li 50"° Jaargang, Zondag 27 Januari 1907 No. 12296 Derde Blad» it), uden fransche briefen. rente p alle h wir. ïh te ten Ltlt mdea 'echt, Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl, 1.25.Franco Prijs per m per post fl. l.dó. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een uur ïan het bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven.) Prijs der Advertentiën: Van 1O regels fl, 0.92; iedere regol meer 15 cents. Reclames 30 cents per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieve® hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen. In. de nummers, die Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon voor de Redactie No, 123. voor de Administratie No. 103. 1» tien, in it. lente >8E tegen en sver en» Iseo kJ met 'sie. dijk iare re- V Parijs, 19 Januari 1907. II n'y a pas de grand homme pour soa valet de chumbre heeft ik weet niet meer wie gezegd, om te kennen te geven dat iemand, die van nabij hooggeplaatste perso nen kent, op de hoogte komt van al hun zwakheden en gebreken. Zoo iemand komt lot het besluit dat de „groote mannen" niet alleen gewone mensehen zijn, zoo goed als het gros der stervelingen, maar ook dat hun buitengewone positie vaak liet gevolg is van do omstandigheden of van factoren, in hun existentie, welke onafhankelijk waren van hun wil. Een zekere Dr. Oabanès, Parijsch geneesheer, heeft dat beginsel toegepast op de Historie. Hij heeft, steunende op verschil lende documenten, op zijn medische kennis, en misschien ook eenigszins op zijn fantasie, van verschillende geschiedkundige personages nis Philips II, Bonaparte en anderen, de ka rakters geschetst en hun eigenschappen ver klaard uit hun physicke gesteldheid, met andere woorden uit hun gezondheidstoestand en dagelijksche gewoonten. Zonder zóóver te gaan, nóch als gemelde geneesheer, nóch als de kamerdienaar in quaestie, mag men aannemen dat hij, die in de,- zij het ook niet onmiddellijke nabij beid leeft van publieke personen, een gansch ander denkbeeld van hen krijgt dan rle vreemdelingen. Deze laatsten zien hen door een vergrootglas en dikwerf omgeven door een stralenkrans, terwijl vtfor nabestaanden en zelfs voor stadgenootcn, van bekende persoonlijkheden beide attributen ontbreken. De onmiddellijk verkregen indruk is door gaans ontdaan van poëzie, maar is bijgevolg juister. Beroemde of uitstekende mannen behoeven daarom hun verdiensten nog niet te verliezen, maar ze komen daardoor dichter bij het gros der menschheid te staan. Zij die bijvoorbeeld Victor Hugo van. nabij ge kend hebben weten, behoudens, en met allen eerbied voor zijn nenie, te verhalen dat hij nis mensch, in den omgang nog al gebreken wrfoonde en zoo heel groot niet was. liet tegenwoordige Frankrijk doet, in dit opzicht althans zijn leuze van „Gelijkheid" geen oneer nnn. 'De op politiek gebied don toon aangevende mannen der Republiek zijn (wat met den geest der Staatsinrichting trouwens in overeenstemming is) niet bijzonder ver schillend van hun medeburgers. Clémenceau, om maar met den inderdaad eersten persoon van Frankrijk te beginnen, is een gewezen docter in de medicijnen, die als student, zooals de meeste Fransche studenten, in zeer eenvoudige omgeving verkeerde. Briand, op 't oogenblik de minister, die na hem het meeste gewicht in de schaal legt, was tien jaar geleden, een zeer bescheiden journalist of journaliste. Paul Révoil, die op 't punt staat ambassadeur te Madrid to worden was 15 jaar geleden in zeer bescheiden omstan digheden. Thomson, minister van Marine, wis journalist, evenals de gewezen minister pelcassó, die zeven jaar lang Frankrijk's buitenlandscho politiek