Den minister werd namelijk gevraagd of hij wel wist dat er ratten zijn in die ge vangenis. De minister zette uiteen dat gevangenis- ratten behoorden tot hot domein van een zekere commissie die een zeker onderdeel van de gevangenissen beheert. Het klonk zoo plechtig, dat men algemeen begon te lachen. En dat lachen werd niet minder, toen een der leden den minister vroeg of hij 't niet wenscheüjk achtte in plaats van een commissie oen kat to hebben. De minister beloofde dat te zullen onder zoeken, alsmede de kwestie die een ander lid opwierp, of de ratten wel heelenmal in de gevangenis waren. Hij had gehoord dat ze zich in de infirmerie ophielden. Gisteren heeft men intusschen wcr een betooging in Trafalgar Square gehouden, waar o.a. Ladv Francis Halfom* gesproken heeft en als Mis0 Panklmrs uit de gevan genis komt zij kreeg slechts 14 dagen, de anderen 2 maanden zullen we haar op een soirée gaan toejuichen. Misschien vertel ik daar wel wat meer van. ALLERLEI. MAX IIALBE. De verandering, die omstreeks 1SS0 in het Duiischc drama plaats groep, de wen ding naar het realisme, was eigenlijk slechts een verruiming van zijn gebied. Het leven moest weergegeven worden, zooals het is," hoorde men zeggen, alsof dat moge lijk was! Alsof het leven, zooals het is, door de kunst kon worden voorgesteld; een verruiming van haar gebied wilde die kunst. Niet meer door groote lotgevallen van menschen van bcteekenis, moest het zieleleven gekend won-den. De dichters wil den de tragiek in het alledaagsche leven opzoeken, in menschen, die geen groote wederwaardigheden hebben, maar eenvou dig ongelukkig zijn. Men gaf geen men schen meer, die volgens Ilegel trotsHi zijn op hun schuld, maar menschen die offers zijn. De groote schuldige speelt in deze drama's niet mee. Het is de maatschappij. Geen noodlot, zooals hij de Grieken, waar voor zelfs de goden zich huigen, maar oen noodlot op de bank der aangeklaag den. Zoo is hot bij Ilauptmann, bij Tol- stoï. Deze drama's werden gedichten van aanklacht en medelijden. Toen in 1S93 te Berlijn voor het eerst het stuk van een jongen dichter, Max IIalbe „Jugend" werd opgevoerd, klonk plotseling een toon in de tragedie van de aanklacht en het medelijden, die tegelijk verbaasd deed staan en bevrijdend werkte. Bij al die sombere ontkenning klonk een vroo- lijk, moedig „la". In „Jugend" vinden wij den grondtoon, die uit al de werken van Ilalbe weer klinkt: het leven recht laten wedervaren, eraan gehoorzamen, het recht op het le ven met inspanning van alle krachten ver overen. De menschen in Halbe's drama's onderwerpen zich niet. Zij staan pal op hun plaats, verdedigen die en sterven er voor. In de drie groote landelijke drama's „Muiter Brde" (1897), „Hans Rosenha- gen" (1901) en „Der Strom" (1903) is de aarde, de macht, die de menschen be- heerscht, waarom ze strijden. In „Mutter Erde" gelooft de zoon van een landeigenaar, als hij in de wereld komt, dat hij zich aan de bekoring van zrjn geboortegrond onttrokken heeft. Aan de zijde zijner vrouw strijdt hij voor vrou wenrechten en neemt hij deel aan den be schavingsarbeid. Maar als hij in zijn eigen huis terugkeert, herneemt de geboortegrond zijn recht op hem. Ook in de andere genoemde drama's ligt het sterke dramatische element in het eigen zinnig, hartstochtelijk vasthouden der men schen aan de goederen van het leven, aan het land, aan hun vrouw. Halbe geeft zijn personen gaarne breed weer. De natuur Fen verrukt! Je hebt mij tot den gelukkig- sten man op' aarde