Hanöel en Bedrijf. AMSTERDAM, 23 Sept. Lijnolie. Vliegend ƒ50 40fOctober 49^; Nov.-l)cö. /-18| 49 48^; Jan.-April 4dl 45 44$Mei-Aug. 40| 40g. LEEUWARDEN, 23 Sept. Boter. Boereboter le soort ƒ49".Ann- \oer 12 i, 2 Jen 1 zestiende vaten. Fabrieksboter ƒ49.50 ?i 50.50. Aan voer: 8 i, 31- J vaten. Noteering van de Commissie, le kwal. Fabiieksbotcr ƒ51. Noteering van de Commissie der Ver. van Botei- en Kaashandelaren in Fries land. le sooit Fabiieksbotcr 50.50, PARIJS, 23 Sept. Spiritus per Sopt. fr. 4 7.25, per Oct. fr. 47.25, 4 eeiste maanden Fr. 40.50' 4 maanden van Mei fr. 47.75. Stemming kalm, HAMBURG, 23 Sept. Petroleum. Pennsylvanische in loco mk. G.10. Spiiitus in loco vast; per Sept. mk. 22, Ooi .-Nov. mk. 211, (zonder fust,). BUDAPEST, 23 Sept. TarweStemming vast. NEW-YORK, 23 Sept. Sept. Dec. Mei Juli Tarwe: 104J 108 112J Sept. Dec. Mei Mais: 02 60 62$ Faillissementen- Vit de Staats-Courant. Uitgesproken: A. Visser, werkman, tc Amersfoort. Rech- ter-comniissaris jhr. mr. J. Schuurbcque Boeije. Curator mr. R. P. van dei' Mark, tc Amersfoort. J. Krom, laatst gewoond hebbende te Utrecht, als coiffeur aan booid van het stoomschip Rembrandt dienst gedaan heb bende, thans zich in hot buitenland ophou dende. Rechtercommissaris jhr. mr. Schuur bcque Boeije; curator mr. M. Naiita. E. S. Noacli, koopman, te Deventer. Reehtei-commissaris mr. J. II, de Vries; cunvtor mr. IV. Wiersma. M. Zoel ewey Jzn., houthandelaar, Ie Schore. Rcchter-commissaris mr. G. T. ba ron thoe Schwarlzenbeig on ïlohenlansberg; cuintoi mr. Joh. Adiiaanse. P. A. Bnkx, koopman in viseh en kaas, te Bergen op Zoom. Rechter-commissaris mr. II. E. \an IJsendijk; curator mr. J. II van der Mouten, te Bergen op Zoom. II. J. M. Kuster, koopman in manufac turen, garen en band, te Dordrecht. Rechter commissaris mr. G. Ribbius; curator mr. K. K. Douw van der Krap. J. Poggeman Ilzn., schipper en winkelier, te Noord, gemeente Hoogeveen, Rechter commissaris mr. C. J. J. do Jonchecre; cu rator mr. G. M. Doornbos. B. Kieis, caféhouder en verve tier te Kla- zienaveen, gemeente Einmen. Rechter-com missaris jhr. mr. D. J. den Beer Poortugael curator mr. J. A. ten Holte. W. Wories, agent in koloniale waren, Amsteidam. Rechter-commissaris mr. L, Of- feihaus Jzn.; curator mr. J. U. Polman. A. C. van Leeuwen, cchtgenoote van W. Wories. Rechter-commissaris cn curator Ms voren. Opgeheven: J. II. P. Ponders, koopman in groenten, te Winterswijk. W. van Poelgeest, schilder en koopman, te Hilversum. Opgeheven is het faillissement der Handelsvennootschap onder de firma F. Ket ting en P. Veibrnak, te Rolteukm, en haar leden F. Ketting, en P. II. A. Verbraak, tc Rotterdam, beiden schilder, glazenmaker en koopman. Failliet veiklaard 27 Juli 1910. Vernietigd: E. S. Noaeh, koopman te Deventer. Geëindigd: II. van den Iloogen J.-Wzn., landbou wer, te Bccrs. De naamloozo vennootschap Algemccnc Beleggingscompagnie, gevestigd geweest tc Amsterdam. Geëindigd is het faillissement van C. Dekkers, winkelier in schoenen, te Rot terdam. Familieberichten- (Uit eenige couranten.) G e t o u W d4 Sopt.P. J. Groenen- daal on A. Burnum, Cullman (N.-A.). 