en in zeker oozicht ons ook, het lot van Europa bestuurde. Enri'p Combes was een eenvoudig Seminarist, die oen tegenzin kreeg in den priesterlijken staat, in de wijsbegeerte en in de medicijnen smg studeeren en nog heden ten dage, als 1 ntet vacantie in zijn ouderlijk stadje zit wel burgerdokterspraktijk uitoefent uvier, een andere en zeer belangrijke oud premier was voor een jaar of vijf en dertig e<rt doodgewoon handelsbediende zonder de minste pretentie en ieder herinnert zich de eenvoudige afkomst van den eens hoogslen magistraat Félix Eaure. Evenals in de Pa rijsche handelswereld, waar de groote maga *1) a'~ de Samaritaine, de bazar de l'Ho el ae Ville, Fólix Potin, Dufayel e. a., als wam uit verkoopkraampjes en in allen §wa! uit kleine winkeltjes zijn voortgekomen wemelt^ het in de politieke en in de regee jEeskringen van „Self-made men" of ge m°n n'hier zegt van „fils de leurs °ouvres". I-Jet js n[et te loochenen dat al de (•«noemden en nog zooveel anderen meer *»r het geluk gediend zijn geworden en dat re.ere geblinddoekte Godin hun uiterst ^kunstig js geweest, doch men moet even- f-'u 'de bewijzen aan het talent en de ««kracht, door de meesten van hen aan dag gelegd, en vooral dient men, in B' °P7'icht, de weldadige werking te erken- van Frankrük's staatsorganisme, het hL' ',00r a"° 'Dur"»' de deuren opent naar ran8en en ak...s het devies van „Excel- r «oor eon arm doch knap jongman in niet tot een ij dele zijn banier geschreven leuze maakt. Aan den anderen kant is van dien staat van zaken het gevolg dat het vaak den per soonlijkheden, die in den Staat den eersten rang innemen aan grootsche opvattingen, aan ridderlijkheid van karakter, aan adel van geest of ziel en ook aan uiterlijke voor naamheid ontbreekt. Zonder in het minst te willen beweren dat zulks het geval is met de dragers van boven gemelde namen en zonder zelfs het ontbre ken van laatstbedoelde eigenschappen in alle omstandigheden voor een volstrekt kwaad te beschouwen, kan men op het verschil wij zen dat daaruit geboren wordt tusschen de élite die in de meeste Europeesche landen aan .iet hoofd der publieke zaak geplaatst is en de republikeinsche waardigheid "beklee- ders in Frankrijk. Dat verschil, 't welk in derdaad geen groot kwaad veroorzaakt in dien de majores domus van Marianne slechts niet vergeten dat ze zonen des volks zijn, is vooral bij officieele plechtigheden te constia- teeren, en was ik in de gelegenheid verleden week op te merken bij een avondreceptie in het Palnis de l'Elysée, de woning van den President der Republiek. Fallières gaf Don derdag zijn eerste diplomatiek diner, waar aan dus de meeste gezanten der vreemde mogendheden benevens de ministers deel namen. Na afloop van den maaltijd waren meerdere hooge staatsambtenaren genoodigd benevens nog andere personen, en ook enkele vertegenwoordigers der Pers, waaronder de schrijver dezer regelen. Het was dus een receptie in vrij beperkten kring. De foule van Parijsche personaliteiten, waardoor bij voorbeeld de bals op het Elvsée gekenmerkt worden ontbrak ten eenenmale. Men kon zich ruim bewegen en zonder zich in gedrang te moeten begeven, een verversching machtig worden aan het wel vijf en twintig meter lange buffet. Er was ook, zooals anders vaak het geval is, geen, salon gereserveerd voor de diplomaten. In de eerste der in elkaar loopende ontvangzalen waren in een kring canape's en fauteuils geplaatst, waarop de dames zaten die aan het diner deelge nomen hadden en ieder bezoeker kon vrijelijk daarin rondwaren. Men kon dns bedaard aan de hooge hoeren voorbijgaan en hun zelfs, bij ongeluk natuurlijk, op de tcenen loopen