Hanöel en Bedrijf.
AMSTERDAM, 23 Sept.
Lijnolie. Vliegend ƒ50 40fOctober
49^; Nov.-l)cö. /-18| 49 48^; Jan.-April
4dl 45 44$Mei-Aug. 40| 40g.
LEEUWARDEN, 23 Sept.
Boter. Boereboter le soort ƒ49".Ann-
\oer 12 i, 2 Jen 1 zestiende vaten.
Fabrieksboter ƒ49.50 ?i 50.50. Aan
voer: 8 i, 31- J vaten.
Noteering van de Commissie, le kwal.
Fabiieksbotcr ƒ51.
Noteering van de Commissie der Ver.
van Botei- en Kaashandelaren in Fries
land. le sooit Fabiieksbotcr 50.50,
PARIJS, 23 Sept.
Spiritus per Sopt. fr. 4 7.25, per Oct.
fr. 47.25, 4 eeiste maanden Fr. 40.50' 4
maanden van Mei fr. 47.75. Stemming kalm,
HAMBURG, 23 Sept.
Petroleum. Pennsylvanische in loco mk.
G.10. Spiiitus in loco vast; per Sept.
mk. 22, Ooi .-Nov. mk. 211, (zonder fust,).
BUDAPEST, 23 Sept.
TarweStemming vast.
NEW-YORK, 23 Sept.
Sept. Dec. Mei Juli
Tarwe: 104J 108 112J
Sept. Dec. Mei
Mais: 02 60 62$
Faillissementen-
Vit de Staats-Courant.
Uitgesproken:
A. Visser, werkman, tc Amersfoort. Rech-
ter-comniissaris jhr. mr. J. Schuurbcque
Boeije. Curator mr. R. P. van dei' Mark, tc
Amersfoort.
J. Krom, laatst gewoond hebbende te
Utrecht, als coiffeur aan booid van het
stoomschip Rembrandt dienst gedaan heb
bende, thans zich in hot buitenland ophou
dende. Rechtercommissaris jhr. mr. Schuur
bcque Boeije; curator mr. M. Naiita.
E. S. Noacli, koopman, te Deventer.
Reehtei-commissaris mr. J. II, de Vries;
cunvtor mr. IV. Wiersma.
M. Zoel ewey Jzn., houthandelaar, Ie
Schore. Rcchter-commissaris mr. G. T. ba
ron thoe Schwarlzenbeig on ïlohenlansberg;
cuintoi mr. Joh. Adiiaanse.
P. A. Bnkx, koopman in viseh en kaas,
te Bergen op Zoom. Rechter-commissaris
mr. II. E. \an IJsendijk; curator mr. J.
II van der Mouten, te Bergen op Zoom.
II. J. M. Kuster, koopman in manufac
turen, garen en band, te Dordrecht. Rechter
commissaris mr. G. Ribbius; curator mr.
K. K. Douw van der Krap.
J. Poggeman Ilzn., schipper en winkelier,
te Noord, gemeente Hoogeveen, Rechter
commissaris mr. C. J. J. do Jonchecre; cu
rator mr. G. M. Doornbos.
B. Kieis, caféhouder en verve tier te Kla-
zienaveen, gemeente Einmen. Rechter-com
missaris jhr. mr. D. J. den Beer Poortugael
curator mr. J. A. ten Holte.
W. Wories, agent in koloniale waren,
Amsteidam. Rechter-commissaris mr. L, Of-
feihaus Jzn.; curator mr. J. U. Polman.
A. C. van Leeuwen, cchtgenoote van W.
Wories. Rechter-commissaris cn curator Ms
voren.
Opgeheven:
J. II. P. Ponders, koopman in groenten,
te Winterswijk.
W. van Poelgeest, schilder en koopman,
te Hilversum.
Opgeheven is het faillissement der
Handelsvennootschap onder de firma F. Ket
ting en P. Veibrnak, te Rolteukm, en haar
leden F. Ketting, en P. II. A. Verbraak, tc
Rotterdam, beiden schilder, glazenmaker en
koopman. Failliet veiklaard 27 Juli 1910.
