VOOR DAMES. Y00R KINDEREN. Gedrukt ter Drukkerij v. d. Schiedamsche Gouranl da, die zieh ten Noorden van Gibraltar uitstrekt, is eon tier meest woeste berg landschappen van Spanje. Donkere dalen en» afgronden bevinden zich onder steile rotsen, daar tusscheu stroomen onstuimige beien, die soms, ais do regen ze doet aan zwellen, eeuwenoude pijnbounien ontwor telen en steenlawines veroorzaken. Zelfs een zoo aanzienlijke plaats als Ganein, waar zooveel bewoners van Gibraltar den zo mer doorbrengen, kan slechts langs steile paden op muilezels bereikt word en, en an dere dorpen m liet gebergte zijn met slecht weer geheel van de buitenwereld afgcslo ten. In het gebergte wonen slechts kolen branders, houthakkers, herders en hier en daar kluizenaars, die men verdenkt hel pers dor smokkelaars en bandieten te zijn. Men heeft uitgerekend, dat over Gibraltar en de Sierra jaarlijks drie millioen K. G. tabak binnengesmokkeld wordt. Daar het invoerrecht op tabak heel hoog is, maken de smokkelaars daardoor eon aardig winstje, Men begrijpt dat onder die omstandighe den bandieten en smokkelaars de eigen lijke meesters van den weg zijn. Bijnaiede ren avond vormen zich karavanen, die zijde en tabak uit Gibraltar over het gebergte zoeken te smokkelen. Als het hun gehikt ongemerkt door de grenswachters de-Sier ra te bereiken, zijn ze vrij voor verdere vervolging. In de borgen bevinden z.ich rijke stapelplaatsen, die hun alleen bekend zijn, en daar blijven de waren, tot er zich een geschikte gelegenheid voordoet om ze naar de Andalusisehe hoofdsteden, Sevil- la, Granada of Cordova te verzenden. SPONSEN. De spons heeft langen tijd weerstand ge boden aan de natuurwetenschap. De dier kundigen schoven haar toe aan de plant kundigen: neem het ding maar. wij we ten niet wat er mee aan te vangen. Deze 'wisten er echter ook al geen raad moe. Zoo werd de spons voortdurend tusschen de dieren- en pantemvereld heen en veel bewogen. Dit is wel te begrijpen, want de sponsen hebben al lieel weinig dierlijke eigenschappen aan te wijzen. Ze staan onbe weeglijk op den grond, en niets verraadt ons, dat er leven in ze schuilt. Eerst de onderzoekingen van Oskar Schmidt, Kölli- ker en Haeckel gaven de spons de plaats, die haar toekwam. Geen soort is beter in staat, ons een juisten blik in het leven der sponsen te doen slaan, dan de kalksponsen. Ze ge ven meestal den eenvoudigsten vorm van sponsen te zien, zooals bijv. de Olynthns, dieslechts bestaat uit een zakvormig lichaam met maagruimte en mondopening. Snijdt men zulk een dier door, en bekijkt men de stukken ervan door een mikros- koop, dan verkrijgt men een verrassend en aanblik. Een gewemel om talrijke kleine blaasjes, bekleedmet fijne haartjes, ver toont zich aan ons oog. Wat we daar zien, zijn larven, die na hun geboorte in jeug digen vrijheidsdrang de ruime blauwe zee doortrekken. Zulk een larf bestaat uit twee zeeT verschillende cellagen, waarvan de voorste voorzien is van talrijke draadjes, die de beweging veroorzaken. Na gemimen tijd houdt het nomadenleven der larf op; ze hecht zich aan een geschikt voorwerp en groeit uit tot een hollen cylinder mei dunne wanden, die van boven een ope ning heeft en een van talrijke poriën voor zien kiemblad. De larf is spons geworden- door de poriën, die gesloten kunnen wor den, heeft een voortdurende watei-oniloop plaats, tot stand gebracht door vele steeds in beweging zijnde haartjes binnen in de spons. Door die strooming wordt het dier steeds van voedsel voorzien, dat door de wanden van de maagruimte wordt opge nomen. Niet alle kalksponsen zijn zulke alleen levende wezens, ze groeien ook wel met elkaar tot sierlijke vormen. De sponsen worden dikwijls door andere dieren tot woning gebruikt. Haar uitge strekt buizenstelsel herbergt een bonte me nigte wormen, zeesterren, kreeften