of een elleboogstoot geven, en zich die vrij heid met een gewoon „Pardon" doen ver geven. Clémenceau kon ik er een oogenblik beluisteren, terwijl bij aan een knappe jonge dame een onderdeel van zijn theorie over de Scheiding van Kerk en Staat uiteenzette en ieder kon zien hoe DujnrdinBeaumetz, de ondersecretaris van Schoone Kunsten, een nog knapper dame met beleefdheden en sandwiches overlaadde. Allen liepen dooreen en tusschen die zwarte, en dus volstrekt geen bonte menigte, staken de uniformen van enkele generaals en admiraals bekoorlijk af. Docli vooral viel, om van drie, in donker kleurige gewaden gestoken Chineesche diplo maten. niet te spreken, daarbij het uiterlijk der buitonlnndsche diplomaten en de in groot uniform gehulde militaire altnché's in het oog. Een ik en weet niet wat, zou vader Cats gezegd hebben, in houding en gebaren deed hen nog meer dan hun kleed ij en grootkruis sjerpen van de Fransche dignitarissen onder kennen. De gestalte en liet postuur van pre sident Fallièrcs, hoe waardig en minzaam ook nu evenals altijd, vormde daartegen een echt Republikeinsche figuur. Het voordcel daarvan, 't welk bij zulk een gelegenheid in de perste plaats aan de gasten ten goede komt, is dat het Hoofd van den Staat zich op even eenvoudige als vriendelijke wijs met ieder onderhoudt, na elk bezoeker, die aan gediend wordt met een handdruk vereerd te hebben. Het uiterlijk van mevrouw Fallières, def tige en vrij gezette dame op leeftijd, die naast den president de gasten staat te ont vangen, is volkomen in overeenstemming met dat van haar echtgenoot. Men weet trouwens dat mevrouw Fallières het met haar plichten van vrouw des huizes, ook al is dat huis een paleis, opneemt met. een ernst, welke geenszins de gemoedelijkheid uitsluit. Reeds kort- na haar aankomst als presidents vrouw op het Elysée, heeft zij den ehef de Cuisine, het opperhoofd der gansche keuken doen vervangen door de keukenmeid, die ze reeds jaren lang gehad had en die, zelfs toen president Fallières in den Senaat zetel de, in eigen persoon 's morgens naar de markt of boodschappen ging loopen, Die verandering in het bestuur der keuken heeft, nu eenige maanden geleden, een ware revo lutie gevormd in de inrichting van het pre- sidentieeie huishouden. Frankrijk zoo rijk, en zelfs t e rijk, aan omwentelingen, kan zich inmiddels er om gelukkig rekenen dat het thans een staatshoofd bezit, onder wiens bestuur geen andere dan keukcnrevolutién plaats vinden. In weerwil er van dat men geenszins een indruk van vorstelijkheid ontvangt, wanneer men een ontvangavond op liet Elysée bij woont, ontbreekt aan liet ensemble geen waardigheid of burgerlijke voornaamheid. Het kader, de omgeving waarin men zich bevindt is uiterlijk deftig genoeg. Het Pa leis zelf, ook al is het niet voor een verst gebr nvd, mag in den staat, waarin het zich tegenwoordig bevindt een vorstelijke woning heeten. Ter gelegenheid van feesten en diners is het mooi verlicht en rijkelijk met planten versierd. De balzaal, wuar, ook als er geen bal is, gewoonlijk een Orkest ge zeten is, biedt, ofschoon niet overgroot, een schouws"'*1 van schittering en rijkdom. Een leger v.u lakeien en statige met degens en halskettingen gewapende huissiers loopt er zachtjes rond of houdt bij de verschillende deuren de wacht. Langs de groote trap staan, aan weerszijden, man aan man op elke trede, met getrokken sabels, soldaten der be reden garde-républicaine geschaard. Hun groot tenue met hooge laarzen witte-rijbroek, kuras, helm en helroode revers, doet aan Frankrijk's verleden denken, aan den Napo leontischen tijd, toen bijna ieder Euro peesche natie van