gemaakt!" Maar de afgesproken twaalf maanden waren weldra om, zooals de baronet heel goed wist en voor hif haar verliet vond hij' het gewenscht, even te zeggen, dat het onder de bestaande omstandigheden goed zou zijn den trouwdag gauw te be palen. May zette daarbij haar groote onschuldige oogen wijd open. „O, Sir Gilbert, ik' zou nog lang niet aan trouwen kunnen denken 1" „Maar je vergeet de vastgestelde twaalf maanden, lieve May 1" bracht de baronet hiertegen in. „Het zou toch heel onaardig zijn tegen over de nagedachtenis van mijn oom, als ik binnen een jaar na zijn dGod trouwde. Ik' heb er veel over nagedacht, en ik ben vast besloten een jaar te laten voorbij gaan, voor ik tot een huwelijk overga." „blaar begrijp je dan niet dat ditdwars- boomen zou zijn van de goede bedoelin gen, die je oom ten opzichte van je had." „De geloof vast," zei May 'plechtig, „dat oom die bepaling maakte hm mij op1 de proef te stellen, om te zien of ik den juisten eerbied voor zijn nagedachtenis zou hebben of niet." „Maar hoe dwaas is dat nu!" liep de baronet bijna buiten zich zelf van boos heid. „In dat geval zou, de heele bezitting naar die liefdadige instellingen gaan. Het zou zoo jammer zijn!" „Ik denk niet, dat die vereenigingen dat met u eens zullen zijn," antwoordde May spreekt in zijn stukken mee en wordt soms do hoofdpersoon van liet drama. De mo derne schilderkunst hooft de lucht op het doek gebracht, liet moderne drama brengt do lucht op het toonccl. Zij geeft er kleur on stemming aan, en verleent hun een zeldzaam harde bekoring. In een reeks drama's werkte llalbc zijn thema uit. Hij geeft menschen, die hun leven met moeite vormen, die het willen dwingen. In do vroegere drama's staan de menschen vast op den bodem, die hun door het leven werd aangewezen en strij den tegen alles, wat hen daarvan ver drijven wil. Hier zijn menschen, die van het leven verlangen, dat het hun zal ge hoorzamen. In den laatsten tijd heeft Halbe twee drama's geschreven, dik niet begrepen zijn. lu .AValpurgistag" (1902) zien we liet vroolijke sladje Eckurdsbronn, waarin het ruikt naar bloemen, wijn en lekker eten. De vroolijke bewoners houden jaarlijks een dichterlijken wedstrijd cn kiezen zich oen dichtervorst. Hou nieuwen koning jui chen zij toe, dien van het vorige jaar be spotten zij. Do jonge dichter Aansgar is zulk oen. afgezette koning, en hij lijdt daar onder; hij gelooft, dat jiu zijn dichterlijke loopbaan ten einde is. Daar komt ecu mooi meisje in de postkoets aanrijden, dat aan den dichter gelooft en hem liefheeft. Ze wekt hem op, om aan den wedstrijd deel te nemen, en als hij overwint cn de Eckardshronnors hem weer toejuichen werpt hij hun dien bijval voor de, voeten en trekt n.H zijn schoone de wereld in. Uit dit drama heeft men de verbittering van den dichter willen lezen. Maar in dit stuk weerklinkt blijde vreugde over het bonte spel van het leven. Evenzoo in „Insel der Seligen" (1905), die kweekplaats voor individualiteiten. AVie- gand, dc gewezen gouverneur van een prins, predikant en sociaal-democraat, heeft plan gemaakt, om een stuk aarde te schop pen, waarop een vrije menschheid vrij kan leven. O, ze bloeien er prachtig al die wonderlijke individualiteiten. Ze heb ben elkaar lief en strijden met elkaar en vergallen elkaar de nieuwe zaligheid. Ja, zo smeden zelfs een samenzwering togen Wiegand, het hoofd der kolonie; zij wil len hem afzetten, ze vergiftigen hem het leven, tot hij hun het eiland schenkt en met zijn vrouw en zoontje nieuwe wegen zoekt. Deze drama's maken ons het beeld van de persoonlijkheid cles dichters duidelijker. De liefde tot al het sterke, warme, strijd lustige in de menschenziel klinkt ons uit al Halbe's werken tegemoet. Deze geeft aan de personen hun krachtig relief. 