Den minister werd namelijk gevraagd of
hij wel wist dat er ratten zijn in die ge
vangenis.
De minister zette uiteen dat gevangenis-
ratten behoorden tot hot domein van een
zekere commissie die een zeker onderdeel
van de gevangenissen beheert.
Het klonk zoo plechtig, dat men algemeen
begon te lachen. En dat lachen werd niet
minder, toen een der leden den minister
vroeg of hij 't niet wenscheüjk achtte in
plaats van een commissie oen kat to hebben.
De minister beloofde dat te zullen onder
zoeken, alsmede de kwestie die een ander
lid opwierp, of de ratten wel heelenmal in
de gevangenis waren. Hij had gehoord dat
ze zich in de infirmerie ophielden.
Gisteren heeft men intusschen wcr een
betooging in Trafalgar Square gehouden,
waar o.a. Ladv Francis Halfom* gesproken
heeft en als Mis0 Panklmrs uit de gevan
genis komt zij kreeg slechts 14 dagen,
de anderen 2 maanden zullen we haar op
een soirée gaan toejuichen.
Misschien vertel ik daar wel wat meer
van.
ALLERLEI.
MAX IIALBE.
De verandering, die omstreeks 1SS0 in
het Duiischc drama plaats groep, de wen
ding naar het realisme, was eigenlijk slechts
een verruiming van zijn gebied. Het leven
moest weergegeven worden, zooals het
is," hoorde men zeggen, alsof dat moge
lijk was! Alsof het leven, zooals het is,
door de kunst kon worden voorgesteld;
een verruiming van haar gebied wilde die
kunst. Niet meer door groote lotgevallen
van menschen van bcteekenis, moest het
zieleleven gekend won-den. De dichters wil
den de tragiek in het alledaagsche leven
opzoeken, in menschen, die geen groote
wederwaardigheden hebben, maar eenvou
dig ongelukkig zijn. Men gaf geen men
schen meer, die volgens Ilegel trotsHi zijn
op hun schuld, maar menschen die offers
zijn. De groote schuldige speelt in deze
drama's niet mee. Het is de maatschappij.
Geen noodlot, zooals hij de Grieken, waar
voor zelfs de goden zich huigen, maar
oen noodlot op de bank der aangeklaag
den. Zoo is hot bij Ilauptmann, bij Tol-
stoï. Deze drama's werden gedichten van
aanklacht en medelijden.
Toen in 1S93 te Berlijn voor het eerst
het stuk van een jongen dichter, Max IIalbe
„Jugend" werd opgevoerd, klonk plotseling
een toon in de tragedie van de aanklacht
en het medelijden, die tegelijk verbaasd
deed staan en bevrijdend werkte. Bij al
die sombere ontkenning klonk een vroo-
lijk, moedig „la".
In „Jugend" vinden wij den grondtoon,
die uit al de werken van Ilalbe weer
klinkt: het leven recht laten wedervaren,
eraan gehoorzamen, het recht op het le
ven met inspanning van alle krachten ver
overen. De menschen in Halbe's drama's
onderwerpen zich niet. Zij staan pal op
hun plaats, verdedigen die en sterven er
voor.
In de drie groote landelijke drama's
„Muiter Brde" (1897), „Hans Rosenha-
gen" (1901) en „Der Strom" (1903) is de
aarde, de macht, die de menschen be-
heerscht, waarom ze strijden.
In „Mutter Erde" gelooft de zoon van
een landeigenaar, als hij in de wereld
komt, dat hij zich aan de bekoring van
zrjn geboortegrond onttrokken heeft. Aan
de zijde zijner vrouw strijdt hij voor vrou
wenrechten en neemt hij deel aan den be
schavingsarbeid. Maar als hij in zijn eigen
huis terugkeert, herneemt de geboortegrond
zijn recht op hem.
Ook in de andere genoemde drama's ligt
het sterke dramatische element in het eigen
zinnig, hartstochtelijk vasthouden der men
schen aan de goederen van het leven, aan
het land, aan hun vrouw. Halbe geeft zijn
personen gaarne breed weer. De natuur
Fen verrukt! Je hebt mij tot den gelukkig-
sten man op' aarde gemaakt!"