nabij de Fransche unifor men kende, omdat zij een contingent voor het Fransche leger leverde. „Het verleden leeft in 't heden", al '>s het slechts in het uiterlijk, in den opslag van een uniformjas in de stramme houding van een soldaat 1 JUVENI8. ALLERLEI. DE IJZEREN KROON VAN ROEMENIË. In de „Pall Mali Magazine" vertelt Car men Sylva hoe haar echtgenoot, die tot 1881 den titel van prins droeg, door zijn volk werd gedwongen zich tot koning te laten kronen en waarom hij bij de kroningsplech tigheid een eenvoudige metalen kroon droeg. Op de- aanmaningen tot het aannemen van den koningstitel antwoordde hij „Onze overwinningen zijn zonder dien titel behaald. "Wat mij aangaat, ik ben te vreden met mijn tcgenwoordigen titel, die mij niet ontroofd kan worden. Het land heeft geen nieuwen naam noodig om het volk te doen gelooven in zijn jonge levens kracht." De moord op keizer Alexander van Rus land in 1SS1 deed de Itoemoniürs meer dan ooit bij prins Karei aandringen op het aannemen van den hoogeren titel. Ze wil den van geen weigering weten. De kamer on de senaat te Boekarest sloten hun zit ting en begaven zich naar het paleis waar ze hun vorsten tot koning en koningin uitriepen. De beschrijving van dit tooncel volgt hier „Er waren velen die in vroeger dagen voor hun land hadden geleden, oruitwa ren verbannen of in een kerker hadden ge zucht; -en zooals ze daar stonden liepen over hun gerimpelde wangen de tranen van vreugde over de vervulling van hun lang gekoesteide hoop. „Spoedig was de stad met vlaggen ge tooid, en dagen achtereen kwamen afge zanten van alle doelen van het land om ons geluk te wenschon en hun vreugde uit te spreken. In de algemeene blijdschap was het geledon verdriet vergeten en man nen verheugden zich als kinderen." Maar do koning verzette zich weer tegen de wenschen van het volk, toon dit een kroning verlangde met al de pracht die hij een dergelijke gelegenheid hoort. Toen hij eindelijk toegaf, vernam hij, dat het volk prachtige kronen verlangde. „Nu was de koning geheel huiten zich zelf," zegt Carmen Sylva, „en verzette zich met alle macht." „Waar denk je aan? Zou je ons belache lijk willen maken en bovendien nog zoo veel geld weg te gooien voor niets?Wat zouden we hebben aan kronen, die we toch nooit zouden dragen?" Men luisterde echter niet naar deze te gemverpingen het zichtbare toeken, het symbool van het koningschap moest gedra gen worden. „Wat zal ik doen?" zei de koning,toen hij met zijn vrouw alleen was. „Ik kan niet aan zoo'n dwazen eiscli voldoen. Maar wat zullen we doen voor die groote kin deren, die niet tevreden zullen zijn, voor ze te zien krijgen waar ze hun hart op hebben gezet, en voor wie een koninkrijk zonder kroon niets schijnt te zijn? Het idee past niet bij ons, die nooit in weelde heb ben geleefd. Ik ben een soldaat en niets andersEn nu veronderstelt men van mij, dat ik mij zal le-encn tot een kroning als een tooneel uit een komedie! Het is afschuwelijk Den volgenden morgen had de koning er wat op gevonden. Ik heb het gevonden," zei hij eenvou dig. „Ik heb het oenigo middel gevonden om aan onze nieuwe kroon een wijding tp geven, die do kronen van oude monar chieën bezitten. We zullen uit het arse naal een stuk van een vermeesterd kanon laten halen, en uit dat staal, dat zoovele Iloemeensche levens heeft gekost, zal onze kroon worden gemaakt, ten toeken, datdio op het slagveld werd gewonnen." Toen hij anderen zijn gedachte meedeel de, waren ze stom van verbazing en eerst dacht men algemeen dat zo van de ko ningin afkomstig was. Carmen Sylva ant woordde (Wist je dan niet, dat do koning ook een dichter was, alleen