tc drijven, 'waarvan men 'het kreupelhout
verwijderd' had, Hier rukten de jagers met
hun spiesen tegen de dieren op en zoch
ten achter de hoornen een wijkplaats te
nen de gewonde beesten. Een Frankisch
koning werd onder een boom gedood, die
pij zulk een gelegenheid door een bison
n*?rd omgeworpen of misschien met zijn
hoorn ontworteld.
dn Litaucn leven misschien een 1000
bisons. Over het aantal dezer dieren in
d«i Kaukasus valt niets met zekerheid te
zeggense komen daar alleen voor in
(lcnnel)'osschcn beneden de sneeuwgrens in
kleine kudden, waarschijnlijk in melgroo-
ler getale dan in Litaucn.
DE OLEANDER.
Men vindt in üuilsehland geen plant
znd algemeen als don oleander. Vooralle
hotels in grooterc en kleinere sleden ziet
men ze; op balkons en veranda's van vil
la's dienen ze als sieraad; ook op gras
perken prijken ze in meer of minder fraaie
kuipen, terwij! de bloemist ze kweekt om
dat ook de bloemen zeer geliefd zijn.
De oleanders hebben veel licht noodig
en bloeien het rijkst onder glas. De roze,
roode, witte en geelachtig witte bloemen
verschijnen einde Juli in dichte trossen en
verspreiden bij haar bloei een heerlijken
geur, De trossen hebben de eigenaardig
heid steeds nieuwe knoppen tc vormen
voor de verwelkende bloempjes; daarom
moet men ze niet te vroeg afplukken.
De oleanders hooren eigenlijk thuis in
de landen aan de Middellandsche zee on
vormen daar met de laurieren en mirten
steeds groen blijvende heesteirs van aan
zienlijke grootte. Bladen en bloemen van
den oleander zijn vergiftig, en het is ge
vaarlijk deelen der plant, vooral de jonge
uitspruitsels, in den mond te steken. Toch
wordt een aftreksel der bladen als huis
middel tegen allerlei kwalen, voornamelijk
tegen uitslag gebruikt, en de bast dor
oleanders is een uitstekend middel om
lastige insekten uit huis te verdrijven.
Men kan den oleander gemakkelijk kwee
ken. Stekjes, uit twee leden bestaande,
schieten in ieder jaargetijde wortel ineen
met zand en water gevulden kom of in
een fleschje met water. Hebben zo wor
tel geschoten, dan worden de stekjes in
een kleinen pot geplant en twee of drie
maal in den loop van het jaar in een
grooteren overgebracht. Bij zulk con be
handeling bloeien de planten meestal reeds
in het tweede jaar- na het stekken. De
oleanders hebben sterke bemesting en veel
water noodig; het is dan ook goed de
oudere planten in den bloeitijd in schotels
met water tc plaatsen en or telkens mest
aan toe te voegen.
EEN VISCH MET SCIIELPENAANWAS.
Voor eenigen tijd werd in het Zuidelijk
deel der Elbe een brasem van middelbare
grootte gevangen, welks huid en buik met
talrijke aanzwellingen bezaaid warren, wel
ker inhoud uit kleine mosselachtige die
ren bestond; het dier is niet bewaard,
maai' verkocht geworden.
Visschen met dcrgelijken aanwas komen
meer voor. Ter ver-klaring van dit zonder
ling verschijnsel kan het volgende worden
meegedeeld: Nadat men tot in dennieuw-
slen tijd, nog tot vooa- ongeveer 20 jaar
oveT de voortplanting der zoetwater schelp
dieren in het duister tastte, en aannam,
dat 'de jonge dieTen korten tijd vrij rond
zwommen, hebben de latere onderzoekin
gen aangetoond, dat zij langen tijd in de
huid van visschen vertoeven. Nadat de
heel kleine diertjes het mioedeirdier verla
ten hebben, zinken zij op den bodem, maar
laten daarbij een langen draad in het wa
ter achter. Raakt nu een voorbijzwemmen-
de visch zulk een draad aan, dan kleeft
die aan de huid yan den visch vast en
bekt bet jonge dier tot zich, dat zich dan
met behulp van een. paar stekels in den
rand der schelp, die alleen in de eerste jeugd
voorhanden zijn in de huid vastwerkt. Deze
zwelt op en bedekt het kleine dier. De
wch draagt dezen parasiet, die zich met
zije sappen. Voedt, langen tijd met zich.
