63'** Jaargang
Zondag 7 Augustus 1910
Ho. 13374
m
Derde Blad
Pe leugens van kapitein
Kidel.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdageö
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingea fl 125 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en VI aardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aau het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 16 regels fL 0.92; iedere regel meer
16 cents. Reclames 30 cent per regel Grooto letters naar de plaats 'die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen.
In do nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschenen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor do Administratie No. 103.
De Brusselsche Tentoonstelling.
(Particuliere correspondentie.)
XV.
Toen Homeros, ons aller onnavolgbare
voorganger in de verslaggeverij, bij zijn
verslag van den strijd om Troje gekomen
was aan do vraag, hoe hij het bost al de
namen der aanwezigen zou noemen, zat
hij mot zijn handen in het haar. Zijn
„godin" liiolp hem met hot bezingen van
den toorn van Achilleus. Maar toen hij
aan die opnoeming moest beginnen, had
hij aan die ééne muze niet genoeg en
riep hij alle muzen van den Oiympos te
hulp voor dat lastige karwei. En nederig
bekende hij, dat hij er niet ,door zou ko
men, ook al had hij tien tongen, tien mon
den, een onvermoeibare stem en een me
talen hart.
Homeros kon dat doen. Hij had geen
hoofdredacteur. Hij schreef dus met be
hulp van al deze dames de namen op en
bekommerde zich er' verder niet over. En
de welwillendo lezer slaat met eerr glim
lach deze etnigszins vervelende opnoeming
over om elders mot het verslag door te
gaan.
Doch de courantenlezer is, hoe welwil
lend ook, toch niet zóó geduldig en zou
dc courant ongeduldig neerwerpen als wij
zongen:
Zie nu hoe 't aardwerk er staat en do
prachtvol zich teek'nende vazen,
Vredelust is er, de Leidsche fabriek, die
Brouwer tot heer (heeft
Amstels stad zendt vazen en aardwerk,
„Distel" gemerkt,
Amstelhoek is er, bestuurd door den leider
Johannes B. Lambeek
Gouda zendt Chris Lanooy, den bekenden
aardwerkmaker,
Lukas uit Utrecht, „Rembrandt" zelf, de
groote, uit Waalstad
Amphora zij nog genoemd, dat komt uit de
stad van den sleutel
Tichlaar te Makkum en Nienhuis, die Lob
voorziet van patronen
Maar wij hulploos en in moeilijker
positie dan Homcros zelf wagen ons
niet aan beschrijving of critiek, waartoe
juist deze afdoeling zich zoo uitstekend
zou leenen, omdat r veel interessants
niet en veel interessants wel is, Eón beeld
van deze onze industrie wordt hier niet
gegeven als zoo mooi geschiedt in de Deen-
sche afdoeling.
Laten wij hierbij nc>: weejen voegen een
vermelding van de omwerpen van edel-
metaalwerken van Hoeker, die ons van
GELYNCHT.
zelf brengen naar de mooie byoulerieën
in goud met emailversieringen van deze
zelfde Amsterdamsche juweliers, Tv. Y,
Hoeker en Zoon. Ook deze etalage mag
er zijn en verdient zeer de .aandacht.
fn dezelfde branche hebben wij dan nog
gewag te maken van de inzendingen van
\Y. de Haas, te Sneek, met mooie gedre
ven gebniiksvoorwerpen en een paar fraaie
zilveren kandelaars, van de zilveren ge
bruiksvoorwerpen en sieraden van \\r. Voet
en Zonen, Anegang te Haarlem, en van
het interessante werk van den bekenden
Jan Eisenlóffel uit Amsteidam, <Uo kope
ren gebruiksvoorwerpen enz. exposeert,
Over hot geheel hebben wij ook hier weer
een vadorlandsche industrie, die zeer do
aandacht verdient, maar het licht te veel
onder den korenmaat stelt. Wij hebben
van een van dezen (J. A. Iloeting to Am
sterdam) in een vorigen brief verteld,
hoever drens relaties gaan en hoe die werk
levert, dat nergens elders op aarde te krij
gen is. Reclame heeft, schijnt het, deze
firma welhaast niet meer noodig. Doch
lioe gewenscht is het toch voor zoo'n tak
van industrie een vaderlandsche renom
mee te maken, opdat niet do enkele zeer
deskundigen, die de markt kennen, in ons
land komen om hier de kostbare, mooie
bonbonnières te koopen, die elders niet
geleverd kunnen worden, doch opdat allen
profiteeren van die renommee, opdat het
heele publiek zich went aan het idee, dat
deze artikelen in Nederland het best zijn.