Maar de afgesproken twaalf maanden
waren weldra om, zooals de baronet heel
goed wist en voor hif haar verliet vond
hij' het gewenscht, even te zeggen, dat het
onder de bestaande omstandigheden goed
zou zijn den trouwdag gauw te be
palen.
May zette daarbij haar groote onschuldige
oogen wijd open.
„O, Sir Gilbert, ik' zou nog lang niet
aan trouwen kunnen denken 1"
„Maar je vergeet de vastgestelde twaalf
maanden, lieve May 1" bracht de baronet
hiertegen in.
„Het zou toch heel onaardig zijn tegen
over de nagedachtenis van mijn oom, als
ik binnen een jaar na zijn dGod trouwde.
Ik' heb er veel over nagedacht, en ik ben
vast besloten een jaar te laten voorbij
gaan, voor ik tot een huwelijk overga."
„blaar begrijp je dan niet dat ditdwars-
boomen zou zijn van de goede bedoelin
gen, die je oom ten opzichte van je had."
„De geloof vast," zei May 'plechtig, „dat
oom die bepaling maakte hm mij op1 de
proef te stellen, om te zien of ik den
juisten eerbied voor zijn nagedachtenis zou
hebben of niet."
„Maar hoe dwaas is dat nu!" liep de
baronet bijna buiten zich zelf van boos
heid. „In dat geval zou, de heele bezitting
naar die liefdadige instellingen gaan. Het
zou zoo jammer zijn!"
„Ik denk niet, dat die vereenigingen dat
met u eens zullen zijn," antwoordde May
spreekt in zijn stukken mee en wordt soms
do hoofdpersoon van liet drama. De mo
derne schilderkunst hooft de lucht op het
doek gebracht, liet moderne drama brengt
do lucht op het toonccl. Zij geeft er kleur
on stemming aan, en verleent hun een
zeldzaam harde bekoring.
In een reeks drama's werkte llalbc zijn
thema uit. Hij geeft menschen, die hun
leven met moeite vormen, die het willen
dwingen. In do vroegere drama's staan
de menschen vast op den bodem, die hun
door het leven werd aangewezen en strij
den tegen alles, wat hen daarvan ver
drijven wil. Hier zijn menschen, die van
het leven verlangen, dat het hun zal ge
hoorzamen.
In den laatsten tijd heeft Halbe twee
drama's geschreven, dik niet begrepen zijn.
lu .AValpurgistag" (1902) zien we liet
vroolijke sladje Eckurdsbronn, waarin het
ruikt naar bloemen, wijn en lekker eten.
De vroolijke bewoners houden jaarlijks
een dichterlijken wedstrijd cn kiezen zich
oen dichtervorst. Hou nieuwen koning jui
chen zij toe, dien van het vorige jaar be
spotten zij. Do jonge dichter Aansgar is
zulk oen. afgezette koning, en hij lijdt daar
onder; hij gelooft, dat jiu zijn dichterlijke
loopbaan ten einde is. Daar komt ecu
mooi meisje in de postkoets aanrijden, dat
aan den dichter gelooft en hem liefheeft.
Ze wekt hem op, om aan den wedstrijd
deel te nemen, en als hij overwint cn de
Eckardshronnors hem weer toejuichen
werpt hij hun dien bijval voor de, voeten
en trekt n.H zijn schoone de wereld in.
Uit dit drama heeft men de verbittering
van den dichter willen lezen. Maar in
dit stuk weerklinkt blijde vreugde over
het bonte spel van het leven.
Evenzoo in „Insel der Seligen" (1905),
die kweekplaats voor individualiteiten. AVie-
gand, dc gewezen gouverneur van een
prins, predikant en sociaal-democraat, heeft
plan gemaakt, om een stuk aarde te schop
pen, waarop een vrije menschheid vrij
kan leven. O, ze bloeien er prachtig al
die wonderlijke individualiteiten. Ze heb
ben elkaar lief en strijden met elkaar en
vergallen elkaar de nieuwe zaligheid. Ja,
zo smeden zelfs een samenzwering togen
Wiegand, het hoofd der kolonie; zij wil
len hem afzetten, ze vergiftigen hem het
leven, tot hij hun het eiland schenkt en
met zijn vrouw en zoontje nieuwe wegen
zoekt.
