03'" Jaargang Zondag 11 December 1910 13481 Derde Blad. üit de Tweede Kamer. De verjaardag1. Doze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen £1.1.25 franco per post fl, 1.65. Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een aar aan het Bureau bezorgd zijn. H Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. I - Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavon d verschenen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Interc. Telefoon j voor de Redactie No. 123. i voor de Administratie No. 103. 'Men had gemeend, dat de toch zoo ge havende figuur van Dr. Kuyper niet erger, kon ondergaan dan wat hem op /rijdag den 3cn December zoowel door do redq van den heer Parijn als door de verkla ring van den Minister is toegebracht, edoch, het zou nog erger worden. Do jammerlijke uitvlucht van don van God gegeven leider, dat hij niet m o c h t spre ken, gal Dinsdag daarop den afgevaar digde voor Zierikzee aanleiding tot de volgende krasse beschuldiging, die wij, om ze in haar volle "waarde to laten, niet anders dan met "do toelichting in de eigen woorden van den heer Parijn zullen terug geven. Hij zei omtrent de houding van Dr. Kuyper: „Die afgevaardigde gaat schuil achter het ambtsgeheim. Indien inderdaad die oud-voorzitter van den Ministerraad, wat ik niet kan beoordeelen, gebonden is om in' deze zaak te zwijgen, dan had hij dit, dunkt mij, moeten bedenken op hetoogen- blik, dat hij zijn „Standaard"-diiestanen schreef. Met die driestal ren heeft hij zich onverplicht en ongeroepen in deze zaak gemengd. En nu, hij hier wordt aange vallen, enkel en alleen op' grond van hetgeen hij zelf in deze zaak aldus gepu bliceerd heeft, nu hij hier wordt aange vallen op' een wijze, die ik erken het en ik doe het zonder het minste zelf verwijt zeker aan de 99 andere leden van deze Kamer, indien die aanval tegen hen gericht ware, aanleiding zon gege ven hebben om op te vliegen als onder een kaakslag nu beroept hij zich op het ambtsgeheim. Dit maakt -een uiterst poveren indruk. „Daarbij komt, dat juist ten aanzien van do punten, waaiop ik den oud-voorzitter van den Ministerraad en driestarschrijver beticht had van onwaarheid en hom daar van nog beticht, ton aanzien van die pun ten waarover ik hom) 'n ernstige beschuldi ging had voor do voeten geworpen, hij zich niet kan dekken met den plicht tot bewaring van eenig ambtsgeheim. Onwaarheid heb ik hem verwelen, omdat hij op 6 Juli geschreven had, dat de Minister vanBui- tenlandscho Zaken zich op 1 Juli in de Eerste Kamer, en nog wel opzettelijk, be paald had tot de blooto ontkenning van het ééne feit van den brief, en nogwel zulk een brief over 's lands defensie. .„Dit was te lezen in „De Standaard", •terwijl do Minister van Buitenlandscho Za ken in de Eerste Katner verklaard had, geheel in denzelfden geest als laatstleden •Vrijdag, dat er geen schijn oE schaduw van bedreigingen, als door den heer Van Ileeckeren bedoeld, geweest was. Uit den aanhef van het „StandaauP'-arlikel blijkt, dat met hot schrijven daarvan gewacht is totdat de Handelingen van 1 Juli ver schenen waren. Daarom kan ik niet aan nemen, dat de onware modedeolingcn van den driestarschrijver liet gevolg zijn ge weest van een onwillekeurige onjuistheid. „Nu begrijpt toch iedereen, waar ik den driesen-schrijver met do stukken in de hand de onwaarheid van zijn beweren lieb aan getoond, hij zich niet dekken kan mot hot ambtsgeheim uit den rijd toen