Om dat te bereiken moet men grove mid
delen gebruiken. Dat is het best te zien
aan den stand van de Kinrborley-etalage
in de Belgische afdeeling, die gewoon bête-
interessant is met zijn koperen kooi en
zijn ostentatieve veiligheidsmaatregelen,
maar toch juist daarom, enorm veel pu
bliek trekt, dat voor het verwonderlijk
mooie van het Hollandsche werk geen oog
heeft.
Meer oog heeft het natuurlijk voor do
bekende Hindelooper-meubels, die er in
groote variëteit zijn, zoo van L. P. Sik-
kens te Hindeloopen (ook in miniatuur),
van Neeltje Lettinga to Berlikum, welbe
kend en door ons reeds genoemd, die mooi
houlsneewerk exposeert, en Van Hettinga
to Hindeloopen. Speciaal een stoof en een
hangkastje trekken zeer de aandacht, als
mede de theestoven, die niet erg mooi
waren opgesteld. In deze zelfde rubriek
heeft ons nog het fijne vlechtwerk van
H. Ellens, te Noordwolde getroffen hene
vens, op de gaanderij opmerkelijk mooie
beeldjes in hout eu ivoor naar ontwer
pen van J. van der Hoef, ingezonden door
den Amstoriamschen kunsthandel wed. G.
Dorens on Zoon.
In de buurt treft ons nu nog ecu expo
sitie van imitatie-oud-IIollandsche staande
klokken van W. G. Knoef to Hengelo, voor
werpen dre ook vanzelf de aandacht van
het publiek trekken en waarvoor dus een
„KimbeiTcy"-reclame niet noodig is. En
dan mogen wij nog even terugkomen op
damesweik, dat niet geëxposeerd is in de
„hoekkainer van de vrouw", waarover wij
in een vorigen brief spraken. Hot is werk
(waaiers en batik) van mevr. Van Schoon
hovenVan Beurden Panache, van moj.
Fuhri Snethlage, van mevrouw Van der
BurghVan Aalst, van mej, Van den Ouden
dijk Pieterse, van mej. Koopman, mevrouw
Van Wave re nResink, te Haarlem, moj.
Mouton, Helene Mohr, J. Kroesc, N. Hu-
dig, G. A. H. de Graaff, C. IJmker en Mar-
garetha Verwey, welbekend. En nu noem
den wij nog niet de mooie batiks van mej.
Bertha Bake, te Bloemendaal en een nieu
we vlcchttechniek van de firma van Reo-
sema en Nierstrasz („Spinnewiel") te Arn
hem, die deze heeren hebben afgekeken
het woord is hier wat overdrachtelijk
van werklieden van een jaar of 4000
geleden in Egypto.
O Homeros. Uw dichterlijke ziel be-
scherme ons thans tegen den hoofdredac
teur en den courantenlezer en voero ons
nu met de onzichtbaar makende ,Tarn-kap
(pardon Homcros voor dit „Germanisme";
goden met „passende" wolken zijn er bij
de beperkte Nederlandsche kleedingindus-
trie niet te vinden) naar* het tentoonstel-
lingsgewoel daarbuiten, waar wij in de
stof en de geweldige menschenvoltc gauw
genoeg zullen zijn verdwenen.
Wat nu?
Veistandig zijn of zich laten gaan?