21 Sept.: C. G. J. Beekman en M. Locker do Brayne, Oostonvijk. 22 Sept.: M. C. Wurfb'ain en C. A. M. van- Goleiu Vitringa, Arnhem. C. S. Adama van Sch'eltonm en G. G. van Riemsdijk, Amers foort. F. B, Wich'erink, en A. E. Blom, Alkmaar. S. I. Seefat on II. ,A. C. E. Brouwer, Amsterdam. D. Middelbeek en P. M. v. Servollen, Haarlem. C. Kroon en N. Blankevooit, Haarlem. G. Cr. v. d. Weerdt en S. Scheerder, Den Haag. M. Iloogeudijk en M. II. Maks, Aerdonhout, Bevallen: 21 Sept.: Driesson.Toos ten, Z., Amsterdam. Bolgraver—-Van Vlcddcr, ,D., Amsterdam. W. C. Ilana— Elffers ,Z., Haarlem. LonsveltMeyers, Z., Den Haag. Overleden: 18 Sept.: ,T. II. M. Ad miraal, 39 j., Schevcningen. - A. Vette- vogol, 23 j., Amsterdam. 20 Sept.: K. Ringeling, 84 j., Amsterdam. Wed. E. v. d. Grinten.Muysers, 76 j., Venlo. W. Wosterik!v. cl.'. Heide, 58 j., Baarn.' J. van Slooten, 71' j,, Hauwert, 21 Sept.: C. Roinhold, 72 j., L'oiden. ALLERLEI. LICHTENDE VLIEGEN. Wanneer men'- te Buenos-Ay res op een der heerlijke avonden, zooals alleen de zuidelijke hemel die }can schenken, in de open lucht vertoeft, ziet men niet zelden plotseling een aajntal kleine vonken zich door 'de lucht bewegen, om eVen snel We der te verdwijnen. Naarmate het 'donker der wordt, neemt het aantal dezer vonken toe, en hij nadere beschouwing bemerkt men, dat af die vonken lichtende insecten zijn, zooals de glimworm in onze streken. Geruimen tijd kan men izich met welgeval len veldiepen in de beschouwing der sier lijke bewegingen van deze lichtende vlie gen en kevertjes, totdat de koelte van den nacht aan dit liefelijke schouwspel een ein de maakt. LESSING'S VERSTROOIDHEID. De grooto wijsgeer Lessing leed in hoo- ge mate aan verstrooidheid. Eens Vermiste Hij dagen achtereen gdd, zonder den dief to kunnen ontdekken. Hij besloot daarom de eerlijkheid van zijn bedienden eens op do proef to stellen, en liet opzettelijk een handvol gold op de tafel liggen. „Gij hebt het natuurlijk toch vooral geteld?" vroeg dadelijk een zijner kermissen, 'die wist, welk vleosch hij1 in de kuip had. „Getold?" antwoordde Lossing tamelijk verlegen; „och, neen, daar heb ik waar lijk niet aan gedacht." VOORDEELEN VAN DOMHEID. Do algemeeue meening is, dat domme, onontwikkelde menschen langer leven clan do meer begaafden. Do domme mensch is zelden aangedaan of bewogen, maar ge woonlijk verwonderlijk zelfzuchtig en in zichzelf opgaand. Uiterlijke dingen boeze men hem weinig belangstelling in, en Rij blijft onverschillig voor zijn omgeving en voor alles, wanneer zijn persoonlijke be hoeften en belangen er niet bij betrokken zijn. Hij beeft vèrwondeilijk kalme, bescha mende of men moest eigenlijk zeggen heikauwende gewoonten, meestal be- peikt lot zijn eetlust, die wonderbaarlijk is; zijn spijsvertering, die ondanks zijn gewoonte, om zich te overeten en te o ver drinken, buitengewoon gezond is; en de wijze, waarop hij zijn vrije uren door brengt. Vrije uren, zeg ik? De domme man of vrouw neemt hol leven zeer gemakkelijk op. Als hij verplicht is ta werken, dan is het alleen door het maximum yan inspanning van anderen, dat een minimum arbeid van hem verkregen wordt. De domme man wordt