bij Minister was. Al wale de geachte afgevaardigde do depositaris van alle geheimen, van alle sou- vereincn van don aardbol, dit kon hem niet nopen om op 6 Juli on waai heden te schrij ven omtrent hetgeen de Minister op 1 Juli in de Eerste Kanier gezegd had. Ik hand haaf dus mijn beschuldiging ten opzichte van de/e punten, en ik heb aangetoond, dat do driestal-schrijver op dit terrein zich niet dekken kan door zich Ie beroepen op het ambtsgeheim. Ik beschuldig clcr- halve den d r i e s t a r s c h r ij v o r in de „Standaard" van C Juli, r s t r ij d met 's Lands belang, n een hoogst ernstige aangele genheid o p z e 11 c 1 ij k onwaar heid te li e b b e n g e s e h r e v e n, ten aanzien van de verklaringen, door den Minister van Buiten- landscheZaken in de Eerste Ka rn e r a f g e 1 e g d, en zulks met li e t oogmerk den i n d r u k, cl i o 's M i- nisters woorden vestigden en ook beoogden te bevestigen, te vervalschen. Men moet den afgevaardigde voor Zie rikzee dat niet den grooten nadruk dien hij op de woorden knn leggen, met zijne klank rijke stem, in alle kalmte hebben hooreiii zeggen, om te begrijpen welk cone sonsatic ze maakten. Teekenend is het, dat de trouwe i olgelingcu van den van God gegeven Leider, de Oosterbaans, de Van Ml iets en de Duy- macr van Twists, die vóór de decoratie- kwestie zulke woorden met luide vorontwaar- digingskreten zouden bobben begioet, deze thans stil laten passcercn, en op bun bleek en ontsteld gelaat laten lezen: Wij kunnen don man niet meer verdedigen, liij heeft tc voel op zijn kerfstok. Een ieder voelde trouwens hoe deze gehavende figuur \ari het weinige dal. hij nog te verliezen had, nog neet' wat inboette, door niet aanwezig te zijn door na zijne rerklaring van Vrijdag derf moed te missen de behandeling van deze aangelegenheid bij te wonen. Staar de lieer Do Savomiu Lobman, die welke appreciatie hij ook innerlijk van Dr, Kuypcr's gesties moge hebben, altijd bijzon der geprikkeld wordt, als er naar zijne mee ning iets geschiedt wat aan de coalitie af breuk kan doen, rankte dcor de/e beschuldi ging, die aan het wereldberoemde „J'aecuse" van Emilo Zola In de Dreyfus-'/aak herin- nctt, zoo buiten ziehzehen van woede, dat -. Sinds eenige uren reeds was de dag aan gebroken. Do zon dronk langzaam do dauw droppels, die in de bloemkelkjes waren -'verspreid. Do vreugde, het leven, liet ge hang worden herhoien; het was de ontwa- 1 -king der natuur in haar grootschhoid, in al '-'aar miyosteit. Luc do Lucival zat droef- J' geestig in een hoek van het torras te pein zen. Voor hem, daarentegen, was het nacht in'zijn ziel, eeuwige stilte, do dood. Zijn k'Wt bloedde nog van die wonden, die niet 'door don tijd worden geheeld; en terwijl 1 rondom hem do lente haai' heerlijkste schoonheid deed schitteren, liepen twee boete tranen over zijn bleeko wangen en >v i gingen verloren in het zilver van zijn .-„baard. Dan echter, als wilde hij do som- H bore gedachten verdrijven, die hem bo- ^riormden, trachtte hij de rimpels te doen ^Derdv'rven, die zich over zijn voorhoofd „''plooiden. Hij stond op) liep hét torras op neer, dat in gelukkiger tijden dit lo jhad zien voorbij snellen, zoo vol aan- yrirokkclijkhoid, tot dat óéne noodlottige ^roogenblik, sedert hetwelk hij nu hier ..