tc drijven, 'waarvan men 'het kreupelhout verwijderd' had, Hier rukten de jagers met hun spiesen tegen de dieren op en zoch ten achter de hoornen een wijkplaats te nen de gewonde beesten. Een Frankisch koning werd onder een boom gedood, die pij zulk een gelegenheid door een bison n*?rd omgeworpen of misschien met zijn hoorn ontworteld. dn Litaucn leven misschien een 1000 bisons. Over het aantal dezer dieren in d«i Kaukasus valt niets met zekerheid te zeggense komen daar alleen voor in (lcnnel)'osschcn beneden de sneeuwgrens in kleine kudden, waarschijnlijk in melgroo- ler getale dan in Litaucn. DE OLEANDER. Men vindt in üuilsehland geen plant znd algemeen als don oleander. Vooralle hotels in grooterc en kleinere sleden ziet men ze; op balkons en veranda's van vil la's dienen ze als sieraad; ook op gras perken prijken ze in meer of minder fraaie kuipen, terwij! de bloemist ze kweekt om dat ook de bloemen zeer geliefd zijn. De oleanders hebben veel licht noodig en bloeien het rijkst onder glas. De roze, roode, witte en geelachtig witte bloemen verschijnen einde Juli in dichte trossen en verspreiden bij haar bloei een heerlijken geur, De trossen hebben de eigenaardig heid steeds nieuwe knoppen tc vormen voor de verwelkende bloempjes; daarom moet men ze niet te vroeg afplukken. De oleanders hooren eigenlijk thuis in de landen aan de Middellandsche zee on vormen daar met de laurieren en mirten steeds groen blijvende heesteirs van aan zienlijke grootte. Bladen en bloemen van den oleander zijn vergiftig, en het is ge vaarlijk deelen der plant, vooral de jonge uitspruitsels, in den mond te steken. Toch wordt een aftreksel der bladen als huis middel tegen allerlei kwalen, voornamelijk tegen uitslag gebruikt, en de bast dor oleanders is een uitstekend middel om lastige insekten uit huis te verdrijven. Men kan den oleander gemakkelijk kwee ken. Stekjes, uit twee leden bestaande, schieten in ieder jaargetijde wortel ineen met zand en water gevulden kom of in een fleschje met water. Hebben zo wor tel geschoten, dan worden de stekjes in een kleinen pot geplant en twee of drie maal in den loop van het jaar in een grooteren overgebracht. Bij zulk con be handeling bloeien de planten meestal reeds in het tweede jaar- na het stekken. De oleanders hebben sterke bemesting en veel water noodig; het is dan ook goed de oudere planten in den bloeitijd in schotels met water tc plaatsen en or telkens mest aan toe te voegen. EEN VISCH MET SCIIELPENAANWAS. Voor eenigen tijd werd in het Zuidelijk deel der Elbe een brasem van middelbare grootte gevangen, welks huid en buik met talrijke aanzwellingen bezaaid warren, wel ker inhoud uit kleine mosselachtige die ren bestond; het dier is niet bewaard, maai' verkocht geworden. Visschen met dcrgelijken aanwas komen meer voor. Ter ver-klaring van dit zonder ling verschijnsel kan het volgende worden meegedeeld: Nadat men tot in dennieuw- slen tijd, nog tot vooa- ongeveer 20 jaar oveT de voortplanting der zoetwater schelp dieren in het duister tastte, en aannam, dat 'de jonge dieTen korten tijd vrij rond zwommen, hebben de latere onderzoekin gen aangetoond, dat zij langen tijd in de huid van visschen vertoeven. Nadat de heel kleine diertjes het mioedeirdier verla ten hebben, zinken