03'" Jaargang
Zondag 11 December 1910
13481
Derde Blad.
üit de Tweede Kamer.
De verjaardag1.
Doze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen £1.1.25 franco
per post fl, 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
aar aan het Bureau bezorgd zijn.
H Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen. I -
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavon d
verschenen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
j voor de Redactie No. 123.
i voor de Administratie No. 103.
'Men had gemeend, dat de toch zoo ge
havende figuur van Dr. Kuyper niet erger,
kon ondergaan dan wat hem op /rijdag
den 3cn December zoowel door do redq
van den heer Parijn als door de verkla
ring van den Minister is toegebracht,
edoch, het zou nog erger worden. Do
jammerlijke uitvlucht van don van God
gegeven leider, dat hij niet m o c h t spre
ken, gal Dinsdag daarop den afgevaar
digde voor Zierikzee aanleiding tot de
volgende krasse beschuldiging, die wij, om
ze in haar volle "waarde to laten, niet
anders dan met "do toelichting in de eigen
woorden van den heer Parijn zullen terug
geven. Hij zei omtrent de houding van
Dr. Kuyper:
„Die afgevaardigde gaat schuil achter
het ambtsgeheim. Indien inderdaad die
oud-voorzitter van den Ministerraad, wat
ik niet kan beoordeelen, gebonden is om
in' deze zaak te zwijgen, dan had hij dit,
dunkt mij, moeten bedenken op hetoogen-
blik, dat hij zijn „Standaard"-diiestanen
schreef. Met die driestal ren heeft hij zich
onverplicht en ongeroepen in deze zaak
gemengd. En nu, hij hier wordt aange
vallen, enkel en alleen op' grond van
hetgeen hij zelf in deze zaak aldus gepu
bliceerd heeft, nu hij hier wordt aange
vallen op' een wijze, die ik erken het
en ik doe het zonder het minste zelf
verwijt zeker aan de 99 andere leden
van deze Kamer, indien die aanval tegen
hen gericht ware, aanleiding zon gege
ven hebben om op te vliegen als onder
een kaakslag nu beroept hij zich op
het ambtsgeheim. Dit maakt -een uiterst
poveren indruk.
„Daarbij komt, dat juist ten aanzien van
do punten, waaiop ik den oud-voorzitter
van den Ministerraad en driestarschrijver
beticht had van onwaarheid en hom daar
van nog beticht, ton aanzien van die pun
ten waarover ik hom) 'n ernstige beschuldi
ging had voor do voeten geworpen, hij zich
niet kan dekken met den plicht tot bewaring
van eenig ambtsgeheim. Onwaarheid heb
ik hem verwelen, omdat hij op 6 Juli
geschreven had, dat de Minister vanBui-
tenlandscho Zaken zich op 1 Juli in de
Eerste Kamer, en nog wel opzettelijk, be
paald had tot de blooto ontkenning van
het ééne feit van den brief, en nogwel
zulk een brief over 's lands defensie.
.„Dit was te lezen in „De Standaard",
•terwijl do Minister van Buitenlandscho Za
ken in de Eerste Katner verklaard had,
geheel in denzelfden geest als laatstleden
•Vrijdag, dat er geen schijn oE schaduw
van bedreigingen, als door den heer Van
Ileeckeren bedoeld, geweest was. Uit den
aanhef van het „StandaauP'-arlikel blijkt,
dat met hot schrijven daarvan gewacht is
totdat de Handelingen van 1 Juli ver
schenen waren. Daarom kan ik niet aan
nemen, dat de onware modedeolingcn van
den driestarschrijver liet gevolg zijn ge
weest van een onwillekeurige onjuistheid.