Jls het dier ecu bepaalde grootte bereikt,
verdwijnen die stekels, het schelpdier valt
°P den bodem om daar zijn zelfstandig
leven te beginnen.
EEN AUDIËNTIE.
Eenige jaren geleden benoemde groother-
log Frederik van Raden tegelijk een pri
vaatdocent in Heidelberg en een onderen
lecraar tot professor. Beiden werd het
zelfde uur opgegeven om hun dank tc be
ogen. Dp flat uui* zag de jonge profes
jor in de wachtkamer van het paleis te
prlsruhe den ander met den hoed op
-iet hoofd in. de grootste opwinding heen
en weer loopen. Blijkbaar dacht hij na
over tie toespraak, die hij tot den groot
hertog zou houden. De jonge professor
werd h.et eerst hij den vorst ontbo
den. Hij vroeg den hofbeambte of hjj
'P claquemee moest nemen of laten
'ggc-n. Toen hem hot laatste werd te ken
den gegeven, legde hij den hoed op de
wiel.
brie minuten later staat de jonge gc-
eerte reeds weer in, do wachtkamer, en
wordt de oude lieer ontboden. Zijn op
gewondenheid is intusschen tot het boog
ie P151^ gestegen. Met zijn hoed nog al-
°P het hoofd, grijpt hij in zenuwach-
baast den claque van den Heidelber-
Jjer' ^en hij door een Hinken soot op de
!<hvone hoogte terugbrengt.
Als hij hij den groothertog binnenkomt,
keert deze zich om, de professor denkt om
zijn ontroering tc veibergcn. Maar wan
neer de vorst zich weer omkeert, schijnt
hij te lachen en zegt: „Maar, mijn beste
professor, wil u tenminste niet één hoed
neerleggen?" De professor werpt den klap-
hoed van zich, voelt naar het hoofd,
neemt den tweeden hoed af en stamelt
vertegen: „Uwe Koninklijke Hoogheid heeft
gelijk! Twee hoeden zijn bepaald te veel
voor een man, die het hoofd kwijt is 1"
,*,Nu, u heeft hot uwe weier tea-uggevon-
den, houd liet maar altijd flink omhoog!"
mept de groothertog, terwijl hij hoim vrien
delijk de hand drukt
De audiëntie is afgeloopcn en heeft bei
den opgefleurd.
Een burgemeester ontving hel volgende
briefje: „Mijnheer, Hierbij deel ikumede,
dat mijn kind van acht jaair roodvonk heeft
gekregen volgens wettelijk voorschrift."
„Waarom lacht iemand?" vroeg een bio
logist, die over de menschel ijk e eigenschap
pen sprak.
„Gewoonlijk om zijn vriend niet te be-
leedigcn," antwoordde oen uit het gehoor.
Zij„ik verveelde mij zoo, dat ik moest
gapen. Maar ik hield natuurlijk mijn hand
voor mijn mond."
Hij„U wil toch niet zeggen, dat zoo'n
klein handje zoo'n ik bedoelWat
is het vandaag plecht weer, vindt unlet?"
„Ik wou, dat ik maar half zoo mooi
was, als Dora Smit," sprak ecu heel mooi
meisje.
„Maar dat is u," antwoordde een aan
bidder, die niet venmoedde, dat zijn ant
woord liaan- belcedigde.
NEDERLANDSCHE WUSHEID.
De meestor, in zijn wijsheid, gist.
De leerling, in zijn waan, beslist.
Staring.
De uitwendige dingen zijn nooit meer
dan de aanleiding om te worden, wat men
op zeker moment is, ons innerlijk wezen
is er altijd de wezenlijke oorzaak van.
Groemewegen.
Triomfe volgt het lijden.
Van hen, die wettig strijden.