zij op den bodem, maar laten daarbij een langen draad in het wa ter achter. Raakt nu een voorbijzwemmen- de visch zulk een draad aan, dan kleeft die aan de huid yan den visch vast en bekt bet jonge dier tot zich, dat zich dan met behulp van een. paar stekels in den rand der schelp, die alleen in de eerste jeugd voorhanden zijn in de huid vastwerkt. Deze zwelt op en bedekt het kleine dier. De wch draagt dezen parasiet, die zich met zije sappen. Voedt, langen tijd met zich. Jls het dier ecu bepaalde grootte bereikt, verdwijnen die stekels, het schelpdier valt °P den bodem om daar zijn zelfstandig leven te beginnen. EEN AUDIËNTIE. Eenige jaren geleden benoemde groother- log Frederik van Raden tegelijk een pri vaatdocent in Heidelberg en een onderen lecraar tot professor. Beiden werd het zelfde uur opgegeven om hun dank tc be ogen. Dp flat uui* zag de jonge profes jor in de wachtkamer van het paleis te prlsruhe den ander met den hoed op -iet hoofd in. de grootste opwinding heen en weer loopen. Blijkbaar dacht hij na over tie toespraak, die hij tot den groot hertog zou houden. De jonge professor werd h.et eerst hij den vorst ontbo den. Hij vroeg den hofbeambte of hjj 'P claquemee moest nemen of laten 'ggc-n. Toen hem hot laatste werd te ken den gegeven, legde hij den hoed op de wiel. brie minuten later staat de jonge gc- eerte reeds weer in, do wachtkamer, en wordt de oude lieer ontboden. Zijn op gewondenheid is intusschen tot het boog ie P151^ gestegen. Met zijn hoed nog al- °P het hoofd, grijpt hij in zenuwach- baast den claque van den Heidelber- Jjer' ^en hij door een Hinken soot op de !<hvone hoogte terugbrengt. Als hij hij den groothertog binnenkomt, keert deze zich om, de professor denkt om zijn ontroering tc veibergcn. Maar wan neer de vorst zich weer omkeert, schijnt hij te lachen en zegt: „Maar, mijn beste professor, wil u tenminste niet één hoed neerleggen?" De professor werpt den klap- hoed van zich, voelt naar het hoofd, neemt den tweeden hoed af en stamelt vertegen: „Uwe Koninklijke Hoogheid heeft gelijk! Twee hoeden zijn bepaald te veel voor een man, die het hoofd kwijt is 1" ,*,Nu, u heeft hot uwe weier tea-uggevon- den, houd liet maar altijd flink omhoog!" mept de groothertog, terwijl hij hoim vrien delijk de hand drukt De audiëntie is afgeloopcn en heeft bei den opgefleurd. Een burgemeester ontving hel volgende briefje: „Mijnheer, Hierbij deel ikumede, dat mijn kind van acht jaair roodvonk heeft gekregen volgens wettelijk voorschrift." „Waarom lacht iemand?" vroeg een bio logist, die over de menschel ijk e eigenschap pen sprak. „Gewoonlijk om zijn vriend niet te be- leedigcn," antwoordde oen uit het gehoor. Zij„ik verveelde mij zoo, dat ik moest gapen. Maar ik hield natuurlijk mijn hand voor mijn mond." Hij„U wil toch niet zeggen, dat zoo'n klein handje zoo'n ik bedoelWat is het vandaag plecht weer, vindt unlet?" „Ik wou, dat ik maar half zoo mooi was, als Dora Smit," sprak ecu heel mooi meisje. „Maar dat is u," antwoordde een aan bidder, die niet venmoedde, dat zijn ant woord liaan- belcedigde. NEDERLANDSCHE WUSHEID. De meestor, in zijn wijsheid, gist. De leerling, in zijn waan, beslist. Staring. De uitwendige dingen zijn nooit meer dan de aanleiding om te worden, wat