„Nu begrijpt toch iedereen, waar ik den
driesen-schrijver met do stukken in de hand
de onwaarheid van zijn beweren lieb aan
getoond, hij zich niet dekken kan mot hot
ambtsgeheim uit den rijd toen bij Minister
was. Al wale de geachte afgevaardigde do
depositaris van alle geheimen, van alle sou-
vereincn van don aardbol, dit kon hem niet
nopen om op 6 Juli on waai heden te schrij
ven omtrent hetgeen de Minister op 1 Juli
in de Eerste Kanier gezegd had. Ik hand
haaf dus mijn beschuldiging ten opzichte
van de/e punten, en ik heb aangetoond,
dat do driestal-schrijver op dit terrein zich
niet dekken kan door zich Ie beroepen op
het ambtsgeheim. Ik beschuldig clcr-
halve den d r i e s t a r s c h r ij v o r in
de „Standaard" van C Juli, r
s t r ij d met 's Lands belang, n
een hoogst ernstige aangele
genheid o p z e 11 c 1 ij k onwaar
heid te li e b b e n g e s e h r e v e n, ten
aanzien van de verklaringen,
door den Minister van Buiten-
landscheZaken in de Eerste Ka
rn e r a f g e 1 e g d, en zulks met li e t
oogmerk den i n d r u k, cl i o 's M i-
nisters woorden vestigden en
ook beoogden te bevestigen, te
vervalschen.
Men moet den afgevaardigde voor Zie
rikzee dat niet den grooten nadruk dien hij
op de woorden knn leggen, met zijne klank
rijke stem, in alle kalmte hebben hooreiii
zeggen, om te begrijpen welk cone sonsatic
ze maakten. Teekenend is het, dat de trouwe
i olgelingcu van den van God gegeven Leider,
de Oosterbaans, de Van Ml iets en de Duy-
macr van Twists, die vóór de decoratie-
kwestie zulke woorden met luide vorontwaar-
digingskreten zouden bobben begioet, deze
thans stil laten passcercn, en op bun bleek
en ontsteld gelaat laten lezen: Wij kunnen
don man niet meer verdedigen, liij heeft tc
voel op zijn kerfstok. Een ieder voelde
trouwens hoe deze gehavende figuur \ari het
weinige dal. hij nog te verliezen had, nog
neet' wat inboette, door niet aanwezig te zijn
door na zijne rerklaring van Vrijdag derf
moed te missen de behandeling van deze
aangelegenheid bij te wonen.
Staar de lieer Do Savomiu Lobman, die
welke appreciatie hij ook innerlijk van Dr,
Kuypcr's gesties moge hebben, altijd bijzon
der geprikkeld wordt, als er naar zijne mee
ning iets geschiedt wat aan de coalitie af
breuk kan doen, rankte dcor de/e beschuldi
ging, die aan het wereldberoemde „J'aecuse"
van Emilo Zola In de Dreyfus-'/aak herin-
nctt, zoo buiten ziehzehen van woede, dat
-. Sinds eenige uren reeds was de dag aan
gebroken. Do zon dronk langzaam do dauw
droppels, die in de bloemkelkjes waren
-'verspreid. Do vreugde, het leven, liet ge
hang worden herhoien; het was de ontwa-
1 -king der natuur in haar grootschhoid, in al
'-'aar miyosteit. Luc do Lucival zat droef-
J' geestig in een hoek van het torras te pein
zen. Voor hem, daarentegen, was het nacht
in'zijn ziel, eeuwige stilte, do dood. Zijn
k'Wt bloedde nog van die wonden, die niet
'door don tijd worden geheeld; en terwijl
1 rondom hem do lente haai' heerlijkste
schoonheid deed schitteren, liepen twee
boete tranen over zijn bleeko wangen en
>v i gingen verloren in het zilver van zijn
.-„baard. Dan echter, als wilde hij do som-
H bore gedachten verdrijven, die hem bo-
^riormden, trachtte hij de rimpels te doen
^Derdv'rven, die zich over zijn voorhoofd
„''plooiden. Hij stond op) liep hét torras op
neer, dat in gelukkiger tijden dit lo
jhad zien voorbij snellen, zoo vol aan-
yrirokkclijkhoid, tot dat óéne noodlottige
^roogenblik, sedert hetwelk hij nu hier
..^.Slechts alleen kwam.
ui:/- oogen dwalend in do verte, keek hij
'ïVü»ar fl° heuvels v$n Provence, waar hij
rif"?'''11 8°hcelp gelukkigo leven had doorgo-
X?ih ,ac^( m°t zijn echtgenoote, met zijn zoon
Wj hechtte zich zoor aan al deze hcr-
A^^öringen, die bent 't hart pijnigden,
'(ui Overal verhieven zich prachtige villa's
als de zijne, waaruit do heerlijke geur der
lentebloemen opsteeg. Soms zag hij in ecu
ervan eenige wezens, die hij haatte, omdat
zij gelukkig waren, en als, dooi' een toe
val, uit een dier door groen omslingerde
huizon een heklero kinderlach klonk, beef
de hij en bracht de hand aan, het Inut.
