kooperij geen enkele overeenkomst zien. Ja, deze menschen plegen, wie zich tegen dergelijke gewoonten verzetten, voor on betrouwbare menschen, voor Tartufos to honden, die hun eerlijkheid wat al to zichtbaar te luchten hangen. Maar toch moeten wij volhouden, dat omkooping met dergelijke .fooien, hoezeer verschillend van de gewone omkooperij, toch een groot kwaad is, tnct zeer last bare en slechte gevolgen. Immers, men leert op deze wijze indirecte stoffelijke benadeeling van grooie vervoersmnat schappijen en van den sLaat, waar ten slotte dan toch znlke omkooperijtjos veel al op neer komen niet kennen ais een kwaad, afgezien nu nog van de handha ving dor gevaarlijke gewoonte, om iemands eerlijkheid op do proef te stellen en zich door geld-uitgeven te verheffen hovende massa der gelijkbevechtigden. En van dit eene kwaad (o! het andere der directe henadceling van deze groote lichamen is niet meer da,n één stap. Onjuiste invul ling der belastingbiljetten, bedriegerij met spoorkaartjes, bijv. wat den leeftijd der kinderen aangaat, zou dan ook al geen kwaad meer zijn. En men zal toch toe- geven^ dat wij hierdoor een zeer ongc- wenschte verruiming van hel openbare geweten zouden krijgen. Hoe men de zaak dan ook bekijkt, men moet in liet fooiensysteem een groot kwaad vinden. 1 En of men nu al zegt, dat een fooi betaling is voor een belangrijk imponde- rabilo (onweegbaar iets): tnct; of men al zegt, dat h'et de vloiondo erkenning van de mach't van don fooienaannemer is, gelijk de Spanjaarden hier van een „Con sideration" spreken; of men al beweert, dat afschaffing van fooien don dienaar to veel tot ambtenaar' zal maken; of men al betoogt, dat do fooi oen „douceur" is, strekkend tot verzachting waar liet fooicn- looze leven harde tegenstellingen zou scheppen; of men ten allerlaatste al komt met de bewering, dat onze bezwaren doc trinair zijn en dat zelfs in de meest de mocratische landen de fooi gehandhaafd wordt en zij nergens in het groot wordt afgeschaft - wij blijven op de boven aangegeven gronden volhouden, dat het wenscholijk ware, dat het fooiensteKel ver dween, al vreczen wij, dat de fooien zich aan dezen wensch voorloopig niet al te zeer zullen storen. Corps dlploinntlqne. Luitenant-kolonel Tarda Buiier wordt als militair attaché bij de Britsche legatie alhier vervangen door majoor Bridges. Ouze Marine. Blijkens bij het departement van marine ontvangen bericht is Br. Ms. pantserschip „Heemskerck", onder bevel van den ka pitein ter zee Cr. L. Goedhart, IS dezer te Marseille aangekomen. Het ligt in liet voornemen van den com mandant den 19den d. a. v. weder van daar' to vertrekken, ter voortzetting van do oefeningsreis. („Stct.") Ds Clir. Plaat. lieden herdenkt Ds. Chr. Plaat, oudste dienstdoende predikant bij de Evange lisch Lulherscho kerk, te Rotterdam zijn vijftigjarige ambtsbediening. Ds, Plaat is in 1828 to 's-Gravcnhage geboren, werd in 1858 proponent; was aanvankelijk hulp prediker te Amsterdam, Deventer en Stads kanaal, en werd op 19 Februari '1 SüO te Harlingen als predikant ingezegend. Twee jaar later werd Ds. Plaat naar RoUeulam beroepen, waar hij sedert onvermoeid don dienst heeft vervuld. De welhaast twee en tachtigjarige jubilaris zal Zondagoch tend in de Lutherscho kerk daar ter slede de preekbeurt vervullen. Zijn gouden bruiloft moest voorzeker in breede kringen van zijn sladgenooton met genegenheid worden herdacht, want Ds. Plaat dankt punt de humane wijze, waarop hij steeds