is nu. nog zoo helder, alsof liij zoo van. <je pers kwam. De eerste Mitgavc van dit psalmboek verscheen in 1457, en is liet eerste drukwerk, waarop de naamj van'den drukker, de plaats waar iiet gedrukt werd, j,et jaartal en de datum! vernield wordt. De drukker is Peter Schil ft er in Mainz, Deze uitgave is in het bezit van de ko ninklijke bibliotheek te Berlijn. Een psalmboek van 1459 werd voor 105.000 mark door een Amerikaan gekoeld, een tweede exemplaar bevindt zich inde verzameling oudheden van .Tos. 'Baer en Co. te Frankfort a. M. Er is daarvoor uit Amerika reeds 90000 mark geboden, maar men hoopt liet zeldzame boek voor Duitscli- land te kunnen bewaren, want toen de gc- lieimraad Schwonke van de Bcrlijnsche bi bliotheek daartoe een oproeping deed, kwam in oen korten tijd'het grootste deel der bonoodigdo soim "bijeen. IIET EI LAK Di HELGOLAND. Steeds komen er verontrustende tijdin gen over liet verdwijnen der duinen op Helgoland; nu heeft een deskundige, die jarenlang waarnemingen heeft gedaan, ver zekerd, dat liet. gchcelo verlies, dat do dui nen door de stormen van den laats ten win- to* geleden hebben, 4000 MA bedraagt. De duinen nemen in het Zuiden veel meer loc, dan ze in bot Noorden verliezen en liet Zuidelijke gedeelte is een K.M. lang. Door wind rich ling on strooming komt or verandering; in liet algemeen nemen zd in Zuid-Oostelijke richting toe. Wal. de levens kracht. den levensduur van beL eiland aan gaat, die kan naar zijn waarnemingen op ongeveer 2000 jaar geschal worden. KA DEN SLAG. Sir Charles Napier werd bij Conunna zoo ernsliig gewond, dat zijn vrienden hem bij ceniige dood on achterlieten. Zijn naam werd op de doodeulijst geplaatst. Door een wonder herstelde hij echter en werd toen door Ney in krijgsgevangenschap gehou den, Na ceuigc maanden went aan de En- gelsolicn bericht, dal hij nog loefde en men zond iemand naar zijn moeder, om haai de tijding moe te doelen. Zij durfde don man niet te ontvangen. „Hij zal mij zeker den dood van 'n andoren zoon komen mel den," zei zij. Do geschiedenis van deze bedroefde, blinde vrouw in angst over haar zoon kwam! Ney ter oore. „Laat hem gaan," zei bij legen Clouet, ,,dan kan hij haar zelf vertellen, dat hij nog leeft." DE KRACHT DER VERBEELDING. Onlangs kwam; iemand in een zieken huis met hel verzoek of men liom onmid dellijk wou opcrceren. Hij had zijn valsoho tanden ingeslikt. Do doktoren deden hem allerlei vragen on onderzochten waar hij pijn had. Ilij vertelde, dal do pijnen die liij uitstond, niet uit te houden waren en smeekte of men dadelijk tot de operatie nou overgaan. Alen was juist, besloten met X-slralen te onderzoeken waar de tanden zich bevon den, toen do portier binnenkwam meteeai klein meisje, dat haar vader wou spre ken, om hem te 'vertellen, dat zijn tan den ouder liet bed gevonden waren. Zijn pijn was ineens over. DE ZWEMMER. Mark Twain veiTelt de volgende geschie denis „Ik ken een voortreffelijk zwemmer. On langs verklaarde hij zich bereid over een rivier te zwemmen, die oen goede mijl breed was met oen 'vrij1 sterken stroom. Natuurlijk werd er dadelijk op homi gewed on zelfs frij sterk. „Mijn kennis springt in het water on zwemt. Ilij zwemt uitstekend. Booten rechts on links van hem' en achter hem aan. Natuurlijk houdL hij vol. Nog dertig me Ier is hij van den anderen oever af, dan geeft