Deze drama's maken ons het beeld van
de persoonlijkheid cles dichters duidelijker.
De liefde tot al het sterke, warme, strijd
lustige in de menschenziel klinkt ons uit
al Halbe's werken tegemoet. Deze geeft aan
de personen hun krachtig relief. 'Daarbij
komt ook nog een rijp, lachend aanschou
wen en overwinnen van de dwaasheden
des levens. Recht op het leven overal.
HET ZOEKEN NAAR DE NOORDPOOL.
Nu de volbrachte reis van kapitein Peary
de aandacht weer op de Noardpoolreizen
heeft gevestigd, is het niet ondienstig, iets
over andere dergelijke tochten mee te
deelen. "Veel heeft men gesproken over
die welke geschiedde op kosten van
den uitgever der Chicago'er 'Record He
rald; en waarbij de journalist Walter
Wellmaun als op moderne Lkarusvleugelen
in een bestuurbaar luchtschip binnen en
kele dagen de Noordpool zou bereiken.
Het te Saint-Ouen, bij Parijs, gebouwde
luchtschip „Amerika" was op tijd verzon
den naar 'n eiland, bij Spitsbergen, waar ma
joor Hersey de vertegenwoordiger derVcr-
eenigde Staten en van het Aaxdirjjkskim-
dig Genootschap te Washington met oen
talrijk personeel voor de gasfabriek zorg
de, Wellnmnn en de andere deelnemers
volgden later. Men had zich voorgenomen
dc proefvaarten reeds einde Juni te be
ginnen, om in Augustus de opstijging te
doen plaats hebben, die naar men hoopte,
kalm. „In ieder geval mijn besluit staat
vast."
En ditzelfde antwoord gat zij aan al haar
aanbidders. Zij nam ze bijna allen aan
ia de vaste overtuiging, dat zij, als zij
hoorden van haar besluit om pas na den
12den Juli te trouwen zich op meer pf
minder nette wijze terug zouden trekken,
liet hielp niets of haar nicht cr haar al
over onder handen nam'. Zij antwoordde
dat niemand er haar toe brengen zou zoo
oneerbiedig te ?ijn tegenover haar ooms
nagedachtenis. En dus ging zij in de heer
lijke maand Juni weer naar Wadham terug.
Phil kwam haar in het park tegen op
den avond van haar terugkomst.
„Met wie ga je trouwen, May vroeg hij.
„Met niemand."
Een lange pauze.
„Wil je dan met mij trouwen, May? Je
weet dat ik je al mijn leven heb lief gehad."
„Ik zal in Augustus met je trouwen, als
je dat verlangt."
Hij keek haar aan en daarna brak er een
glimlach door op zijn jongensachtig ge
zicht.
„Best, May. Als jij er niet om geeft arm
te zijn, geef ik er zeker niet om. Lieveling
zou het mogelijk zijn, dat je dan ten slotte
toch nog de mijne werd."
En daarna gebeurden er allerlei dingen,
die hier nu niet in bizonderheden vermeld
behoeven te worden.
„En waarom wou je nu dien vereenigin
gen de heele bezitting geven, May?" vroeg
hij, toen zij afscheid namen,
„Zij zullen niet alles krijgen. De heer
de reizigers binnen 120 uur over den
1200 K.M. bedragenden rechtlijnigen af
stand naai* de pool zou brengen.
Nog nooit was tot dusver een reis in
een luchtschip met zoo groote kosten op
lomv gezet. Do in den gewonen sigaren-
vorm gebouwde ballon luid hij een lengte
van 54 SI. en een middellijn van 17 M.
een stijgkracht van 8000 K.G. en kon door
de motoren van 25 en 55 P.K. een snel
heid van 29 K.M. per uur bereiken. Do
reizigers hadden levensmiddelen voor 75
dagen bij zich en konden door itoandlooze
telegrafie in verbinding blijven met Ilam-
merfest en een stoomboot die hen zooveel
mogelijk zou volgen. Vier inotorsleden wa
ren gereed, om dc reis te land voort te
zetten, als men genoodzaakt was den bal
lon te verlaten en bovendien werd nog
een lichte ijzeren boot meegenomen, om
in het ergste geval ook over zee redding
te kunnen zoeken.