men op zeker moment is, ons innerlijk wezen is er altijd de wezenlijke oorzaak van. Groemewegen. Triomfe volgt het lijden. Van hen, die wettig strijden. Vondel, De duizenci, die zichzelf nooit wezen konden, Bezitten saam één waarheid die hen bindt. Hun is 't geloof, dat spreekt uit duizend monden. Maar wie wat mcnschlijk waar is, zelf ontgint, Voelt zich aan zich, door zich alleen gebonden' En weet, dat hij voor zich slechts waarheid vindt. Perk, Gaat u een meester voor, Volg, maar blijf vrij Treed op zijn weg, maar rij Niet in zijn spoor. Beets. VOOR DAMES. MODE. Evenals fluweel zal men dit najaar veel zware zij dragen. Dat komt overeen met liet tijdperk, dat nagevolgd zal worden, 18501870. De zijden japonnen worden echler ook in prinsessevorm met overjakje gedragen, daar men op partijen de luch tige taille niet ontberen kan, waarbij kant en borduursel de grootste rol spelen, in lichte kleuren, voornamelijk wit. Men zoekt daarom naar modellen, waarbij de witte blouse verder heerschappij kan voeren en men heeft zelfs een verecniging tot stand gebracht tusschcn de lingeiie zomerblousc en de wit-zijden avondblonsedaarbij is Valenciennes-kant de hoofdzaak. Wit zij den a jour steken verbinden do verschil lende kantsoorten. Heel eigenaardig staat gehaakte kant 'tusschcn die 'fijne 'soor ten in. De onontbeerlijke zijden blouses voor eenvoudiger toiletten, worden weer niet een schouderstuk gemaakt. Alle patronen en klcurenvereenigingen, die men in de flanellen zomer-blouses had, worden nu op de zijden blouses overgebracht. Do mode heeft zich echter ook meester gemaakt van de prachtige, kleurrijke, eigenaardig bewerkte weefsels, die de nijverheid tot mi toe uilsluitend voor hcerendasscn ver vaardigde. Het zijn degelijke, soepele stof fen, die bovendien heel breed zijn. Al- dergelijke blouses zijn ongevoerd, behalve aan het schouderstuk en de mouwen. Deze voering wordt afzonderlijk genaaid en zoo ingevoegd, dat ze er gemakkelijk uit ge nomen kan worden, als do blouse gewas- schen wordt. EEN ENGELSCI1E KOOKSTER. Het is reeds dikwijls gezegd, dat de vrouw zelfs door den man wordt over troffen in de twee werkzaamheden, die voornamelijk tot haar gebied behooren koken en naaien. haar gebied behooren koken en naaien. Het genie van den heer Worth bracht het laatste tot de hoogte, die het bereikt heeft; terwijl ook op het gebied dei' hoo- gere kookkunst de meerderheid van den man een feit is. Maar er bestaat tenminste één vrouw die in dat opzicht voor den man niet hoeft onder te doen. Die kunstenares in de keu ken is mevrouw Rosa Gewis van het Ca vendish Hotel te Londen. Haar diners heb ben de goedkeuring verworven van de grootste fijnpioevcrs. In den season wordt zij dagelijks uitgenoodigd om in de aan zienlijke huizen het toezicht over het klaar maken der diners te houden. De go'cdc koks worden tegenwoordig na tuurlijk uitstekend betaald. Ilun gemiddeld salaris is 1500 en 2000 pond per jaar. Het zal misschien niet te vee! gezegd zijn, als men beweert, dat slechts één persoon in Londen op deze wijze meer vei dient dan mevrouw Lewis en hij maakt 4000 tot 5000 pond 's jaars. Ze wordt door weinig koks in Londen on Parijs geëvenaard ia handigheid en oor spronkelijkheid van denkbeelden. Als kind hield ze