natuurlijk en onvermijdelijk getrokken naar koffiehuizen of café-chantants, en de domme vtouw heeft geen gevoel, behalve voor haar di ners, een krans of een bezoek bij do mo diste; en toch Zijn domme menschen oen verbazende kracht om meo te rekenen, want zij vormen do grootste meerderheid. Wat is er sterker dan domheid? Is zij niet een stevige, onneembare muur voor verdediging, bestand tegen do aan vallen van alle mogelijke batterijen? Is domheid niet altijd! helder bewust van haar eigen onfeilbaarheid, altijd in haar recht, altijd 'tri.oin toerend? En daarin ligt haar kracht, daarin en in haar bewustzijn Van steeds in do meer derheid to zijn. Carlyle zegt: Inderdaad, domheid is krachtig, zeer krachtig. En Schiller zegt: Tegen domheid staan zelfs goden mach teloos. Domheid is een kalm/1 onweerstaan baar w.oord, dat 'zelts de goden tart en bedaard tegen lion zegt: Beproeft maar al uw bliksems, ik zal zien of ik ze niet kan blusschon. Zien wij niet iederan dag domheid overwinningen behalen? Men zou het oude spreekwoord anders moeten le zen: „'t Is beter 'dom, dan rijk geboren to zijn." Wie niet dom geboren is, zal goon suc ces hebben in bet leven; hij komt be drogen uit. Do wijsheid van den wijze is niets tegen de wijsheid van dondwaos. Deze dag alleen 'is van ons voor gisteren zijn wij dood en voor mórgen nog niet geboren. 1 De domme 'is wijs, daar bij dit woord zich steeds herinnert en in practijk brengt, en do wijze is dwaas, omdat hij dit niet erkent en Riet naleeft. DE 'DAHLIA'., Do dahlia, tegenwoordig Weer in, vol len fleur, is om haar flinke, regelmatige en fr.aaie bloomen sedert jaren do lieveling onzer tuinen. 1 1 Om uitsluitend tot sieraad te dienen, werd zo evenwel niet in Europa ingevoerd, 't Was de Zwcedsche botanicus Dahl, die de plant in 1788 op oen reis in Mexico ontdekte en naar wion ze genoemd word, om do in don grond groeiende uit wassen, de hollen of knollen Ie 'doen, en daartoe alleen wilde hij haar in cultuur brengen. Men zocht to dier tijdo naar nutttigo planten, die tot voedingsmiddelen geschikt waren. Paracntier maakte in Franki ijk op gang mot zijn aardvrucht, don aardappel, Dahl wilde met zijn dahlia's concurreoren, de b'ollon voor aardappels, hot loof tot grooaten, In V1' vaa Buitstóho en Franscho kwee* kerijon werd de pl/ml1 gezet; cn' kwam zo tol wasdom; maar van gebruik als voe dingsmiddel wfis ge o n sprake. Hot minst kiesohkeurige onder onze huisdieren haal de voor de toegeworpen rauwe of ge kookte hollen knorrend den snuit op en keek zijn eigenaar aan, alsof het dier vragen wilde, wat dat nu voor een kost was. Het was mis met de dahlia. En ook als sierplant raakte ze voor langen tijd uit de mode. Haar plaats werd veroverd door een nit Japan ingevoerde plant, Hortensia genoemd, naar de van 1806— 1810 regeerende koningin van Holland. Maar de oude voorliefde voor de dahlia bleef bij de kweekers bestaan. Er kwa men nieuwe soorten. Men vond in 1804 de kunst uit, de 'bloem te verdubbelen en-haar in alle kleuren, ook bontgekleurd, te krijgen, zuiver wit, rood, purper hij zwart af, in alle kleuren, uitgenomen blauw,. Later is men haar weer gaan veren kelen en kwamen de punt-hladerige, zoo genaamde Castus-dahlia's in zwang. 