hij het' op. „Kinderen," klaagt hij, „ik kom er niet." „Maar, Jim, praat geen onzin, je bent er haast." „Ilij schudt het hoofd. „Nee," zegt hij, „ik kom' er werkelijk niet," enomtotoo- M, dat dit zoo is, zinkt hij ais machte loos neder; maar komt dadelijk weer boven. „Zie je wel, het gaat niell" zegt hij heel treurig, en als hij' niet zoo nat was ge- woest, zou men tranen in zijn oogen heb- t® gezien. „En die in do booten vroegen„Zullen wij jo aan boord nemen?" „Hij echter: „Nee, ik keer om1,"voegldc <kad bij1 liet woord en zwemt naar den anderen oever terug. Wat zegt gij daarvan? En op dien kerel heb 'ik geld gezet. Ik! Haar ik zweer het, ik doe het nooit van mijn leven weer." GENIE, Edison, de beroemde Amerikaanschcuit- ytMlor, aan wien do wereld do telefoon en e Ennograhf to danken heeft, gelooft niet Ml\ bet genie. „Och, loop heen met je genie, pleegt hij to zeggen. „Bij een groot man is misschien tweoj percent, genie, al J6' andere is hard' werken," Op hem! is t zeker van toepassing, wamt hijwerkt pniiddold 17 uur pep dag, en hot Is wel acns voorgekomen, dat 'hij drie' óf vier §sn lang doorwerkte zonder aan slapen denken. „We hebben een nieuwe vereeniging op- gencht, je wordt daar zeker wel lid van?" r «Hat kan ik niet: ik richt zelf de V. T. A' F. op.»' „Wat is dat?" Do „Vereeniging tot afschaffing vannuf- telooze vereonigingen." Verzuchting op een zonnigen dag: „De eenige schaduwzijde van dezen weg is, dat er zoo weinig schaduw is." DE PESSIMIST, Moeder: „Jongen, waarom) kijk je niet blij, nu je al dat mooie speelgoed hebt ge kregen?" Kind: „Omdat ik aan de kiappen denk, die ik zal krijgen, als ik het kapot heb gemaakt." NEDERLANDSCRE WIJSHEID. Verwacht van 't volle hart geen woorden overvloed Het gulst met woorden is 't ledige gemoed. Beets. Daar gaan vaak jaren voorbij, die den mcnsch nader aan 'teindo brengen, maar waarin hij met eigenlijk! ouder wordt, en er zijn men, te vluchtig om] ook slechts een enkelen rimpel in het voorhoofd 1e plooien, maar die het hart doen vergrij zen, al trekken zij' geen draad van zilver door de nog welige lokken. Wallis. Och, dat men lieh roekeloos gesproken woord onhoorbaar kon maken, voordat bet kwetst en wonden slaat die nooit doj toe komst kan boelen. Virginie Loveling. Hei gezond versland lijdt nn en dan zon der hel te weten aan een hartkwaal, V. Loosjcs. Wat omvaar is, draagt in zichzelf de kern der vernietiging. Multatuli. Onheelbaar quaet wordt dickwijlsi noch verzacht. 'Vondel, VOOR DAMES. MODE. Er kornll weer een naiiging naar hel dra gen van Scholsche stoffen. Groen, blauw en bruin zijn de leidende kleuren en op die thema's worden cindeiloozo variaties gemaakt. De strepen bobben ook nog niet afgedaan. Vooral in zij' en fluweel worden die gewerkt. Gestreepte zij' of fluweel, hetzij in dezelfde of in verschillende kleur, zal met moiré, om den voorrang strijden voor de avondtoiletten. Moiré is werkelijk een nïooio stof, daar bet een eigenaardige bekoring verleent, aan sommige kleuren als vieux-rose, Watleau- groen en sommige zilvergrijsjex. Zacht laken zal meer dan ooit. gedragen worden, men vindt liet in allerlei soorten en nieuwe kleuren. Grijs zal in allerlei nuan ces een voorname plaats innemen met ka* nedbruiri Het aardige Oostcrschic blauw z;d ook veel gezien worden, vooral in flu weel. Terwijl alles cr op wijst, dat