'Daarbij komt ook nog een rijp, lachend aanschou wen en overwinnen van de dwaasheden des levens. Recht op het leven overal. HET ZOEKEN NAAR DE NOORDPOOL. Nu de volbrachte reis van kapitein Peary de aandacht weer op de Noardpoolreizen heeft gevestigd, is het niet ondienstig, iets over andere dergelijke tochten mee te deelen. "Veel heeft men gesproken over die welke geschiedde op kosten van den uitgever der Chicago'er 'Record He rald; en waarbij de journalist Walter Wellmaun als op moderne Lkarusvleugelen in een bestuurbaar luchtschip binnen en kele dagen de Noordpool zou bereiken. Het te Saint-Ouen, bij Parijs, gebouwde luchtschip „Amerika" was op tijd verzon den naar 'n eiland, bij Spitsbergen, waar ma joor Hersey de vertegenwoordiger derVcr- eenigde Staten en van het Aaxdirjjkskim- dig Genootschap te Washington met oen talrijk personeel voor de gasfabriek zorg de, Wellnmnn en de andere deelnemers volgden later. Men had zich voorgenomen dc proefvaarten reeds einde Juni te be ginnen, om in Augustus de opstijging te doen plaats hebben, die naar men hoopte, kalm. „In ieder geval mijn besluit staat vast." En ditzelfde antwoord gat zij aan al haar aanbidders. Zij nam ze bijna allen aan ia de vaste overtuiging, dat zij, als zij hoorden van haar besluit om pas na den 12den Juli te trouwen zich op meer pf minder nette wijze terug zouden trekken, liet hielp niets of haar nicht cr haar al over onder handen nam'. Zij antwoordde dat niemand er haar toe brengen zou zoo oneerbiedig te ?ijn tegenover haar ooms nagedachtenis. En dus ging zij in de heer lijke maand Juni weer naar Wadham terug. Phil kwam haar in het park tegen op den avond van haar terugkomst. „Met wie ga je trouwen, May vroeg hij. „Met niemand." Een lange pauze. „Wil je dan met mij trouwen, May? Je weet dat ik je al mijn leven heb lief gehad." „Ik zal in Augustus met je trouwen, als je dat verlangt." Hij keek haar aan en daarna brak er een glimlach door op zijn jongensachtig ge zicht. „Best, May. Als jij er niet om geeft arm te zijn, geef ik er zeker niet om. Lieveling zou het mogelijk zijn, dat je dan ten slotte toch nog de mijne werd." En daarna gebeurden er allerlei dingen, die hier nu niet in bizonderheden vermeld behoeven te worden. „En waarom wou je nu dien vereenigin gen de heele bezitting geven, May?" vroeg hij, toen zij afscheid namen, „Zij zullen niet alles krijgen. De heer de reizigers binnen 120 uur over den 1200 K.M. bedragenden rechtlijnigen af stand naai* de pool zou brengen. Nog nooit was tot dusver een reis in een luchtschip met zoo groote kosten op lomv gezet. Do in den gewonen sigaren- vorm gebouwde ballon luid hij een lengte van 54 SI. en een middellijn van 17 M. een stijgkracht van 8000 K.G. en kon door de motoren van 25 en 55 P.K. een snel heid van 29 K.M. per uur bereiken. Do reizigers hadden levensmiddelen voor 75 dagen bij zich en konden door itoandlooze telegrafie in verbinding blijven met Ilam- merfest en een stoomboot die hen zooveel mogelijk zou volgen. Vier inotorsleden wa ren gereed, om dc reis te land voort te zetten, als men genoodzaakt was den bal lon te verlaten en bovendien werd nog een lichte ijzeren boot meegenomen, om in het ergste geval ook over zee redding te kunnen