'Rvenajs indertijd aan Columbus, werd ook aan Dahl de eer zij'ner vondst be twist. Een Duitschor noemde baar naar zijn meisje Georgina; een ander vond den naam Trico-cladus woer poëtisch. Toch triomfeerde Dahl en bleef de naam dahlia. NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR. In do eenzaamheid van zijn studeerver trek is keizer IWjlhelm gewoon een lange pijp te rooken van Chineesch porselein, in den vorm van de typische Duitsche pijpen. Evenals de meeste zijner landgenooten is Paderowski, de groote componist, zeer bijgeloovig, en denkt, wanneer er over een onderneming gesproken wordt, vóór ze vol tooid is, dat zij niet goed zal afloopen. Zoo wil hij ook niet, dat iemand over een nieuwe opera spreekt, zoolang hij die niet voltooid heeft. Als in Duilschland bij het vellen van een vonnis de stemmen der rechters als zes tegen zes slaan, wordt de gevangene vrijgesproken. Een stemming van zeven tegen vijf, laat de beslissing aan het hof over, en bij een stemming van vier tegen acht, wordt de gevangene veroordeeld. Van alle vorsten ter wereld zegt men dat de Shah van Perziê de grootste schat ten bezit aan juweelen en gouden sieraden. De totale waarde wordt op 144 miUioen gulden goselmt. In de dagen, van Willem don Veroveraar was het gevaarlijker een konijn dan een mensch te dooden. Een moordenaar kon vrij komen met het betalen eener boete, iemand, die een konijn dood sloeg, werd insgelijks ter dood gebracht. Japansche paarden dragen sandalen van rijst-stroo, waarvan bundels aan het zadel bevestigd worden, om ze bij noodzakelijk heid te vernieuwen. De IJslandsche boer beslaat zijn pony met schapen-hoorns. Bij het naderen van een donderbui is het bij de Franscho boereu dikwijls de gewoonte om zeer rookerige vuren aan te leggen. Zij meenen, dat hierdoor de blik sem niet kan inslaan. Bij de meesten hunner is het bijgeloof, maar deze gewoonte is in zoover verstandig, daar de rook dienst doet als een goede geleider om de electri'ci- toit af te voeren. Een vrouw, vier en zeventig jaar oud, dio onlangs te Londen voor het stolen van twee hemden tot oen jaar gevangenis straf veroordeeld werd, bleek twee en, veer tig jaar in do gevangenis te hebben door gebracht. ANECDOTEN. „En nu, jongens," sprak een Zondag school-onderwijzer, toen bij naar de ern stige gezichtjes vóór hom koek: „Wat kun nen we nu loeren van de nijvero bij?Y „Ik weet hot," sprak Jantje. „Zoo, Jantje, en wat is het dan?" vroeg de vriendelijke man. Dadelijk zei Jantje: „Op te passen,er iniet door gestoken te worden." Bedelaar: „Noem mij niet kwalijk, mijn heer, maar ik heb betere dagen gekend." Voorbijganger„Ik ook. 't Is vrees dijk weer." Kleine jongen (tot zijn moeder, nadat hij door zijn vader gestraft is): „Moeder, ik vrees, dat wo ons in papa vergisten, toen wo hem trouwden." Juffrouw A: „Slaat u veel acht ophot geen uw man zegt?" Juffrouw B„Neen, alleen op hetgeen hij in zijn slaap vertelt." X-slralen-fotograaf„Mevrouw, zoudt u het niet prettig vinden een portret van uw man te bezitten, genomen met X-stra- len?" Mevrouw,,'t Is geheel overbodig, ik doorzie liein nu toch reeds." „Mynheer Groen, ik geloof dat het paard, dat ik gisteren van u '[kochit, org ziek ris. Het boost on niest, ik geloof, dat hot spoedig sterven zal. Wat zou u snij raden, to doen?" Mijnheer Groen„Verkoop het zoo gauw als u kan, not als ik gedaan heb."