Vernietigd:
E. S. Noaeh, koopman te Deventer.
Geëindigd:
II. van den Iloogen J.-Wzn., landbou
wer, te Bccrs.
De naamloozo vennootschap Algemccnc
Beleggingscompagnie, gevestigd geweest tc
Amsterdam.
Geëindigd is het faillissement van
C. Dekkers, winkelier in schoenen, te Rot
terdam.
Familieberichten-
(Uit eenige couranten.)
G e t o u W d4 Sopt.P. J. Groenen-
daal on A. Burnum, Cullman (N.-A.).
21 Sept.: C. G. J. Beekman en M. Locker
do Brayne, Oostonvijk. 22 Sept.: M.
C. Wurfb'ain en C. A. M. van- Goleiu
Vitringa, Arnhem. C. S. Adama van
Sch'eltonm en G. G. van Riemsdijk, Amers
foort. F. B, Wich'erink, en A. E. Blom,
Alkmaar. S. I. Seefat on II. ,A. C. E.
Brouwer, Amsterdam. D. Middelbeek en
P. M. v. Servollen, Haarlem. C. Kroon
en N. Blankevooit, Haarlem. G. Cr. v.
d. Weerdt en S. Scheerder, Den Haag.
M. Iloogeudijk en M. II. Maks, Aerdonhout,
Bevallen: 21 Sept.: Driesson.Toos
ten, Z., Amsterdam. Bolgraver—-Van
Vlcddcr, ,D., Amsterdam. W. C. Ilana—
Elffers ,Z., Haarlem. LonsveltMeyers,
Z., Den Haag.
Overleden: 18 Sept.: ,T. II. M. Ad
miraal, 39 j., Schevcningen. - A. Vette-
vogol, 23 j., Amsterdam. 20 Sept.: K.
Ringeling, 84 j., Amsterdam. Wed. E.
v. d. Grinten.Muysers, 76 j., Venlo.
W. Wosterik!v. cl.'. Heide, 58 j., Baarn.'
J. van Slooten, 71' j,, Hauwert, 21
Sept.: C. Roinhold, 72 j., L'oiden.
ALLERLEI.
LICHTENDE VLIEGEN.
Wanneer men'- te Buenos-Ay res op een
der heerlijke avonden, zooals alleen de
zuidelijke hemel die }can schenken, in de
open lucht vertoeft, ziet men niet zelden
plotseling een aajntal kleine vonken zich
door 'de lucht bewegen, om eVen snel We
der te verdwijnen. Naarmate het 'donker
der wordt, neemt het aantal dezer vonken
toe, en hij nadere beschouwing bemerkt
men, dat af die vonken lichtende insecten
zijn, zooals de glimworm in onze streken.
Geruimen tijd kan men izich met welgeval
len veldiepen in de beschouwing der sier
lijke bewegingen van deze lichtende vlie
gen en kevertjes, totdat de koelte van den
nacht aan dit liefelijke schouwspel een ein
de maakt.
LESSING'S VERSTROOIDHEID.
De grooto wijsgeer Lessing leed in hoo-
ge mate aan verstrooidheid. Eens Vermiste
Hij dagen achtereen gdd, zonder den dief
to kunnen ontdekken. Hij besloot daarom
de eerlijkheid van zijn bedienden eens op
do proef to stellen, en liet opzettelijk een
handvol gold op de tafel liggen. „Gij hebt
het natuurlijk toch vooral geteld?" vroeg
dadelijk een zijner kermissen, 'die wist,
welk vleosch hij1 in de kuip had.
„Getold?" antwoordde Lossing tamelijk
verlegen; „och, neen, daar heb ik waar
lijk niet aan gedacht."
VOORDEELEN VAN DOMHEID.
Do algemeeue meening is, dat domme,
onontwikkelde menschen langer leven clan
do meer begaafden. Do domme mensch is
zelden aangedaan of bewogen, maar ge
woonlijk verwonderlijk zelfzuchtig en in
zichzelf opgaand. Uiterlijke dingen boeze
men hem weinig belangstelling in, en Rij
blijft onverschillig voor zijn omgeving en
voor alles, wanneer zijn persoonlijke be
hoeften en belangen er niet bij betrokken
zijn.