zijn ambt uitgeoefend heeft, ct\ aan zijn aangenomen, in lief on leed doo lenden omgang, vooral ook onder.de kleine luiden, een ongemeen hartelijk aanzien. Do jubilaris verkeert in een uitnemende gezondheid en volbrengt met bewonderens waardige opgewektheid de velcilei be moeiingen, die het predikambt in een grooto stad meebrengt, vooral voor hem, die zich daaraan met hait ca ziel wijdt en die voor honderden in moeilijke om standigheden een trouwe raadsman weet to wezen, zooals deze predikant. Tan Bfscckeren Kuyper, Van de enkele veronderstellingen, die in do pers over dezo zaak zijn gemaakt, hebben wij reeds melding gemaakt. Een ieder kan er verzinnen, on ook soms wei aannemelijk maken. Zoo heeft ,,L. en V." verondersteld, dat de brief niet aan onze Koningin, maar aan de Koningin-Moeder zou zijn gcschroven. Dan paste alles, cn bleef' er alleen oen kleine vergissing van den heer v. Heeckercn onopgehelderd. Voor degenen, die voor deze uitlegging wol wat konden gevoelen wij ontvingen ook een schrijven in dien geest diene, dat „De Nieuwe Courant" „uit een bron, wel ke niet den geringsten twijfel overlaat, met do meeste beslistheid" kan tegen spreken, dat II. M. de Koningin-Moeder ooit eenig „schrijven van een vreemden soeverein heeft ontvangen, waarin opeeni- gerlei wijze sprake was van belangen, welke ook, in verband staande mot ouzo landsverdediging." In het „Ilbl." vinden wij van een inzen der een nuchtere opmerking. Wanneer zegt hij de brief, waarover dr. Kuy pcr den heer Van Heeckercn consulteerde, nooit heeft bestaan, gelijk de minister van buitenlandsche zaken plechtig heeft ver klaard. Wanneer verder achteraf mocht blijken; dat de van God gegeven leider den ge zant Van Heeckerea heeft misleid, waar om zou de gezant Van jleeckeren dan niet vrij uitgaan? Hij heeft dan immers geen brief van den Duilschcn Keizer publiek gemaakt, maar slechts don auteur van dien go fingeerden brief voor 't voetlicht van 's werelds schouwtooneel gebracht. Als grap is de opmerking niet onaardig. De inzender in het ,,Hbl." vergeet ech- tei, dal de heer Van Heeckcron geleefd heeft in de veronderstelling, dat de brief wél bestond. En dan mag gevraagd wor den welk 1 a n cl s b e 1 an g meende tl o lieer Van Heeckercn te dienen? Wie dat nagaat, vooral in de, schoon clan onjuiste, veronderstelling, dat de brief wél bestaat, komt tot zonderlinge conclu sion. Dat de heer Van Hoeckoren zijn land geen kwaad heeft gedaan, is waarlijk niet zijn schuld. „De Nederlander" bevatte gisteren de volgende opheldering De „N. Rott. Courant", ons artikel van gisteren besprekende, maakt de opmer king, dat het op één punt „niet glas helder" is, n.l. in de passage, welke ein digt met dr. Kuyper's stellige ontkenfe- nis. Het blad meent, dat in die passage „uit de beste bron" bevestigd wordt, da,t aan de Ministers bekend was „hel feil van het spreken over zulk een brief door dr. Kuypcr met den hoer Van Heeckercn", welk feit dan door dr. Kuyper zuuzijn ontkend. Wij geven toe, dat wij op dit punt dui delijker hadden kunnen zijn, cn haasten ons elk misverstand, dat uit dezo min dere helderheid mocht kunnen voort riooien, uit den weg te ruimen. Het feit namelijk, hetwelk wij als den minister bekend voorstelden, is niet: het beves tigen door dr. Kuyper aan den beer Van lleeckeren van het bestaan van don brief, maarhel beweren, van den heer Van Heeckercn, dat zulks door tlr. Kuyper gedaan zou zijn. Godsdienstoefening bij de marine. Uit artikelen