en poliepen. Dit geeft de spons het voordeel, dat ze verplaatst wordt en daardoor ge makkelijker in staat is voedsel te verkrijgen. DE DOODSVALLEI EN ZIJN BLOEMEN. In het oostelijk deel van California is een uitgestrektheid heet zand, bekend on der den naam van Doodsvallei. Daar lig gen de beenderen van ondernemende blan ken, die in vroeger tijd getracht hebben er over te trekken. De dauwbloem van die Doodsvallei is een der zonderlingste voortbrengselen der natuur. Als de zon 's avonds ondergaat, zou men donkern dat geen bloem in die streek kon leven. Maar voor den morgen vallen de dampen, die door den wind van de bergen worden aan gevoerd op de vlakte. Een paar uur voor het opkomen van de zon, ontstaat op het vochtige zand, de 'dauwbloem en als het licht in het oosten begint te schijnen, ver sieren myriaden kleine rose bloemen het zand. Komen de eerste stralen der zon het veld beschijnen, dan verblecken de kleuren door die ,groote hitte, de dauw- bloemen verwelken en verdwijnen, neerge veld als het koren door do hand van den maaier. Enkele moedige, door het geluk Ixfgunstigde mannen, die de doodsvallei doorkruist hebben, zagen dit merkwaardig schouwspel, en vertelden, hoe men in vier en twintig uur alles kon meemaken, het opgaan van de zon en de vreeselijke ver schrikking van de hitte gedurende den dag. DE OLYMPISCHE SPELEN. Nu de Olympische spelen dozen zomer weer eens nagevolgd zijn, is liet niet on belangrijk den oorsprong ervan 11a te gaan. Ze worden ter cere van Jupiter Olympus in de stad Olympia op do eerste maand om de vijf jaar gevierd en duurden vijf dagen. Van alle doelen van Griekenland stroomden de inensehen er heen en ook uit den vreemde kwamen de toesehonwovs Dij menigte. Niemand mocht aan de wed strijden deelnemen, die er zich niet tien maanden tang door voortdurende oefenin gen toe had voorbereid. De strijders moes ten plechtig zweren, dat ze geen onwet tige middelen zouden gebruiken om den prijs te winnen. De overwinnaar kreeg een olijfkrans; van hoe weinig waarde die prijs ook was, men beschouwde het als de hoog ste eer. dien te verdienen en streefde daar naar met alle kracht. De overwinnaar werd met luide vreugdekreten begroot e.n zijn terugkeer naar huis was als die van een, die in den oorlog de overwinning had be haald. De Grieken deelden hun lijd innaai den Lijd. die verliep tusscheu <le Olympi sche spelen en noemden dat tijdvak een Olympiade. GENEESMIDDELEN BIJ BOOM EN. „Llllustration" gaf onlangs een versalg van de verschil lende proefnemingen, die gedaan waren met liet ingieten van vloei stoffen in hot sap van hoornen, die aan ziekte of uitputting leden. Bij vrucht hoornen werd opgemerkt, dat de wortels, die meer uitgeput waren dan de bovenste deelen, niet genoeg voedsel uit den grond kon den halen. L)o hoornen schenen een ge- gmioesmiddel noodig te hebben, en men dacht aan ijzersulfaat. Tiet inbrengen van deze stof in achteruitgaande 'hoornen her gaf hun de kracht. Om de wetten na te gaan. die het door dringen der vloeistof in de cellen van den boom beheerschten, spoot een Russisch ge leerde gekleurde stoffen in 011 volgde hun gang. Hij zag dat ze niet in het oude hout doordrongen, maar in do jongere deelen bleven, en zich evenzeer naar den top als naar den wortel van den boom verspreid den. Hij besluit, dat de beste manier 0111 den boom drankjes in t.c geven, is zedoor een enkele opening in den wortel te spui ten. Men kan op die manier niet alleen voedende bestanddeelen aan de plant toe voegen, maar ook meerdere ziekten bestrij den. Bij zieke vruchtboomen probeerde men inspuitingen met zwakke oplossingen van creosoot en salysiel-zuuT. Met het laat ste verkreeg men den besten uitslag. KAVIAAR. In de zestiende eeuw betaalde men fa belachtige sommen voor de eerste kaviaar, die op de markt gebracht