^.Slechts alleen kwam. ui:/- oogen dwalend in do verte, keek hij 'ïVü»ar fl° heuvels v$n Provence, waar hij rif"?'''11 8°hcelp gelukkigo leven had doorgo- X?ih ,ac^( m°t zijn echtgenoote, met zijn zoon Wj hechtte zich zoor aan al deze hcr- A^^öringen, die bent 't hart pijnigden, '(ui Overal verhieven zich prachtige villa's als de zijne, waaruit do heerlijke geur der lentebloemen opsteeg. Soms zag hij in ecu ervan eenige wezens, die hij haatte, omdat zij gelukkig waren, en als, dooi' een toe val, uit een dier door groen omslingerde huizon een heklero kinderlach klonk, beef de hij en bracht de hand aan, het Inut. Een oogenblik voerde de morgenwind de geluiden dor groote stad tot deze oor den: hij richtte zich plotseling op, dol van smart en woede, strekte do hand uit naar de vallei, waar het kerkhof lag, keek mot wilde oogen naar die stad en verviel dan weer in zijn neerslachtigheid. Do markies de Lucival was op 29-jarigen leeftijd gehuwd met baronesse de Sandor. Ilij was van dien-ouden adel van vroeger, dien men verachtelijk clen adel van Pïo- .vcnco noemde en die nochtans altijd de hechtste steun van hot koninkrijk is ge weest. De Markies had zich de prachtige villa der „Mugucts'1' doen bouwen in een der schoonste streken van dit landsdeel. Düar was, drie jaar later, ïïenri geboren, do zoon, diep hij nu zoozeer beweende. Twintig jaren verliepen on niets schoen do goede harmonie te kunnen verbreken, dio tusschon deze drie barton heorschto. Helaasalles heeft een einde 1 Dit geluk, dat hij óéuwig had gedacht, verdween op zekeren dag. Bjj zijn herhaalde uitstapjes had Henri con zeer deftige, lieve en charmante jonge vrouw ontmoet, die reeds do eerste maal zijn hart veroverd had. Hij had haar oen tweede maal gezien, vervolgens een derde hij zich liet verleiden tot een optreden, zoo ongewoon voor een man van zijn leeftijd en reputatie, dat het ons, die hom, al zijn wij zijn politieleen tegestander, bijzonder hoog achten, leed doet daarover te moeten schrij ven. Gebruik makende van het feit, dat er ecne onderlinge afspraak tusschen de Kamer leden bestaat om voor cene repliek niet lan ger dan 10 minuten te nemen, vroeg hij, terwijl de lieer Patijn aan het spreken was, stemming over de vraag of bet don afge vaardigde voor Zierikzee zou vrijstaan nog langer het woord te voeren. (Tusschen haakjes zij hier vermeld, dat de heer Patijn door eenc toevallige samenloop van omstan digheden van deze afspraak niets afwist.) liet eerste en oenigo Wat nu do Voor zitter had moeten doen was den heer Loh- mati tot de orde roepen. Art. 59 van het Reglement van Orde toch' zegt uit drukkelijk: Geen spreker mag in zijn rede gestoord wordein ten zij hij aan h'et opvolgen van het Reglement van Orde mloot worden herinnerd. Maar do altijd zwakke voorzitter, die speciaal als zijn boezemvriend Lohnran in het geding is, geheel de kluts kwijt raakt, verzuimde dit en nu kreeg men een tooneel zooals men in geen jaren in de Tweede Kamer heeft gehad, en zooals alleen, mogelijk is bij een voorzitter, die niet ad, rem is. Terwijl de heer Lolrman overeind in zijn bank met een vuurrood gelaat voortdurend stond te gillen (gillen is hier het rechte woord („stemmen, stemmen'), zag men tal van afgevaardigden van Links naar den presidentszetel snellen, waar zich! weldra een klmvo van Kamerleden bijeenvond allen door elkaar roepende. Do heer Troelstra riep met bleek gelaat den voorzitter iets toe, wat wij niet kunnen weergeven, om de eenvoudige reden, datj wij het niet heb ben verstaan; de heer Bos riep luide, dat men toch geen voorstel, kan doen midden in de speech van een ander