Is men „verstandig" maar wij weten
ten slotte toch niet of dit sooit verstand
wel het goedo is dan gaat men langs
de Duitsche etalages loopen totdat de koit
aangebonden wachters u eruit komen zet
ten. Zien kunt ge overigens niet moer. Gij
hebt vandaag al zooveel gezien. Gij krijgt
na ai de vermoeienis van daarin„Uuitsch
land" niets dan vage, vermoeide herinnc
ringen aan chirurgische instrumenten, pot-
teiy, die niet opvalt, quincaillerie-artike
len, die u hier evenmin bijblijven als in
welke winkelstraat met „snuisterijen"-win
kets, een onderwijstentoonstelling, die zoo
groot en volledig is, dat gij op de vlucht
slaat als men u maar het dikke boek
toont dat daarover geschreven is.
En dan machines, machines zonder tal
en een grooto stijiloozo voorstolling van
Prometheus, die op ongemoedelijke wijze
vuur draagt en zoo vooral aan een. ge
mengd bericht doet denken, en een piano-
afdeeling, waar men en erken dat dit
thans voor u het belangrijkste moment is
zoo lekker zit.
Gij kunt niet meer. Gij kunt nog alleen
van zitplaats tot zitplaats u voortslepen.
„Alweer een geval van lynchen'in Ame
rika," sprak Dixen, terwijl hij de courant
neerlegde.
„Die dingen worden wel een beetje over
dreven," antwoordde de kapitein, „ik werd
zelf een gelyncht, maar kwam er vrij
goed af."
„Werd u tot asch verbrand, of alleen
maar in stukken geslagen?" vroeg Giiggs,
mot het air van iemand, die op alles
voorbereid is.
„Geen van beide," zei de kapitein, „ik
werd aan het eind van een strop vastge
bonden. Het was in Zuid-Amerika. Ik .was
in Patagonië, onder do Indianen op jacht,
on op zekeren dag liep het gerucht, dat ik
paaiden gestolen had."
„Had u dat?" vroeg Dixon nieuws
gierig.
„Neen, mijnheer," antwoordde de kapi
tein dadelijk. „Ik heb nooit in mijn leven
een misdaad gepleegd, maar als zoo'n
praatje eens do rondte doet, is er moeilijk
stoppen aan. Op zekeren dag zei de vrien
delijke Indiaan, wiens tont ik deelde, wat
er van de zaak Was, en dat ik het best
deed met te vluchten. Dat deed Ik ook en
liej) wel een goede twintig mijl."
„Zonder ophouden?" vroeg Griggs, op
vorwonderden toon.
..W.'iarom zou ik opgehouden hebben?"
sprak do kapitein ongeduldig. „Ik had wel
een honderd van die zwarte duivels achter
me, en zij haalden mij in, juist toen ik
op het punt was, mij in hot woud te
verstoppen. Binnen twee minuten hadden
zij een strop onder mijn armen, en hin
gen zij mij aan een dikken boom. Eerst
begreep ik niet, wat ze van plan waien,
totdat ik eenigen van hen hun bogen ge
reed zag komen, en op een paar pas af
stand gaan slaan. Toen was hot mij dui
delijk dat zij op mij zouden gaan schieten,
en met hun bogen een soort speldekussen
van mij maken."
„En hoe ontkw'am u?" vroeg Dixon,
„dreigde u, met de politie te zullen ha
len?"
„Ik ontkwam door een groot toeval,"
ging do kapitein voort. „Do eerste man
was juist met schieten begonnen, hij richt
te een pijl op mij, en die ging zoo dicht
langs mij heen, 'dat hij mijn hals ontvel
de. Go kunt zelf hot litleeken nog zien,'"
en tenvijl hij sprak, schoof do kapitein
zijn boord op zij.
„Ik zie niets," zei Griggs, sceptisch.
„Het kan nu wel een beetje verbleekt
zijn," sprak de kapitein. „De zaak, waar
ik over spreek, gebeurdo veertig jaar ge
leden. Maar, zooals ik zei, het schieten
zou juist op groote schaal beginnen, toen
er een groote rhinoceros aan Ipvam. loo
pen en wel recht op de Indianen af."
„Maar er zijn geen rhinocerosssn in
Zuid-Amerika," hield Dixon vol.