werd. Daar men ze teen nog niet goed kon houden, was het verbazend moeilijk ze te vervoeren. Al leen de rijksten konden zich de weelde van kaviaar veroorloven. Sedert tweehonderd jaar ongeveer speelt Astrakan de voornaamste rol voor de ka- viaarbereiding. Meer dan 400.000 steuren worden daar jaarlijks voor de bereiding van kaviaar gebruikt. De kuit van den steur wordt, als ze uit het lichaam van den visch gehaald is, op een zeef gelegd, waardoor de eitjes heen vallen, terwijl de vezeltjes en vetdeelen achterblijven. De eitjes worden dan met zout bestrooid. Iloe grooter van korrel, hoe losser en frisscher de kaviaar is, des te hoogeir wordt ze ge schat. Jammer, dat de beste soorten het minst lang goed blijven. De duurste de vloei bare kaviaar kan alleen met vorst ver kregen worden. EEN NAAM. Mark Twain vertelt in zijn levensbe schrijving „liet i.s ecu wereld vol verrassingen. Ze komen tot ons, wanneer we ze het minst verwachten. Toen ik een persoon in een mijner hoeken wou beschrijven, stelde War ner, die mij aan het hoek hielp, voor.-hem Eschol Sellers te noemen. Hij had eens in een afgc'legen streek een man ontmoet, die zoo heette en vond het een vreemden naam, die nooit voorkwam. Ik vond het go I, maar was bang, dat de man erach ter zou komen en er zich tegen zou ver zetten. Warner zen dat de man zeker al dood was, iemand met zoo'n naam kon niet oud worden. We gaven dien dus aan onzen held. Warners kennis was een een voudige hoer. Toen het boek een week uit was, kwam een heer met beschaafde manieren en keurig gekleed bij 011shij heette Eschol Sellers! Lij had nooit van den ander gehoord, liet programma van dezen aristocraat was bepaald en zakelijk. De uitgevers moesten het werk vernietigen of hem tien duizend dollars uitbetalen.Hij kreeg de belofte der uitgevers en wij ver anderden den naam in Mulberry Sellers. Er is blijkbaar niets dat niet gebeuren kan. Zelfs het bestaan- van twee menschen, die in geen betrekking tot elkaar slaan en den onmogelijkcn naam van Eschol Sellers dra gen, is mogelijk." Zenuwachtige oude dame (voor den ze ventigsten keer): „Kapitein, zeg mij toch alsjeblieft, of er kans is, dat ik verdrink." Tot wanhoop gebrachte kapitein: „Ik vrees van niet, mevrouw." EEN MAN VAN ZIJN WOORD-, Zij: „Wanneer krijg ik nu geld vooreen nieuwe japon?" Hij: „De volgende week." Zij: „Dat heb je verleden week ook al gezegd." Hij: „Ja, en dat zal ik blijven zoggen. Ik hond er niet van den 0011011 keer dit to zeggen en den volgenden keer iets an ders. Ik ben een man van mijn woord!" „Vroeger was je zoo'n hartstochtelijk fietser. Doe je er mi niets meer aan?" „Noen, de fiets hangt 111e de keel uil, maar Ik hob 1111 een automobiel in liet hoofd." UIT EEN BRIEF VAN EEN STUDENT. E11 beste vader, dan wil 11 mij ze ker het maandgeld wel eenige dagen vroe gor zenden, want ik woon nu wat ver der van liet postkantoor." Een winkelier plakte een briefje opzijn deur, waarop stond, dat hij een jongen noodig had. Vijf minuien later kwam een tienjarige jongen zijn winkel binnen met tiet papier in de hand. „Ik heb dit maar weggenomen," zei hij, ,,ik ben de jongen." NËDERLANDSCI1E WIJSHEID, 't Is naarstigheid die vroege kennis gaart. Ervaring is 't, die spade wijsheid baart. Staring. Aan 't goede, aan 't schoone, aan '1 heiige zich te wijden. Der baatzucht vreemd die wedloopt 'n 't gewoel Van boog en laag, liet levenslange strijden. Getroost, voor de idealen elke smart, Den wreedsten hoon, verguizing zelfs te lijden, Vermag alleen 't ontvanklijk, loeder hart! Potgieter. De zelfzuchtige heeft zich zeiven lief, ge lijk hij is en in zich zeiven vaak zijn ge breken hot. meest. Groenoweogen. Rijkdom 0.11 armoe zijn van zelf goed noch boos, 't Hindert al de onwijzen, 't. helpt al de vroeden loos. Zooveel is aan 't gebruik of 't misbruik