VOOR DAMES.
Y00R KINDEREN.
Gedrukt ter Drukkerij v. d. Schiedamsche Gouranl
da, die zieh ten Noorden van Gibraltar
uitstrekt, is eon tier meest woeste berg
landschappen van Spanje. Donkere dalen
en» afgronden bevinden zich onder steile
rotsen, daar tusscheu stroomen onstuimige
beien, die soms, ais do regen ze doet aan
zwellen, eeuwenoude pijnbounien ontwor
telen en steenlawines veroorzaken. Zelfs
een zoo aanzienlijke plaats als Ganein, waar
zooveel bewoners van Gibraltar den zo
mer doorbrengen, kan slechts langs steile
paden op muilezels bereikt word en, en an
dere dorpen m liet gebergte zijn met slecht
weer geheel van de buitenwereld afgcslo
ten. In het gebergte wonen slechts kolen
branders, houthakkers, herders en hier en
daar kluizenaars, die men verdenkt hel
pers dor smokkelaars en bandieten te zijn.
Men heeft uitgerekend, dat over Gibraltar
en de Sierra jaarlijks drie millioen K. G.
tabak binnengesmokkeld wordt. Daar het
invoerrecht op tabak heel hoog is, maken
de smokkelaars daardoor eon aardig winstje,
Men begrijpt dat onder die omstandighe
den bandieten en smokkelaars de eigen
lijke meesters van den weg zijn. Bijnaiede
ren avond vormen zich karavanen, die zijde
en tabak uit Gibraltar over het gebergte
zoeken te smokkelen. Als het hun gehikt
ongemerkt door de grenswachters de-Sier
ra te bereiken, zijn ze vrij voor verdere
vervolging. In de borgen bevinden z.ich
rijke stapelplaatsen, die hun alleen bekend
zijn, en daar blijven de waren, tot er zich
een geschikte gelegenheid voordoet om ze
naar de Andalusisehe hoofdsteden, Sevil-
la, Granada of Cordova te verzenden.
SPONSEN.
De spons heeft langen tijd weerstand ge
boden aan de natuurwetenschap. De dier
kundigen schoven haar toe aan de plant
kundigen: neem het ding maar. wij we
ten niet wat er mee aan te vangen. Deze
'wisten er echter ook al geen raad moe.
Zoo werd de spons voortdurend tusschen
de dieren- en pantemvereld heen en veel
bewogen. Dit is wel te begrijpen, want de
sponsen hebben al lieel weinig dierlijke
eigenschappen aan te wijzen. Ze staan onbe
weeglijk op den grond, en niets verraadt
ons, dat er leven in ze schuilt. Eerst de
onderzoekingen van Oskar Schmidt, Kölli-
ker en Haeckel gaven de spons de plaats,
die haar toekwam.
Geen soort is beter in staat, ons een
juisten blik in het leven der sponsen te
doen slaan, dan de kalksponsen. Ze ge
ven meestal den eenvoudigsten vorm van
sponsen te zien, zooals bijv. de Olynthns,
dieslechts bestaat uit een zakvormig
lichaam met maagruimte en mondopening.
Snijdt men zulk een dier door, en bekijkt
men de stukken ervan door een mikros-
koop, dan verkrijgt men een verrassend en
aanblik. Een gewemel om talrijke kleine
blaasjes, bekleedmet fijne haartjes, ver
toont zich aan ons oog. Wat we daar zien,
zijn larven, die na hun geboorte in jeug
digen vrijheidsdrang de ruime blauwe zee
doortrekken. Zulk een larf bestaat uit twee
zeeT verschillende cellagen, waarvan de
voorste voorzien is van talrijke draadjes,
die de beweging veroorzaken. Na gemimen
tijd houdt het nomadenleven der larf op;
ze hecht zich aan een geschikt voorwerp
en groeit uit tot een hollen cylinder mei
dunne wanden, die van boven een ope
ning heeft en een van talrijke poriën voor
zien kiemblad. De larf is spons geworden-
door de poriën, die gesloten kunnen wor
den, heeft een voortdurende watei-oniloop
plaats, tot stand gebracht door vele steeds
in beweging zijnde haartjes binnen in de
spons. Door die strooming wordt het dier
steeds van voedsel voorzien, dat door de
wanden van de maagruimte wordt opge
nomen. Niet alle kalksponsen zijn zulke
alleen levende wezens, ze groeien ook wel
met elkaar tot sierlijke vormen.