! Mevrouw: „En nu, Mario, verlang je nu nog iets, vóór ik je tot keukenmeid hiuur?" Marie: „Ja, mevrouw, ik zou graag op mijn avondjes uw rijwiel willen leenen; een fietskostuuin heb ik al.'? Klara„Heb' ja 't al gehoord, Anna S. gaat trouwen met een weduwnaar met zes kinderen." Maiie: „Ze was als kind ook al zoo inhalig." VRIENDSCHAPPELIJKE AANBIEDING. A: „Zeg, vriend, morgen trouwt mijn dochter, wees zoo goed en leen mij je équipage?" 1 B: ,„Het spijt mijs ik heb dure paar den, en bij een huwelijk wordt er gewoon lijk woest gereden, ik mag er mijn beesten niet aan wagen. Maar met het grootste genoegen kun je ze van me krijgen als er een van je familieleden begraven wordt." GEPAST ANTWOORD. De oude professor Golling, te Jena, een gevreesde humorist, zat op zekeren avond in zijn studeerkamer. Er wordt ge klopt en eer hij nog het gebruikelijke „bin nen" kan roepen, is er reeds een jolig studentje met reusachtige rijlaarzen en rij- ln ook, en met luid kletterende sporen aan de laarzen, in het vertrek verschenen. „Neom mij niet kwalijk," zegt hij ver baasd, zoodra hij den ouden heer ziet zitten, „woont er hiiler in huis niet een student Kern?" „0, ja," antwoordde de gestoorde pro fessor droogjes; „maar dan moet u maar een paar trappen hooger rijden; daar woont do man, dien gij zoekt." EEN GOEDR RA'AD. Twqe bizonder knappe 'dokters liepen eens arm in arm langs den boulevard, toen ,een Runner vriendelijk boog voor een dame, die hem passeerde. „Zeker een patiënt, he?" „Ja, maar geen ernstig geval. Zij Het mij onlangs roepen voor een puistje, een v.erhevenheidje op liaar neus." „Zoo, en wat gaf je er haar voor?" „Volstrekt niets; ik zei haar alleen, voorloopig in 't geheim geen piano te spelen." ,„Geen pianospelen? Voor een puistje op den neus? Dat begrijp ik met." „Moet ik je nu nog vertéllen, 'dat mijn kamers vlak onder do hare zijn?" VOOR I)AMËs7 DE DRIBBELENDE VROUW;, De groote geleerde „Erasmus" heeft ge zegd: „De vrouw is een dwaas en be- lacheHjk dier, maar met dat al toch be haaglijk." De dribbelende vrouw, de vrouw, die altijd scharrelt en in de weer is, is het tegendeel van behaaglijk, ze is vermoeiend. Bestaat er niet een Chi neesch spreekwoord, dat zegt: „Een al tijd bezige vrouw en een kakelende hen is noch voor goden, noch voor menschen om uit te houden." De dribbelende vrouw leeft in een voortdurend stadium van opgewondenheid en zenuwachtigheid. Wat zij gisteren te doen had, geeft haar vandaag nog drukte, en de drukte van morgen zit haar daarbij nu al dwars. Iemand heeft gezegd, dat gebrek aan tijd gebrek aan genie is. Er is altijd tijd om te doen wat wo doen moeten; een waarlijk flinke geest zorgt, dat alles loopt als een uurwerk, 't Voortdurend druk hebben getuigt van weinig overleg. Kracht en inspanning zijn niet hetzelfde, en wilskracht brengt niet noodzakelijk opgewondenheid met zich meo. Hoe waarachtig en