Wellmaun kon de reis dus onder heel
wat gunstiger omstandigheden beginnen
dan de ongelukkige Amlró. Maar dc op
stijging heeft nooit plaats gehad. Wellmaun
moest die uitstellen Lot het volgend jaar
daar de ballon nog niet goed genoeg
wass samengesteld.
Zeer belangwekkend is dc noordpool
iocht van don r/ecn MyliusEricliseu, die
den 25stcn Juni vertrok, in zijn 42 M.
lang en 10 Al. breed schip, een voorbeeld
van praktische uitrusting. De 21 kajuiten
van het vaartuig zijn voorzien van dc beste
voorzorgsiniddelen tegen de kou. Het schip
zal varen langs liet nog onbekende deel
der Oost-Groenlandscho kust, dat ligttus-
sclicn kaap Bismarck en hot uiterste punt
van Groenland. Daar de hertog Philippe
van Orleans, die in den zomer van 1905
hier van uit kaap Bismarck tot 78° 1G1
voortging, niet trachtte te landen cn bo
vendien niets mededeelt over zijn tocht,
begint MyliusErichsen daar, waar de
Duitsche Noordpool-expcditic van 1870 na
den ondergang der „Hansa," door het ijs
genoodzaakt was, om te keeren.
Het meest belangwekkend zal wel de voor
genomen sledetocht dwars door de ijs
vlakten van Groenlapd zijn. Terwijl Han
sen dezen tocht in het jaar 1888 van
Gyklenlóvefjord in de richting naar Godt-
haab volbracht, zal MyliusEirichsen 1000
K.M. noordelijker, bij 73° aan den binnen
sten hoek van den Frans-Jozef fjord be
ginnen en de richting naar Upemivik, dc
zendingsplaats aan de Westkust^ inslaan.
MyliusErichsen heeft gegronde ver
wachting op zijn lange sledevaart goed ijs
aan te treffen en neemt daarom behalve
talrijke Eskimo-honden een automobiel
slee mede.
Veel belangrijker voor het onderzoek zijn
twe,e expedities, die. door den Deenschen
kapitein Ejnar Nikkelsen en d.en Engelsch-
man Harrison onjernomep worden van te
genovergestelde kanten, n.l. van de Be-
ringstraat en de, Noord-Amerikaansche
eilanden de poolstreek intrekken.
Welke groote eischen zulke, tochten ook
aan de de.elnemers mogep stellen, toch
kunnen naar het algemeene, oordeel der
vakmannen d,e, moeilijkheden' nie,t onover
winnelijk genoemd, worden. Als men kon
aannemen, dat er in het uiterste, Noorden
een rijk goudland lag, dan was de, weg
naar de Noordpool repds lang gevonden,
maar nu ontbreekt nog te, veel samen
werking.
Te Brussel werd van 711 September
1906 een conferentie gehouden, belegd
door* den hertog der Abruzzen, Gerlach,
Gree.ley, Nordenskjöld en Sverdrup. Daar
werd e.en plan ontworpen voor toekom
stige ontdekkingsreizen eïi de grondtrek
ken voor e,en organisatie vastgesteld. Men
zal nu afzonderlijke afdieelingcïi stichten
voor verschillende takken van wetenschap
en de offervaardigheid dek staten en van
bizondexe personen inroepen. Voor velen
blijft de ontdekking der Noordpool iets zee,T
begeerenswaards, ze zullen niet rusten
Brinsley zegt, dat er eenige bepalingen zijn,
die maken, dat zij er niet van in het bezit
kunnen komen."
„Ile? en wat moet er dan mee gebeu
ren?"
„De vereenigingen krijgen het geld, dat
cr is. Het landgoed is voor den lechtma-
tigen erfgenaam."
„Gelukkige drommel 1 En wie zou dat
wel zijn?"
„Ik geloof, dat hij Philip Wadham heet,"
sprak May heel bedaard.
„May, houd je mij voor den gek? Zou
ik die gelukkige eigenaar zijn?"
„Ik herhaal slechts wat mijnheer Brins
ley mij vertelde," zei, May. „Ik liet hem
beloven, dat hij voor mijn terugkomst aan
niemand zou vertellen, dat jij de erfge
naam was. „Nu zie je eens, wat ervan
komt, als iemand zijn eigen testament
maakt," zei hij. wUw oom heeft er na
tuurlijk niet over gedacht, dat u geen lust
zou hebben om zoo gauw te trouwen."