lid, en de hoer de Meester kon men hooren roepen, dat er geweld aangedaan weicl aan het vrije woord. En de arme voorzitter die niet wist vat hij doen zou, had den hoeren om toch rustig te wezen, en de eenige die onder het oorverdoovend geweld doodbe daard bleef was de beer Parijn zelf, die eindelijk kans zag zijn rede te vervolgen om nu nog aan de eerste beschuldiging toe te voegen, dat uit de heele zaak nog dit blijkt, dat do diiestaischtijver onwaar heid schreef, toen hij verklaarde dat het kabinet van 190t geen zekerheid heeft ge kregen of die brief van den Duitschcn kei zer al of niet bestond, èf dat bot ka tv net van 1904 en 1905 zich aan het ernstigste plichtverzuim heeft schuldig gemaakt. De lieer de Savorain Lobman was onder- lusschcn in zooverre bekoeld, dat hij be greep dat hij zich' leelijk vergaloppeerd had en om nu de positie te redden en den maal en hoe meer hij haar zag, hoe min der hij zich van de godachto aan haar kon losmaken. Toen bracht het jonge en prik kelbare bloed in dit hart van 20 jaion een nieuw leven; hij loofde nog slechts van liefde. Een jaar verliep aldus; eindelijk kon hij het niet meer uithouden en liij opende zijn hart voor zijn moedor en daarna voor zijn vader. Maar deze had er niets van wil len hooren. Hij had vernomen, dat deze jongedame, op wie zijn Henri zich verliefd had, niet van hun ras was en, doordron gen als hij was van kaste-vooioordeolen, had hij zijn toestemming voortdurend ge weigard. Henri had geweend, do baronesse had ge smeekt, niets had geholpen. Eindelijk keer de hij op oen avond van zijn wandeling teiug, zonder liet gewone boeket viooltjes mede tc brengen. Hij had onderweg haar ontmoet, dio hij beminde, on zij had dit boeket medegenomen, dat bestemd was vooi zijn moeder. Deze had, toon zij hem zag binnenbeden, een somber voorgevoel. Hij zag er werkelijk droefgeestig uit en op zijn gelaat, in zijn oogon, stonden do zorgen te lozen, dio zijn ziel berooiden. Do Markies zat op ditzelfde torras. Zijn oog staarde naar don hemel, die nu en dan door de wollige wolkenbanden, die zich in lange en fijne spiralen ontrolden, heendrong. Rondom jiem bewogen eenige eucnlyp- tusschen hun lango, groene bladeren heen en weer. Hij poinsdo! Ilij peinsde over zjjn zoon en over schijn te wekken, dat zijn opwinding alleen het gevolg was van het overschrijden van de afgesproken tijdruimte van 10 minuten, vioeg hij stemming over het verzoek van zijn partijgenoot van Idsinga, om voor do tweede maal liet woord te mogen voeren. Maar ook dit was geheel mis. Want de heer van Idsinga, had, zooals hij, toen hem het verlof daartoe was toegestaan, guitig onder groot gelach opmerkte, dat verlof heele maal niet noodig was, aangezien hij voorzitter was van de Commissie van Rapporteurs en in die qualiteit recht had voor de tweede maal het woord te voeren. Niet bemoedigend was het voor den heer Loh- man, dat bij de stemming over zijn voorstel, dat met 39 togen 17 stemmen verworpen werd, zoovele leden van de Rechterzijde hem in den steek lieten, waaronder meer dan één van zijn naaste geestverwanten. Toen gaf hij de zaak nog niet gewonnen, maar vroeg wederom stemming toen de heer van Karnebeek het woord had gevraagd. Al wederom, en thans met nog grooter meerderheid in het ongelijk gesteld, moest hij van zijn mede senior de les in ontvangst nemen, dat hij bezig was het Regiement van Orde te ontwrichten en de Kamer in een impasse te brengen. Was deze pil