gelegen. Coornheirt. De ware liefde is taai En overduurt den dood. Vondel. Het wel beginnen is bij velen, maar 't volharden is bij weinig menschen. Coornhert. HANDWERKEN. De vereeniging van schilderkunst en bor duurwerk valt op 't oogenblik zeer inden smaak. Verschillende stoffen eigenen zicli hiertoe, vanaf fijn Engelscli linnen, glan zende zij tot de grovere linnensoorten. Om het werk goed te kunnen volvoeren, moet de te 'beschilderen stof strak in een raam zijn gespannen. Dan teekent men er bet ontwerp met houtskool op en schildert de grootere deoleri met waterverf om ze rnet de naald af te maken. Eenige weinige steken met zijde, wol of chenille zijn soms voldoende 0111 enkele plaatsen beter te doen uitkomen. De hoofdzaak is dat men een oog heeft voor licht- en klourenwêrking. De natuur is en blijft daarvoor de beste leermeesteres. Bloemen met groote bladen, zoo-als bijv. de panaver, zijn bizondcr ge schikt voor deze bewerking, Daar echter niet ieder het talent bezit schilderkunst en borduren te verbinden, om de eenvou dige reden, dat ze niet hebben loeren schil deren, is applicaüewerk daarvoor een goe de plaatsvervanger. De stoffen, die men hiervoor gebruikt, kunnen van verschillenden aard zijn. Men is veel minder afhankelijk van het mate riaal dan bij ander borduurwerk, wnnt leer laat zich met zijde, laken met flu weel, zij met wol verhindert en er wordt veel overgelaten aan de fantasie. De eeni ge moeilijkheid veroorzaakt de keus der kleuren. Door do samenstelling der meest verschillende schakeoringen drukt ieder zijn persoonlijkheid uit. Het opspannen der stof biedt ook wel conige moeilijkheid 'aan, want er mag niet liet kleinste plooitje in blijven. Dan is het opnaaien dei' uitgeknip te ornamenten echter gemakkelijk en pret tig. EEN NIEUW THEATER. Réjane wil een ueater - oprichten, ge schikt voor jonge meisjes. Zooals de groo te kunstenares verklaart, geschiedt er in do Parijsche theaters nog veel te weinig voor de vrouwelijke jeugd; de jonge meis jes zijn uit i et Parijsche theaterleven zoo goed als buitengesloten en als ze voor haar geschikte stukken willen, zien, aange wezen op enkele minderwaardige schouw burgen. Dit euvel wil Réjane verhelpen. Ze wi! heele reeksen voorstellingen voor jonge meisjes geven, waarbij ze vooral stukken van Engelsche schrijvers wil la ten opvoeren. Langzamerhand hoopt ze ook Franseho tooneelsehrijvers voor haar plan te winnen. MEVROUW TOLSTOI. lie vrouw van Leo Tolstoi is ernslig ziek. Reeds den lOilen September, toen Tolstoi in den kring zijner luiisgenooten met enkele gasten zijn negen en zeventig- sten verjaardag vierde, viel er een scha duw op den dag, daar hol waarschijnlijk was, dat dy gravin een operatie zou moe ten ondergaan. Op den verjaardag 'kwam een professor uit Moskou met zijn assis tent op Jasznaja Poljana, maar de ope ratie had niet plaats. Nu is er echter toe besloten. Tolstoi's vrouw, die Gl jaar ouil is, kan niet uit liet leven en streven van den groolen prediker weggedacht worden. In den laatsten tijd was de gravin bezig aan- Icekoningon te maken over Tolstoi's la ven, diie eerst na. den dood van beide echtelieden uitgegeven mochten worden en enkel voor goede bekenden bestemd waren. Mevrouw TolsLoi is zeer huiselijk. Ze ontvangt bezoeken, neemt aan tafel de eereplaats in Tolstoi zit niet mee aan en leeft als de vrouw van een Russtixeh landeigenaar, liaan weldadigheid en zorg voor de dorpsbewoners zijn bekend. VROUWELIJKE STUDENTEN UIT Z.-A. Drie Afrikaansche jonge .dames zijn naar Holland gekomen 0111 er te studeerenmej. .1. B. GoddefToy, in de geneeskunde; mej. L. van Niokerk, in de letteren en mej. L. Fölscber, in de onderwijskunde. Zij zijn de eerste vrouwelijke studenten uit Z.