toch hoe stil komen de verborgen processen in de na tuur tot standi De vlinder breekt zich uit de cocon, de vogel uit de eierschaal, 'de lelie vouwt haar blanke bladen open, en al dezo magische en subtiele veranderin gen geschieden zonder eenig gerucht of tumult. Ga daarentegen zoo'n altijd bezige, ba zige huisvrouw eens na. Hoe komt 't terecht zonder haar-? En wat een lijden en een last veroor zaakt zij zichzelvo en anderen? Men vroeg eens aan oen kind, dat zoo'n mooder had, om het scheppingsverhaal to vertollen. Het kind deed liet in zijn eigen taal en zei: „Toen God den mensch (dat was een man) geschapen had, rustte Ilij. Daarna schiep hij de vrouw, en na dien tijd heeft niemand meer rust gehad." We zullen deze uitspraak laten voor wat ze is, nmar een feit is het, dat do altijd bezige vrouw niemand uit haar om geving kans geeft, om op rust te komen. De altijd bezige vrouw loopt gevaar, te vergeten dat kalm nadenken en beschou wen op den langen duur wel eens meer Vrucht kunnen afwerpen dan onbesuisd handelen, James Watt, de uitvinder van den stoom, werd vaak de huid vol gescholden door zijn tante, omdat hij den tijd verspilde mol naar eou kokenden ketel tc kijken; maar in die uren van oogenschijnlijk niets doen rijpten bij hom grooto denkbeelden ,en verzamelde Ry konnis: hij ontdekte de kracht van den stoom. Het woord „energie" is afgeleid uit het Grioksch en boteekent letterlijk „innerlijke werkzaamheid." De tooverkracht van het leven daarbinnen brengt resultaten voort, machtiger en storker dan ooit worden be reikt door oen ontplooiing van diej dwaze haast,die, zooals Tennysori oïls leert, een „halfzuster Van het uitstellen is". De ware ziener is hij, 'die niet alleen, hét verst ziet, maar hij, 'die al dieper blik krijgt op het leven. Aan den anderen kant k'ah Van de Vrouw, die aan de oppervlakte der dingen blijft, vaak gezegd worden, dat ze „niets doet met eein beetje kennis of bedrevenheid'). Zij is ia 't kort een allobodrill YOOR KINDEREN. TONI.; (Slot.) Jozef ging hen tegemoet, maar 'tot Ha noi's, Sepp's en Hisol's zoo heetten namelijk de drie jongens groot ver driet, moesten zij den gehcelen zomer op do weide blijven, Men hoorde ze volstrekt niet jodelen. Ten slotte kwamen de gasten en wer den door de vrouw hartelijk welkom ge- heeten. Het was een rechter met vrouw en zoon, welke laatste Hans heette. lederen dag werden er pvi uitstapjes gedaan, en het liefst klauterde Hans op de rotsen, om edehveisz, alpenrozen en andere bloemen te plukken. Op zekeren morgen, toen de zon vrien delijk door het venster lachte, werd er een uitstapje ondernomen naar de senne- hut, waar de jongens verblijf hielden. Hans was steeds haantje de voorste. Eindelijk zag men de koeien met de herders. Hans begroette de jongens, en sloot dadelijk vriendschap met hen. Toen bekeek' hrj de sennehut en moest lachen om de inrich ting. Men zag slechts zeer eenvoudige bed den; in een hoek stond de mondvoorraad; dat was alles. „En hier moeten jullie den heelen zomer 's nachts slapen? Nu, dat is wel heel prettig," antwoordde Sepp kalm. Toen vertrok men weer: „Vaartwel," riep Hans hen toe, en nog uit de verte hoorden de knapen het gejodel van Hans. „Het zijn echte stadslui," zei Mmoli. „Hans is mij het beste bevallen," voeg de Toni erbij. Toen fluisterde Hisol Toni toe: „Zeg eens, Toni wat zou Hans bedoeld heb ben, toen hij ons de hand toestak en zei: „Ik wil jullie vriend zijn"?" Toen moest Toni lachen. „Wat hij' ge meend heeft? Wel, liij wilde bij ons blij ven I" „Zeg, Sepp, houd mijn 'koeien eens in. 