De sponsen worden dikwijls door andere
dieren tot woning gebruikt. Haar uitge
strekt buizenstelsel herbergt een bonte me
nigte wormen, zeesterren, kreeften en
poliepen. Dit geeft de spons het voordeel,
dat ze verplaatst wordt en daardoor ge
makkelijker in staat is voedsel te verkrijgen.
DE DOODSVALLEI EN ZIJN
BLOEMEN.
In het oostelijk deel van California is
een uitgestrektheid heet zand, bekend on
der den naam van Doodsvallei. Daar lig
gen de beenderen van ondernemende blan
ken, die in vroeger tijd getracht hebben
er over te trekken. De dauwbloem van
die Doodsvallei is een der zonderlingste
voortbrengselen der natuur. Als de zon
's avonds ondergaat, zou men donkern dat
geen bloem in die streek kon leven. Maar
voor den morgen vallen de dampen, die
door den wind van de bergen worden aan
gevoerd op de vlakte. Een paar uur voor
het opkomen van de zon, ontstaat op het
vochtige zand, de 'dauwbloem en als het
licht in het oosten begint te schijnen, ver
sieren myriaden kleine rose bloemen het
zand. Komen de eerste stralen der zon
het veld beschijnen, dan verblecken de
kleuren door die ,groote hitte, de dauw-
bloemen verwelken en verdwijnen, neerge
veld als het koren door do hand van den
maaier. Enkele moedige, door het geluk
Ixfgunstigde mannen, die de doodsvallei
doorkruist hebben, zagen dit merkwaardig
schouwspel, en vertelden, hoe men in vier
en twintig uur alles kon meemaken, het
opgaan van de zon en de vreeselijke ver
schrikking van de hitte gedurende den dag.
DE OLYMPISCHE SPELEN.
Nu de Olympische spelen dozen zomer
weer eens nagevolgd zijn, is liet niet on
belangrijk den oorsprong ervan 11a te gaan.
Ze worden ter cere van Jupiter Olympus
in de stad Olympia op do eerste maand
om de vijf jaar gevierd en duurden vijf
dagen. Van alle doelen van Griekenland
stroomden de inensehen er heen en ook
uit den vreemde kwamen de toesehonwovs
Dij menigte. Niemand mocht aan de wed
strijden deelnemen, die er zich niet tien
maanden tang door voortdurende oefenin
gen toe had voorbereid. De strijders moes
ten plechtig zweren, dat ze geen onwet
tige middelen zouden gebruiken om den
prijs te winnen. De overwinnaar kreeg een
olijfkrans; van hoe weinig waarde die prijs
ook was, men beschouwde het als de hoog
ste eer. dien te verdienen en streefde daar
naar met alle kracht. De overwinnaar werd
met luide vreugdekreten begroot e.n zijn
terugkeer naar huis was als die van een,
die in den oorlog de overwinning had be
haald. De Grieken deelden hun lijd innaai
den Lijd. die verliep tusscheu <le Olympi
sche spelen en noemden dat tijdvak een
Olympiade.
GENEESMIDDELEN BIJ BOOM EN.
„Llllustration" gaf onlangs een versalg
van de verschil lende proefnemingen, die
gedaan waren met liet ingieten van vloei
stoffen in hot sap van hoornen, die aan
ziekte of uitputting leden. Bij vrucht hoornen
werd opgemerkt, dat de wortels, die meer
uitgeput waren dan de bovenste deelen,
niet genoeg voedsel uit den grond kon
den halen. L)o hoornen schenen een ge-
gmioesmiddel noodig te hebben, en men
dacht aan ijzersulfaat. Tiet inbrengen van
deze stof in achteruitgaande 'hoornen her
gaf hun de kracht.