Een oogenblik voerde de morgenwind de
geluiden dor groote stad tot deze oor
den: hij richtte zich plotseling op, dol
van smart en woede, strekte do hand uit
naar de vallei, waar het kerkhof lag, keek
mot wilde oogen naar die stad en verviel
dan weer in zijn neerslachtigheid.
Do markies de Lucival was op 29-jarigen
leeftijd gehuwd met baronesse de Sandor.
Ilij was van dien-ouden adel van vroeger,
dien men verachtelijk clen adel van Pïo-
.vcnco noemde en die nochtans altijd de
hechtste steun van hot koninkrijk is ge
weest. De Markies had zich de prachtige
villa der „Mugucts'1' doen bouwen in een
der schoonste streken van dit landsdeel.
Düar was, drie jaar later, ïïenri geboren,
do zoon, diep hij nu zoozeer beweende.
Twintig jaren verliepen on niets schoen
do goede harmonie te kunnen verbreken,
dio tusschon deze drie barton heorschto.
Helaasalles heeft een einde 1 Dit geluk,
dat hij óéuwig had gedacht, verdween op
zekeren dag.
Bjj zijn herhaalde uitstapjes had Henri
con zeer deftige, lieve en charmante jonge
vrouw ontmoet, die reeds do eerste maal
zijn hart veroverd had. Hij had haar oen
tweede maal gezien, vervolgens een derde
hij zich liet verleiden tot een optreden, zoo
ongewoon voor een man van zijn leeftijd en
reputatie, dat het ons, die hom, al zijn wij
zijn politieleen tegestander, bijzonder hoog
achten, leed doet daarover te moeten schrij
ven. Gebruik makende van het feit, dat er
ecne onderlinge afspraak tusschen de Kamer
leden bestaat om voor cene repliek niet lan
ger dan 10 minuten te nemen, vroeg hij,
terwijl de lieer Patijn aan het spreken was,
stemming over de vraag of bet don afge
vaardigde voor Zierikzee zou vrijstaan nog
langer het woord te voeren. (Tusschen
haakjes zij hier vermeld, dat de heer Patijn
door eenc toevallige samenloop van omstan
digheden van deze afspraak niets afwist.)
liet eerste en oenigo Wat nu do Voor
zitter had moeten doen was den heer Loh-
mati tot de orde roepen. Art. 59 van het
Reglement van Orde toch' zegt uit
drukkelijk: Geen spreker mag in
zijn rede gestoord wordein ten
zij hij aan h'et opvolgen van
het Reglement van Orde mloot
worden herinnerd. Maar do altijd
zwakke voorzitter, die speciaal als zijn
boezemvriend Lohnran in het geding is,
geheel de kluts kwijt raakt, verzuimde dit
en nu kreeg men een tooneel zooals men
in geen jaren in de Tweede Kamer heeft
gehad, en zooals alleen, mogelijk is bij een
voorzitter, die niet ad, rem is.