Vondel,
De duizenci, die zichzelf nooit wezen konden,
Bezitten saam één waarheid die hen bindt.
Hun is 't geloof, dat spreekt uit duizend
monden.
Maar wie wat mcnschlijk waar is, zelf
ontgint,
Voelt zich aan zich, door zich alleen
gebonden'
En weet, dat hij voor zich slechts waarheid
vindt.
Perk,
Gaat u een meester voor,
Volg, maar blijf vrij
Treed op zijn weg, maar rij
Niet in zijn spoor.
Beets.
VOOR DAMES.
MODE.
Evenals fluweel zal men dit najaar veel
zware zij dragen. Dat komt overeen met
liet tijdperk, dat nagevolgd zal worden,
18501870. De zijden japonnen worden
echler ook in prinsessevorm met overjakje
gedragen, daar men op partijen de luch
tige taille niet ontberen kan, waarbij kant
en borduursel de grootste rol spelen, in
lichte kleuren, voornamelijk wit. Men zoekt
daarom naar modellen, waarbij de witte
blouse verder heerschappij kan voeren en
men heeft zelfs een verecniging tot stand
gebracht tusschcn de lingeiie zomerblousc
en de wit-zijden avondblonsedaarbij is
Valenciennes-kant de hoofdzaak. Wit zij
den a jour steken verbinden do verschil
lende kantsoorten. Heel eigenaardig staat
gehaakte kant 'tusschcn die 'fijne 'soor
ten in.
De onontbeerlijke zijden blouses voor
eenvoudiger toiletten, worden weer niet
een schouderstuk gemaakt. Alle patronen
en klcurenvereenigingen, die men in de
flanellen zomer-blouses had, worden nu op
de zijden blouses overgebracht. Do mode
heeft zich echter ook meester gemaakt
van de prachtige, kleurrijke, eigenaardig
bewerkte weefsels, die de nijverheid tot
mi toe uilsluitend voor hcerendasscn ver
vaardigde. Het zijn degelijke, soepele stof
fen, die bovendien heel breed zijn. Al-
dergelijke blouses zijn ongevoerd, behalve
aan het schouderstuk en de mouwen. Deze
voering wordt afzonderlijk genaaid en zoo
ingevoegd, dat ze er gemakkelijk uit ge
nomen kan worden, als do blouse gewas-
schen wordt.
EEN ENGELSCI1E KOOKSTER.
Het is reeds dikwijls gezegd, dat de
vrouw zelfs door den man wordt over
troffen in de twee werkzaamheden, die
voornamelijk tot haar gebied behooren
koken en naaien.
haar gebied behooren koken en naaien.
Het genie van den heer Worth bracht
het laatste tot de hoogte, die het bereikt
heeft; terwijl ook op het gebied dei' hoo-
gere kookkunst de meerderheid van den
man een feit is.
Maar er bestaat tenminste één vrouw
die in dat opzicht voor den man niet hoeft
onder te doen. Die kunstenares in de keu
ken is mevrouw Rosa Gewis van het Ca
vendish Hotel te Londen. Haar diners heb
ben de goedkeuring verworven van de
grootste fijnpioevcrs. In den season wordt
zij dagelijks uitgenoodigd om in de aan
zienlijke huizen het toezicht over het klaar
maken der diners te houden.
De go'cdc koks worden tegenwoordig na
tuurlijk uitstekend betaald. Ilun gemiddeld
salaris is 1500 en 2000 pond per jaar.
Het zal misschien niet te vee! gezegd zijn,
als men beweert, dat slechts één persoon
in Londen op deze wijze meer vei dient dan
mevrouw Lewis en hij maakt 4000 tot 5000
pond 's jaars.
Ze wordt door weinig koks in Londen
on Parijs geëvenaard ia handigheid en oor
spronkelijkheid van denkbeelden.
Als kind hield ze al veel van kokenen
ze hraeht er geregeld haar Zondagen mee
door. Ze leerde koken in de keuken van
den graaf van Parijs en maakte er alles
door, erwten doppen en pannen schoon
maken.