Om de wetten na te gaan. die het door
dringen der vloeistof in de cellen van den
boom beheerschten, spoot een Russisch ge
leerde gekleurde stoffen in 011 volgde hun
gang. Hij zag dat ze niet in het oude hout
doordrongen, maar in do jongere deelen
bleven, en zich evenzeer naar den top als
naar den wortel van den boom verspreid
den. Hij besluit, dat de beste manier 0111
den boom drankjes in t.c geven, is zedoor
een enkele opening in den wortel te spui
ten. Men kan op die manier niet alleen
voedende bestanddeelen aan de plant toe
voegen, maar ook meerdere ziekten bestrij
den. Bij zieke vruchtboomen probeerde
men inspuitingen met zwakke oplossingen
van creosoot en salysiel-zuuT. Met het laat
ste verkreeg men den besten uitslag.
KAVIAAR.
In de zestiende eeuw betaalde men fa
belachtige sommen voor de eerste kaviaar,
die op de markt gebracht werd. Daar men
ze teen nog niet goed kon houden, was
het verbazend moeilijk ze te vervoeren. Al
leen de rijksten konden zich de weelde
van kaviaar veroorloven.
Sedert tweehonderd jaar ongeveer speelt
Astrakan de voornaamste rol voor de ka-
viaarbereiding. Meer dan 400.000 steuren
worden daar jaarlijks voor de bereiding
van kaviaar gebruikt. De kuit van den
steur wordt, als ze uit het lichaam van
den visch gehaald is, op een zeef gelegd,
waardoor de eitjes heen vallen, terwijl de
vezeltjes en vetdeelen achterblijven. De
eitjes worden dan met zout bestrooid. Iloe
grooter van korrel, hoe losser en frisscher
de kaviaar is, des te hoogeir wordt ze ge
schat.
Jammer, dat de beste soorten het minst
lang goed blijven. De duurste de vloei
bare kaviaar kan alleen met vorst ver
kregen worden.
EEN NAAM.
Mark Twain vertelt in zijn levensbe
schrijving
„liet i.s ecu wereld vol verrassingen. Ze
komen tot ons, wanneer we ze het minst
verwachten. Toen ik een persoon in een
mijner hoeken wou beschrijven, stelde War
ner, die mij aan het hoek hielp, voor.-hem
Eschol Sellers te noemen. Hij had eens in
een afgc'legen streek een man ontmoet,
die zoo heette en vond het een vreemden
naam, die nooit voorkwam. Ik vond het
go I, maar was bang, dat de man erach
ter zou komen en er zich tegen zou ver
zetten. Warner zen dat de man zeker al
dood was, iemand met zoo'n naam kon
niet oud worden. We gaven dien dus aan
onzen held. Warners kennis was een een
voudige hoer. Toen het boek een week
uit was, kwam een heer met beschaafde
manieren en keurig gekleed bij 011shij
heette Eschol Sellers! Lij had nooit van
den ander gehoord, liet programma van
dezen aristocraat was bepaald en zakelijk.
De uitgevers moesten het werk vernietigen
of hem tien duizend dollars uitbetalen.Hij
kreeg de belofte der uitgevers en wij ver
anderden den naam in Mulberry Sellers.
Er is blijkbaar niets dat niet gebeuren kan.
Zelfs het bestaan- van twee menschen, die
in geen betrekking tot elkaar slaan en den
onmogelijkcn naam van Eschol Sellers dra
gen, is mogelijk."
Zenuwachtige oude dame (voor den ze
ventigsten keer): „Kapitein, zeg mij toch
alsjeblieft, of er kans is, dat ik verdrink."
Tot wanhoop gebrachte kapitein: „Ik
vrees van niet, mevrouw."
EEN MAN VAN ZIJN WOORD-,
Zij: „Wanneer krijg ik nu geld vooreen
nieuwe japon?"
Hij: „De volgende week."
Zij: „Dat heb je verleden week ook al
gezegd."