schrijft hij zijn gedichten niet met een pen, maar met dc punt van zijn zwaard!" Het volk vond het goed, dat de koning een ijzeren kroon zou dragen, maar de koningin moest in ieder geval een gouden kroon hebben. Er viel niets tegen te zeggen. De kroning had plaats tot groote vreugde van het volk. Toen de koning midden in zijn toespraak zijn hand uitstrekte naar de ijzeren kroon, ging er een trilling door de vergadering. Men zal gedacht hebben, dat hij die op het hoofd zou zetten. Hij hield haar echter voor zich, alsof hij haar over het gehoelo volk wou houden met een gebaar, 'dat scheen te zeggen„Ik kroon mijn volk, niet mijzelf; hiermee hei lig ik mijn land voor altijd tot een ko ninkrijk 1" Aan 't. eind van haar artikel zegLCaimen Sylva „Daai liggen op hun rood fluweel en kus sen in de groote, leege troonzaal onze twee kronen naast elkaar, en niemand weet wat ze elkaar in den stillen nacht toefluiste ren. De eene zou kunnen spreken over dc sissende kogels, die eens uit zijn ijzeren kaken werden uitgeworpen. Geen kroon had zeker ooit zooveel te vertellen als deze, wier stem nooit zweeg, maar die nachten dag donderde. Er waren afschuw en dood in, maar macht en dapperheid ookl Die moest worden veroverd, gewonnen met het punt van liet zwaard, afgedwongen van don vijand, stap voor stap in een gevecht van man tegen manO, nooit hoorde men zulke verhalen als er 's nachts ver teld worden in do leege zaal, alleen ver staan door hen, die luisteren naar de ge schiedenis. „En telkens weer schijn ik een regen van laurierbladen te hooren vallen op de kroon bladeren, die door 'den oorlog zijn afgeschud van den boom, aan welks wijd uitgespreide takken de gebeurtenissen der jaren hangen. Als ze vallen hoort men een zacht trillen binnen de muren, alsof de bladen zich wilden winden om het hoofd der dapperen, die nog in ons mid den zijn of zich slingeren om de herinnering van hen die niet gespaard werden om mee te genieten van een uur, dat ze hielpen voorbereiden 1" heeft Gesner bij zijn eigen (meestal jnistc) waarnemingen alles verzameld, wat over dierkunde geschreven werd. Slechts zel den waagt hij een schuchtere kritiek op de eerwaardige traditiegewoonlijk laat hij het oordeel aan den lezer over en zoo vindt men in zijn werk de beschrijving en zelfs afbeelding van de wonderlijkste dieren uit de fabelwereld. 'Op de eerste bladzijden van het dieren boek prjjkt in zijn „natuurlijken aard en aantrekkelijkheid" de eenhoorn, cn of schoon „er van die dieren in Europa geen voorkomen", zoo is dat dier volgens den schrijver toch op aarde ahnwezig, „anders zou men er do hoorns niet van gevonden hebben." (Men weet, dat de vondst der tanden van den narwal tot de fabel van den eenhoorn heeft, geleid). Men moet ook de reizigers gelooven,, die vertellen, dat in Indie, Arabic en het land der Moorcn de eenhoorn thuis hoort. In Arabic zag do heer Ludwig Roman hem met eigen oogen, en wel „to Mekka waar Mahomed begra ven is en zijn pelgrimsoord heeft." Hier hielden de geloovigen twee dieren gevan gen; het grootslo was zoo j;root als een veulen van anderhalf jaar en droeg op den kop een enkelen hoorn. Verder was hij ruw behaard als een ree, had van vo ren gespleten hoeven als oen geit, een kop als een hert en manen die aan éón| zijde afhangen. Hot is oen woest dier, en laat zich alleen vangen, als het nog heel jong is. IIoowcl hot „zacht, tam en goedig" te gen andere dieren is: kan do eenhoorn zijnsgelijken niet uitstaan. „Daar,door komt het ongetwijfeld dat er zoo weinige zijn, daar zo met hun voortdurend vechten elkander uitroeien." Bij al die beminne lijke "ëigenschappen heeft hij ook nog een „gruwelijke schrikverwekkende Mem", die men met geen ander diergeluid kan ver gelijken. Daar echter de hoorn van don eenhoorn, vooral aan don top, genees kracht heeft niet weinig Duitsehö apo theken dragen nog den naam van dit fabel achtige dier en zoo kostbaar is, dat bijv. in Venetië dit geneesmiddel vorvalscht werd, was men er natuurlijk op uit, dit dier te vangen. Daarom heeft een zekere Johannes Tzctze uitvoerig aangegeven, hoe dit geschieden moet. liet dier bezit namelijk een buitenge wone liefde voor jonkvrouwen, een eigen aardigheid, die lret deelt met don draak. Daarop beiusL hot plan van Tzctze. Een jonge, krachtige jager wordt in do klee- ren coner jonkvrouw gehuld, gepariurneerd, of, zooals Gesner het uitdrukt„met ede len geur besprenkeld, ingewreven en be goten," en moet zich dan in de nabij heid van de woning van het ongedierte begeven. De eenhoorn bomerkt den geur, ziet de mooie vrouwcnkleeren en legt den kop in den schoot van den jongen man. Het zal, bedwelmd door 'den geur, weldra inslapen en nu kunnen de andere jacht gezellen komen om hem van, zijn hoorn to beroovon. Probatum est. EEN OUD' DIERKUNDEBOEK. Een uit de middeleeuwen dagtcekenend dierkundeboek van Konrad Gesner, is ge titeld: „Dierenboek, dat is een uitvoerige beschrijving cn levendige en ook ware af beelding en schildering van allo viervoe tige dieren, die op de aarde zoowel als in het water wonen. Benevens derzelver nut on deugdelijkheid, zoowel voor hot eten en dc keuken, als in de geneeskunde en do apotheek. Voor alle doktoren, jagers, koks, ja ook schilders zeer nuttig en noo dig. Door den alomboroemden hoer doctor Conrad Gesner eerst In het Latijn geschre ven. Daarna door 'den heer Conrad Fo- rer doctor in de geneeskunde inhetDuitsch overgebracht." Dit is nog maar de titel van h'et eerste deel, hot tweede •behandelt de vogels, „zoo als dezelve onder den hemel overal gevon den en gezien worden"; een ander de vïsschen, „van do kleinste vischjos lot den grooten walviseh", en in dit „visschen boek" worden o. a. ,om de eigenaardige reden, dat ze „in zoet water leven", ook slakken en het.nijlpaard geschilderd. Dit werk, dat verschillende uitgaven be leefde, is een ware goudmijn voor den be oefenaar van geschiedenis zoowel als yan natuurwetenschap. Met noesten jjygr BEVERS. Aan de oevers der rivier Souris, in Ca nada, is een boerderij, waarvan de eige naar zich voornamelijk bezig houdt met het kweeken van bevers. Niet minder dan tweehonderd van die ijverige dieren wor den daar gehouden. Ze zijn heel tam ge worden en gaan voort met hun werk, al komt er ook iemand naar staan kijken. De bevers zijn heel ijverig on hebben geen geduld met een uit hun midden, die niet werken wil. Als men er zoo een ont dekt, jagen de andere hem weg en laten hem alleen levei! Bcveis hebben met elkaar maar weinig tijd noodig om een grooten hoorn te vellen. De woningen der bevers worden aan den oever der rivier gebouwd met don ingang naar hel water. Ofschoon het onmogelijk is voor de be vers om lang onder water te leven, be vindt de ingang.zich onder het wateren dan is er een lange tunnel, die het huis daarmee verbindt. Volwassen bevers zijn omstreeks twee voet lang en hebben een staart van ongeveer 10duim, die zijhunnen gebruiken als een spa of roeispaan. Ze worden gemiddeld vijftien jaar oud, hoe wel enkele wel twintig jaar worden. Als het dier negen jaar is, is zijn huid opzijn mooist en brengt van dertig tot zes en der tig gulden op. PARELVISSCHERIJ. Als men denkt dat parolyissQhen een gtr 0NÖE5 SCH1EDAMSCHE COURANT ANL isen ine

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1907 | | pagina 9