zoeken. Wellmaun kon de reis dus onder heel wat gunstiger omstandigheden beginnen dan de ongelukkige Amlró. Maar dc op stijging heeft nooit plaats gehad. Wellmaun moest die uitstellen Lot het volgend jaar daar de ballon nog niet goed genoeg wass samengesteld. Zeer belangwekkend is dc noordpool iocht van don r/ecn MyliusEricliseu, die den 25stcn Juni vertrok, in zijn 42 M. lang en 10 Al. breed schip, een voorbeeld van praktische uitrusting. De 21 kajuiten van het vaartuig zijn voorzien van dc beste voorzorgsiniddelen tegen de kou. Het schip zal varen langs liet nog onbekende deel der Oost-Groenlandscho kust, dat ligttus- sclicn kaap Bismarck en hot uiterste punt van Groenland. Daar de hertog Philippe van Orleans, die in den zomer van 1905 hier van uit kaap Bismarck tot 78° 1G1 voortging, niet trachtte te landen cn bo vendien niets mededeelt over zijn tocht, begint MyliusErichsen daar, waar de Duitsche Noordpool-expcditic van 1870 na den ondergang der „Hansa," door het ijs genoodzaakt was, om te keeren. Het meest belangwekkend zal wel de voor genomen sledetocht dwars door de ijs vlakten van Groenlapd zijn. Terwijl Han sen dezen tocht in het jaar 1888 van Gyklenlóvefjord in de richting naar Godt- haab volbracht, zal MyliusEirichsen 1000 K.M. noordelijker, bij 73° aan den binnen sten hoek van den Frans-Jozef fjord be ginnen en de richting naar Upemivik, dc zendingsplaats aan de Westkust^ inslaan. MyliusErichsen heeft gegronde ver wachting op zijn lange sledevaart goed ijs aan te treffen en neemt daarom behalve talrijke Eskimo-honden een automobiel slee mede. Veel belangrijker voor het onderzoek zijn twe,e expedities, die. door den Deenschen kapitein Ejnar Nikkelsen en d.en Engelsch- man Harrison onjernomep worden van te genovergestelde kanten, n.l. van de Be- ringstraat en de, Noord-Amerikaansche eilanden de poolstreek intrekken. Welke groote eischen zulke, tochten ook aan de de.elnemers mogep stellen, toch kunnen naar het algemeene, oordeel der vakmannen d,e, moeilijkheden' nie,t onover winnelijk genoemd, worden. Als men kon aannemen, dat er in het uiterste, Noorden een rijk goudland lag, dan was de, weg naar de Noordpool repds lang gevonden, maar nu ontbreekt nog te, veel samen werking. Te Brussel werd van 711 September 1906 een conferentie gehouden, belegd door* den hertog der Abruzzen, Gerlach, Gree.ley, Nordenskjöld en Sverdrup. Daar werd e.en plan ontworpen voor toekom stige ontdekkingsreizen eïi de grondtrek ken voor e,en organisatie vastgesteld. Men zal nu afzonderlijke afdieelingcïi stichten voor verschillende takken van wetenschap en de offervaardigheid dek staten en van bizondexe personen inroepen. Voor velen blijft de ontdekking der Noordpool iets zee,T begeerenswaards, ze zullen niet rusten Brinsley zegt, dat er eenige bepalingen zijn, die maken, dat zij er niet van in het bezit kunnen komen." „Ile? en wat moet er dan mee gebeu ren?" „De vereenigingen krijgen het geld, dat cr is. Het landgoed is voor den lechtma- tigen erfgenaam." „Gelukkige drommel 1 En wie zou dat wel zijn?" „Ik geloof, dat hij Philip Wadham heet," sprak May heel bedaard. „May, houd je mij voor den gek? Zou ik die gelukkige eigenaar zijn?" „Ik herhaal slechts wat mijnheer Brins ley mij vertelde," zei, May. „Ik liet hem beloven, dat hij voor mijn terugkomst aan niemand zou vertellen, dat jij de erfge naam was. „Nu zie je eens, wat ervan komt, als iemand zijn eigen testament maakt," zei hij. wUw oom heeft er na tuurlijk niet over gedacht, dat