Hij: „Ja, en dat zal ik blijven zoggen.
Ik hond er niet van den 0011011 keer dit
to zeggen en den volgenden keer iets an
ders. Ik ben een man van mijn woord!"
„Vroeger was je zoo'n hartstochtelijk
fietser. Doe je er mi niets meer aan?"
„Noen, de fiets hangt 111e de keel uil,
maar Ik hob 1111 een automobiel in liet
hoofd."
UIT EEN BRIEF VAN EEN STUDENT.
E11 beste vader, dan wil 11 mij ze
ker het maandgeld wel eenige dagen vroe
gor zenden, want ik woon nu wat ver
der van liet postkantoor."
Een winkelier plakte een briefje opzijn
deur, waarop stond, dat hij een jongen
noodig had.
Vijf minuien later kwam een tienjarige
jongen zijn winkel binnen met tiet papier
in de hand.
„Ik heb dit maar weggenomen," zei hij,
,,ik ben de jongen."
NËDERLANDSCI1E WIJSHEID,
't Is naarstigheid die vroege kennis gaart.
Ervaring is 't, die spade wijsheid baart.
Staring.
Aan 't goede, aan 't schoone, aan '1 heiige
zich te wijden.
Der baatzucht vreemd die wedloopt 'n 't
gewoel
Van boog en laag, liet levenslange
strijden.
Getroost, voor de idealen elke smart,
Den wreedsten hoon, verguizing zelfs te
lijden,
Vermag alleen 't ontvanklijk, loeder hart!
Potgieter.
De zelfzuchtige heeft zich zeiven lief, ge
lijk hij is en in zich zeiven vaak zijn ge
breken hot. meest.
Groenoweogen.
Rijkdom 0.11 armoe zijn van zelf goed
noch boos,
't Hindert al de onwijzen, 't. helpt al de
vroeden loos.
Zooveel is aan 't gebruik of 't misbruik
gelegen.
Coornheirt.
De ware liefde is taai
En overduurt den dood.
Vondel.
Het wel beginnen is bij velen, maar 't
volharden is bij weinig menschen.
Coornhert.
HANDWERKEN.
De vereeniging van schilderkunst en bor
duurwerk valt op 't oogenblik zeer inden
smaak. Verschillende stoffen eigenen zicli
hiertoe, vanaf fijn Engelscli linnen, glan
zende zij tot de grovere linnensoorten. Om
het werk goed te kunnen volvoeren, moet
de te 'beschilderen stof strak in een raam
zijn gespannen. Dan teekent men er bet
ontwerp met houtskool op en schildert de
grootere deoleri met waterverf om ze rnet
de naald af te maken. Eenige weinige
steken met zijde, wol of chenille zijn soms
voldoende 0111 enkele plaatsen beter te doen
uitkomen. De hoofdzaak is dat men een
oog heeft voor licht- en klourenwêrking.
De natuur is en blijft daarvoor de beste
leermeesteres. Bloemen met groote bladen,
zoo-als bijv. de panaver, zijn bizondcr ge
schikt voor deze bewerking, Daar echter
niet ieder het talent bezit schilderkunst
en borduren te verbinden, om de eenvou
dige reden, dat ze niet hebben loeren schil
deren, is applicaüewerk daarvoor een goe
de plaatsvervanger.
De stoffen, die men hiervoor gebruikt,
kunnen van verschillenden aard zijn. Men
is veel minder afhankelijk van het mate
riaal dan bij ander borduurwerk, wnnt
leer laat zich met zijde, laken met flu
weel, zij met wol verhindert en er wordt
veel overgelaten aan de fantasie. De eeni
ge moeilijkheid veroorzaakt de keus der
kleuren. Door do samenstelling der meest
verschillende schakeoringen drukt ieder
zijn persoonlijkheid uit. Het opspannen der
stof biedt ook wel conige moeilijkheid 'aan,
want er mag niet liet kleinste plooitje in
blijven. Dan is het opnaaien dei' uitgeknip
te ornamenten echter gemakkelijk en pret
tig.
