haal" plan op te geven en is zij alleen
bevreesd, dal men baar ni,et zal willen
houden.
Vanwaar die verandering?
Thuis aan een zittend leven gewend, af-
keeïig van ruwen arbeid, heeft zij' daar
nu den zegen van ondervonden. Wie een
paar weken met het lichaam gewerkt beeft,
zoo geregeld als bet in oen ziekenhuis noo-
dig is, merkt eerst wat slapen is en wat
eetlust wil zeggen. Men voelt zich haast
van dag tot dag sterker worden. Meende
men de eerste dagen, dat tverk niet te kun
nen volhouden, en bewonderde men toen
de oudere zusters, die zoo gemakkelijk een
zieke optilden en van TieL cene bed naar
het andere droegen, na zes weken begrijpt
men niet meer, dat dit alles eens zoo zwaar
Hel. De zuster merkt na cenigen tijd, dat
de goede gezondheid, waarin zij zich ver
heugen mag, voor een groot deel te dan
ken is aan den,bvh..r.:elijken arbeid,door
haar verricht.
Daar komt nog jets anders bij. Iletzie-
kenverplegen moet iemand, die liart heeft
voor haar zieken aangrijpen. Als een zus
ter altijd door bij een ziekbed moest zit
ten, dan zon zo treurig gestemd worden
en was het beroep niet uit tc houden;daar
om! vindt ze een afleiding in het ruwe werk
en het is haar een lust de ramen te zee-
men of den vloer te dweilen. Dat wat
men eerst verafschuwde, woidt hu een
behoefte, haast even noodzakelijk als eten
en slapen.
Het zou trouwens voor ons allen gezon
der zijn, wanneer wij wat meer met het
lichaam werkten. Wij allen hebban noo-
dig, naast onzen geestelijken arbeid, ook
lichamelijk weik te verrichten.
GRILLEN VAN ZANGERESSEN.
Sommige beroemde zangeressen zongen
eenvoudig niet, als ze er geen lust toe
voelden. Zoo vervulde Christine Nilsson
in 1873 gastrollen in het Drury Lane-Tbeater
in Londen, waar do schah van Perzië de
voorstelling eens zon bijwonen. "tPiograni
ma van den avond bevat te het derde bedrijf
van do Favorite, het eerste l>cdrijf uit de
TTaviale en het eerste lredrijf van Mignon.
Nilsson zou in de beide laatste opera's in
de titelrol optreden. De toenmalige prins
van Wales, de tegenwoordige koning van
Engeland, was verschenen, maar de Oos-
tej-schc vorst bleef uil. De 'JTaviata, waarin
Nilsson nïoL optrad, was al ten eind ge
bracht en Mignon was begonnen toen de
schab eindelijk kwnjin. "De Zweedschonach
tegaal was zeer vertoornd over dal gebrek
aan stiptheid en weigerde beslist verder te
spelen in tegenwoordigheid van den schah.
De prins van Wales deed liet voorstel de
zangeres tenminste in haar klccding als
Violetta voor te stellen aan d® schah, die
haar uil de zien. De impressario begaf zich
naar Nilsson, die reeds als Mignon ge
kleed was, maar eerst volstrekt weigerde
to verschijnen. Eerst na zijn herhaalde
smeekbeden gelukte, bet hem haar toe
stemming to verkrijgen. Hij begeleidde haar
naar do koninklijke loge; zonder de offi-
eieele voorstelling af te wachten, liep de
Zweedscho recht op den Perzischen vorst
toe, due in een hoek perziken zat tc eten,
en zei in het Fransch„Eer uur lang was
ik rijk en had ik een prachtig kostuum aan,
ik was voor Uwe Majesteit zoo opgesierd,
nu ben ik arm,, zonder schoenen aan do
voelen," en bij die woorden hield ze haar
rechtervoet onder den vorslelijken neus.
Do schah koek verbaasd door zijn bril naar
bet, sierlijke kleine voetje cn was zoo ver
bluft door de eigenaardige verschijningen
de no.g eigenaardiger toespraak, dat hij
haar vriendelijk verzocht nicL boos te zijn
en verder te zingen. Hij Iro't. den lord-mayor,
die hem met andere grooten een feestmaal
aanbood, tot middernacht wachten en ap
plaudisseerde met veel vuur.
Do groole zangeres Malibran was ook
zeer zelfbewust en zeer eigenzinnig. In Na
pels, waar ze eens optrad, was het altijd de
gewoonte, dat vrouwelijke debutanten den
koning verzochten haar spel met zijn te
genwoordigheid te verecren; maai" dat was
niet naai- den zin van Malibram, wel ging
ze naar 't paleis van den koning, maar
ze zei hem, dat hij haar een groot genoe
gen zou doen door niet in het theater te
komen.