Hij beeft vèrwondeilijk kalme, bescha
mende of men moest eigenlijk zeggen
heikauwende gewoonten, meestal be-
peikt lot zijn eetlust, die wonderbaarlijk
is; zijn spijsvertering, die ondanks zijn
gewoonte, om zich te overeten en te o ver
drinken, buitengewoon gezond is; en de
wijze, waarop hij zijn vrije uren door
brengt. Vrije uren, zeg ik? De domme man
of vrouw neemt hol leven zeer gemakkelijk
op. Als hij verplicht is ta werken, dan
is het alleen door het maximum yan
inspanning van anderen, dat een minimum
arbeid van hem verkregen wordt.
De domme man wordt natuurlijk en
onvermijdelijk getrokken naar koffiehuizen
of café-chantants, en de domme vtouw
heeft geen gevoel, behalve voor haar di
ners, een krans of een bezoek bij do mo
diste; en toch Zijn domme menschen oen
verbazende kracht om meo te rekenen,
want zij vormen do grootste meerderheid.
Wat is er sterker dan domheid? Is zij
niet een stevige, onneembare muur voor
verdediging, bestand tegen do aan
vallen van alle mogelijke batterijen?
Is domheid niet altijd! helder bewust
van haar eigen onfeilbaarheid, altijd in
haar recht, altijd 'tri.oin toerend?
En daarin ligt haar kracht, daarin en
in haar bewustzijn Van steeds in do meer
derheid to zijn.
Carlyle zegt: Inderdaad, domheid is
krachtig, zeer krachtig.
En Schiller zegt:
Tegen domheid staan zelfs goden mach
teloos. Domheid is een kalm/1 onweerstaan
baar w.oord, dat 'zelts de goden tart en
bedaard tegen lion zegt: Beproeft maar
al uw bliksems, ik zal zien of ik ze niet
kan blusschon. Zien wij niet iederan dag
domheid overwinningen behalen? Men zou
het oude spreekwoord anders moeten le
zen: „'t Is beter 'dom, dan rijk geboren
to zijn."
Wie niet dom geboren is, zal goon suc
ces hebben in bet leven; hij komt be
drogen uit. Do wijsheid van den wijze
is niets tegen de wijsheid van dondwaos.
Deze dag alleen 'is van ons voor gisteren
zijn wij dood en voor mórgen nog niet
geboren. 1
De domme 'is wijs, daar bij dit woord
zich steeds herinnert en in practijk brengt,
en do wijze is dwaas, omdat hij dit niet
erkent en Riet naleeft.
DE 'DAHLIA'.,
Do dahlia, tegenwoordig Weer in, vol
len fleur, is om haar flinke, regelmatige
en fr.aaie bloomen sedert jaren do lieveling
onzer tuinen. 1 1
Om uitsluitend tot sieraad te dienen,
werd zo evenwel niet in Europa ingevoerd,
't Was de Zwcedsche botanicus Dahl,
die de plant in 1788 op oen reis in
Mexico ontdekte en naar wion ze genoemd
word, om do in don grond groeiende uit
wassen, de hollen of knollen Ie 'doen, en
daartoe alleen wilde hij haar in cultuur
brengen.
Men zocht to dier tijdo naar nutttigo
planten, die tot voedingsmiddelen geschikt
waren. Paracntier maakte in Franki ijk op
gang mot zijn aardvrucht, don aardappel,
Dahl wilde met zijn dahlia's concurreoren,
de b'ollon voor aardappels, hot loof tot
grooaten,
In V1' vaa Buitstóho en Franscho kwee*
kerijon werd de pl/ml1 gezet; cn' kwam zo
tol wasdom; maar van gebruik als voe
dingsmiddel wfis ge o n sprake. Hot minst
kiesohkeurige onder onze huisdieren haal
de voor de toegeworpen rauwe of ge
kookte hollen knorrend den snuit op en
keek zijn eigenaar aan, alsof het dier
vragen wilde, wat dat nu voor een kost
was.