EEN NIEUW THEATER.
Réjane wil een ueater - oprichten, ge
schikt voor jonge meisjes. Zooals de groo
te kunstenares verklaart, geschiedt er in
do Parijsche theaters nog veel te weinig
voor de vrouwelijke jeugd; de jonge meis
jes zijn uit i et Parijsche theaterleven zoo
goed als buitengesloten en als ze voor
haar geschikte stukken willen, zien, aange
wezen op enkele minderwaardige schouw
burgen. Dit euvel wil Réjane verhelpen.
Ze wi! heele reeksen voorstellingen voor
jonge meisjes geven, waarbij ze vooral
stukken van Engelsche schrijvers wil la
ten opvoeren. Langzamerhand hoopt ze
ook Franseho tooneelsehrijvers voor haar
plan te winnen.
MEVROUW TOLSTOI.
lie vrouw van Leo Tolstoi is ernslig
ziek. Reeds den lOilen September, toen
Tolstoi in den kring zijner luiisgenooten
met enkele gasten zijn negen en zeventig-
sten verjaardag vierde, viel er een scha
duw op den dag, daar hol waarschijnlijk
was, dat dy gravin een operatie zou moe
ten ondergaan. Op den verjaardag 'kwam
een professor uit Moskou met zijn assis
tent op Jasznaja Poljana, maar de ope
ratie had niet plaats. Nu is er echter toe
besloten.
Tolstoi's vrouw, die Gl jaar ouil is, kan
niet uit liet leven en streven van den
groolen prediker weggedacht worden. In
den laatsten tijd was de gravin bezig aan-
Icekoningon te maken over Tolstoi's la
ven, diie eerst na. den dood van beide
echtelieden uitgegeven mochten worden
en enkel voor goede bekenden bestemd
waren. Mevrouw TolsLoi is zeer huiselijk.
Ze ontvangt bezoeken, neemt aan tafel de
eereplaats in Tolstoi zit niet mee aan
en leeft als de vrouw van een Russtixeh
landeigenaar, liaan weldadigheid en zorg
voor de dorpsbewoners zijn bekend.
VROUWELIJKE STUDENTEN UIT Z.-A.
Drie Afrikaansche jonge .dames zijn naar
Holland gekomen 0111 er te studeerenmej.
.1. B. GoddefToy, in de geneeskunde; mej.
L. van Niokerk, in de letteren en mej.
L. Fölscber, in de onderwijskunde.
Zij zijn de eerste vrouwelijke studenten
uit Z.-A. in Holland,
(„Neerlundiia".)
RECEPTEN.
Gebraden IeVer.
Alen snijdt een kalfslever in vingerdikke
schijven, bestrooit die met zout en peper
en wentelt ze in meel. In een braadpan
maakt men goed wat boter warm en bruin
en braadt daarin do leverscbijven, waarna
men ze in een verwarmden schotel legt.
In de bote.r roert men een lepel meel, doet
er koud water bij cn iaat het dan eenige
minuten koken. Daarna laat men de saus
door een zeef gaan, voegt er een stukje
bote.r bij en voegt de saus, die- zeer ge
bonden moet zijn, bij de lever.
Kweeëngelei.
14 kweeën en 1 K.G. suiker. De met
een d-oek schoon gewreven kweeën wor
den in vieren gesneden, met water be
dekt en zacht gekookt. Dam giet men bet
sap door een doek en verkrijgt daarvan
ongeveer P/g L. De suiker wordt ge
klaard, het sap er bij gevoegd en ongeveer
een kwartier gekookt, liet schuim wordt
ex afgenomen.
HET KRALEN RINGETJE.
lederen dag zagen de kinderen, die in
het park speelden, een heer o-p hetzelfde
bankje zitten. Zo noemden hem den een
zamen heer. Eens viel oen bal vo-ov zijn
voelen, lnj gaf dien mei een ernstig ge
zicht aan den kleinen eigenaai terug. Den
volgenden dag viel de bal weer voor hem
neer. Hij herkende, het kind en zei het
gooden dag. Daarna kwam de jongen' ge
regeld iederen dag zijn „vriend", zooals
hij, hom noemde, een hand geven en ze
maakten ook wel eens een praatje met
elkaar.