in verschillende dagbladen blijkt, dat zich in don Iftndo de meening heeft gevestigd, dat kort geleden de voor schriften omtrent de wijze, waarop do gods dienstoefening bij de marine moet worden gehouden, gewijzigd zijn. Dit is echter onjuist. In verband toch mot verschillende wij zigingen, die in het reglement op den inwendigen diensl op Hr, Ms. oorlogs schepen geleidelijk zijn en nog moesten worden aangebracht, werd onlangs van dat reglement een herdruk uitgegeven. De in dezen herdruk voorkomende „tweede afdeeling", behelzende „Gods dienst", is volkomen gelijkluidend geble ven inet diezelfde afdeeling van het vo rige icglement. In de wijze, waarop bij do Koninklijke marine de godsdienstoefening moet woi- deo gehouden, is dan ook sedert dé laat ste jaren geen verandering gekomen. Een nieuwe instelling voor ïueer ontwikkelde dienstplichtigen Waar bet oogenblik wederom nadert, waarop een deel der Nederlandsche jon gelingschap zal worden opgeroepen om den dienstplicht Ie vervullen, wordt do aan dacht gevestigd op de gelegenheid, welke aan beschaafde en ontwikkelde Jongelie den geboden wordt om bij de Militaire ScbooLcompagnio le Amersfoort te wor den opgeleid voor den rang van vaandrig. De toelating tot dezo instelling kan wor den verkregen, heizij op verzoek na een verbintenis als kaderre&ewist, hetzij rech tens ra zich te hebben opgegeven voor ad&piran! militie officier, in welke beide gei allen de eerste oefoningstijd, welke als- dun eerst op 1 Oct. aanvangt, achter eikaar wordt volbracht, zoodat de leer lingen omstreeks 15 Juni d. a. v. vaandrig kunnen zijn. Waar deze opleiding het voordeel biedt, dat do leerlingen in beschaafde omgeving gezamenlijk wonen on leven, onder ver standige leiding staan, zoowel bij als bui ten lnin studiën en oefeningen en hun Zondagen en vacanties bij hun familie kunnen doorbrengen, terwijl do plaats der vestiging zelve weinig verleiding biedt, valt te verwachten, dat vele ouders deze instelling met vreugde zullen begroeten. Nadere inlichtingen kunnen uit den aard der zaak bij allo militaire autoriteiten worden verkregen, terwijl de commandant belangstellende bezoekers gaarne zal ont- vangenu Fotografie ten dienste van justitie en politie. Daartoe uitgenoodigd door den Bond van Inspecteurs van Politie te Rotterdam, hoeft de heer Van Leddoa Hulsebosch, uit Am sterdam, gisteravond in „Boneski" op den Coolsingel aldaar over bovenstaand onder werp een voordracht gehouden. De spreker vond oen zeer aandachtig gehoor, waaronder opgemerkt werden do hoofdcommissaris van poliiie, de heer Th. M. Roest van 'Limburg, eenigo leden van de rechterlijke macht, commissarissen van politie van Rotterdam, uil Amersfoort en llcllevoetsluis cn tal van inspecteurs van hier cn elders. Spreker loonde aan, hoe nuttig de justi- tioele fotografie is, zooals die door des kundigen wordt beoefend. Met een serie lichtbeelden van vele be langwekkende onderzoekingen op crimineel gebied, waaronder eenige zeer actucclo, verduidelijkte hij zijn voordracht. Ook besprak de hoer Tlulsebosch zeer uitvoerig het onderzoek van spijsrestenen de daardoor verkregen resultaten. Dir. belInvoerr. en Ace. Bij den dienst der du-, belastingen, enz. zijn benoemd, ingang 1G dezer: Tot tijd. komm. te water 2e kl. bij do ambulante recherche, 2e afd., A. van Poelje. Ingang 1 Maart: tot deuuvaanler te Hilversum, P, F. Fleurbaaij, adsp.