De vorst was heel verbaasd cn vroeg
haar naar do reden van dien zonderlingen
wensch.
„Ik heb gehoord," antwoordde ze, „dat
de clikette in Italië voorschrijft, 'dat men
in tegenwoordigheid van Uwe Majesteit niet
mag applaudisseeron, als n et niet "het toe
ken toe geeft. Ik ben cr echter zoo aange
wend reeds met applaus te worden ont
vangen, dat ik geen noot zou kunnen zin
gen, als dat uitbleef."
De koning 'stelde haar gerust; hij zou
wel naar het theater 'gaan, mtiar beloofde
haar vast, zelf het leeken tot toejuiching
te geven, en hij hield woord.
EEN STEM UIT DE VORIGE EEUW.
De tegenwoordige opvoeding der jonge
meisjes laat do heerlijkste eigenschappen,
die haar evengoed als ons mannen het
meeste geluk aanbrengen, verloren gaan.
Met al onze verwaandheid zijn de raad
gevingen onzer vrouwen van den grootsten
invloed op onze kleine aangelegenheden,
waarvan ons geluk vóór alles afhangt. Wij
willen de vrouw geen invloed toekennen.
Maar zij herhaalt twintig jaar lang dezelfde
dingen, en welke man heeft de standvas
tigheid van een Romein, om altijd door
weerstand te blijven bieden aan een steeds
wederkeerentten invloed? De wereld is vol
van echtgcnoolen, die zich laten leiden,
maar uit zwakte van karakter, niet uitliet
gevoel voor gerechtigheid en gelijkheid.
Weik een heerlijken raadgever zou de
man kp. zijn rouw kunnen hebben, als ze
kon denken. De liefde brengt ons er toe,
dat we gopd te paard zitten en ons netjes
klecden. Bij een juiste levensopvatting er
kent men te beter, hoe verstandiger men
is, dal gerechtigheid de eenige weg tot het
geluk is. Genie is een macht, maar nog
meer een licht, om de groote kunst van
het gelukkig zijn te vinden.
Als ik wetten mocht maken, zou ik jonge
meisjes zooveel mogelijk een zelfde opvoe
ding laten geven als jongens. Ik geef toe,
dat kleine meisjes) minder lichaamskracht
hebben dan jongens. Als men daaruit ech
ter een gevolgtrekking mocht maken over
het versland, zouden Voltaire en D'Alem-
bei't, de knapste menschen hunner eeuw,
ook beroemde boksers hebben moeten zijn.
Hel is een algemeen bekend feit, dat een
tienjarig meisje veel slimmer is dan een
jongen van dienzelfden leeftijd. Waarom
is een meisje van twintig jaar dom, onbe
holpen en bang voor een spin, terwijl de
jongen op dien leeftijd een beschaafd
mensöh is geworden'?
Al is de tegenwoordige opvoeding van
den knaap nieL volmaakt ze krijgen
geen onderwijs in de belangrijkste weten
schappen, logika en zedeleer toch zou
het beter zijn, do meisjes op dezelfde ma
nier te onderwijzen, dan ze alleen muziek,
schilderen en borduren te loeren.
Henry Beyle (1822).
MODERNE SIERADEN.
Sieraden, niet fabriekmatig, maar door
hardenarbeid van kunstenaressen ontstaan,
behooren sedert eenigen tijd tot do lief
hebberijen van aanzienlijke dames. Anna
Eva Czczesny, een in Tiflis geboren jonge
dame, is één titer kunstcnaiessen. Zij legde
den eersten grondslag tot haar kunstenaars-
opleiding in do leekonschool van juffrouw
v, Jung—Stilling in Riga cn zotte haar
studiën tater in Munchcn en Berlijn voort,
daarna in Parijs en in Kopenhagen. Op
raad van baar lecraar legde juffrouw
Czczesny zich voornamelijk toe op het ma
ken van siciaden in koper en zilver en
kwam weldra tot de overtuiging, dat daar
in haar kracht lag. De tentoonstellingen in
Wenden en Dorp at in 1903 cn do „Inter
nationale tentoonstelling van bewerkte stcc-
ncn cn metalen" to Petersburg verleenden
baar dc zilveren medaille. Tengevolge van
de woelingen in baar geboorteland heeft zij
zich nu te Berlijn gevestigd, waar zij zich
in de kunstschool nog verder zoekt te vol
maken, door het vorvaaidigen van 'wapen
schilden, en plaatjes in email- en klcurbc-
werking.
RECEPTEN.
Fijne ragout m schelpen.