Terwijl de heer Lolrman overeind in zijn
bank met een vuurrood gelaat voortdurend
stond te gillen (gillen is hier het rechte
woord („stemmen, stemmen'), zag men tal
van afgevaardigden van Links naar den
presidentszetel snellen, waar zich! weldra
een klmvo van Kamerleden bijeenvond allen
door elkaar roepende. Do heer Troelstra
riep met bleek gelaat den voorzitter iets
toe, wat wij niet kunnen weergeven, om
de eenvoudige reden, datj wij het niet heb
ben verstaan; de heer Bos riep luide, dat
men toch geen voorstel, kan doen midden
in de speech van een ander lid, en de hoer
de Meester kon men hooren roepen, dat
er geweld aangedaan weicl aan het vrije
woord. En de arme voorzitter die niet wist
vat hij doen zou, had den hoeren om
toch rustig te wezen, en de eenige die
onder het oorverdoovend geweld doodbe
daard bleef was de beer Parijn zelf, die
eindelijk kans zag zijn rede te vervolgen
om nu nog aan de eerste beschuldiging toe
te voegen, dat uit de heele zaak nog dit
blijkt, dat do diiestaischtijver onwaar
heid schreef, toen hij verklaarde dat het
kabinet van 190t geen zekerheid heeft ge
kregen of die brief van den Duitschcn kei
zer al of niet bestond, èf dat bot ka tv net
van 1904 en 1905 zich aan het ernstigste
plichtverzuim heeft schuldig gemaakt.
De lieer de Savorain Lobman was onder-
lusschcn in zooverre bekoeld, dat hij be
greep dat hij zich' leelijk vergaloppeerd had
en om nu de positie te redden en den
maal en hoe meer hij haar zag, hoe min
der hij zich van de godachto aan haar kon
losmaken. Toen bracht het jonge en prik
kelbare bloed in dit hart van 20 jaion
een nieuw leven; hij loofde nog slechts
van liefde.
Een jaar verliep aldus; eindelijk kon hij
het niet meer uithouden en liij opende
zijn hart voor zijn moedor en daarna voor
zijn vader. Maar deze had er niets van wil
len hooren. Hij had vernomen, dat deze
jongedame, op wie zijn Henri zich verliefd
had, niet van hun ras was en, doordron
gen als hij was van kaste-vooioordeolen,
had hij zijn toestemming voortdurend ge
weigard.
Henri had geweend, do baronesse had ge
smeekt, niets had geholpen. Eindelijk keer
de hij op oen avond van zijn wandeling
teiug, zonder liet gewone boeket viooltjes
mede tc brengen. Hij had onderweg haar
ontmoet, dio hij beminde, on zij had dit
boeket medegenomen, dat bestemd was vooi
zijn moeder.
Deze had, toon zij hem zag binnenbeden,
een somber voorgevoel.
Hij zag er werkelijk droefgeestig uit en
op zijn gelaat, in zijn oogon, stonden do
zorgen te lozen, dio zijn ziel berooiden.
Do Markies zat op ditzelfde torras. Zijn
oog staarde naar don hemel, die nu en
dan door de wollige wolkenbanden, die
zich in lange en fijne spiralen ontrolden,
heendrong.
Rondom jiem bewogen eenige eucnlyp-
tusschen hun lango, groene bladeren heen
en weer. Hij poinsdo!
Ilij peinsde over zjjn zoon en over
schijn te wekken, dat zijn opwinding alleen
het gevolg was van het overschrijden van
de afgesproken tijdruimte van 10 minuten,
vioeg hij stemming over het verzoek van
zijn partijgenoot van Idsinga, om voor do
tweede maal liet woord te mogen voeren.
Maar ook dit was geheel mis. Want de heer
van Idsinga, had, zooals hij, toen hem het
verlof daartoe was toegestaan, guitig onder
groot gelach opmerkte, dat verlof heele maal
niet noodig was, aangezien hij voorzitter
was van de Commissie van Rapporteurs
en in die qualiteit recht had voor de
tweede maal het woord te voeren. Niet
bemoedigend was het voor den heer Loh-
man, dat bij de stemming over zijn voorstel,
dat met 39 togen 17 stemmen verworpen
werd, zoovele leden van de Rechterzijde
hem in den steek lieten, waaronder meer
dan één van zijn naaste geestverwanten.
Toen gaf hij de zaak nog niet gewonnen,
maar vroeg wederom stemming toen de heer
van Karnebeek het woord had gevraagd.
Al wederom, en thans met nog grooter
meerderheid in het ongelijk gesteld, moest
hij van zijn mede senior de les in ontvangst
nemen, dat hij bezig was het Regiement
van Orde te ontwrichten en de Kamer
in een impasse te brengen. Was deze pil
te hard om te slikken? Dit weten wij niet.