-deunv. to. Amsterdam. Verplaats ingang 1 Maart: A. Kuipers, komm. lo kl.. van Meppol naar Assen; H. Van der Spool, id., van Ruinen naar Mep pel; R. Mulder, komm, 2e kl., van llol- thene naar Dinxperlo (tijd.). Ingang 1 April: C. Dijkhof, komm. lp kl., va a Hoek v. Holland naar Botterdam; P. J. v. d. Iloek, id., van EIburg naar Rotterdam; P. v. d. Laag, komm. t. w. Ie kl„ van Oostmahorn naar IJmuidcn, („Wbl. V. 4 Ad in. Dir. Bel") Bij Kon. besluit Van 17 dezer zijn, in gevolge de Wort uwen wet voor de ambte naren 1890 en de wet van 2 Juli 1898 (SUM. no. 1G7), do navolgende pensioenen verleend, als aan C. C. B or man, wed. V. II. Feuth', kom mies 2de klasse bFj 's Rijks belastingen, 1245. A. P. of P. <1© Kok, wed. W. Evcrtsen, kommies 1ste klasse bij 's Rijks belastin gen f383; I E. J. B. Rruens, wed, ,T. D. van der Borglit, komm. lsto klasse bij 's Rijks be lastingen, f *214. STADSNIEUWS. Hooger Volksonderwijs. III. Rij den aanvang van deze voordracht begon prof. Nijland met in 't kort na te gaan, wat een vorige maal over de uit straling werd gezegd. Hieraan werd het onderwerp voor dozen avond: „De tem peratuur dar zon, en hoe zijl haar stra lingsvermogen behoudt", vastgeknoopt. Do genoemde zonnestraling hangt na tuurlijk ten nauwste samen met de tem peratuur der zon. Do zon straalt, omdat zo warm is. Deze waarheid heeft men intusschen niet altijd ingezien. Aristoteles, do beroemde Griek, wiens meeningen tot diep in de middeleeuwen algemeen wer den onderschreven, onderstelde, dat de zon eigenlijk een koud lichaam was, dat door draaiing warm was geworden. Een andere meening uit de oudheid was, dat do zon koud was on ook haar stralen, maar, dat deze door een of andere oor zaak (wrijving misschien!) in do atmos feer warm werden. Hot is alweer een Italiaan geweest, Mcl- lonië, die noodig vond, 't bewijs te leve ren, dat de zon warm is, en die dat ook geleverd heeft. Hij nam een reeks warmte bronnen, van onderling verschillende tem peratuur, en merkte op, dat Jichamen van hooger temperatuur hun stralen gemak kelijker door een glazen plaat heen zendon, dan lichamen van lager temperatuur. Ook vond hij, dat, hoe hoog hij de tempera tuur van een lichaam ook opvoerde, de zonnestralen toch nog steeds gemakkelij ker door glas heengingen, dan de stra len ,door 't lichaam uitgezonden. Hier uit kon hij besluiten, dat de zon zeer warm was, in elk geval warmer, dan 't warmste lichaam, dat hij gebruikte. Ook in 't dagelijks levgn maakt men van dezo eigenschap gebruik, n.l. in broei kassen. Do zonnestralen, die door 't glas vallen, verwarmen de narde in de 'kas. Deze verwarmde aarde straalt echter weer warm to uit en als deze stralen oven ge makkelijk door 't glas drongen, zou 't effect nihil zijn.,. Daar echter de eerste stralen door eon warm lichaam worden uitgezonden en dus gonutkkclijk door 'l glas gaan, do laatste door een lichaam van lager temperatuur on daardoor niel zoo gemakkelijk, wordt het bekende resul taat bereikt. Met het bewijs van Mclloni was edi tor nog niet gezegd, hoe hoog de tem peratuur der zon clan wel was. Om die te bepalen kan op verschillende wijze worden gewerkt. Een manier, waarbij de temperatuur wordt afgeleid uit de stra- ling, zullen we uitvoerig beschrijven. De straling is n.l. evenredig gebleken met do vierde macht van de absolute temperatuur, (273° -f- t)1. Voorop staat, dat we hier bedoelen de warmtestraling van een zwart lichaam. Ook do zon wordt beschouwd als een „zwart" lichaam, waarin we zwart hebben op te vatten in den zin, reeds in de tweede 'voordracht