doze laatste stof nog lang in don smaak zal blij ven, zal "hot geperste finweel, dat ook weer even opd-uikl, maar een korte verschijning maken. Do herfstmortc zal over 't algemeen zeer kleurrijk zijn, men zal erin voortzet ten, wat men dezen zomer begonnen is. DE ZEGEN VAN LICIIAMELIJKEN ARBEID. Veel jonge meisjes, die anders wel lust zouden 'hebben verpleegster te worden, la ten zich daarvan terughouden door de ge dachte aan liet ruwe werk, dal haar als zoodanig waehl. Voor do meesten is dan ook het begin der verpleegstersloopbaanean teleurstelling, en dat is to begrijpen. Een jong meisje, dat van huis komt, waar ze zoo goed als geen dienslbodcwcrk gedaan heeft, komt in een groot huis, waar ze in de eerste plaats aan Mehaiwlijkcn arbeid gezet wordt. De ziekenzaal moot schoon gehouden worden, daar in-oet ze voorzor gen; ze weet niet goed hoe ze T moet aan pakken en hoort zich door de zieke wel eens toeroepen„dat moet 'u zoo doen, zuster*." Dat is weinig aanmoedigend. Daarbij is zulk werk vermoeiend voor iemand, die er niet aan gewend is, zoodat zij de eerste dagen meent, dat ze het niet zal kunnen volhouden. Men wil lieL echter mot dade lijk opgeven, maar houdt het nog ecnigc dagen vol. Uit die. paar dagen worden een paar weken en als de leerling na efenigen tijd voor de vraag gesteld wordt, of ze na den proeftijd zich aan de verpleging wil blijven wijden, denkt zij er meestal niet aan, haal" plan op te geven en is zij alleen bevreesd, dal men baar ni,et zal willen houden. Vanwaar die verandering? Thuis aan een zittend leven gewend, af- keeïig van ruwen arbeid, heeft zij' daar nu den zegen van ondervonden. Wie een paar weken met het lichaam gewerkt beeft, zoo geregeld als bet in oen ziekenhuis noo- dig is, merkt eerst wat slapen is en wat eetlust wil zeggen. Men voelt zich haast van dag tot dag sterker worden. Meende men de eerste dagen, dat tverk niet te kun nen volhouden, en bewonderde men toen de oudere zusters, die zoo gemakkelijk een zieke optilden en van TieL cene bed naar het andere droegen, na zes weken begrijpt men niet meer, dat dit alles eens zoo zwaar Hel. De zuster merkt na cenigen tijd, dat de goede gezondheid, waarin zij zich ver heugen mag, voor een groot deel te dan ken is aan den,bvh..r.:elijken arbeid,door haar verricht. Daar komt nog jets anders bij. Iletzie- kenverplegen moet iemand, die liart heeft voor haar zieken aangrijpen. Als een zus ter altijd door bij een ziekbed moest zit ten, dan zon zo treurig gestemd worden en was het beroep niet uit tc houden;daar om! vindt ze een afleiding in het ruwe werk en het is haar een lust de ramen te zee- men of den vloer te dweilen. Dat wat men eerst verafschuwde, woidt hu een behoefte, haast even noodzakelijk als eten en slapen. Het zou trouwens voor ons allen gezon der zijn, wanneer wij wat meer met het lichaam werkten. Wij allen hebban noo- dig, naast onzen geestelijken arbeid, ook lichamelijk weik te verrichten. GRILLEN VAN ZANGERESSEN. Sommige beroemde zangeressen zongen eenvoudig niet, als ze er geen lust toe voelden. Zoo vervulde Christine Nilsson in 1873 gastrollen in het Drury Lane-Tbeater in Londen, waar do schah van Perzië de voorstelling eens zon bijwonen. "tPiograni ma van den avond bevat te het derde bedrijf van do Favorite, het eerste l>cdrijf uit de TTaviale en het eerste lredrijf van