Het was mis met de dahlia. En ook
als sierplant raakte ze voor langen tijd
uit de mode. Haar plaats werd veroverd
door een nit Japan ingevoerde plant,
Hortensia genoemd, naar de van 1806—
1810 regeerende koningin van Holland.
Maar de oude voorliefde voor de dahlia
bleef bij de kweekers bestaan. Er kwa
men nieuwe soorten. Men vond in 1804
de kunst uit, de 'bloem te verdubbelen
en-haar in alle kleuren, ook bontgekleurd,
te krijgen, zuiver wit, rood, purper hij
zwart af, in alle kleuren, uitgenomen
blauw,.
Later is men haar weer gaan veren
kelen en kwamen de punt-hladerige, zoo
genaamde Castus-dahlia's in zwang.
'Rvenajs indertijd aan Columbus, werd
ook aan Dahl de eer zij'ner vondst be
twist. Een Duitschor noemde baar naar
zijn meisje Georgina; een ander vond den
naam Trico-cladus woer poëtisch.
Toch triomfeerde Dahl en bleef de naam
dahlia.
NIEUWTJES VAN HIER EN DAAR.
In do eenzaamheid van zijn studeerver
trek is keizer IWjlhelm gewoon een lange
pijp te rooken van Chineesch porselein,
in den vorm van de typische Duitsche
pijpen.
Evenals de meeste zijner landgenooten
is Paderowski, de groote componist, zeer
bijgeloovig, en denkt, wanneer er over een
onderneming gesproken wordt, vóór ze vol
tooid is, dat zij niet goed zal afloopen.
Zoo wil hij ook niet, dat iemand over een
nieuwe opera spreekt, zoolang hij die niet
voltooid heeft.
Als in Duilschland bij het vellen van
een vonnis de stemmen der rechters als
zes tegen zes slaan, wordt de gevangene
vrijgesproken. Een stemming van zeven
tegen vijf, laat de beslissing aan het hof
over, en bij een stemming van vier tegen
acht, wordt de gevangene veroordeeld.
Van alle vorsten ter wereld zegt men
dat de Shah van Perziê de grootste schat
ten bezit aan juweelen en gouden sieraden.
De totale waarde wordt op 144 miUioen
gulden goselmt.
In de dagen, van Willem don Veroveraar
was het gevaarlijker een konijn dan een
mensch te dooden. Een moordenaar kon
vrij komen met het betalen eener boete,
iemand, die een konijn dood sloeg, werd
insgelijks ter dood gebracht.
Japansche paarden dragen sandalen van
rijst-stroo, waarvan bundels aan het zadel
bevestigd worden, om ze bij noodzakelijk
heid te vernieuwen. De IJslandsche boer
beslaat zijn pony met schapen-hoorns.
Bij het naderen van een donderbui is
het bij de Franscho boereu dikwijls de
gewoonte om zeer rookerige vuren aan te
leggen. Zij meenen, dat hierdoor de blik
sem niet kan inslaan. Bij de meesten hunner
is het bijgeloof, maar deze gewoonte is
in zoover verstandig, daar de rook dienst
doet als een goede geleider om de electri'ci-
toit af te voeren.
Een vrouw, vier en zeventig jaar oud,
dio onlangs te Londen voor het stolen
van twee hemden tot oen jaar gevangenis
straf veroordeeld werd, bleek twee en, veer
tig jaar in do gevangenis te hebben door
gebracht.
ANECDOTEN.
„En nu, jongens," sprak een Zondag
school-onderwijzer, toen bij naar de ern
stige gezichtjes vóór hom koek: „Wat kun
nen we nu loeren van de nijvero bij?Y
„Ik weet hot," sprak Jantje.
„Zoo, Jantje, en wat is het dan?" vroeg
de vriendelijke man.
Dadelijk zei Jantje: „Op te passen,er iniet
door gestoken te worden."
Bedelaar: „Noem mij niet kwalijk, mijn
heer, maar ik heb betere dagen gekend."
Voorbijganger„Ik ook. 't Is vrees dijk
weer."
Kleine jongen (tot zijn moeder, nadat
hij door zijn vader gestraft is): „Moeder,
ik vrees, dat wo ons in papa vergisten,
toen wo hem trouwden."