al veel van kokenen ze hraeht er geregeld haar Zondagen mee door. Ze leerde koken in de keuken van den graaf van Parijs en maakte er alles door, erwten doppen en pannen schoon maken. Zo doet zelf haar inkoopen en beweert dat juist liet letten op de kleinigheden de hoofdzaak is. Voor éen groot gedeelte hangt ook volgens haar hot welslagen van een schotel af van de wijze, waarop hij wordt opgediend. En ook moet men steeds voor afwisseling in de toebereiding zorgen. In de aanzienlijke families is er tegen woordig veel vraag naar eenvoudige scho lels, wat waarschijnlijk toe le schrijven is aan koning Eduard, die niet van opge maakte schotels houdt. In den „season" is mevrouw Lewis zoo gezocht, dat ze wel aan drie,, soms vier diners op één dag moet mcehcl] ei. Soms als mevrouw Lewis naar Yorkslir' of an dere afgelegen plaatsen moet roken wordt eir in den trein e,en deel voor haar be schikbaar gesteld, waarin ze repels iets van het diner klaarmaakt. Meer dan eens reisde ze met den sneltrein naar een plaats in het Noorden om tc zorgen, dat een diner goed werd opgedragen, kwam dan met den nachttrein tc Londen terug om vroeg genoeg te zijn vooir de markt en ging da.aina weer naar hep Noorden om een lunch kla,ar te maken. Mevrouw Lewis heeft ook eenige kook lessen gege.ven en het is een gxoote aan beveling voor iema,nd, als ze. kan ze,ggen, da.t ze les van haar heeft gehad. Veel meisjes uit den netten stand zou den op die majiier voor zichzelf kunnen zorgen, maar ze moeten, aan één ding den ken, zegt mevrouw Lejvis, wie een goede kookster wil worden, moet niet opzien tegen hel ruwe werk in het begin. Ook moet ze niet bang zijn haar tint to, be derven. EEN SCHILDERSCHOOL. Een eigenaauligc schildoischooi is door den schilder Hermann Widmcr te Berlijn geopend'. Ze heeft ten doel het schilderen der vrouw geld te doen opbrengen en wil de daartoe noodigo kennis aanbrengen, door haar voor een bepaalden tak van schilderen op te leiden. Eu' wordt onder wijs gegeven in het ontwerpen van wou- we likte eren; modeplaten, borduurwerk, sie raden, briefkaarten, plaketten, tapijten enz. met inachtneming van dat wat door de industrie werkelijk gebruikt wordt. EEN VERZOEKSCHRIFT. De vcrceniging voor cce ontwikkeling der vrouw in Elzas-Lotharingen heeft een verzoekschrift gericht tot den schoolraad. Er wordt daarin verzocht meisjes toe te laten op de hoogore scholen en voorliet geval, dat men tot oen proefneming op een inrichting mocht besluiten, raadde men het gymnasium re Straatsburg daar toe aan. Met bot oog op de tegemoetko mende houding, die de raad innam te genover oen deputatie uit Mühlhausen, die met oen zelfde vraag, kwam, is het te - verwachten, dat het verzoekschrift een gunstig gehoor zal vinden. EEN GELEERDE VROUW. Vrouwen van groote geleerdheid waren er ook Teods in vroegere tijden. Zoo was Johanna Margaretha Bosin, uit Dresden, op haar drie en twintigste jaar reeds zoo geloerd, dat zc de Hebreeuwschc, Griek- sche, Latijnsfhc, Ilali.aan.sche, Franschecn Duitsche taal volkomen meester was. Zoo als de kroniek dor stad Torgau vermeldt, kon ze, in de theologie doceeren, disku- tecren en disputeeren"; bovendien muntte ze uit als kunstenares in instrumentale en vocale muziek. Of zich ondetr de vrouwen der twintigste eeuw wel velen in zulk een veelzijdigheid mogen verheugen? RECEPTEN. S elder ijspep. Eenige schoongemaakte 'sioldeirijknollen worden in kleine sjujkjesi gesneden. 