Mignon. Nilsson zou in de beide laatste opera's in de titelrol optreden. De toenmalige prins van Wales, de tegenwoordige koning van Engeland, was verschenen, maar de Oos- tej-schc vorst bleef uil. De 'JTaviata, waarin Nilsson nïoL optrad, was al ten eind ge bracht en Mignon was begonnen toen de schab eindelijk kwnjin. "De Zweedschonach tegaal was zeer vertoornd over dal gebrek aan stiptheid en weigerde beslist verder te spelen in tegenwoordigheid van den schah. De prins van Wales deed liet voorstel de zangeres tenminste in haar klccding als Violetta voor te stellen aan d® schah, die haar uil de zien. De impressario begaf zich naar Nilsson, die reeds als Mignon ge kleed was, maar eerst volstrekt weigerde to verschijnen. Eerst na zijn herhaalde smeekbeden gelukte, bet hem haar toe stemming to verkrijgen. Hij begeleidde haar naar do koninklijke loge; zonder de offi- eieele voorstelling af te wachten, liep de Zweedscho recht op den Perzischen vorst toe, due in een hoek perziken zat tc eten, en zei in het Fransch„Eer uur lang was ik rijk en had ik een prachtig kostuum aan, ik was voor Uwe Majesteit zoo opgesierd, nu ben ik arm,, zonder schoenen aan do voelen," en bij die woorden hield ze haar rechtervoet onder den vorslelijken neus. Do schah koek verbaasd door zijn bril naar bet, sierlijke kleine voetje cn was zoo ver bluft door de eigenaardige verschijningen de no.g eigenaardiger toespraak, dat hij haar vriendelijk verzocht nicL boos te zijn en verder te zingen. Hij Iro't. den lord-mayor, die hem met andere grooten een feestmaal aanbood, tot middernacht wachten en ap plaudisseerde met veel vuur. Do groole zangeres Malibran was ook zeer zelfbewust en zeer eigenzinnig. In Na pels, waar ze eens optrad, was het altijd de gewoonte, dat vrouwelijke debutanten den koning verzochten haar spel met zijn te genwoordigheid te verecren; maai" dat was niet naai- den zin van Malibram, wel ging ze naar 't paleis van den koning, maar ze zei hem, dat hij haar een groot genoe gen zou doen door niet in het theater te komen. De vorst was heel verbaasd cn vroeg haar naar do reden van dien zonderlingen wensch. „Ik heb gehoord," antwoordde ze, „dat de clikette in Italië voorschrijft, 'dat men in tegenwoordigheid van Uwe Majesteit niet mag applaudisseeron, als n et niet "het toe ken toe geeft. Ik ben cr echter zoo aange wend reeds met applaus te worden ont vangen, dat ik geen noot zou kunnen zin gen, als dat uitbleef." De koning 'stelde haar gerust; hij zou wel naar het theater 'gaan, mtiar beloofde haar vast, zelf het leeken tot toejuiching te geven, en hij hield woord. EEN STEM UIT DE VORIGE EEUW. De tegenwoordige opvoeding der jonge meisjes laat do heerlijkste eigenschappen, die haar evengoed als ons mannen het meeste geluk aanbrengen, verloren gaan. Met al onze verwaandheid zijn de raad gevingen onzer vrouwen van den grootsten invloed op onze kleine aangelegenheden, waarvan ons geluk vóór alles afhangt. Wij willen de vrouw geen invloed toekennen. Maar zij herhaalt twintig jaar lang dezelfde dingen, en welke man heeft de standvas tigheid van een Romein, om altijd door weerstand te blijven bieden aan een steeds wederkeerentten invloed? De wereld is vol van echtgcnoolen, die zich laten leiden, maar uit zwakte van karakter, niet uitliet gevoel voor gerechtigheid en gelijkheid. Weik een heerlijken raadgever