Dus wou ik hem nu maar eens laten
zien, dat dit toch het geval was."
Phil bleef stom van verbazing. Hij sloeg
zijn arm om het middel van het meisje
en drukte haar tegen zich aan.
„Je maakt niet zooveel haast met het
huwelijk als de anderen," sprak zij. „Maar
als je het werkelijk liever won, omdat er
misschien anders allerlei vervelende din
gen ontstaan door de uitlegging van die
bepalingen, dan zou ik er misschien wel
toe te bewegen zijn om den trouwdag wat
vroeger vast te stellen."
vooir ze er den geheimzinnigen sluier van
hebben weggetrokken.
UIT DE SAGENWERELD DER MAORI'S.
De priesters der Maori's, Toliunga's ge-
naamd, zijn de. bezitters en bewakers der
„wijsheid", de spreuken, gezangen cn ge
bruiken, waarmee zé dc goden ecren.
Deze wijsheid is heilig, evenals hun be
zitter. De goden stammen af van de groote
moeder dar duisternis, de godin Hinc-nui-
te.po, en ze zijn de voioioudeirs deir men
schen, die zich met ieder geslacht ver-
dei* van dc. goden verwijderen.
Een der godpn is Tune, die uitging oun
zijn vader, den hemel, te' versieren. Want
de. hemel, die gescheiden was van zijn
gade Paapa, de aarde, stond kaal en een
zaam boven L'aupa, en Tane sprak be
droefd: „0, vadeir, mijn hart ziet in droef
heid tot u op, daarom wil ik het sieraad
zoeken, waarmee u de ongein van Paapa
en haar kinderen verheugen zal." Hij liep
dus dc tien hemelen door, cin hij ging
nog vee! verder, tod hij aan de „Gioote
Verte" kwam cn eindelijk de onderwereld
bereikte. Hier vond hij Iline-a-te ao', de
dochter des lichts; zij bewaakt de poort
der onderwereld, cn tnoie.de van zijn reis
sliep hij in haar huis, In de duisternis
van den nacht zag hij twee stenen schit
teren cn ïten volgenden morgen vroeg hij
aan lline-a-te-ao omi de twee starren als
sieraad vooir zijn vader, den licniei. Ze,
weiden hem toegestaan, en met drie ster
ren en nog vele andere,, diie hij ei bij
kreeg, 'tooide hij nu zijn vadar.
In den aanvang was Atua de godde
lijke kracht. De wereld werd gevuld door
Te-po-nui, de groote duisternis. Toen be
gon Atua zijn geweldig schcppingslied en
de duisternis bracht het leven voort, en
den 'nacht, cn het licht, en don groofen
hemel cn de uitgestrekte aarde.
De hemel zag vol bewondering hoe do
aarde uit de duisternis te voorschijn trad
en besloot haar tot vrouw te nemen. En
de zonen uit hun huwelijk geboren leef
den in duisternis1 en nacht, maar hun har
ten verlangden naar licht en ruimte. En
de stem van Tu, den god van den oorlog
en van het booae, sprak: „Laat ons'Rangi
(den hemel) dooden, want hij geeft ons geen
ruimte genoeg."
Maar de stem van Tane, den god. dar
hoornen, an+woordde„Hoe zouden we
Rangi. kunnen dooden? Is hij niet onze
vader? Neen, laat ons liever spreuken zoe
ken, waardoor we de godenkunnen dwin
gen, en laat ons onzen vader op de top
pen der bergen plaatsenlaat hij verre
van ons zijn, en laat ons met onze moe
der leven." Aldus word besloten. Maardc
Maori's zeggen: „De liefde dea* ouders,
hemel en aarde, bestaat nu nog en in de
scheidingssmart zendt de hemel zijn tra
nen als morgendauw op de aarde neder,
en de aarde zendt witte wolkjes als lief
deboden naar den hemel terug."
Do „wijsheid" der Maori's is een zonne
mythe en de groote held in hun legenden
is Hani.