2 "eet lepels fijn meel laat men in boter bruin worden, voegt daar de selderij bij, laat dit op een zwak vuurtje een kwartier staan smoren, roert er 2 L. bouillon bij, laat de selderij zacht koken en giet de spap door een fijne zeef. Als men een stukje, kalfs/nier er bij laat koken, wordt de, s.oep heel smakelijk. Na heit zeven wordt za weer warm gemaakt, dikwijls, ge roerd en met in boter geroosterde Situjk- jes, brood opgediend. Kippenragout. Drie jonge kippen worden goed sphoon gemaakt, dn kokend water acht of tien miuu|ten gekookt en afgekoeld. Dan snijdt men ze in s,tukken en kookt zc in water met een sjnkje boter, een ui, wat zout en wat peperkorrels, gaar. Nadat mende kip er ujt genomen en op een warme plaats, gezet heeft, wordt de syiujs ge zeefd en met e'ön derde L. zoeten ropiri gekookt. Dan bindt men ze mot e'en Mukje in meel gewentelde boter, voegt er l'of 2 eierdooiers bij, giet el' een theelepeltje citroensap in on giet zo o;vel de kippen. YOOR KINDEREN. HET DANKBARE MUISJE. De mudzonmotedcr bad deken keer haar kinderkamer banedrin in den kelder klaar gemaakt; omdat het daar wat kop.i|d \va% lagen do vie,r kleine' inUjizenkindertjes, in een nestje van. zachtp' warme watten. Alle familieleden kwamen de' diertjes! bekijken, en trachtten ujt te, vinden of ze' op va der of ojD moeder lokdi. „Maar het kleinste," riep de tante, „lijkt op niemand, dat heeft zoo'in stomp staartje, alSj nooit, in onze familie is, voorgekomen." „Toch is, 't een aardig diertje," riep de nniiizenmoede,r wat geërgerd, want ze koin niet vcleji, dal er aanmerking werd ge maakt op een barer kinderen. Eenige dage,n bleven alle vier zoet in hujri bedje gn de moeder kop gemsjt uit gaan om wat lekkers, vojor haar kinderen te "halen. Maar toen ze op zekeren dag tinais kwam, waren haar vier muisje,s nergens, te vinden; ze hadden zich ver veeld op waren uj,t wandelen gegaan, liet arme moede,rtje s,chrijrte' niet weinigvoor al omdat de kleipq mujsjes nog geen naam hadden ern zij ze, dup nipt roepen kon. Gelukkig waren ze, niet ver en brommend zond de moiede,r haar kinderen naar het nest terug. „Maar lieve moe,der," riep de oiU|dste. „Ik bon vandaag je lieye moeder niet, ik hen hee,l botO(3,1 Eerst zat ik je allen een naam ge,ven, zoio^lat je weet, wiie be doeld wordt als ijk je roqp, en dan zal ik je ee,ns vertellen, welke gevaren je loopt, als je nilet gehoorzaam bent en zoiet bij mij blijft. Do grqotste, heet Bilep, jij Miies, 'jij Siep en de kleinste „En ik heet Stolmpstaartjc,, niet waar, mofcder, zopals tante, mq genoemd "heeft?" vroeg de kle,i,nste. Moeder knikte. „Ziie je, 'kinde,ren/' sprak de oiujte muis daarna, „jujlio kent do, werelil nietl" „Maar wij, willen haar loepen kennen,"* riep de nepwijze Piep, „we willen "ons hier niet altijd in de, duisternis, vervelen, terwijl de zoin buiitep zoo heerlijk schijnt." „De zon zal je geen kwaad doen," antwooii'dde de moejlor, „maar de 'katten willen je oipejen; verdeT loppen er op aarde ifog' reusachtige, wezens, die men menschen noiepit." „Eten die menschen ons, Oiok op vroeg Miies. „Neen, de