zou de man kp. zijn rouw kunnen hebben, als ze kon denken. De liefde brengt ons er toe, dat we gopd te paard zitten en ons netjes klecden. Bij een juiste levensopvatting er kent men te beter, hoe verstandiger men is, dal gerechtigheid de eenige weg tot het geluk is. Genie is een macht, maar nog meer een licht, om de groote kunst van het gelukkig zijn te vinden. Als ik wetten mocht maken, zou ik jonge meisjes zooveel mogelijk een zelfde opvoe ding laten geven als jongens. Ik geef toe, dat kleine meisjes) minder lichaamskracht hebben dan jongens. Als men daaruit ech ter een gevolgtrekking mocht maken over het versland, zouden Voltaire en D'Alem- bei't, de knapste menschen hunner eeuw, ook beroemde boksers hebben moeten zijn. Hel is een algemeen bekend feit, dat een tienjarig meisje veel slimmer is dan een jongen van dienzelfden leeftijd. Waarom is een meisje van twintig jaar dom, onbe holpen en bang voor een spin, terwijl de jongen op dien leeftijd een beschaafd mensöh is geworden'? Al is de tegenwoordige opvoeding van den knaap nieL volmaakt ze krijgen geen onderwijs in de belangrijkste weten schappen, logika en zedeleer toch zou het beter zijn, do meisjes op dezelfde ma nier te onderwijzen, dan ze alleen muziek, schilderen en borduren te loeren. Henry Beyle (1822). MODERNE SIERADEN. Sieraden, niet fabriekmatig, maar door hardenarbeid van kunstenaressen ontstaan, behooren sedert eenigen tijd tot do lief hebberijen van aanzienlijke dames. Anna Eva Czczesny, een in Tiflis geboren jonge dame, is één titer kunstcnaiessen. Zij legde den eersten grondslag tot haar kunstenaars- opleiding in do leekonschool van juffrouw v, Jung—Stilling in Riga cn zotte haar studiën tater in Munchcn en Berlijn voort, daarna in Parijs en in Kopenhagen. Op raad van baar lecraar legde juffrouw Czczesny zich voornamelijk toe op het ma ken van siciaden in koper en zilver en kwam weldra tot de overtuiging, dat daar in haar kracht lag. De tentoonstellingen in Wenden en Dorp at in 1903 cn do „Inter nationale tentoonstelling van bewerkte stcc- ncn cn metalen" to Petersburg verleenden baar dc zilveren medaille. Tengevolge van de woelingen in baar geboorteland heeft zij zich nu te Berlijn gevestigd, waar zij zich in de kunstschool nog verder zoekt te vol maken, door het vorvaaidigen van 'wapen schilden, en plaatjes in email- en klcurbc- werking. RECEPTEN. Fijne ragout m schelpen. Kalfszwezerik wordt met wat kalfshersens en gestoofde champignons gesneden. Dan laat men meel. in boter bruin worden, laat dit met bouillon, het noodigc zout en krui derij tot een dik sausje koken, laat liet gesneden vlecsch daarin warm worden, vult cr met boter bestreken schelpen mee, strooit er parmezaansehc kaas overheen en laat bet eenige minuten in den oven bakken. Vlecschbroodjcs. Overschotjes van vlcesr'* worden fijnge hakt en met harde eierdooiers en boter vermengd. Er wordt olie, azijn, peperen gehakte sardines bij'gcvocgd, daarna ver mengt men alles goed en legt het op ge roosterde stukjes brood. YOOR KINDEREN. PE BETOOVERDE PRINSES. Er was eens een goed koning, die vele soldaten had, waaronder één dc beste was. Deze kwam hem op zekeren dag zeggen, dat liij naar zijn dorp terug! wilde. De koning gaf hem! daarom een goed paard en vroeg "hcnii soms nog eens aan hem te denken. Met tranen in de oogen nam! de Soldaat