't oog; ik ga wat bessen plukken. Ik zal je dan het grootste deel van het ge plukte geven." Jtet deze woorden was Toni verdwenen. Hij klauterde op de rot sen en zocht bessen; bij wist waai- da mooiste waren, maar verwijdende zich, zonder het te weten, steeds meer van de weide. Drie uren had Rij! al geplukt; de mand, die hij meegenomen had, was vol, Nu wilde hij weer terug, maar kon den weg niet meer vinden. Zoo bleef hij gedu rende geruimen tijd ronddwalen. Juislfwilde hij eens over den rand van den afgrondt kijken, toen hij plotseling henedein iets zwaits zag liggen. Hij keek nog eens, en ontdekte toen tot zijn grooten schrik, dat het Hans was. Bewegingloos lag hij be neden. Toni liep, zoo hard hij roepen kon, om hulp. Doch hoonend weerklonk de echo tusschen de steile rotswanden, Als hij het eens waagde af te dalen!. Zou het hem gelukken? zoo vroeg Toni zich af. Doch toen de avond viel, waag de hij de onderneming. Reel langzaam ging het. Onder veel inspanning kwam hij eindelijk beneden aan. Hij onderzocht Hans en luisterde naar het kloppen van zijn hart. Goddank, hij leefde; maar hoe. nu naar boven te komen. Toni hoorde hoven roepen: „Hans, waar ben je?" Toni riep zoo haxd hij kon: „Bier be neden is hij, ga gauw een touw balen.1' „Waar ben je" riep men door elkaar, want er waren veel personen gaan zoeken.- „Oppassen, hier is een' diepe afgrond.- Wij zijn hier," schreeuwde Toni bijnaboos* „Hier is een touw," nop men. en wel dra kwam er oen dik' touw naai; be neden. „Het is niet lang gehoog," riep) Toni weer, en dadelijk werd er een langer, neergelaten. Toni maakte .hierin tweei groote lussen. In de eend bond hij Hans vast, in de andere zichizelf, en riep toen: „Haalt op." Toen bewoog het touw zich langzaam naar boven. Toen riep plotseling een oude! bergbe klimmer: „Het touw, het touw gaat langs de schorpe rotswanden I" Men legde er cr een tak', die van den' bast ontdaan werd, onder. Toen trok' men' verder. Ein delijk kwamen zo beidon boven aan, Ju belend werden zij ontvangen. Men' haalde een draagbaar, waaar Hans opgelegd en naar huis gedragen weid. Toen' moest Toni by den vader van' Hans komen, en deze zoi: „Lieve jongen, je hebt mijn zoon van den dood-geredI, Hoe zal ik jo Ranken? Wat zou je er van zeggen,- als ik jo meenam en je opn,' school kon bezoeken?" Altyd bij Hans zij ril O, wat schitter den toen do oogeta van den knaap. Hij zou paar de stad gaan, een' school be zoeken en loeren. Hij stamelde tallooze dankbetuigingen. Zoodra Ilans hersteld was, reisden, da gaston naar huis, maar ieder jaar kwa men zij terug, on by! 'hen was de dank bare Toni, die nu in oen liefdcjvpUo om geving veol geleerdheeft, in oesi kundig man geworden is. t f*z i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 11