aangeduid, n.l. dat zoo'n lichaam de warmte gemakke lijk uitstraalt en ook opneemt. Ook ,al maakt men zoo'n lichaam glooiend (dan i's 't dus niet meer zwart), dan behoudt het die eigenschap toch. Duidelijk blijkt dus, dat wo zwart hier niet als kleur hebben op te vatten, en omdat deze naam weieens tot verwarring aanleiding kan geven, gebruikt men ook wel den naam r a d i a t o r. 1 Onder ab solute c rape r a tuu r verstaat men een sch'aalvcrdceling van Celsius, met het nulpunt 273° beneden 't gewone nulpunt. Dit getal 273 is proef ondervindelijk vastgesteld, 't Is tul. ge bleken, dat do spanning van een gas bij afkoeling of verwarming respectievelijk V273 a£- °f: toeneemt .waaruit men de con clusie heeft getrokken /lat bij afkoeling tot 273° geen spanning meer bestaat cn wo dus niet meer met een gas te doen bobben. Dit punt noemt men het abso lute nulpunt, en de temperatuur van ditjnint afgerekend, de absolute tem peratuur. Nu een paar voorbeelden tor illustratie van de genoemde stralingswot. Stelien wc 273° -f- i.0, voor door T. Als t 100°, dan is T 373°. Wordt T 2 X zoo groot, dus 740°, dn.11 zal de straling 21 1G X zoo groot wor den en daarvoor is een lichaam noodig, waarvan t is 740°—273° 473°, bijna roodgloeihittc. Wordt T 'J X zoo groot, dus 1SG°, dan zai de straling 1/21 l/16 woidcn. Daar voor moet men oen lichaam hebben van 18G°273° 87°, een temperatuur, die slechts met bijzondere hulpmiddelen kan worden verkregen. In verhand met deze wet heeft men verschillende lichamen met do zonnestra ling vergeleken, Langley, een beroemd Amerikaansch geleerde, beeft het gedaan met den mond van een Bessemer peer. Zoo'n Bessemer peer is een oven van een peervormige gedaante waarin van giet ijzer met een koolstofgehalte van onge veer 4 0/0 staal of smeedijzer wordt be reid met een veel lager koolstofgehalte. Do verschillende bijmengsels verbranden onder een hooge temperatuur en aan de mond van de oven vertoont zic.li' een rood achtige vlam, die tegen 't einde van de bewerking wit woult. Langley nu, hoeft de straling daarvan vergeleken met de zonnestraling en voiul dat de laatste 87 maal zoo sterk was. In verband met de stralingswet kunnen wc hieruit afleiden, dat do temperatuur dor zon \y~il 3,05 maal zoo hoog is als die van do Besse mer poer, die ongeveer 2000° bedraagt. Bij de grootte dezer getallen de waarde 273 verwaarloozend krijgen we dus voor do zonnetemperatuur in ronde cijfers G0000, een bedrag, dat ook langs andere wegen, waarop hier niet verder kan worden in gegaan, gevonden wordt, en dot tegen woordig 'algemeen wordt aanvaard. Intusschen is 6000° do temperatuur, die wij van de zon kunnen waarnemen. Do geleerden zijn 't er vrijwel over eens, dat dit bedrag zeker wel tot 8000° moet worden verhoogd, om de temperatuur van 't eigenlijke zonnelichaam te verkrijgen. Zo nemen aan, dat zoovee! warmte ver loren gaat, doordat ze zich een weg moet banen door de zonne-atmosfeer, waarover later. Mot 't aanvaarden van deze h'ooge tem peratuur, moeten wc natuurlijk ook do consequentie aanvaarden, n.la dat de zon een geheel gasvormig lichaam moet zijn. Een honderd jaar geleden b'oweerde Ilcr- schcll nog, dat de zon wel bewoond kon zijn; dat ze in elk geval oen donker lichaam was, mot misschien een gloeien de laag er om h'een; en hij leidde dat af uit het bestaan van zonnevlekken, die, naar* hij meende, gaten waren in doze gloeiende laag. Bij' een temperatuur van 6000° is 't echter onmogelijk, dat een lichaam voorkomt anders dan in gasvor- migen toestand. 