afscheid van den koning en reisde cenhec- len dag door zonder ergens een spoor van oen buis te zien. Ook den tweeden en dorden dag reed hij door, en liet was overal om hem been even doodsch. Maar bet paard van den koning was uit stekend, want dat liep maar door zonder behoefte aan eten of drinken te hebben. Fédor zelf had ook geen honger of dorst, maar lrij had toch wel eens iets willen gebrui ken, Hij verbaasde zich over het paard, zoowel als over zichzelf. Toen hij ,daar zoo over nadacht, zag hij opeens een kas teel tegen den horizon afsteken. Hij zette zijn paard tot nog snellere vaart aan en stond weldra voor liet statige gebouw, dal onbewoond scheen. Fédor bracht zijn paard in den stal, waar een overvloed van hooi was, maar geen enkel dier, Ilij zelf ging het huis binnen. Ilij' zag een groole zaal met een gedekte tafel in het midden. Ilij ging eraan zitten en deed zich te goed. Toen hij daarna ging zoeken, of er ook een goede slaapkamer was, kwam hij een beer tegen, die hem 'toeknikte en sprak „Ik ben een betooverdo prinses. Ik hoop, dal gij mij zult bevrijden. Als ge hier drie nachten blijft waken, zal de betoovering van mij geweken zjjn. Dan word ik weer een prinses en zal u tot belooning tot man nemen." Dit vooruitzicht beviel Fédor en bij bleef den eersten nacht opzitten. Ilij bad geen slaap, maar hij voelde zich heel treurig en alleen. Dc tweede nacht was veel erger. Toen voelde hij zich zoo bedroefd, dat hiji hot niet kon uithouden. Hij stond op cn wil de het kasteel uitgaan, maar hij vond ner gens een opening. Hij klopte, schreeuwde, smeekte. Vergeefs I Maar de morgen maakte hem weer moe dig en hij 'dacht: „Zou ik nu niet volhouden, nu ik zoo dicht bij bet dool. ben? Nog één nachtwa ken en ik zal de eigenaar zijn van dit prachtig kasteel." En zoo kwam! hij ook den derden nacht door. Den morgen daarna stond een won derschoon© vrouw voor hem, die tot hern zei: „Gij zijt mijn bevrijder, en nu zal ik vol gens mijn belofte uw echtgenoot worden." Dit alles had echter in Fédor den wensch om! zijn dorp terug te zien niet kunnen vernietigen. Hij deelde dien dan ook aan zijn vrouw mee, en ze spraken af, dat hij voor drie maanden naar zijn dorp terug zou gaan. „Maar dit kasteel is gewoonlijk onzichtbaar voor de menschen," sprak de prinses. „Daar om zal ik je iets geven, zoodal je den weg er heen terug kunt vinden. Hier is een zak met zaad, strooi dat uit en er zullen hoo rnen ontstaan, waardoor je den weg zult kennen." Fédor deed zooals hem! gezegd werden langs zijn weg verrezen de prachtigste hoo rnen. Nadat hij eenige dagen gereisd had, zag bij een zonderlinge karavaan. De menschen hadden een grooten ketel vol soep op den grond slaan, die stond te koken, hoewel er geen vuur onder was. Fédor vroeg of hij die soep eens mocht proeven, en toen hij er oen lepel van gegeten had, viel hij in een diepen slaap, waaruit hij pas na zes maanden kon ontwaken. De prinses keek ioderen morgen naar dc laan, en zag eens, dat do bladeren geel waren geworden. „Er is een ongeluk gebeurd," dacht Ze, en ze besloot liaar man te gaan zoeken. Na eenige dagen kwam) ze op de plaats waar Fédor lag te slapen. Ze trachtte hem, wakker lo maken, maar het gehikte haar niet. Zo keerde naar hel kasteel terug, en wilde haar man terug laten halen, maai de toovenaars hadden in dieti lijd de hoo rnen