Op zekeren dag trok Jan, zoo heette de
kleine jongen onder het spelen den hand
schoen van .ijn vriend uit; hij begon te
lachen, toen hij zag, dat deze een kra
len ring aan zijn vinger droeg.
„Wat een leelijke ring!" riep hij; en do
kralen van allerlei kleur waren dan ook
wonderlijk door elkaar geschikt. Jan nam
den ring af; zijn groote vrienA keek daar
bij heel angstig en sprak: „Jan geef me
dien ring terug!"
De jongen hield den ring in de hoogte
en zei lachend: „ik houd hem," trok aan
den ring, zoodat de draad, die zeker al
gesleten was, brak en de kralen in hel
zand vielen.
Toen zag Jan, dat twee groote tranen
over de wangen van zijn vriend rolden
en hij "had spijt van wat hij gedaan had;
hij kreeg ook lust om tc schreien.
„Meneer," sprak hij, „ik wist niet, dat
u zoo op dien ring gesteld was. Ik heb hem
niet expres gebroken. Maar ik zal u ecu
anderen, veel rnooieren ring geven."
„Neen, Jan, i,k wil geen anderen," viel
meneer Méraude hom in de rede, .„help
mij liever de kralen z.oekcn."
En liiij lag op zijn knieën om de kleine
dingetjes op te rapen.
Ze zochten lang, maar eindelijk waren
alle kraaltjes teruggevonden. Toen veegde
meneer Méraude zich liet voorhoofd af en
sprak
„Ik zal je iets vertellen, dan zul je be
grijpen, waarom ik zoo aan dien ring
gehecht ben. Ik had een klein meisje,
Jeanne heette ze. Ze was vier en een half
jaar. Een half jaar geleden kwam ze op
mijn verjaardag op mijn schoot zitten en
zei,: „Vadertje, ik wil met 11 trouwen, want
u is de mooiste en liefste man; ik heb
oen ring voor u gemaakt, dien u altijd
moet dragen, dan moet u cr ook een voor
mij maken," cn ze stak mij dezen aan den
vinger. Volgens haar wensch, maakte ik
een ringetje voor haar van roode en witte
kralen. Den volgenden dag was zij ver
dwenen. zonder dat wij konden begrijpt
hoe. Ik heb alles geprobeerd 0111 haar te.
rug te vinden, maar tevergeefs! Ik kou
alles willen geven, 0111 haar weer hij mij
le hebben. Begrijp je 1111, waarom ik aan
dien ring geheeld hen?" En toen Jan sidirpj,
,de„Huil nu maar met moer. Ik heb
de kralen terug en zal ze weer aanrijgen,
zooals ze gezeten hebban,"
Jan was heel ernstig geworden en sipvak:
„Ik zal 11 helpen om uw 'dochtertje terug
te vinden. Grootmama zegt, dat niemand
zoo goed baar vingerhoed of haar bril
kan vinden als ik. En een meisje is toch
veel grooter. i'apa zal me wel willen
helpen."
De arme meneer schudde zuchtend liet
hoofd.
„!k dank je wel, vent, maar als een
vader haar niet heeft kunnen vinden, wie
zal het dan wel kunnen?"
En hij ging langzaam, met gebogen hoofd
naar huis.
Er volgden regendagen, zoodat Jan een
week huig niet in het park kwam; ein
delijk verscheen hij er weer en toen hij
meneer Méraude zag, snelde hij mar hem
toe
„Meneer, i.k heb uw dochtertje gezien!"
Zijn vriend werd bleek:
„Jan, wat zeg je? Maak geeir gekheid,
liet zou te wreed zijn."
Maar bel kind hernam:
„Neen, het is waar, luister: gister hen
ik met papa naar h,et paardenspel ge
weest. Daar was een klein negerkind met
een ringetje van roode en witte kralen.