u geen lust zou hebben om zoo gauw te trouwen." Dus wou ik hem nu maar eens laten zien, dat dit toch het geval was." Phil bleef stom van verbazing. Hij sloeg zijn arm om het middel van het meisje en drukte haar tegen zich aan. „Je maakt niet zooveel haast met het huwelijk als de anderen," sprak zij. „Maar als je het werkelijk liever won, omdat er misschien anders allerlei vervelende din gen ontstaan door de uitlegging van die bepalingen, dan zou ik er misschien wel toe te bewegen zijn om den trouwdag wat vroeger vast te stellen." vooir ze er den geheimzinnigen sluier van hebben weggetrokken. UIT DE SAGENWERELD DER MAORI'S. De priesters der Maori's, Toliunga's ge- naamd, zijn de. bezitters en bewakers der „wijsheid", de spreuken, gezangen cn ge bruiken, waarmee zé dc goden ecren. Deze wijsheid is heilig, evenals hun be zitter. De goden stammen af van de groote moeder dar duisternis, de godin Hinc-nui- te.po, en ze zijn de voioioudeirs deir men schen, die zich met ieder geslacht ver- dei* van dc. goden verwijderen. Een der godpn is Tune, die uitging oun zijn vader, den hemel, te' versieren. Want de. hemel, die gescheiden was van zijn gade Paapa, de aarde, stond kaal en een zaam boven L'aupa, en Tane sprak be droefd: „0, vadeir, mijn hart ziet in droef heid tot u op, daarom wil ik het sieraad zoeken, waarmee u de ongein van Paapa en haar kinderen verheugen zal." Hij liep dus dc tien hemelen door, cin hij ging nog vee! verder, tod hij aan de „Gioote Verte" kwam cn eindelijk de onderwereld bereikte. Hier vond hij Iline-a-te ao', de dochter des lichts; zij bewaakt de poort der onderwereld, cn tnoie.de van zijn reis sliep hij in haar huis, In de duisternis van den nacht zag hij twee stenen schit teren cn ïten volgenden morgen vroeg hij aan lline-a-te-ao omi de twee starren als sieraad vooir zijn vader, den licniei. Ze, weiden hem toegestaan, en met drie ster ren en nog vele andere,, diie hij ei bij kreeg, 'tooide hij nu zijn vadar. In den aanvang was Atua de godde lijke kracht. De wereld werd gevuld door Te-po-nui, de groote duisternis. Toen be gon Atua zijn geweldig schcppingslied en de duisternis bracht het leven voort, en den 'nacht, cn het licht, en don groofen hemel cn de uitgestrekte aarde. De hemel zag vol bewondering hoe do aarde uit de duisternis te voorschijn trad en besloot haar tot vrouw te nemen. En de zonen uit hun huwelijk geboren leef den in duisternis1 en nacht, maar hun har ten verlangden naar licht en ruimte. En de stem van Tu, den god van den oorlog en van het booae, sprak: „Laat ons'Rangi (den hemel) dooden, want hij geeft ons geen ruimte genoeg." Maar de stem van Tane, den god. dar hoornen, an+woordde„Hoe zouden we Rangi. kunnen dooden? Is hij niet onze vader? Neen, laat ons liever spreuken zoe ken, waardoor we de godenkunnen dwin gen, en laat ons onzen vader op de top pen der bergen plaatsenlaat hij verre van ons zijn, en laat ons met onze moe der leven." Aldus word besloten. Maardc Maori's zeggen: „De liefde dea* ouders, hemel en aarde, bestaat nu nog en in de scheidingssmart zendt de hemel zijn tra nen als morgendauw op de aarde neder, en de aarde zendt witte wolkjes als lief deboden naar den hemel terug." Do „wijsheid" der Maori's is een zonne mythe en de groote held in hun legenden is Hani. "Mani heeft Nieuw-Zeeland als een viseli met zijn geweldigen hengel uil de zeeop- gevischt; Mani heeft zelfs de zon bedwon gen, om haar weg langs den hemel te vertragen en de nachten korter te doen