„Ik geloof niet, dat zo er nu meer zijn,"
antwoordde do kapitein. „Er is nergens
.voel grof wild overgebleven, nadat ik er
een paar weken ben wezen jagen. Zoo
dra do Indianen het grooto dier zagen,
stoven zij als do .Wind uit elkaar, daar zij
Wol wisten, dat zij inot h'un pijlen opzijn
dikke huid niets konden uitrichten.
Van do verwarring, die ontstaan was,
Gij hebt ter sluiks gekeken naar de over
matig gemakkelijke stoelen der Duitscho
Raumkunst, maar als gij als schrijver
dezes daarin zijt neergevallen, is er
dadólijk een man naar u toegekomen: „Ile
daar!" En dan kunt gij niet als schrijver
dezes met een voorname moeheid het
woord „Auslandische Presse" mompelen,
dat zelfs in de Duitsche afdeeling won
deren doet, nademaal het den man on
middellijk met iets druipstaartends in zijn
houding deed afdeinzen.
Daar zit gij dus, in de muziekafdeeling
gestrand, o lezer. Voorloopig Iaat men u
er zitten. Er is muziek van allervolko-
menste instrumenten, van orgels die zelfs
viool strijken. Het hindert u niet. Want
gij zit zoo lekker, Totdat de opzichter u
ook hier komt wegjagen. „Es wird ge-
sehlossen 1"
Domme, verstandige bezoekers. Waarom
zijt gij nu niet dadelijk in de Bodega op
de Natiénstraat een glaasje gaan drinken?
Dan hadt gij nu een geschikte plaats om
eens wat studies te maken op de inter
nationale foule, die daar voorbij gaat. Ver
geet toch niet, dat do eenigo tentoonstel
ling die nimmer verveelt, de dierentuin
op de tentoonstelling is, waar gij het zoog
dier „homo sapiens" in interessante va
riëteiten kunt aangapen.
Nu komt gij te laat in de Natiénstraat.
Nu moet gij ergens zitten waar gij niet
ziet het belangrijkste, wat op een tentoon
stelling te zieu is de dames, want
zij zc(E interesseeren. oen ieder en haar
toiletten interesseeren bovendien vooral
haar collega's. Straks gaat gij met een
onbevredigd gemoed heen,
Pas op nu voor morgen. Maak u niet
bevreesd, dat gij in de enkele dagen, die
gij voor de tentoonstelling hebt, niet alles
zien zult. ,\V,ant dat kan toch niet, dat
kunt gij zelfs niet als gij tienmaal zooveel
tijd hadt. Wij spreken uit oudervinding.
En denk aan de zitplaatsen (behalve na
tuurlijk in de tallooze café's, waarover wij
hier nu niet praten). Zij zijn in Duitsch
land en vóór Canada, en ook op do bo
vengalerij der Nederlandsche tentoonstel
ling heeft men practische zitjes, waar men
veel tentoonstelling en ook veel menschen
kaa zien. Er zijn veel meer ,vau die zitjes
hier en daar in de hallen. Maar er zijn
er lang niet genoeg. De clou voor een
volgende expositie zal dan ook ongetwijfeld
zijn het verschaffen van ve'le, gemakkelijke
en aangename zitplaatsen in de tentoon
stellingshals van. ieder land. De afdoeling,
waar men daarvoor het beste zorgt, zal
op een volgende tentoonstelling zoo niet
do beste, dan toch' do drukbezochts te zijn.
Tenzij men nu eindelijk de gangen in de
afdeelingen eens gaat bedekken met een
trottoir roulant met gemakkelijke fauteuils,
Dat zal nóg weer mooier zijn, als men er
maar voor zorgt, dat de menschen, be
halve de tentoongestelde goederen, ook
elkaar goed kunnen zien.
(Wordt, vervolgd.)
ALL Ell LEI.
voordeel trekkend, tiok ik mij zelf aan den
Lok boven mij op, en ging er op zitten,
terwijl ik den strop onder mijn armen los
maakte. Vanaf mijn zitplaats kon ik zien,
dat twee of drie van de Indianen van
plan waren weer op me te gaan schieten,
zoodra de rhinoceros vertrokken zou zijn,
en ik was te moe om te loopen. Zoo
dra dus het dier onder den boom door
kwam, liet ik me van den tak op het
midden van zijn rug vallen."