We hadden liet u dadelijk willen zeggen,
maar we wisten niet, waar 11 woonde,"
Jan sprak in groote opgewondenheid
maar al door. Meneer Méraude durfde haast
niet hopenhet kind zou zich wel ver
gissen. Hij bad zelf al zoo dikwijls ge
ineend haar op'hot spoor te zijn. Maar
dan dacht hij weer: Door welke geheime
kracht was hij telkens weer naar liet park
getrokken Zou de Voorzienigheid den
kleinen Jan tot het werktuig gemaakt heb
ben 0111 hem zijn dochtertje terug tc ge
ven
Jan had gelijk. Jeanne Méraude speelde
wel, als een negerknaap verkleed, ineen
kermistent.
Wat was er gebeurd?
De heer Méraude, die advokaat was,
had moeten pleiten voor een dief, dien
hij niet vrij had kunnen krijgen. Deze
wilde zich. op hem wreken, wist zijn doch
tertje in een onbewaakt oogenblik mee
te nemen en gaf haar, alsof het zijn eigen
kind was, aan een reizenden kennistroep.
Men liet haar als negerjongen op
treden en liet haar het kralen ringetje
aa ouden, omdat negers dergelijke siera
den wel dragen; het kind trad altijd pas te
gen het eind van de voorstelling op.
De heer Méraude ging 's avonds" naar
liet spel. Wat eeii pijniging was het voor
den man den heelen avond te zitten bij
een vertooning, waarvan hij niets zag of
hoorde, toen hij eindelijk een kleinen ne
ger zag opkomen, in het geel en rood ge
kleed, met koperen ringen 0111 de beenen,
die zijn zwart handje uitstak, waaraan de
roode en witte kralen blonken.
„Jeanne," sprak de vader met gesmoor
de stem. Maar het kind had hem gehoord,
zij keek op; in twee sprongen was ze in
de armen van haar vader, die baar met
liefkoozingen overlaadde.
Het publiek, dat niet wist, wat het er
van denken moest, vroeg zich af, of dit
zoo goed 'gespeelde tooneel ook tol het
programma behoorde; hel kind zag niets
dan haar vader. Maar de menschen von
den dat het wel wat heel lang duurde;
de eigenaar van het spel, die niet be
greep wat er gebeurde, kwam te voor
schijn en zag tot zijn verbazing zijn klei
nen neger in de armen van een heer. Al
les werd uitgelegd. De onschuld van don
eigenaar bleek duidelijk: men bad mis
bruik gemaakt van zijn vertrouwen. Me
neer Méraude nam op de vriendscliappc-
lijksie wijze afscheid van hem. Alen bad
Jeanne goed behandeld.
Twee dagen later kwam een klein meis
je in het rose, met korte bruine krulletjes
en schitterende oogen, met een lieer, op
w'ien ze spirekend leek, in oen liuis te Pa
rijs. Ze gingen naar do tweede verdieping;
een knecht bracht hen in een mooie groote
kam®, Het meisje keek nieuwsgierig over
al rond an vroeg, toen ze voor 0011 por-
ttreil bleet' staan
„Is hij dat, papa?"'
„Ja, Jeanne, dat is Jan." 1
Toen de deur openging en er een blond
ventje Binnenkwam, riep zo:
„Dag, Jan."
De jongen bleef eerst verwonderd staan,
maar toen begreep hij allee en antwoordde:
„Dag, Jeanne."
De kennis was gemaakt en Jan ging
voort:
„Je bent dus geen neger meer? Was bet
maar een grap?"
„Een heel droevige, grap," zei meneer
Méraude.
Jeanne keek naar de handen van haar
nieuwen vriend.
„Je heb't geen ring," mqrkte ze op.,Jk
zal cr een voor je makc^n, maar dan moet
je hem ook altijd dragen." En zich tot
haar vader keerenden „Die brengt, geluk
aan, is 't niet, papa?"
„Ja zeker," antwoordde deza, „ik heb*
er mijn schat door teruggevonden,"