Juffrouw A: „Slaat u veel acht ophot
geen uw man zegt?"
Juffrouw B„Neen, alleen op hetgeen hij
in zijn slaap vertelt."
X-slralen-fotograaf„Mevrouw, zoudt u
het niet prettig vinden een portret van
uw man te bezitten, genomen met X-stra-
len?"
Mevrouw,,'t Is geheel overbodig, ik
doorzie liein nu toch reeds."
„Mynheer Groen, ik geloof dat het
paard, dat ik gisteren van u '[kochit, org ziek
ris. Het boost on niest, ik geloof, dat hot
spoedig sterven zal. Wat zou u snij raden,
to doen?"
Mijnheer Groen„Verkoop het zoo gauw
als u kan, not als ik gedaan heb."!
Mevrouw: „En nu, Mario, verlang je
nu nog iets, vóór ik je tot keukenmeid
hiuur?"
Marie: „Ja, mevrouw, ik zou graag op
mijn avondjes uw rijwiel willen leenen;
een fietskostuuin heb ik al.'?
Klara„Heb' ja 't al gehoord, Anna S.
gaat trouwen met een weduwnaar met zes
kinderen."
Maiie: „Ze was als kind ook al zoo
inhalig."
VRIENDSCHAPPELIJKE AANBIEDING.
A: „Zeg, vriend, morgen trouwt mijn
dochter, wees zoo goed en leen mij je
équipage?" 1
B: ,„Het spijt mijs ik heb dure paar
den, en bij een huwelijk wordt er gewoon
lijk woest gereden, ik mag er mijn beesten
niet aan wagen. Maar met het grootste
genoegen kun je ze van me krijgen als er
een van je familieleden begraven wordt."
GEPAST ANTWOORD.
De oude professor Golling, te Jena,
een gevreesde humorist, zat op zekeren
avond in zijn studeerkamer. Er wordt ge
klopt en eer hij nog het gebruikelijke „bin
nen" kan roepen, is er reeds een jolig
studentje met reusachtige rijlaarzen en rij-
ln ook, en met luid kletterende sporen aan
de laarzen, in het vertrek verschenen.
„Neom mij niet kwalijk," zegt hij ver
baasd, zoodra hij den ouden heer ziet
zitten, „woont er hiiler in huis niet een
student Kern?"
„0, ja," antwoordde de gestoorde pro
fessor droogjes; „maar dan moet u maar
een paar trappen hooger rijden; daar
woont do man, dien gij zoekt."
EEN GOEDR RA'AD.
Twqe bizonder knappe 'dokters liepen
eens arm in arm langs den boulevard,
toen ,een Runner vriendelijk boog voor een
dame, die hem passeerde.
„Zeker een patiënt, he?"
„Ja, maar geen ernstig geval. Zij Het
mij onlangs roepen voor een puistje,
een v.erhevenheidje op liaar neus."
„Zoo, en wat gaf je er haar voor?"
„Volstrekt niets; ik zei haar alleen,
voorloopig in 't geheim geen piano te
spelen."
,„Geen pianospelen? Voor een puistje
op den neus? Dat begrijp ik met."
„Moet ik je nu nog vertéllen, 'dat mijn
kamers vlak onder do hare zijn?"
VOOR I)AMËs7
DE DRIBBELENDE VROUW;,
De groote geleerde „Erasmus" heeft ge
zegd: „De vrouw is een dwaas en be-
lacheHjk dier, maar met dat al toch be
haaglijk." De dribbelende vrouw, de
vrouw, die altijd scharrelt en in de weer
is, is het tegendeel van behaaglijk, ze
is vermoeiend. Bestaat er niet een Chi
neesch spreekwoord, dat zegt: „Een al
tijd bezige vrouw en een kakelende hen
is noch voor goden, noch voor menschen
om uit te houden."
De dribbelende vrouw leeft in een
voortdurend stadium van opgewondenheid
en zenuwachtigheid.
Wat zij gisteren te doen had, geeft haar
vandaag nog drukte, en de drukte van
morgen zit haar daarbij nu al dwars.