weggehaald, zoodat Fédor niet meer gevonden kon worden. Toen hij wakker werd, lag hij am het strand. In het midden lag een hoogeberg, waar bovenop drie aardmannetjes1 aan het vechten waren, Fédor vroeg naar de reden van de twist. „Vader heeft ons drie dingen nagelaten: een vliegend lapijl, waarmee men de heele wereld kan doorreizen, Taai-zen waarmee men overal kan binnendringen, cn hen ma- tol, die onzichtbaar maakt," riepen zoalle drie tegelijk. „En nu wil ieder van ons die hebben. Weet u er ook iets op, onfuit te maken wie do eigenaar zal zijn." „"Wie het eerst bij do zcc is gekomen, zal alles hebben," verklaarde Fédor piet een wijs gezicht. Daarop rentten do 'drie aardmannetjes den berg af, maar ze kregen daardoor zoolt vaart, dat ze pardoes dc zee inliepen en daar verdronken. „Nu is de erfenis voor mij," dacht Fédor. Ilij deed de laarzen aan, wikkelde zich in den mantel cn ging op het tapijt zitten. Daar vloog hij door de lucht! Ilij l>cvond zich weldra voor den ingang van een hol. Op den drempel stond ecu oude vrouw, die wel honderd jaar moosL zijn. „Waar is mijn prinses?" woog Fédor heel trotsch op de schatten, die hij bezat cn op zijn nieuwe waardigheid. De oude keek rechts cn links, maar ant woordde niet. „Waar ben ik?" vroeg Fédor daarna. „Ik zie niets," zei do. vrouw verwonderd, „Wie vraagt mij toch iets?" Toen dacht Fédor aan zijn mantel, die hem onzichtbaar maakte. Ilij sloeg de kap op, zoodat de oude vrouw niets zag dan oen hoofd. Zij spalkte de oogen wijd open; maar vond beL blijkbaar voldoende, want ze zotte hot gesprek voort: „Ik ken dat gezicht niet." „Ik hen Fédor cn ik zoek mijn kasteel mot de mooie laan!" „Ik kan jc niet helpen, Fédor!" ant woordde de oude. „Ik hen Baba-Jaga, do bewaakster van de Vicr-Windcn, cn ik ben hier Hooit vandaan geweest. Maar ik zal de Winden roepen. Zij "komen overal. Je kunt ze ondervragen!" Op verzoek van Baba-Yaga kwamen drie winden te voorschijn Fédor deed hun al lerlei vragen, die ze niet konden beant woorden. „AVe moeten maar hopen, dat 1de 'Zui denwind je beter zal kunnen helpen," zei de oude. Fédor bleef een weck lang bij de grot. Eindeljjk kwam de Zuidenwind terug. „Weet u, waar mijn kasteel is, waar de mooiste prinses zeker om mij treurt? Men komt er door de prachtigste laan der we reld." „Aan het eind waarvan een man in slaap viell" spotte de Zuidenwind. „GenoegI genoegt" viel Fédor hem! in de rede. „Ik zie, dat u weet, wat ik be doel. Wil u mij erheen geleiden?" Zoo kwamen beiden bij het kasteel aan. Zij vonden het vol heeren, die allen de prin ses wenschien te trouwen. „Alleen wie mij den gouden sleutel brengt, die mijn man bij rijn vertrek meenam, zal mijn echtgenoot worden," sprak de prinses. „Hier is die gouden sleutel," riep een vroolijke, maar toch dreigende slem. Toen vertoonde zich een hoofd en twee armen, aan hel eind waarvan een ontbloot zwaard cn een gouden sleutel werden ge zien. Door dit wonder verschrikt, vluchtten de lastige heeren. Na hun vertrek deed Fédor zijn man tel af en vertelde zijn vrouw zijn avon tuurlijke reis. Zij nam den gouden sleutel en sprak: „Dien hond ik voortaan bij mij cn gij zult mij ookniet meer verlaten." Meteen nam ze den mantel, het tapijten de laarzen en verborg die op een plaats die aan haar alleen bekend was. c 'I l"1'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 11