"Mani heeft Nieuw-Zeeland als een viseli
met zijn geweldigen hengel uil de zeeop-
gevischt; Mani heeft zelfs de zon bedwon
gen, om haar weg langs den hemel te
vertragen en de nachten korter te doen
zijn. Mani heeft Mahmifca, de rnoedervan
het vuur, dat in haar vingers leefde, be
drogen en daarmee het vuur in de we
reld gebracht; ja, eindelijk heeft Mani
getracht de geweldige Hinc-nui-teqm te doo
den, om daarmee den dood te doen ster
ven, zoodat do menschen eeuwig konden
blijven leven maar dat was Mams dood.
De moeder van den nacht doodde Mani,
den zonnegod. Als zonnegod visebte Mani
ook de aarde uit de zee.
Niets is verloren gegaan van de „wijs
heid" der Maoris van de eerste tijden af
tot nu toe, maar nu is ze bezig uit te
sterven met de laatste Toihunga's, die nog
met kunstig getatoueerd hoofd .over het
vuu'r gebogen, treurig en ongaarne over
hot groote verleden vertellen.
IETS OVER CARNEGIE.
Een blijk van ware grootheid in Car
negie is zijn bewondering voor de groot
heid van anderen. Ilij liecft zich altijd aan
getrokken gevoeld tot helden. Herbert Spen
cer als wijsgeer, John Morley als letter
kundige, en Abram S. Hewitt als burger
zijn z'n idealen. „De buitengewone per
soonlijkheid te ontdekken," moet volgens
hem bet doel zijn van het Carnegie-Ins ti-
tuut, waaraan hij tien millioen gaf. Hij
vindt dat iemand aan het eind van zijn
studie meer macht dan beschaving behoort
te bezitten.
Toen Sir Edwin Arwin. eens had ver
klaard, dat. een schrijver Grieksoh en La
tijn behoorde te kennen, antwoordde hij
„Schreven Burns en Shakespeare dan niet
goed genoeg zonder Latijn en Grieksch?
De schrijvers van den tegenwoordigen tijd
moeten met de feiten, met de werkelijk
heid rekening houden, niet met frases."
'Op een anderen keer zei hij tegen lord
Reay: „Een man met een akademische op
leiding is v-oor den handel verloren. Hij
doet beter met op zijn achttiende jaar in
den handel te gaan, dan drie of vier jaar
aan een akademie sommige oude pruiken
te bestudccren, die twee duizend jaar ge
leden leefden. De studie van gevechten
tusschen oude volken is geen voorberei
ding voor iemand die in staal of kool wil
gaan handelen."
Voor Carnegie heeft de idee altijd meer
waarde gehad dan het geld.
„Ik geloof niet, dat er voor hem ooit
een rijk man geweest is' met zooveel en
zulke oprechte geestdrift yoor woordkunst
als Carnegie," schrijft Conway. Hij js
trotscher op zijn schrijverstalent dan op
zijn geluk in zaken hij vindt het pret
tiger dat zijn werk „Empire of Business"
in het Grieksch en Japansch is vertaald
dan dat hij zich verblijdt over het feit
dat zijn inkomen vier en veertig duizend
dollars per dag bedraagt.
Wat hij aan liefdadige instellingen uit
geeft, is dc moeite waard:
Dollars,
Veertienhonderd bibliotheken 42.000.000
Een en vijftig scholen 8.000.000
Carnegie-lnstituut 10.000.000
Carncgiestiehti'iig (pensioenen
voor professoren) 10.000.000
Carnegie-Ondersleuningsfonds 4.000.000
Carnegie-lleldenfonds 5.000.000
Scholsche Universiteiten 10.000.000
Technische scholen te Pittsburg 10.000.000
liet vredespaleis 1.500.000
Ingenieursclub te New-York 1.000.000
Kunstmuseum te Pitlsburg 2,000,000
Bijdragen aan .verschillende in
stellingen 17.000.000
Totaal 120.500.000
En dat is alles met ijzer verdiend.
BIRMA.