-A. in Holland, („Neerlundiia".) RECEPTEN. Gebraden IeVer. Alen snijdt een kalfslever in vingerdikke schijven, bestrooit die met zout en peper en wentelt ze in meel. In een braadpan maakt men goed wat boter warm en bruin en braadt daarin do leverscbijven, waarna men ze in een verwarmden schotel legt. In de bote.r roert men een lepel meel, doet er koud water bij cn iaat het dan eenige minuten koken. Daarna laat men de saus door een zeef gaan, voegt er een stukje bote.r bij en voegt de saus, die- zeer ge bonden moet zijn, bij de lever. Kweeëngelei. 14 kweeën en 1 K.G. suiker. De met een d-oek schoon gewreven kweeën wor den in vieren gesneden, met water be dekt en zacht gekookt. Dam giet men bet sap door een doek en verkrijgt daarvan ongeveer P/g L. De suiker wordt ge klaard, het sap er bij gevoegd en ongeveer een kwartier gekookt, liet schuim wordt ex afgenomen. HET KRALEN RINGETJE. lederen dag zagen de kinderen, die in het park speelden, een heer o-p hetzelfde bankje zitten. Zo noemden hem den een zamen heer. Eens viel oen bal vo-ov zijn voelen, lnj gaf dien mei een ernstig ge zicht aan den kleinen eigenaai terug. Den volgenden dag viel de bal weer voor hem neer. Hij herkende, het kind en zei het gooden dag. Daarna kwam de jongen' ge regeld iederen dag zijn „vriend", zooals hij, hom noemde, een hand geven en ze maakten ook wel eens een praatje met elkaar. Op zekeren dag trok Jan, zoo heette de kleine jongen onder het spelen den hand schoen van .ijn vriend uit; hij begon te lachen, toen hij zag, dat deze een kra len ring aan zijn vinger droeg. „Wat een leelijke ring!" riep hij; en do kralen van allerlei kleur waren dan ook wonderlijk door elkaar geschikt. Jan nam den ring af; zijn groote vrienA keek daar bij heel angstig en sprak: „Jan geef me dien ring terug!" De jongen hield den ring in de hoogte en zei lachend: „ik houd hem," trok aan den ring, zoodat de draad, die zeker al gesleten was, brak en de kralen in hel zand vielen. Toen zag Jan, dat twee groote tranen over de wangen van zijn vriend rolden en hij "had spijt van wat hij gedaan had; hij kreeg ook lust om tc schreien. „Meneer," sprak hij, „ik wist niet, dat u zoo op dien ring gesteld was. Ik heb hem niet expres gebroken. Maar ik zal u ecu anderen, veel rnooieren ring geven." „Neen, Jan, i,k wil geen anderen," viel meneer Méraude hom in de rede, .„help mij liever de kralen z.oekcn." En liiij lag op zijn knieën om de kleine dingetjes op te rapen. Ze zochten lang, maar eindelijk waren alle kraaltjes teruggevonden. Toen veegde meneer Méraude zich liet voorhoofd af en sprak „Ik zal je iets vertellen, dan zul je be grijpen, waarom ik zoo aan dien ring gehecht ben. Ik had een klein meisje, Jeanne heette ze. Ze was vier en een half jaar. Een half jaar geleden kwam ze op mijn verjaardag op mijn schoot zitten en zei,: „Vadertje, ik wil met 11 trouwen, want u is de mooiste en liefste man; ik heb oen ring voor u gemaakt, dien u altijd moet dragen, dan moet u cr ook een voor mij maken," cn ze stak mij dezen aan den vinger. Volgens haar wensch, maakte ik een ringetje voor haar van roode en witte kralen. Den volgenden dag was zij ver dwenen. zonder dat wij konden begrijpt hoe. Ik heb alles geprobeerd 0111 haar te. rug te vinden, maar tevergeefs! Ik kou alles willen geven, 0111 haar weer hij mij le hebben. Begrijp je 1111, waarom ik aan dien ring geheeld hen?" En toen Jan sidirpj, ,de„Huil nu maar met moer. Ik heb de kralen terug en zal ze weer aanrijgen, zooals ze gezeten hebban," Jan was heel ernstig geworden en sipvak: „Ik zal 11 helpen om uw 'dochtertje terug te vinden. Grootmama zegt, dat niemand zoo goed baar vingerhoed of haar bril kan vinden als ik. En een meisje is toch veel grooter. i'apa zal me wel willen helpen." De arme meneer schudde zuchtend liet hoofd. „!k dank je wel, vent, maar als een vader haar niet heeft kunnen vinden, wie zal het dan wel kunnen?" En hij