Kalfszwezerik wordt met wat kalfshersens
en gestoofde champignons gesneden. Dan
laat men meel. in boter bruin worden, laat
dit met bouillon, het noodigc zout en krui
derij tot een dik sausje koken, laat liet
gesneden vlecsch daarin warm worden, vult
cr met boter bestreken schelpen mee, strooit
er parmezaansehc kaas overheen en laat
bet eenige minuten in den oven bakken.
Vlecschbroodjcs.
Overschotjes van vlcesr'* worden fijnge
hakt en met harde eierdooiers en boter
vermengd. Er wordt olie, azijn, peperen
gehakte sardines bij'gcvocgd, daarna ver
mengt men alles goed en legt het op ge
roosterde stukjes brood.
YOOR KINDEREN.
PE BETOOVERDE PRINSES.
Er was eens een goed koning, die vele
soldaten had, waaronder één dc beste was.
Deze kwam hem op zekeren dag zeggen,
dat liij naar zijn dorp terug! wilde.
De koning gaf hem! daarom een goed
paard en vroeg "hcnii soms nog eens aan
hem te denken.
Met tranen in de oogen nam! de Soldaat
afscheid van den koning en reisde cenhec-
len dag door zonder ergens een spoor van
oen buis te zien. Ook den tweeden en
dorden dag reed hij door, en liet was overal
om hem been even doodsch.
Maar bet paard van den koning was uit
stekend, want dat liep maar door zonder
behoefte aan eten of drinken te hebben.
Fédor zelf had ook geen honger of dorst,
maar lrij had toch wel eens iets willen gebrui
ken, Hij verbaasde zich over het paard,
zoowel als over zichzelf. Toen hij ,daar
zoo over nadacht, zag hij opeens een kas
teel tegen den horizon afsteken. Hij zette
zijn paard tot nog snellere vaart aan en
stond weldra voor liet statige gebouw, dal
onbewoond scheen.
Fédor bracht zijn paard in den stal, waar
een overvloed van hooi was, maar geen
enkel dier,
Ilij zelf ging het huis binnen. Ilij' zag een
groole zaal met een gedekte tafel in het
midden. Ilij ging eraan zitten en deed zich
te goed. Toen hij daarna ging zoeken, of er
ook een goede slaapkamer was, kwam hij
een beer tegen, die hem 'toeknikte en sprak
„Ik ben een betooverdo prinses. Ik hoop,
dal gij mij zult bevrijden. Als ge hier drie
nachten blijft waken, zal de betoovering
van mij geweken zjjn. Dan word ik weer
een prinses en zal u tot belooning tot man
nemen."
Dit vooruitzicht beviel Fédor en bij bleef
den eersten nacht opzitten. Ilij bad geen
slaap, maar hij voelde zich heel treurig
en alleen.
Dc tweede nacht was veel erger. Toen
voelde hij zich zoo bedroefd, dat hiji hot
niet kon uithouden. Hij stond op cn wil
de het kasteel uitgaan, maar hij vond ner
gens een opening. Hij klopte, schreeuwde,
smeekte. Vergeefs I
Maar de morgen maakte hem weer moe
dig en hij 'dacht:
„Zou ik nu niet volhouden, nu ik zoo
dicht bij bet dool. ben? Nog één nachtwa
ken en ik zal de eigenaar zijn van dit
prachtig kasteel."
En zoo kwam! hij ook den derden nacht
door. Den morgen daarna stond een won
derschoon© vrouw voor hem, die tot hern
zei:
„Gij zijt mijn bevrijder, en nu zal ik vol
gens mijn belofte uw echtgenoot worden."
Dit alles had echter in Fédor den wensch
om! zijn dorp terug te zien niet kunnen
vernietigen. Hij deelde dien dan ook aan
zijn vrouw mee, en ze spraken af, dat hij
voor drie maanden naar zijn dorp terug
zou gaan.
„Maar dit kasteel is gewoonlijk onzichtbaar
voor de menschen," sprak de prinses. „Daar
om zal ik je iets geven, zoodal je den weg
er heen terug kunt vinden. Hier is een zak
met zaad, strooi dat uit en er zullen hoo
rnen ontstaan, waardoor je den weg zult
kennen."
Fédor deed zooals hem! gezegd werden
langs zijn weg verrezen de prachtigste hoo
rnen.
Nadat hij eenige dagen gereisd had, zag
bij een zonderlinge karavaan. De menschen
hadden een grooten ketel vol soep op den
grond slaan, die stond te koken, hoewel er
geen vuur onder was. Fédor vroeg of hij
die soep eens mocht proeven, en toen hij
er oen lepel van gegeten had, viel hij in
een diepen slaap, waaruit hij pas na zes
maanden kon ontwaken.
De prinses keek ioderen morgen naar
dc laan, en zag eens, dat do bladeren geel
waren geworden.