„Maar hoe kondl go er op blijven zitten,
kapitein?" vroeg Griggs.
„Die vraag stel ik mij zelf ook meerma
len," sprak de kapitein. „Het lijkt mij nu
zoo vreemd toe; maar iu dien tijd be
schouwde ik al zulke dingen als dagelijkscli
werk. Ik pakte het dier bij de ooren, en
hield mij zoo op zijn rug, hoewel ik ["de
ren keer, als zijn poolen den grond aan
raakten, een paar voet in de hoogte ge
slingerd werd. Wij hadden nog geen halven
mijl afgelegd, of do Indianen doorzagen
mijn spel, en zij waren spoedig achter mij,
waarschijnlijk met het idee, dat, zoo zij
den rhinoceros niet kondon overmeeste
ren, ik hen toch niet ontgaan zou. Het
eerste bewijs dat ik van hun aanwezigheid
kreeg, was eon pijl, dio het dier in het
achterdeel moest treffen, maar er langs
gleed. Dit bewees mij ineens twee belang
rijke zaken. Eerstens, dat zij1 hot arme beest
niet koudon raken, j.n do tweede plaats,
dat zijn huid voor mij een goed kogel
vrij pantser zou zijn..
„Maar go kondt hom toch niet de huid
afnemen en tegelijk berijden?" protesteer-
do Dixon.
„En dat deed ik toch'," bracht de kapi
tein in het midden. „De huid van een
rhinoceros is samengesteld uit drie luivere
lagen, ieder ongeveer 2'/a centimeter dik.
't Doet een rhinoceros evenmin pijn. als men
hem zijn bovenhuid afneemt, als het een
paard pijn doet, als men het beslaat. Bo
vendien is het bij een rhinoceros mak
kelijk genoeg de bovenhuid te verwijderen,
en h'oewel het een wanhopige maatregel
was. deed ik h'et toch, omdat het de eenigc
manier was, om uit de moeilijkheid (e gera
ken. Met een hand hield ik de huid vasten
met de ander gai ik er een snee in, en
rolde het losgekomen gedeelte over mijn
hoofd. Ik was geen oogenblik te vroeg, want
ik kon al dadelijk do pijlen op do huid
hooren aan komen, als groote iogen-
droppels op een parapluie."
„Maar haalden do Indianen u niet in?'
vroeg Griggs.
„Dat konden zij niet. Dat was juist het
mooie van het geval. Op dat oogenblik
reden we door doornig struikgewas, wat
den rhinoceros volstrekt niet hinderde,
maar wat. de paarden van de Indianen
volstrekt niet konden hebben. Bovendien
kunt ge u niet voorstellen hoe hard een
rhinoceros kan loopen, als hij werkelijk
boos is. Hij was al een beetje geschrikt,
toen ik op zijn rug sprong; maar toen
hij bemerkte, dat liet dak van zijn huid,
zooals ik hot nu maar eens uit zal druk
ken, opgelicht werd, kwam Hij iu eon toe
stand van razernij. Ik geloof niot, dat hij
minder dan twiniig mijlen per uur aflegde.
Natuurlijk had ik, zoodra ik do Indianen
achter mij gelaten had, van hot beest kun
nen springen, maar ik was alleen in de
wildernis, mot enkel mijn mos als wapen,
en dat wilde ik niet wagon. Ik wist, dat
geen wild dier een rhinoceros zou aan
vallen, en bleef ik op "hom zitten, tot
dat wo uit het woud waren. Plotseling
EEN GELIEFKOOSDE KONINKLIJKE
SCHOTEL.