Zo doet zelf haar inkoopen en beweert
dat juist liet letten op de kleinigheden
de hoofdzaak is. Voor éen groot gedeelte
hangt ook volgens haar hot welslagen van
een schotel af van de wijze, waarop hij
wordt opgediend. En ook moet men steeds
voor afwisseling in de toebereiding zorgen.
In de aanzienlijke families is er tegen
woordig veel vraag naar eenvoudige scho
lels, wat waarschijnlijk toe le schrijven
is aan koning Eduard, die niet van opge
maakte schotels houdt.
In den „season" is mevrouw Lewis zoo
gezocht, dat ze wel aan drie,, soms vier
diners op één dag moet mcehcl] ei. Soms
als mevrouw Lewis naar Yorkslir' of an
dere afgelegen plaatsen moet roken wordt
eir in den trein e,en deel voor haar be
schikbaar gesteld, waarin ze repels iets
van het diner klaarmaakt. Meer dan eens
reisde ze met den sneltrein naar een
plaats in het Noorden om tc zorgen, dat
een diner goed werd opgedragen, kwam
dan met den nachttrein tc Londen terug
om vroeg genoeg te zijn vooir de markt
en ging da.aina weer naar hep Noorden
om een lunch kla,ar te maken.
Mevrouw Lewis heeft ook eenige kook
lessen gege.ven en het is een gxoote aan
beveling voor iema,nd, als ze. kan ze,ggen,
da.t ze les van haar heeft gehad.
Veel meisjes uit den netten stand zou
den op die majiier voor zichzelf kunnen
zorgen, maar ze moeten, aan één ding den
ken, zegt mevrouw Lejvis, wie een goede
kookster wil worden, moet niet opzien
tegen hel ruwe werk in het begin. Ook
moet ze niet bang zijn haar tint to, be
derven.
EEN SCHILDERSCHOOL.
Een eigenaauligc schildoischooi is door
den schilder Hermann Widmcr te Berlijn
geopend'. Ze heeft ten doel het schilderen
der vrouw geld te doen opbrengen en wil
de daartoe noodigo kennis aanbrengen,
door haar voor een bepaalden tak van
schilderen op te leiden. Eu' wordt onder
wijs gegeven in het ontwerpen van wou-
we likte eren; modeplaten, borduurwerk, sie
raden, briefkaarten, plaketten, tapijten enz.
met inachtneming van dat wat door de
industrie werkelijk gebruikt wordt.
EEN VERZOEKSCHRIFT.
De vcrceniging voor cce ontwikkeling der
vrouw in Elzas-Lotharingen heeft een
verzoekschrift gericht tot den schoolraad.
Er wordt daarin verzocht meisjes toe te
laten op de hoogore scholen en voorliet
geval, dat men tot oen proefneming op
een inrichting mocht besluiten, raadde
men het gymnasium re Straatsburg daar
toe aan. Met bot oog op de tegemoetko
mende houding, die de raad innam te
genover oen deputatie uit Mühlhausen,
die met oen zelfde vraag, kwam, is het
te - verwachten, dat het verzoekschrift een
gunstig gehoor zal vinden.
EEN GELEERDE VROUW.
Vrouwen van groote geleerdheid waren
er ook Teods in vroegere tijden. Zoo was
Johanna Margaretha Bosin, uit Dresden,
op haar drie en twintigste jaar reeds zoo
geloerd, dat zc de Hebreeuwschc, Griek-
sche, Latijnsfhc, Ilali.aan.sche, Franschecn
Duitsche taal volkomen meester was. Zoo
als de kroniek dor stad Torgau vermeldt,
kon ze, in de theologie doceeren, disku-
tecren en disputeeren"; bovendien muntte
ze uit als kunstenares in instrumentale en
vocale muziek. Of zich ondetr de vrouwen
der twintigste eeuw wel velen in zulk een
veelzijdigheid mogen verheugen?
RECEPTEN.
S elder ijspep.