menschen eten ons niet op, maar ze gunnen ons nieits; als avc een beetje brood, melk of sjiek nemen, worden ze "boos en jagen ons onbaranhau'tig weg of dooden ons." „Wat een slechte menschen!" klaagde Stomps taartje. „Blijf dus altijd zoet bij me." „Moeder wil ons maar bang maken, avc gaan toch dc mooie Avcreid eeins bekijken," dachten de muisjes. En de stoute kinderen Avachttcn tot hun moeder uitgegaan aauis en liepen na elkaar de Avijde Avereld in. In een tuin zagen ze liet eerste daglicht. „Dat maakt me heciemaal blind," zei Piep. „Zoo mooi lmd ik me de AvareM niet voorgesteld," vond Mies. „Wat is er veel lekkers voor ons te eten," riep Sicp verheugd uit. Midden in hun genot stootte Piep plot seling een angstschreeuw uit: „Daair ko men Avezens op twee boenen, dat zijn ze ker menschen, en o, wee 1 een kat. Pak je Aveg!" Piep on Blies, die liet eerst bij hun hol Avaren, ontsnapten snel, maar Siep strui kelde in de haast over een noot, viel en de groole zwarte kat greep haar en liep met haar AAreg. Het arme Stompstaartje Aviist in zijn angst niet, Avaar het heen moest gaan. De kinderen, AAralit dat waaien hot, kwamen dichterbij; het dacht: „ik zal, maaa' naar de menschen gaan, die eten ons. tenmin ste niet op, zegt moeder, misschien laten ze mij avc! Aveex gaan, als ifc er om vraag." Het sprong naar het kleinste kind, klau terde vlug in de hoogte en verborg zich tusschen haar schortje en rokje. Wat piep te het angstig. „Doe me als 't u blieft geen kwaad." Een groote jongen kwam aangesprongen. „Nu hebben Avij je eindelijk, brutaal muisje." „We zullen hem oen poot uittrekken," rtejer. dc andean stoute jongens. „Marietjc, geef liet ons." Het meisje Avcigorde echter stancR-astig „Het arme muisje is bij mij- bescherming komen zoeken en ik zal het aan haar moe der terug ge A'en." Toen wilden de stoute jongens haar het muisje mot geAveld ontnomen. Marietje riep luid jammerend haar papa te hulp en hield het muisje stijf tegen zicli aan gedrukt. Een schoone, groote man kwam op haar hulpgeroep toeloopen. „Marietje, Avat is er toch?" „O, papa, ze Avillen mijn muisje dc poo- ten uittrekken, liet heeft bij mij bescher ming gezocht, hei beeft en is zoo bang. Niet waar, papa, ik mag liet A\mcr in het hol brengen. De kat heeft zijn hamertje al opgegeten; zijn moeder zal zoo bedroefd zijn." „Je hebt gelijk, Marietje," zei do vader, „men moet nooit iemands A-crtrouiwcn be schamen," „Hel heeft zeker honger, papa, ik zal het eerst Avat eten gcA-en, dan mag het gaan." „Zal ik je v-at vrincniijn A'cajaardagskoek geven? Hoe heet je?" „Stompstaartje. Ik heb nog nooit koek geproefd. Jk weet niet, hoe die smaakt." liet A'ond den koek echter heel lekker en vroeg of liet voer zijn moeder ookAvat muclil meenemen. „Ileel graag," zei Marietje, „dan zal ze je misschien ArergeA*en, dal je weggcloo- pen bent." „O Marietjc, wat ben ik je dankbaar. Als je mij soms noodig hebt, roep mij dan maar, en ik zal dadelijk komen." Het muiisje verdween. 