ging langzaam, met gebogen hoofd naar huis. Er volgden regendagen, zoodat Jan een week huig niet in het park kwam; ein delijk verscheen hij er weer en toen hij meneer Méraude zag, snelde hij mar hem toe „Meneer, i.k heb uw dochtertje gezien!" Zijn vriend werd bleek: „Jan, wat zeg je? Maak geeir gekheid, liet zou te wreed zijn." Maar bel kind hernam: „Neen, het is waar, luister: gister hen ik met papa naar h,et paardenspel ge weest. Daar was een klein negerkind met een ringetje van roode en witte kralen. We hadden liet u dadelijk willen zeggen, maar we wisten niet, waar 11 woonde," Jan sprak in groote opgewondenheid maar al door. Meneer Méraude durfde haast niet hopenhet kind zou zich wel ver gissen. Hij bad zelf al zoo dikwijls ge ineend haar op'hot spoor te zijn. Maar dan dacht hij weer: Door welke geheime kracht was hij telkens weer naar liet park getrokken Zou de Voorzienigheid den kleinen Jan tot het werktuig gemaakt heb ben 0111 hem zijn dochtertje terug tc ge ven Jan had gelijk. Jeanne Méraude speelde wel, als een negerknaap verkleed, ineen kermistent. Wat was er gebeurd? De heer Méraude, die advokaat was, had moeten pleiten voor een dief, dien hij niet vrij had kunnen krijgen. Deze wilde zich. op hem wreken, wist zijn doch tertje in een onbewaakt oogenblik mee te nemen en gaf haar, alsof het zijn eigen kind was, aan een reizenden kennistroep. Men liet haar als negerjongen op treden en liet haar het kralen ringetje aa ouden, omdat negers dergelijke siera den wel dragen; het kind trad altijd pas te gen het eind van de voorstelling op. De heer Méraude ging 's avonds" naar liet spel. Wat eeii pijniging was het voor den man den heelen avond te zitten bij een vertooning, waarvan hij niets zag of hoorde, toen hij eindelijk een kleinen ne ger zag opkomen, in het geel en rood ge kleed, met koperen ringen 0111 de beenen, die zijn zwart handje uitstak, waaraan de roode en witte kralen blonken. „Jeanne," sprak de vader met gesmoor de stem. Maar het kind had hem gehoord, zij keek op; in twee sprongen was ze in de armen van haar vader, die baar met liefkoozingen overlaadde. Het publiek, dat niet wist, wat het er van denken moest, vroeg zich af, of dit zoo goed 'gespeelde tooneel ook tol het programma behoorde; hel kind zag niets dan haar vader. Maar de menschen von den dat het wel wat heel lang duurde; de eigenaar van het spel, die niet be greep wat er gebeurde, kwam te voor schijn en zag tot zijn verbazing zijn klei nen neger in de armen van een heer. Al les werd uitgelegd. De onschuld van don eigenaar bleek duidelijk: men bad mis bruik gemaakt van zijn vertrouwen. Me neer Méraude nam op de vriendscliappc- lijksie wijze afscheid van hem. Alen bad Jeanne goed behandeld. Twee dagen later kwam een klein meis je in het rose, met korte bruine krulletjes en schitterende oogen, met een lieer, op w'ien ze spirekend leek, in oen liuis te Pa rijs. Ze gingen naar do tweede verdieping; een knecht bracht hen in een mooie groote kam®, Het meisje keek nieuwsgierig over al rond an vroeg, toen ze voor 0011 por- ttreil bleet' staan „Is hij dat, papa?"' „Ja, Jeanne, dat is Jan." 1 Toen de deur openging en er een blond ventje Binnenkwam, riep zo: „Dag, Jan." De jongen bleef eerst verwonderd staan, maar toen begreep hij allee en antwoordde: „Dag, Jeanne." De kennis was gemaakt en Jan ging voort: „Je bent dus geen neger meer? Was bet maar een grap?" „Een heel droevige, grap," zei meneer Méraude. Jeanne keek naar de handen van haar nieuwen vriend. „Je heb't geen ring," mqrkte ze op.,Jk zal cr een voor je makc^n, maar dan moet je hem ook altijd dragen." En zich tot haar vader keerenden „Die brengt, geluk aan, is 't niet, papa?" „Ja zeker," antwoordde deza, „ik heb* er mijn schat door teruggevonden,"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10