Eenige schoongemaakte 'sioldeirijknollen
worden in kleine sjujkjesi gesneden. 2 "eet
lepels fijn meel laat men in boter bruin
worden, voegt daar de selderij bij, laat
dit op een zwak vuurtje een kwartier
staan smoren, roert er 2 L. bouillon bij,
laat de selderij zacht koken en giet de
spap door een fijne zeef. Als men een
stukje, kalfs/nier er bij laat koken, wordt
de, s.oep heel smakelijk. Na heit zeven
wordt za weer warm gemaakt, dikwijls, ge
roerd en met in boter geroosterde Situjk-
jes, brood opgediend.
Kippenragout.
Drie jonge kippen worden goed sphoon
gemaakt, dn kokend water acht of tien
miuu|ten gekookt en afgekoeld. Dan snijdt
men ze in s,tukken en kookt zc in water
met een sjnkje boter, een ui, wat zout
en wat peperkorrels, gaar. Nadat mende
kip er ujt genomen en op een warme
plaats, gezet heeft, wordt de syiujs ge
zeefd en met e'ön derde L. zoeten ropiri
gekookt. Dan bindt men ze mot e'en Mukje
in meel gewentelde boter, voegt er l'of
2 eierdooiers bij, giet el' een theelepeltje
citroensap in on giet zo o;vel de kippen.
YOOR KINDEREN.
HET DANKBARE MUISJE.
De mudzonmotedcr bad deken keer haar
kinderkamer banedrin in den kelder klaar
gemaakt; omdat het daar wat kop.i|d \va%
lagen do vie,r kleine' inUjizenkindertjes, in
een nestje van. zachtp' warme watten. Alle
familieleden kwamen de' diertjes! bekijken,
en trachtten ujt te, vinden of ze' op va
der of ojD moeder lokdi.
„Maar het kleinste," riep de tante, „lijkt
op niemand, dat heeft zoo'in stomp staartje,
alSj nooit, in onze familie is, voorgekomen."
„Toch is, 't een aardig diertje," riep de
nniiizenmoede,r wat geërgerd, want ze koin
niet vcleji, dal er aanmerking werd ge
maakt op een barer kinderen.
Eenige dage,n bleven alle vier zoet in
hujri bedje gn de moeder kop gemsjt uit
gaan om wat lekkers, vojor haar kinderen
te "halen. Maar toen ze op zekeren dag
tinais kwam, waren haar vier muisje,s
nergens, te vinden; ze hadden zich ver
veeld op waren uj,t wandelen gegaan, liet
arme moede,rtje s,chrijrte' niet weinigvoor
al omdat de kleipq mujsjes nog geen naam
hadden ern zij ze, dup nipt roepen kon.
Gelukkig waren ze, niet ver en brommend
zond de moiede,r haar kinderen naar het
nest terug.
„Maar lieve moe,der," riep de oiU|dste.
„Ik bon vandaag je lieye moeder niet,
ik hen hee,l botO(3,1 Eerst zat ik je allen
een naam ge,ven, zoio^lat je weet, wiie be
doeld wordt als ijk je roqp, en dan zal
ik je ee,ns vertellen, welke gevaren je
loopt, als je nilet gehoorzaam bent en
zoiet bij mij blijft. Do grqotste, heet Bilep,
jij Miies, 'jij Siep en de kleinste
„En ik heet Stolmpstaartjc,, niet waar,
mofcder, zopals tante, mq genoemd "heeft?"
vroeg de kle,i,nste. Moeder knikte.
„Ziie je, 'kinde,ren/' sprak de oiujte muis
daarna, „jujlio kent do, werelil nietl"
„Maar wij, willen haar loepen kennen,"*
riep de nepwijze Piep, „we willen "ons
hier niet altijd in de, duisternis, vervelen,
terwijl de zoin buiitep zoo heerlijk schijnt."
„De zon zal je geen kwaad doen,"
antwooii'dde de moejlor, „maar de 'katten
willen je oipejen; verdeT loppen er op
aarde ifog' reusachtige, wezens, die men
menschen noiepit."
„Eten die menschen ons, Oiok op vroeg
Miies.
„Neen, de menschen eten ons niet op,
maar ze gunnen ons nieits; als avc een
beetje brood, melk of sjiek nemen, worden
ze "boos en jagen ons onbaranhau'tig weg
of dooden ons."