'Ondertusschen liepen Piep cn Mies heel langzaam cn treurig naar hun nest. Ze draaiden zich steeds om cn klaagden: „Stompstaartje, kom je nog altijd niet?" Ze durfden haar moeder niet onder de oogen komen, dal Siep niet meer komen zou, Avisten ze maar al te goed. Hun moeder kwam hun al tegemoet. „Waarom zijn jullie alleen?" Airoeg zever- schrikt, „Avaar zijn Siep en Stompstaartje?" „Och moeder, de kat heeft Siep opge geten en Stompstaartje is hij de men schen gebleven; hij heeft ons niet geant- Avoerd, toen vee hom riepen." „Nu zie je, hoe het gaal als men niet gehoorzaam is," sprak de moeder, die op haar achterpootjes bitter zat te schreien, „mijn li eye Siepje, en mijn beste Stomp staartje, ik zal je nooit moei' zien." „Moedertje, heeft u. mij geroepen vroeg Stompstaartje, die zachtjes binnengekomen was en nu vleiend zijn pootjes om haar hals legde. „Lie\rc, goede moeder, vergeef ons, Ave zullen nooit meer ongehoorzaam zijn," rie pen allen. „Jullie ziet nu, hoezeer ik gelijk had, dat er in de schoone wereld veel geva ren zijn." „Maar," zei Stompstaartje, „er zijn ook heel goede menschen," en hij vertelde van Marietje. Weken later speelden de kinderen ver stoppertje, ze liepen daarbij liet hcelc huis door. Marietje Avas op den zolder gegaan, om een goede plaats te zoeken, daar stond een groote oude koffer met open deksel. „Hier zal niemand mij Anoden," dacht Marietje en ze stapte erin. - Maar o avcc! Ze had zeker tegen het deksel gestooton, want dal viiei in liet slot en liet arme kind zat tot haar schrik gevangen. Ze riep cn klopte tegen dc Avandcn, maar dat klonk hol en dof. „Lieve Marietje," Averd er zachtjes naast haar gepiept. „Ben jij het? Wat heb je uitgevoerd, arm kind? Ik hoor je roepen." „O, Stompstaartje, Avat gelukkig, dat je hier bent; ik ben gevangen en het is hier zoo donker, ik ben zoo bang." „We zullen ex wel gamv uitkomen," zei liet muisje, „avo knagen maar een gat in den Avand cn AA^erkcn ons daar doorheen. Laten avc maar dadelijk beginnen. Je mond is zooAmel grooter dan de mijne, je zult Avel gauAV vrij zijn." „Een gat knagen I met mijn tanden," riep Marietje, „dat kan ik niet." „Wal zijn die menschen toch dom," dacht Stompstaartje, maar ihij zei: „dan zal ik moeder en de andere halen." N,a korten tijd verscheen de hcele mui zenfamilie, om een gat te knagen. Onderwijl misten de kinderen ook hun speelkameraadje, men zocht OAreral vergeefs. „Laten Ave eens op zolder kijken," zei de Aradcr, maaT ook daar zagen ze niets. „Nu moet je roepen, Marietje," zei Stompstaartje, „daar komen je ouders." Maar Marietje boAVOog zich niet. „Ik geloof, dat ze slaapt," zei een van do muisjes. Stompstaartje trok aan haar oor, de moeder krabbelde aan den neus, maar het kind boAvoog zich niet. „Nu zullen de ouders Avcggaan," zei de muizenmoeder. „Toe, kinderen,* maakt zoo veel loA-en als je kunt, dan zullen die dom me menschen het deksel avcI openmaken; het lieA'e kind sterft anders." Toen de Ander dc deur achter zich wou sluiten, hoorde hij een eigenaardig leAren. „Wat zijn hier veel muizen, de koffer schijnt Avel te leven," sprak hij en hij maakte het deksel open. „Laten we nu aan den haal gaan," riep het muizenmoedertje, „men kan de men schen nooit vertrouwen." De dankbare mui zen verdwenen naar alle kanten. De oudei's vonden hun kind bijna gestikt in den koffer. Zonder de hulp der muizen had Marietje moeten sterven, zc Avas dus voor haai* goedheid voor het muisje avcI beloond ge worden. r 1 i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1906 | | pagina 11