Iemand heeft gezegd, dat gebrek aan
tijd gebrek aan genie is. Er is altijd tijd
om te doen wat wo doen moeten; een
waarlijk flinke geest zorgt, dat alles loopt
als een uurwerk,
't Voortdurend druk hebben getuigt van
weinig overleg. Kracht en inspanning zijn
niet hetzelfde, en wilskracht brengt niet
noodzakelijk opgewondenheid met zich
meo. Hoe waarachtig en toch hoe stil
komen de verborgen processen in de na
tuur tot standi De vlinder breekt zich uit
de cocon, de vogel uit de eierschaal, 'de
lelie vouwt haar blanke bladen open, en
al dezo magische en subtiele veranderin
gen geschieden zonder eenig gerucht of
tumult.
Ga daarentegen zoo'n altijd bezige, ba
zige huisvrouw eens na. Hoe komt 't
terecht zonder haar-?
En wat een lijden en een last veroor
zaakt zij zichzelvo en anderen?
Men vroeg eens aan oen kind, dat zoo'n
mooder had, om het scheppingsverhaal to
vertollen. Het kind deed liet in zijn eigen
taal en zei: „Toen God den mensch (dat
was een man) geschapen had, rustte Ilij.
Daarna schiep hij de vrouw, en na dien
tijd heeft niemand meer rust gehad."
We zullen deze uitspraak laten voor
wat ze is, nmar een feit is het, dat do
altijd bezige vrouw niemand uit haar om
geving kans geeft, om op rust te komen.
De altijd bezige vrouw loopt gevaar, te
vergeten dat kalm nadenken en beschou
wen op den langen duur wel eens meer
Vrucht kunnen afwerpen dan onbesuisd
handelen,
James Watt, de uitvinder van den stoom,
werd vaak de huid vol gescholden door
zijn tante, omdat hij den tijd verspilde
mol naar eou kokenden ketel tc kijken;
maar in die uren van oogenschijnlijk niets
doen rijpten bij hom grooto denkbeelden
,en verzamelde Ry konnis: hij ontdekte de
kracht van den stoom.
Het woord „energie" is afgeleid uit het
Grioksch en boteekent letterlijk „innerlijke
werkzaamheid." De tooverkracht van het
leven daarbinnen brengt resultaten voort,
machtiger en storker dan ooit worden be
reikt door oen ontplooiing van diej dwaze
haast,die, zooals Tennysori oïls leert, een
„halfzuster Van het uitstellen is".
De ware ziener is hij, 'die niet alleen,
hét verst ziet, maar hij, 'die al dieper
blik krijgt op het leven.
Aan den anderen kant k'ah Van de Vrouw,
die aan de oppervlakte der dingen blijft,
vaak gezegd worden, dat ze „niets doet
met eein beetje kennis of bedrevenheid').
Zij is ia 't kort een allobodrill
YOOR KINDEREN.
TONI.;
(Slot.)
Jozef ging hen tegemoet, maar 'tot Ha
noi's, Sepp's en Hisol's zoo heetten
namelijk de drie jongens groot ver
driet, moesten zij den gehcelen zomer op
do weide blijven, Men hoorde ze volstrekt
niet jodelen.
Ten slotte kwamen de gasten en wer
den door de vrouw hartelijk welkom ge-
heeten. Het was een rechter met vrouw
en zoon, welke laatste Hans heette.
lederen dag werden er pvi uitstapjes
gedaan, en het liefst klauterde Hans op
de rotsen, om edehveisz, alpenrozen en
andere bloemen te plukken.
Op zekeren morgen, toen de zon vrien
delijk door het venster lachte, werd er
een uitstapje ondernomen naar de senne-
hut, waar de jongens verblijf hielden. Hans
was steeds haantje de voorste. Eindelijk
zag men de koeien met de herders. Hans
begroette de jongens, en sloot dadelijk
vriendschap met hen. Toen bekeek' hrj de
sennehut en moest lachen om de inrich
ting. Men zag slechts zeer eenvoudige bed
den; in een hoek stond de mondvoorraad;
dat was alles. „En hier moeten jullie
den heelen zomer 's nachts slapen? Nu,
dat is wel heel prettig," antwoordde Sepp
kalm.