't Is mogelijk, door daling van tempe ratuur of vorhooging van druk, of door beide, oen lichaam van den gasvoimigen in den vloeibaren of vasten toestand te brengen. Maar deze overgang van agre- gaatstoestand grijpt niet plaat» bij elke tempera tuur. Zoo is 't bijv. mogelijk, wa terdamp vloeibaar te maken door vorhoo ging van druk, als de temperatuur lager blijft dan ~|~3G5°; zuurstof kan alleen vloei baar ^gemaakt worden beneden een tem peratuur van —178°, koolzuur beneden -f- 32°. Deze temperatuur, waarboven geen veidichting tot vloeistof mogelijk is, noemt men do kriti salie temperatuur, en zelfs, al nemen we voor de zonnetempe ratuur niet 8000° maar G000°, dan is dat toch nog veel hooger, dan eenige, ons bekende, kritische temperatuur. De zon moet dus beslist hoolennaal gasvor mig zijn. Zeker kunnen we er ons moei lijk oen voorstelling van vormen, hoe die gassen daar voorkomen. Een autoriteit op dit gebied gaf als zijn meaning, dat ze onder dergelijke omstandigheden van tem peratuur en druk de taaiheid moeien heb ben van stroop. Natuurlijkerwijs rijst de vraag, of die straling en temperatuur der zon constant zijn. Zouden we misschien met 't toestel van Rizzo dezo vraag niet kunnen beant woorden, door dagelijks of maandelijks "t bedrag der straling op te nemen? Ton eerste moeten wo hiertegen aanvoeren, dat met Ri/zo's toestel slechts ruw 't. bedrag der straling kan worden gemeten. In de tweede plaats hebben we ons bij dio bepaling schuldig "gemaakt aan een „extrapolatie", en dus geen absolute ze kerheid. Ea dan .gesteld, dat we al een kleine schommeling in 't bedrag waar namen, zouden we dat misschien niet eer der ,aan den toestand van de lucht, dan aan dien van de zon moeten toesokrij ven? .Wel vindt Langley bij vergelijking vim de jaargemiddelden van temperatuur' een velschil, dat. hij aau de zon-e]f wil toeschrijven,maar 'tis geen delijk toe- of afnemen en iets zekers"ka" hieromtrent in geen geval gezegd woidcn' Ook de thermometers kunnen ons niet helpen om een verschil aan te wijzen Deze toch bestaan nog maar een. 300 jaar' en gedurende dien tijd is de Lornnera' tuur niet geregeld opgenomen. De tahèl len van 't mctcriologisch instituut dariee konen pas van ongeveer 50 jaar torus cn 't is haast niet aan te nemen, dal J dien tijd een merkbaar verschil 'ia'stra ling zou zijn aan te toonen. Ook weten we, dat de oudste cultuur-vo]. ken vrijwel onder dezelfde omstandigheden leefden als wij. Om verschil te zjen zouden wo dus nog verder terug moeten gaan. Dan zouden de plantcngorclek ons misschien kunnen helpen. Men verstaal daaronder gebieden, waarin ongeveer de zelfde planten voorkomen en deze blijven vrijwel constant. Nu blijkt, dat in tertiaire lagen (steen kool) die ongeveer millioen jaar geleden gevormd zijn, in Groenland tropische planten worden aangetroffen, waaruit men zou kunnen besluiten, dat 't toen beslist warmer was dan nu. Maar of de plan- tcngordels in dezen betrouwbaar ziji'i is nog zeer de vraag. Men heeft wcl'be weerd, dat bij 't verschil tusschen tro- pisch en gematigd de nadruk niet zoozeer moot gelegd worden op de tem peratuur, als ivcl op de vochtigheid. Zoo vcrkceren wo dus in 't onzekere, of de straling en de tempera tuur der zou constant zijn. Dit staat echter vast, dat de zon niet eenvoudig, zonder meer staat af te koelen, liet verlies inoet op de een of andere manier worden aangevuld. Gaan we even van de veronderstelling uit, dat dit niet het geval was. 