te hard om te slikken? Dit weten wij niet. Wat wij wel weten is, dat wij, toen den heer Loh'man met groote stappen de Kamer zagen verlaten, wellicht oinj elders dienist en kalmte te zoeken, die deze woelige politieke omgeving nimmer kan verschaf fen. Maar zelfs het gezag van oen man als Lobman kan de Kuyper-figuur noch redden, noch dekken. „Greift nur hinein ins volle Menschenleben, und wo Ihr espackt, daist es interessant", zou men, op Dr. Kuyper toegepast, aldus moeien lezen: „Grijpin dit politieke leven, waar ge wilt, en ge stuit op een onwaarachtigheid, op een ge mis aan waarheidszin, die met afkeer het hoofd doet afwenden, en dat te meer, waar die mond altijd vol is van het „kruis van Golgotha" en andere heilige uitdruk kingen. Schreef Busken Huet eens, dat al wat in den Nedeilandschen landaard onhebbelijk is, vleesch geworden is in Jacob Cats, men overdrijft zeker niet als men Dr. Kuyper in de politiek de be lichaming noemt van al wat farizeistisch is in onzen landaard. Het is mogelijk, dat de heer Kuyper in zijn particuliere leven iemand is, op wiens omgang men den hoogsten prijs zou stellen, wij weten dat niet, want wij hebben niet de eer hem persoonlijk te kennen, maar zoodra hij het politieke terrein betreedt, komt met hem de verregaandste onwaarachtig heid binnen. En hoe het mogelijk is, dat de Rechterzijde niet begrijpt, dat er iets gedaan moet worden door haar om den van God gegeven leider op fashionable wijze uit haar midden te verwijderen, is ons onverklaarbaar. Vooral omdat Dr. Kuy de ander. 01 hoe haatte hij haar, die hem zijn kind ontrukt had, zijn Henri, op wien hij zoo jaloersch was. Eindelijk bracht hij de handen naar de oogen als om dit verschrikkelijke beeld te verjagen en stond op. Tegelijk kwam Hen ri, vergezeld, van zijn, moeder, de tuin deur binnen. „Welkind, zcide hij," zijn zoon gade slaande. „01 vader, stamelde do jongeman, mijn hart is gebroken. Ik heb haai' dezen avond teruggezien het rnoet I" „Nooit |V donderde de Markies met ver schrikkelijke stem„ik ben onverwrik baar in mijn besluit. Ik verbied jo mij over deze vrouw te spreken en zelfs aan haar te denken,1' Dc jongeman boog het hoofd. „Goed,1'' antwoordde hij. Den volgenden dag had hij het ouderlijk huis verlaten. Siuds dien tijd was in 't huis droevig geworden. De boeket viooltjes versierde niet meer den licht-blauwen salon, welks blinden gesloten bleven. Do vader had gezegd: „Het is geëindigd, mijn zoon is dood voor mij, nooit .neer, nooit meer zal hij in deze woning komen,"1 en twee tranen waienover zijn wangen gevloeid, twee tranen van smart en haat; van smart, omdat hij de liefde van dezen zoon, dien hij zelf zoo lief had, verloren had, van haat om die onschuldige vrouw, wier eenige misdaad was, niet van adel te zijn. V per dit alles maar op zich laat zitten als de gev/oonste zaak ter wereld- Het scheen, dat hij nog het woord zou, vragen voor een persoonlijk feit; geruchten lie pen daarover, versterkt door het feit, dat men hem Dinsdag 1.1. druk zag confereeren met de heeren Lokman, Nolons en Loeff, en te meer geloofwaardiger, omdat Dr. Kuyper in de woorden van den heer Patijn daaitoe alle aanleiding vindt. Maar het ongelooflijke is waar geworden, Dr. Kuyper is over deze zaak in de Kamer blijven zwijgen. - 1 1 Een zoo bezadigd blad als de „Nieuwe Courant" vraagt dan ook naar aanleiding van deze zaak: „Is het voor een, lidjder Volksvertegenwoordiging, tegen wien een zoo