„Wat een slechte menschen!" klaagde
Stomps taartje.
„Blijf dus altijd zoet bij me."
„Moeder wil ons maar bang maken, avc
gaan toch dc mooie Avcreid eeins bekijken,"
dachten de muisjes.
En de stoute kinderen Avachttcn tot hun
moeder uitgegaan aauis en liepen na elkaar
de Avijde Avereld in.
In een tuin zagen ze liet eerste daglicht.
„Dat maakt me heciemaal blind," zei
Piep.
„Zoo mooi lmd ik me de AvareM niet
voorgesteld," vond Mies.
„Wat is er veel lekkers voor ons te
eten," riep Sicp verheugd uit.
Midden in hun genot stootte Piep plot
seling een angstschreeuw uit: „Daair ko
men Avezens op twee boenen, dat zijn ze
ker menschen, en o, wee 1 een kat. Pak je
Aveg!"
Piep on Blies, die liet eerst bij hun hol
Avaren, ontsnapten snel, maar Siep strui
kelde in de haast over een noot, viel en
de groole zwarte kat greep haar en liep
met haar AAreg.
Het arme Stompstaartje Aviist in zijn
angst niet, Avaar het heen moest gaan. De
kinderen, AAralit dat waaien hot, kwamen
dichterbij; het dacht: „ik zal, maaa' naar
de menschen gaan, die eten ons. tenmin
ste niet op, zegt moeder, misschien laten
ze mij avc! Aveex gaan, als ifc er om vraag."
Het sprong naar het kleinste kind, klau
terde vlug in de hoogte en verborg zich
tusschen haar schortje en rokje. Wat piep
te het angstig.
„Doe me als 't u blieft geen kwaad."
Een groote jongen kwam aangesprongen.
„Nu hebben Avij je eindelijk, brutaal muisje."
„We zullen hem oen poot uittrekken,"
rtejer. dc andean stoute jongens.
„Marietjc, geef liet ons."
Het meisje Avcigorde echter stancR-astig
„Het arme muisje is bij mij- bescherming
komen zoeken en ik zal het aan haar moe
der terug ge A'en."
Toen wilden de stoute jongens haar het
muisje mot geAveld ontnomen. Marietje riep
luid jammerend haar papa te hulp en hield
het muisje stijf tegen zicli aan gedrukt.
Een schoone, groote man kwam op haar
hulpgeroep toeloopen. „Marietje, Avat is
er toch?"
„O, papa, ze Avillen mijn muisje dc poo-
ten uittrekken, liet heeft bij mij bescher
ming gezocht, hei beeft en is zoo bang.
Niet waar, papa, ik mag liet A\mcr in het
hol brengen. De kat heeft zijn hamertje al
opgegeten; zijn moeder zal zoo bedroefd
zijn."
„Je hebt gelijk, Marietje," zei do vader,
„men moet nooit iemands A-crtrouiwcn be
schamen,"
„Hel heeft zeker honger, papa, ik zal
het eerst Avat eten gcA-en, dan mag het
gaan."
„Zal ik je v-at vrincniijn A'cajaardagskoek
geven? Hoe heet je?"
„Stompstaartje. Ik heb nog nooit koek
geproefd. Jk weet niet, hoe die smaakt."
liet A'ond den koek echter heel lekker
en vroeg of liet voer zijn moeder ookAvat
muclil meenemen.
„Ileel graag," zei Marietje, „dan zal ze
je misschien ArergeA*en, dal je weggcloo-
pen bent."
„O Marietjc, wat ben ik je dankbaar.
Als je mij soms noodig hebt, roep mij dan
maar, en ik zal dadelijk komen."
Het muiisje verdween.
'Ondertusschen liepen Piep cn Mies heel
langzaam cn treurig naar hun nest. Ze
draaiden zich steeds om cn klaagden:
„Stompstaartje, kom je nog altijd niet?"
Ze durfden haar moeder niet onder de
oogen komen, dal Siep niet meer komen
zou, Avisten ze maar al te goed.
Hun moeder kwam hun al tegemoet.