Wat wij wel weten is, dat wij, toen den
heer Loh'man met groote stappen de Kamer
zagen verlaten, wellicht oinj elders dienist
en kalmte te zoeken, die deze woelige
politieke omgeving nimmer kan verschaf
fen.
Maar zelfs het gezag van oen man als
Lobman kan de Kuyper-figuur noch redden,
noch dekken. „Greift nur hinein ins volle
Menschenleben, und wo Ihr espackt, daist
es interessant", zou men, op Dr. Kuyper
toegepast, aldus moeien lezen: „Grijpin
dit politieke leven, waar ge wilt, en ge
stuit op een onwaarachtigheid, op een ge
mis aan waarheidszin, die met afkeer het
hoofd doet afwenden, en dat te meer,
waar die mond altijd vol is van het „kruis
van Golgotha" en andere heilige uitdruk
kingen. Schreef Busken Huet eens, dat
al wat in den Nedeilandschen landaard
onhebbelijk is, vleesch geworden is in
Jacob Cats, men overdrijft zeker niet als
men Dr. Kuyper in de politiek de be
lichaming noemt van al wat farizeistisch
is in onzen landaard. Het is mogelijk,
dat de heer Kuyper in zijn particuliere
leven iemand is, op wiens omgang men
den hoogsten prijs zou stellen, wij weten
dat niet, want wij hebben niet de eer
hem persoonlijk te kennen, maar zoodra
hij het politieke terrein betreedt, komt
met hem de verregaandste onwaarachtig
heid binnen. En hoe het mogelijk is, dat
de Rechterzijde niet begrijpt, dat er iets
gedaan moet worden door haar om den
van God gegeven leider op fashionable
wijze uit haar midden te verwijderen, is
ons onverklaarbaar. Vooral omdat Dr. Kuy
de ander. 01 hoe haatte hij haar, die hem
zijn kind ontrukt had, zijn Henri, op wien
hij zoo jaloersch was.
Eindelijk bracht hij de handen naar de
oogen als om dit verschrikkelijke beeld te
verjagen en stond op. Tegelijk kwam Hen
ri, vergezeld, van zijn, moeder, de tuin
deur binnen.
„Welkind, zcide hij," zijn zoon gade
slaande.
„01 vader, stamelde do jongeman, mijn
hart is gebroken. Ik heb haai' dezen avond
teruggezien het rnoet I"
„Nooit |V donderde de Markies met ver
schrikkelijke stem„ik ben onverwrik
baar in mijn besluit. Ik verbied jo mij
over deze vrouw te spreken en zelfs aan
haar te denken,1'
Dc jongeman boog het hoofd.
„Goed,1'' antwoordde hij.
Den volgenden dag had hij het ouderlijk
huis verlaten.
Siuds dien tijd was in 't huis droevig
geworden. De boeket viooltjes versierde
niet meer den licht-blauwen salon, welks
blinden gesloten bleven.
Do vader had gezegd: „Het is geëindigd,
mijn zoon is dood voor mij, nooit .neer,
nooit meer zal hij in deze woning komen,"1
en twee tranen waienover zijn wangen
gevloeid, twee tranen van smart en haat;
van smart, omdat hij de liefde van dezen
zoon, dien hij zelf zoo lief had, verloren
had, van haat om die onschuldige vrouw,
wier eenige misdaad was, niet van adel te
zijn.
V
per dit alles maar op zich laat zitten
als de gev/oonste zaak ter wereld- Het
scheen, dat hij nog het woord zou, vragen
voor een persoonlijk feit; geruchten lie
pen daarover, versterkt door het feit, dat
men hem Dinsdag 1.1. druk zag confereeren
met de heeren Lokman, Nolons en Loeff,
en te meer geloofwaardiger, omdat Dr.
Kuyper in de woorden van den heer Patijn
daaitoe alle aanleiding vindt. Maar het
ongelooflijke is waar geworden,
Dr. Kuyper is over deze zaak in
de Kamer blijven zwijgen.