Gedurende twee eu twintig jaar maakte
do beer Menager, die zich weldra zal lorug-
tiekken uit do positie van chef-kok iu het
Buckingham-Palace, de middagmalen klaar
voor den overleden koning Edward on de
koninklijke familie. Hij was gedurende acht
tien jaar in Engeland als chef werkzaam
geweest in verschillende privé-inrichtingen,
toen zijn wijze van koken de aandacht trok
van koning Edward toen natuurlijk nog
prins van Wales en hem werd gevraagd
zich niet de koninkiijko keuken te willen
belasten. Hij had onder zich bijna een
dozijn chefs en een klein leger ,vaa min
dere koks. Koning Edward had een groote
voorliefdo voor boonen met spek, en al de
chefs en koks van huizen, welke zijn over
leden Majesteit bezocht, zetten boonen met
spek op hun menu, tenzij liet hun ver
boden was door den gastheer of gastvrouw.
FORTUINEN, BESTEED AAN MEUBELEN.
Zelfs liet lot van den armen multi-mil-
lionair heeft zijn tegemoetkomingen, want
als hij „ten einde raad" is, wat met zijn
goud te doen, kan hij gemakkelijk ,van een
millioen of meer afkomen, door iiet mcu-
beleeren van zijn verschillende huizen.
De overleden Mr. Yerkes bijv. vond er
geen moeilijkheid in om 5 millioen te be
steden voor de inrichting van zijn huis
in de Vijfde Avenue, dat hem J millioen
gekost had. W,aar ai dat geld bleef, is
gemakkelijk na te gaan, als we hooren,
dat er alleen 720.000 gulden besteed werd
voor de inrichting van een slaapkamerdat
het ledekant van mevrouw Yerkes 24.000
gulden kostte, en dat een klein zijden kar
pet kostbaar genoeg was om op een ver-
kooping, die een paar weken geleden ge
houden werd, 85.000 gulden op te brengen.
Zulk een enorme som voor enkel een
vloerbedekking is niet eens eenig, want
niet lang geleden verkocht de heer Con
ger, die Amerikaanseh ambassadeur was
to Peking, gedurende de troebelen der
Boxers, voor 110.000 gulden een mat, die
hij in China voor 270 gulden gekocht had;
oa de shah van Perzië heeft een mat, die
onge'veer slechts 2 vierkante meters plaats
inneemt, welker waarde volgens zeggen
C millioen gulden is, dank zij de paarlen
en diamanten, waaruit het voor een groot
deel is samengesteld.
rook ik toen de zee, eu ik kon merken
welke plannen liet beest bad. Hij dacht
dat hij in het water kon loopen en jnif
afschudden. Natuurlijk was dat niet noo
dig, omdat, als ik bij 'do zeo ben, ik altijd
weet, Waar ik bon."
„Waar was u?" vroeg Dixon,
„Ik was bij den twee en veertigsten
breedtegraad," sprak de kapitein, „en zoo
dra ik do zee zag, wist ik, wat mo to
doen stond. Langs de kust van do Falk-
land-eilanden tot Buenos Ayres is Oen soort
van golfstroom, die van zuid naar noord
loopt. Op een mijl afstands van het strand
kon ik hein zien, een diep-blauWe strook
door het overigens liclit-groeno water. Ik
sprong dus van den rug van den rhino
ceros in den golfstroom en toen was ik
klaar. Want daar ik een vlug zwemmer
ben, en de stroom daar een aardige vaart
heeft, kwam ik vooruit op dezelfde manier,
als jullie jongelui, als jo op jo fiets een
heuvel afkomt met den wind achter jo."
„Dat is te zeggen, kapitein," zei Griggs
ernstig, „dat is met een vaart van dertig
mijlen per uur,"
„Zoo iets ongeveer," antwoordde do ka
pitein onverstoorbaar. „Ongeveer vijf uur
later zat ik aan het diner te Buenos-Ayres,
en ik moest zeker niet minder dan 150
rnjjlen langs do kust afleggen, toen ik be
gon.
„Ik herinner mij dat diner nog heel goed,
omdat, toen ik landdo, ik een dorst had,
die go ,wel met een mes hadt kunnen door
snijden, en 1
„Dat is een. heel goede Vonk," zei Dixon,
toen hij om don. kolluor scholdo.
Edams:\ï couraii r