Reizigers, die Achter-Indië bezocht heb
ben, zeggen allen dat de indruk, dien zij
bij liet 'invaren van den mond der Irawadi
ontvingen, onvergetelijk was. De vlakke
kust schijnt met hoornen cn boschjes uit
het water op te rijzen. Maïsvelden en lage
hutten worden zichtbaar, en men ontdekt
de met stroo bedokte landingsplaatsen, die
naar de nabijgelegen dorpen voeren. Deze
worden talrijker, het land toont een weel-
derigen, goedverzorgden plantengroei, spoe
dig komt de zilveren pagode van Syriam
uit een donkere boomengroep te voorschijn,
cn dan verheft zich na een nieuwe krom
ming der rivier do gouden pagode van
Rangoon boven de rijen huizen en hutten,
die zich langs den oever uitstrekken.
Rangoon, de hoofdstad van BiitschBir
ma, bekleedt een eerste plaats onder de
handelssteden van Acliter-Indië en is voor
al van beteekenis als havenplaats. De stad
dankt haar bloei voornamelijk aan de ge
noemde pagode; vóór 150 jaar nog een
klein dorpje, werd ze langzaïherhand de
tweede stad van het rijk, maar kwam eerst
tot haar grootsten bloei na de inbezitne
ming van het land door de Engelschen.
Het belangrijkste gebouw der stad is
zonder eenigen twijfel de pagode, aan wel
ker bouw eeuwenljlang gewerkt is. Even
als alle Boeddhistische gehouwen van deze
soort is ze geen eigenlijke tempel, maar
meer een kolossale reliquieënbewaarplaats.
Het bewonderenswaardige gebouw gelijkt
uit de verte gezien op een groote tafelbel
en staat op liet hoogste punt der stad.
Het is een groote steenklomp, waaraan de
geloovigen aan de buitenzijde eer bewij
zen, doordat ze op de terrassen van het
gebouw klauteren en den ronden vooige-
vel met bladgoud beplakken.' Bovendien
offert men aan Boeddha kaarsen, bloemen
en vlaggetjes. De binnenkant vormt een
wereld op zichzelf. De klokken, die zich
hier bevinden, dienen tot een ander dool
dan die welke men bij de Christelijke gods
dienstoefeningen gebruikt. De Birmanen
gebruiken ze, zooals wij on£b bellen lot
aankondiging van hun komst. De klokken
hebben geen klepels, er liggen uitgesneden
knotsen naast, waarmee de Boeddhist het
metaal met al zijn kracht bewerkt, om op
zijn aanwezigheid en den aanvang van zijn
gebed opmerkzaam te maken.
DE BISON.
Een volwassen bisonstier, zooals er in
do meeste dierentuinen zijn, is een krach
tig rund, hoewel deze dieren toch zeer
ontaarde nakomelingen zijn hunner wilde
voorvaderen, veel kleiner dan deze. Dat
ziet men aan de schedels, die soms in
moerassen gevonden worden en. die een
verbazenden omvang hebben. Nog in liet
begin der 16de eeuw doodde men in Li-
tauen bisonstieren, tusschen welker hoorns
drie muil plaats vonden. Maar allo wilde
dieren gaan achteruit, zoodra ze slechts
op bepaalde plaatsen voorkomen en daar
door niet meer vrij zijn. In ruim 100 jaar
komt de bison nog slechts op twee plaat
sen overvloedig voor: in den Kaukasusen
in Litauen; hieruit blijkt al dat hij tot uit
sterven veroordeeld is. Een kleine kudde,
die onlangs in Silezië is ingevoerd, in de
bossehen van vorst Plesz, zal daar, ondanks
de goede verzorging, wel niet lang blij
ven leven.
Eens bewoonde de bison geheel Midden-
Europa ten Noorden van de Pyreneeën en
de Alpen en kwaan hij ook op het Balkan-
schiereiland voor. In Duitsehland was hij
even menigvuldig als do oerosbeide rund-
soorten waren echter spoedig uitgeroeid.
Dat wordt daaruit verklaard, dat die die
ren den jager een heerlijke buit oplever
den en zo doof den landbouwer hoogst
ongaarne gezien werden. De ouder wor
dende stier scheidt zich van de kudde af
en wordt als „kluizenaar" terecht zeer ge
vreesd, want hij valt in zijn woede ieder
levend wezen aan en was in den tijd, toen
men nog geen vuurwapens had, zeer ge
ducht. De vorsten beschouwden het dus
als hun pjicht, de bossehen van die die
ren te zuiveren. Men maakte jacht op de
runderen, door ze met drijvers en honden
op< een door oude boomen omzette plaats
t