- 1 1
Een zoo bezadigd blad als de „Nieuwe
Courant" vraagt dan ook naar aanleiding
van deze zaak: „Is het voor een, lidjder
Volksvertegenwoordiging, tegen wien een
zoo stellige beschuldiging van leugen en
plichtverzuim rechtstreeks is uitgebracht,
mogelijk te zwijgen? Kan bij blijven deel
nemen aan het openbare leven en aan
de vergaderingen der Staten-GeneraaJ, zon
der zich daartegen, op welke wijze ook,
te verweren? Is er geen. grens aan het
gewillig slikken van „rattenkruid" Wordt
een patiënt, doortrokken van dat vergif,
niet schadelijk voor zijn omgeving? Met
andore woorden: kan de Kamer, kan haar
meerderheid, het zwijgen van een harer
leden op zulk een aanklacht, op zulk
een grievende beleediging door een mede
lid, dulden? Kan zij zich dit, door mede
te zwijgen, zonder ernstige schade voor
haar eigen aanzien en waardigheid, laten
welgevallen?"
En de „Nieuwe Courant" antwoordt
daaropVoor ons is de vraag, zóó
gesteld, tevens ontkennend be
an tw o ord.
Wij hooren hier allicht een kerkelijke
zeggen: „.Ta, maar „De Nieuwe Courant"
is een blad, dat tot de politieke tegen
standers van Dr. Kuyper behoort." Dit
zij' toegegeven, hoewel wij1 niet inzien, dat
dit per se zou moeten leiden tot par
tijdige oordeelvelling. Maar dan willen wij
er toch op wijzen, dat men ook in ker
kelijke klingen net zoo over de zaak denkt.
„De Beukelaar", algcjineen Christelijk So
ciaal Weekblad, onder redactie van den
beslist anti-rovolutionnairen Mr. Dr. A. R.
van de Laan, wijdt in zijn blad van Don
derdag 1.1. een beschouwing aan deze nieu
we Kuyperzaak. En vooropzettende, dat
Dr. Kuyper ook thans weer „leugen
achtig is gebleken, eindigt het blad
aldus met oen scherp verwijt aan de
coalitie, dat zo zich met deze leugenach
tigheid ter wille van de macht solidair
veiklaart: „Maar Dr. Kuyper leugenachtig
of niet, de zaken worden op denzelfden
voet voortgezet. Ook de "Christelijk-IIisto-
rischen zullen voortgaan met Dr. Kuyper
te steunen en op hun beurt door hem
gesteund worden. In „De Nederlander"
zullen telkens artikelen verschijnen over
do boteekenis der waarheid,, het gevaar-
Henri was intusschen getrouwd. Maar
er was iets, dat hem belette gelukkig te
zijn. Hij voelde den vaderlijken vloek hom
op het hoofd drukken en ondanks de lief-
do en lieftalligheid zijner echtgenoote, bleef
hij droevig gestemd. Hoe dikwijls vorrastte
zijn Jeanne hem, als hij voor het venster
zat te droomen, en als zij hem 'dan vroeg,
waaraan hij dacht, antwoordde hij met be
wogen stem:
„Ik zou mijn moeder willen terugzien,
mijn vader, dat huis, waar ik zooveel be
mind heb on welks deur nu voor immer
voor mij is gesloten.
Zij trachtte dan hom te troosten en ging
daarna heen, omdat zij meende niet het
recht te hebben dezen vader en deze moe
der den tijd to ontroovon, gedurende welke
hun beminde zoon aan hen dacht.
Eindelijk bracht eenige gebeurtenis zon
neschijn in deze woning. Jeanne schonk
haar echtgenoot een dochtertje. Verheugd
schreef hij aan zijn vader, hij antwoordde
niet. Toen was zijn besluit genomen. Op
een najaars-morgen verliet hij de stad met
Jeannctte en zijn kleine, die hij, ter her
innering aan zijn vader, den naam van
Lucienne had gegeven.
De zon boorde zich door het geel gebla
derte, een' briesje woei uit het westen en
stuwde enkele roso wolkjes naar de heuvels
voort.
Een half uur later waren ze er aange
komen. Maar de moeder was afwezig en
do Markies weigerde hen te ontvangen.
Dat was oen donderslag. Henri kon het
niet gelooven; verschillende gevoelens be
stormden hem, zijn gedachten verwarden
SCHIEDAMSCHE COURANT