'De 2 ppiintillioen K.G., die de zon weegt, stralen per jaar 3.7 quintillioen cal. warmte uit, tl., i. per K.G. en per jaar 1,9 cal. Bestond de zon uit water, dan stond dit gelijk met 1,9° afkoeling per jaar. Voor elke andere stof moet dit bedrag1 hooger genomen wor den, en we kunnen dus zeggen, dat de zon dan per jaar minstens 1,9° zou afkoelen. Vóór 21 eeuwen was haar tem peratuur dus ongeveer 4000° hooger of 12000°, d. i. 1.5 maal zoo hoog als te genwoordig. Haar stralingsvertnogen zou dan (1.5)1 5 maal zoo groot geweest zijn ais nu. Wat beteekent dit? De eigomvarmte van do aarde vermeerderd met die van do zon, geven 15°. Men onderstelt, dat zon der de zonnestraling haar eigemvarmto 70° zou bedragen, zoodat 't effect van de zonnestraling 85° bedraagt. In 't zoo even onderstelde geval zou die warmte vóór 21 eeuwen 5 X 85° 425° hebben bedragen cn zou dus de gemiddelde tem peratuur 425°70° 355° geweest zijn. We komen dus tot do absurditeit, dat de Romeinsclie patriciërs zouden hebben ge leefd in, een. hitte van 355° Celsius. Ook bij een kleine afname van temperatuur komen we al tot ongerijmdheden. Stel len we bijv., dat de temperatuur toen 1000° hooger kan geweest zijn dan mi, of li/s X zoo hoog. De straling zou dan li/g4 a -j- ti/a X zoo groot geweest zijn, dus in plaats van 85° ongeveer 45° hoo ger. Dan zou de gemiddelde temperatuur op aarde 00° Celsius zijn geweest. Men ziet, ook dit is niel aan 1c nemen. Iets anders is hot, dat schommelingen in do temperatuur zouden kunnen voor komen. Toch geeft een kleine schommeling al een groot verschil in de aard tempera tuur. Zoo geeft een temperatuur van 7050°, dat is 0011 daling van nog geen 5 pel., oen stralingsvcrmogon, dat 70/85 maal het legemvoordigo bedraagt. De aardlempera- tuur zou daardoor 15° dalen en nul wor den. Deze tijd wordt door sommigen een Ü00 eeuwen teruggeplaatst (ijstijd). Men vergete echter niet, dal. do zon daardoor slechts geworden zon zijn tot een veranderlijke ster. Schommelingen daargelaten, is 't dus duidelijk, dat grooto achteruitgang onnio- gelijk is, cn er moet dus een zekere com pensatie zijn, maar hoe kan die tot stand komen? In de oudheid maakte men zich niet druk om oen veiklaring tc geven; een vuur brandde, omdat dat nu eenmaal de aard van 't vuur was. Wij weten, dat een vuur niet blijft branden, als 't niet gevoed wordt. 1 gram koolstof geeft bij verbran ding 8 cal. Om te verbranden hebben 3 gram koolstof 8 gram zuurstof noodig en levéren dan 24 cal. 1 gram stof levert dus in 't gunstigste geval 24:11 2.2 cal on t K.G. 2200 cal. Bestond de zon geheel uit koolstof en zuurstof, en wel in de gunsLigstc verhou ding, dan zou zo dus por K.G. 2200 cal. warmte kunnen geven. Zo straalt per K.G. en per jaar 1.9 callorio uit, en zou dus niet langer dan 2200:1.9 1200 jaar kun nen schijnen, wat natuurlijk veel te wei nig is. Intusschen doet zich hierbij nog een ander bezwaar voor. Koolstof cn zuur stof gaan alleen dim een verbinding niet elkaar aan als de omstandigheden gun stig zijn; rüel als de kool te kond is, ïwiar ook niet als zete warm is. Op h'ooge temperatuur is geen enkele verbinding mo gelijk, zoodat we deze als paradox klin kende uitspraak mogen doen, dat do zon te warm is om te branden. In de verslagen van de beide, vorige voordrachten moeten een paar onjuistheden verbeterd worden, (lie wij hieronder laten volgen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 6