zijn. Mani heeft Mahmifca, de rnoedervan het vuur, dat in haar vingers leefde, be drogen en daarmee het vuur in de we reld gebracht; ja, eindelijk heeft Mani getracht de geweldige Hinc-nui-teqm te doo den, om daarmee den dood te doen ster ven, zoodat do menschen eeuwig konden blijven leven maar dat was Mams dood. De moeder van den nacht doodde Mani, den zonnegod. Als zonnegod visebte Mani ook de aarde uit de zee. Niets is verloren gegaan van de „wijs heid" der Maoris van de eerste tijden af tot nu toe, maar nu is ze bezig uit te sterven met de laatste Toihunga's, die nog met kunstig getatoueerd hoofd .over het vuu'r gebogen, treurig en ongaarne over hot groote verleden vertellen. IETS OVER CARNEGIE. Een blijk van ware grootheid in Car negie is zijn bewondering voor de groot heid van anderen. Ilij liecft zich altijd aan getrokken gevoeld tot helden. Herbert Spen cer als wijsgeer, John Morley als letter kundige, en Abram S. Hewitt als burger zijn z'n idealen. „De buitengewone per soonlijkheid te ontdekken," moet volgens hem bet doel zijn van het Carnegie-Ins ti- tuut, waaraan hij tien millioen gaf. Hij vindt dat iemand aan het eind van zijn studie meer macht dan beschaving behoort te bezitten. Toen Sir Edwin Arwin. eens had ver klaard, dat. een schrijver Grieksoh en La tijn behoorde te kennen, antwoordde hij „Schreven Burns en Shakespeare dan niet goed genoeg zonder Latijn en Grieksch? De schrijvers van den tegenwoordigen tijd moeten met de feiten, met de werkelijk heid rekening houden, niet met frases." 'Op een anderen keer zei hij tegen lord Reay: „Een man met een akademische op leiding is v-oor den handel verloren. Hij doet beter met op zijn achttiende jaar in den handel te gaan, dan drie of vier jaar aan een akademie sommige oude pruiken te bestudccren, die twee duizend jaar ge leden leefden. De studie van gevechten tusschen oude volken is geen voorberei ding voor iemand die in staal of kool wil gaan handelen." Voor Carnegie heeft de idee altijd meer waarde gehad dan het geld. „Ik geloof niet, dat er voor hem ooit een rijk man geweest is' met zooveel en zulke oprechte geestdrift yoor woordkunst als Carnegie," schrijft Conway. Hij js trotscher op zijn schrijverstalent dan op zijn geluk in zaken hij vindt het pret tiger dat zijn werk „Empire of Business" in het Grieksch en Japansch is vertaald dan dat hij zich verblijdt over het feit dat zijn inkomen vier en veertig duizend dollars per dag bedraagt. Wat hij aan liefdadige instellingen uit geeft, is dc moeite waard: Dollars, Veertienhonderd bibliotheken 42.000.000 Een en vijftig scholen 8.000.000 Carnegie-lnstituut 10.000.000 Carncgiestiehti'iig (pensioenen voor professoren) 10.000.000 Carnegie-Ondersleuningsfonds 4.000.000 Carnegie-lleldenfonds 5.000.000 Scholsche Universiteiten 10.000.000 Technische scholen te Pittsburg 10.000.000 liet vredespaleis 1.500.000 Ingenieursclub te New-York 1.000.000 Kunstmuseum te Pitlsburg 2,000,000 Bijdragen aan .verschillende in stellingen 17.000.000 Totaal 120.500.000 En dat is alles met ijzer verdiend. BIRMA. Reizigers, die Achter-Indië bezocht heb ben, zeggen allen dat de indruk, dien zij bij liet 'invaren van den mond der Irawadi ontvingen, onvergetelijk was. De vlakke kust schijnt met hoornen cn boschjes uit het water op te rijzen. Maïsvelden en lage hutten worden zichtbaar, en men ontdekt de met stroo bedokte landingsplaatsen, die naar de nabijgelegen dorpen voeren. Deze worden talrijker, het land toont een weel- derigen, goedverzorgden