„Waarom zijn jullie alleen?" Airoeg zever-
schrikt, „Avaar zijn Siep en Stompstaartje?"
„Och moeder, de kat heeft Siep opge
geten en Stompstaartje is hij de men
schen gebleven; hij heeft ons niet geant-
Avoerd, toen vee hom riepen."
„Nu zie je, hoe het gaal als men niet
gehoorzaam is," sprak de moeder, die op
haar achterpootjes bitter zat te schreien,
„mijn li eye Siepje, en mijn beste Stomp
staartje, ik zal je nooit moei' zien."
„Moedertje, heeft u. mij geroepen vroeg
Stompstaartje, die zachtjes binnengekomen
was en nu vleiend zijn pootjes om haar
hals legde.
„Lie\rc, goede moeder, vergeef ons, Ave
zullen nooit meer ongehoorzaam zijn," rie
pen allen.
„Jullie ziet nu, hoezeer ik gelijk had,
dat er in de schoone wereld veel geva
ren zijn."
„Maar," zei Stompstaartje, „er zijn ook
heel goede menschen," en hij vertelde van
Marietje.
Weken later speelden de kinderen ver
stoppertje, ze liepen daarbij liet hcelc huis
door. Marietje Avas op den zolder gegaan,
om een goede plaats te zoeken, daar stond
een groote oude koffer met open deksel.
„Hier zal niemand mij Anoden," dacht
Marietje en ze stapte erin. - Maar o avcc!
Ze had zeker tegen het deksel gestooton,
want dal viiei in liet slot en liet arme
kind zat tot haar schrik gevangen. Ze
riep cn klopte tegen dc Avandcn, maar dat
klonk hol en dof.
„Lieve Marietje," Averd er zachtjes naast
haar gepiept. „Ben jij het? Wat heb je
uitgevoerd, arm kind? Ik hoor je roepen."
„O, Stompstaartje, Avat gelukkig, dat je
hier bent; ik ben gevangen en het is hier
zoo donker, ik ben zoo bang."
„We zullen ex wel gamv uitkomen," zei
liet muisje, „avo knagen maar een gat in
den Avand cn AA^erkcn ons daar doorheen.
Laten avc maar dadelijk beginnen. Je mond
is zooAmel grooter dan de mijne, je zult
Avel gauAV vrij zijn."
„Een gat knagen I met mijn tanden,"
riep Marietje, „dat kan ik niet."
„Wal zijn die menschen toch dom," dacht
Stompstaartje, maar ihij zei: „dan zal ik
moeder en de andere halen."
N,a korten tijd verscheen de hcele mui
zenfamilie, om een gat te knagen.
Onderwijl misten de kinderen ook hun
speelkameraadje, men zocht OAreral vergeefs.
„Laten Ave eens op zolder kijken," zei
de Aradcr, maaT ook daar zagen ze niets.
„Nu moet je roepen, Marietje," zei
Stompstaartje, „daar komen je ouders."
Maar Marietje boAVOog zich niet.
„Ik geloof, dat ze slaapt," zei een van
do muisjes. Stompstaartje trok aan haar
oor, de moeder krabbelde aan den neus,
maar het kind boAvoog zich niet.
„Nu zullen de ouders Avcggaan," zei de
muizenmoeder. „Toe, kinderen,* maakt zoo
veel loA-en als je kunt, dan zullen die dom
me menschen het deksel avcI openmaken;
het lieA'e kind sterft anders."
Toen de Ander dc deur achter zich wou
sluiten, hoorde hij een eigenaardig leAren.
„Wat zijn hier veel muizen, de koffer
schijnt Avel te leven," sprak hij en hij
maakte het deksel open.
„Laten we nu aan den haal gaan," riep
het muizenmoedertje, „men kan de men
schen nooit vertrouwen." De dankbare mui
zen verdwenen naar alle kanten. De oudei's
vonden hun kind bijna gestikt in den
koffer.
Zonder de hulp der muizen had Marietje
moeten sterven, zc Avas dus voor haai*
goedheid voor het muisje avcI beloond ge
worden.
r 1
i