Toen vertrok men weer: „Vaartwel,"
riep Hans hen toe, en nog uit de verte
hoorden de knapen het gejodel van Hans.
„Het zijn echte stadslui," zei Mmoli.
„Hans is mij het beste bevallen," voeg
de Toni erbij.
Toen fluisterde Hisol Toni toe: „Zeg
eens, Toni wat zou Hans bedoeld heb
ben, toen hij ons de hand toestak en
zei: „Ik wil jullie vriend zijn"?"
Toen moest Toni lachen. „Wat hij' ge
meend heeft? Wel, liij wilde bij ons blij
ven I"
„Zeg, Sepp, houd mijn 'koeien eens in.
't oog; ik ga wat bessen plukken. Ik
zal je dan het grootste deel van het ge
plukte geven." Jtet deze woorden was
Toni verdwenen. Hij klauterde op de rot
sen en zocht bessen; bij wist waai- da
mooiste waren, maar verwijdende zich,
zonder het te weten, steeds meer van de
weide. Drie uren had Rij! al geplukt; de
mand, die hij meegenomen had, was vol,
Nu wilde hij weer terug, maar kon den
weg niet meer vinden. Zoo bleef hij gedu
rende geruimen tijd ronddwalen. Juislfwilde
hij eens over den rand van den afgrondt
kijken, toen hij plotseling henedein iets
zwaits zag liggen. Hij keek nog eens, en
ontdekte toen tot zijn grooten schrik, dat
het Hans was. Bewegingloos lag hij be
neden. Toni liep, zoo hard hij roepen
kon, om hulp. Doch hoonend weerklonk
de echo tusschen de steile rotswanden,
Als hij het eens waagde af te dalen!.
Zou het hem gelukken? zoo vroeg Toni
zich af. Doch toen de avond viel, waag
de hij de onderneming. Reel langzaam
ging het. Onder veel inspanning kwam
hij eindelijk beneden aan. Hij onderzocht
Hans en luisterde naar het kloppen van
zijn hart. Goddank, hij leefde; maar hoe.
nu naar boven te komen. Toni hoorde
hoven roepen: „Hans, waar ben je?"
Toni riep zoo haxd hij kon: „Bier be
neden is hij, ga gauw een touw balen.1'
„Waar ben je" riep men door elkaar,
want er waren veel personen gaan zoeken.-
„Oppassen, hier is een' diepe afgrond.-
Wij zijn hier," schreeuwde Toni bijnaboos*
„Hier is een touw," nop men. en wel
dra kwam er oen dik' touw naai; be
neden.
„Het is niet lang gehoog," riep) Toni
weer, en dadelijk werd er een langer,
neergelaten. Toni maakte .hierin tweei
groote lussen. In de eend bond hij Hans
vast, in de andere zichizelf, en riep toen:
„Haalt op."
Toen bewoog het touw zich langzaam
naar boven.
Toen riep plotseling een oude! bergbe
klimmer: „Het touw, het touw gaat langs
de schorpe rotswanden I" Men legde er
cr een tak', die van den' bast ontdaan
werd, onder. Toen trok' men' verder. Ein
delijk kwamen zo beidon boven aan, Ju
belend werden zij ontvangen. Men' haalde
een draagbaar, waaar Hans opgelegd en
naar huis gedragen weid. Toen' moest
Toni by den vader van' Hans komen, en
deze zoi: „Lieve jongen, je hebt mijn
zoon van den dood-geredI, Hoe zal ik
jo Ranken? Wat zou je er van zeggen,-
als ik jo meenam en je opn,' school kon
bezoeken?"
Altyd bij Hans zij ril O, wat schitter
den toen do oogeta van den knaap. Hij
zou paar de stad gaan, een' school be
zoeken en loeren. Hij stamelde tallooze
dankbetuigingen.
Zoodra Ilans hersteld was, reisden, da
gaston naar huis, maar ieder jaar kwa
men zij terug, on by! 'hen was de dank
bare Toni, die nu in oen liefdcjvpUo om
geving veol geleerdheeft, in oesi kundig
man geworden is. t
f*z
i