„Er is een ongeluk gebeurd," dacht Ze,
en ze besloot liaar man te gaan zoeken.
Na eenige dagen kwam) ze op de plaats
waar Fédor lag te slapen. Ze trachtte hem,
wakker lo maken, maar het gehikte haar
niet. Zo keerde naar hel kasteel terug, en
wilde haar man terug laten halen, maai
de toovenaars hadden in dieti lijd de hoo
rnen weggehaald, zoodat Fédor niet meer
gevonden kon worden.
Toen hij wakker werd, lag hij am het
strand. In het midden lag een hoogeberg,
waar bovenop drie aardmannetjes1 aan het
vechten waren,
Fédor vroeg naar de reden van de twist.
„Vader heeft ons drie dingen nagelaten:
een vliegend lapijl, waarmee men de heele
wereld kan doorreizen, Taai-zen waarmee
men overal kan binnendringen, cn hen ma-
tol, die onzichtbaar maakt," riepen zoalle
drie tegelijk. „En nu wil ieder van ons
die hebben. Weet u er ook iets op, onfuit
te maken wie do eigenaar zal zijn."
„"Wie het eerst bij do zcc is gekomen,
zal alles hebben," verklaarde Fédor piet
een wijs gezicht.
Daarop rentten do 'drie aardmannetjes den
berg af, maar ze kregen daardoor zoolt
vaart, dat ze pardoes dc zee inliepen en
daar verdronken.
„Nu is de erfenis voor mij," dacht Fédor.
Ilij deed de laarzen aan, wikkelde zich
in den mantel cn ging op het tapijt zitten.
Daar vloog hij door de lucht! Ilij l>cvond
zich weldra voor den ingang van een hol.
Op den drempel stond ecu oude vrouw,
die wel honderd jaar moosL zijn.
„Waar is mijn prinses?" woog Fédor
heel trotsch op de schatten, die hij bezat
cn op zijn nieuwe waardigheid.
De oude keek rechts cn links, maar ant
woordde niet.
„Waar ben ik?" vroeg Fédor daarna.
„Ik zie niets," zei do. vrouw verwonderd,
„Wie vraagt mij toch iets?"
Toen dacht Fédor aan zijn mantel, die
hem onzichtbaar maakte. Ilij sloeg de kap
op, zoodat de oude vrouw niets zag dan
oen hoofd.
Zij spalkte de oogen wijd open; maar
vond beL blijkbaar voldoende, want ze
zotte hot gesprek voort:
„Ik ken dat gezicht niet."
„Ik hen Fédor cn ik zoek mijn kasteel
mot de mooie laan!"
„Ik kan jc niet helpen, Fédor!" ant
woordde de oude. „Ik hen Baba-Jaga, do
bewaakster van de Vicr-Windcn, cn ik ben
hier Hooit vandaan geweest. Maar ik zal
de Winden roepen. Zij "komen overal. Je
kunt ze ondervragen!"
Op verzoek van Baba-Yaga kwamen drie
winden te voorschijn Fédor deed hun al
lerlei vragen, die ze niet konden beant
woorden.
„AVe moeten maar hopen, dat 1de 'Zui
denwind je beter zal kunnen helpen," zei
de oude.
Fédor bleef een weck lang bij de grot.
Eindeljjk kwam de Zuidenwind terug.
„Weet u, waar mijn kasteel is, waar de
mooiste prinses zeker om mij treurt? Men
komt er door de prachtigste laan der we
reld."
„Aan het eind waarvan een man in
slaap viell" spotte de Zuidenwind.
„GenoegI genoegt" viel Fédor hem! in
de rede. „Ik zie, dat u weet, wat ik be
doel. Wil u mij erheen geleiden?"
Zoo kwamen beiden bij het kasteel aan.
Zij vonden het vol heeren, die allen de prin
ses wenschien te trouwen.
„Alleen wie mij den gouden sleutel brengt,
die mijn man bij rijn vertrek meenam, zal
mijn echtgenoot worden," sprak de prinses.
„Hier is die gouden sleutel," riep een
vroolijke, maar toch dreigende slem.
Toen vertoonde zich een hoofd en twee
armen, aan hel eind waarvan een ontbloot
zwaard cn een gouden sleutel werden ge
zien.
Door dit wonder verschrikt, vluchtten de
lastige heeren.
Na hun vertrek deed Fédor zijn man
tel af en vertelde zijn vrouw zijn avon
tuurlijke reis.
Zij nam den gouden sleutel en sprak:
„Dien hond ik voortaan bij mij cn gij
zult mij ookniet meer verlaten."
Meteen nam ze den mantel, het tapijten
de laarzen en verborg die op een plaats
die aan haar alleen bekend was.
c
'I l"1'