stellige beschuldiging van leugen en plichtverzuim rechtstreeks is uitgebracht, mogelijk te zwijgen? Kan bij blijven deel nemen aan het openbare leven en aan de vergaderingen der Staten-GeneraaJ, zon der zich daartegen, op welke wijze ook, te verweren? Is er geen. grens aan het gewillig slikken van „rattenkruid" Wordt een patiënt, doortrokken van dat vergif, niet schadelijk voor zijn omgeving? Met andore woorden: kan de Kamer, kan haar meerderheid, het zwijgen van een harer leden op zulk een aanklacht, op zulk een grievende beleediging door een mede lid, dulden? Kan zij zich dit, door mede te zwijgen, zonder ernstige schade voor haar eigen aanzien en waardigheid, laten welgevallen?" En de „Nieuwe Courant" antwoordt daaropVoor ons is de vraag, zóó gesteld, tevens ontkennend be an tw o ord. Wij hooren hier allicht een kerkelijke zeggen: „.Ta, maar „De Nieuwe Courant" is een blad, dat tot de politieke tegen standers van Dr. Kuyper behoort." Dit zij' toegegeven, hoewel wij1 niet inzien, dat dit per se zou moeten leiden tot par tijdige oordeelvelling. Maar dan willen wij er toch op wijzen, dat men ook in ker kelijke klingen net zoo over de zaak denkt. „De Beukelaar", algcjineen Christelijk So ciaal Weekblad, onder redactie van den beslist anti-rovolutionnairen Mr. Dr. A. R. van de Laan, wijdt in zijn blad van Don derdag 1.1. een beschouwing aan deze nieu we Kuyperzaak. En vooropzettende, dat Dr. Kuyper ook thans weer „leugen achtig is gebleken, eindigt het blad aldus met oen scherp verwijt aan de coalitie, dat zo zich met deze leugenach tigheid ter wille van de macht solidair veiklaart: „Maar Dr. Kuyper leugenachtig of niet, de zaken worden op denzelfden voet voortgezet. Ook de "Christelijk-IIisto- rischen zullen voortgaan met Dr. Kuyper te steunen en op hun beurt door hem gesteund worden. In „De Nederlander" zullen telkens artikelen verschijnen over do boteekenis der waarheid,, het gevaar- Henri was intusschen getrouwd. Maar er was iets, dat hem belette gelukkig te zijn. Hij voelde den vaderlijken vloek hom op het hoofd drukken en ondanks de lief- do en lieftalligheid zijner echtgenoote, bleef hij droevig gestemd. Hoe dikwijls vorrastte zijn Jeanne hem, als hij voor het venster zat te droomen, en als zij hem 'dan vroeg, waaraan hij dacht, antwoordde hij met be wogen stem: „Ik zou mijn moeder willen terugzien, mijn vader, dat huis, waar ik zooveel be mind heb on welks deur nu voor immer voor mij is gesloten. Zij trachtte dan hom te troosten en ging daarna heen, omdat zij meende niet het recht te hebben dezen vader en deze moe der den tijd to ontroovon, gedurende welke hun beminde zoon aan hen dacht. Eindelijk bracht eenige gebeurtenis zon neschijn in deze woning. Jeanne schonk haar echtgenoot een dochtertje. Verheugd schreef hij aan zijn vader, hij antwoordde niet. Toen was zijn besluit genomen. Op een najaars-morgen verliet hij de stad met Jeannctte en zijn kleine, die hij, ter her innering aan zijn vader, den naam van Lucienne had gegeven. De zon boorde zich door het geel gebla derte, een' briesje woei uit het westen en stuwde enkele roso wolkjes naar de heuvels voort. Een half uur later waren ze er aange komen. Maar de moeder was afwezig en do Markies weigerde hen te ontvangen. Dat was oen donderslag. Henri kon het niet gelooven; verschillende gevoelens be stormden hem, zijn gedachten verwarden SCHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1910 | | pagina 9