plantengroei, spoe dig komt de zilveren pagode van Syriam uit een donkere boomengroep te voorschijn, cn dan verheft zich na een nieuwe krom ming der rivier do gouden pagode van Rangoon boven de rijen huizen en hutten, die zich langs den oever uitstrekken. Rangoon, de hoofdstad van BiitschBir ma, bekleedt een eerste plaats onder de handelssteden van Acliter-Indië en is voor al van beteekenis als havenplaats. De stad dankt haar bloei voornamelijk aan de ge noemde pagode; vóór 150 jaar nog een klein dorpje, werd ze langzaïherhand de tweede stad van het rijk, maar kwam eerst tot haar grootsten bloei na de inbezitne ming van het land door de Engelschen. Het belangrijkste gebouw der stad is zonder eenigen twijfel de pagode, aan wel ker bouw eeuwenljlang gewerkt is. Even als alle Boeddhistische gehouwen van deze soort is ze geen eigenlijke tempel, maar meer een kolossale reliquieënbewaarplaats. Het bewonderenswaardige gebouw gelijkt uit de verte gezien op een groote tafelbel en staat op liet hoogste punt der stad. Het is een groote steenklomp, waaraan de geloovigen aan de buitenzijde eer bewij zen, doordat ze op de terrassen van het gebouw klauteren en den ronden vooige- vel met bladgoud beplakken.' Bovendien offert men aan Boeddha kaarsen, bloemen en vlaggetjes. De binnenkant vormt een wereld op zichzelf. De klokken, die zich hier bevinden, dienen tot een ander dool dan die welke men bij de Christelijke gods dienstoefeningen gebruikt. De Birmanen gebruiken ze, zooals wij on£b bellen lot aankondiging van hun komst. De klokken hebben geen klepels, er liggen uitgesneden knotsen naast, waarmee de Boeddhist het metaal met al zijn kracht bewerkt, om op zijn aanwezigheid en den aanvang van zijn gebed opmerkzaam te maken. DE BISON. Een volwassen bisonstier, zooals er in do meeste dierentuinen zijn, is een krach tig rund, hoewel deze dieren toch zeer ontaarde nakomelingen zijn hunner wilde voorvaderen, veel kleiner dan deze. Dat ziet men aan de schedels, die soms in moerassen gevonden worden en. die een verbazenden omvang hebben. Nog in liet begin der 16de eeuw doodde men in Li- tauen bisonstieren, tusschen welker hoorns drie muil plaats vonden. Maar allo wilde dieren gaan achteruit, zoodra ze slechts op bepaalde plaatsen voorkomen en daar door niet meer vrij zijn. In ruim 100 jaar komt de bison nog slechts op twee plaat sen overvloedig voor: in den Kaukasusen in Litauen; hieruit blijkt al dat hij tot uit sterven veroordeeld is. Een kleine kudde, die onlangs in Silezië is ingevoerd, in de bossehen van vorst Plesz, zal daar, ondanks de goede verzorging, wel niet lang blij ven leven. Eens bewoonde de bison geheel Midden- Europa ten Noorden van de Pyreneeën en de Alpen en kwaan hij ook op het Balkan- schiereiland voor. In Duitsehland was hij even menigvuldig als do oerosbeide rund- soorten waren echter spoedig uitgeroeid. Dat wordt daaruit verklaard, dat die die ren den jager een heerlijke buit oplever den en zo doof den landbouwer hoogst ongaarne gezien werden. De ouder wor dende stier scheidt zich van de kudde af en wordt als „kluizenaar" terecht zeer ge vreesd, want hij valt in zijn woede ieder levend wezen aan en was in den tijd, toen men nog geen vuurwapens had, zeer ge ducht. De vorsten beschouwden het dus als hun pjicht, de bossehen van die die ren te zuiveren. Men maakte jacht op de runderen, door ze met drijvers en honden op< een door oude boomen omzette plaats t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 10