63"* Jaargang.
Zondag 18 December 1910.
No. 13487
Tweede Blad
Uit de Tweede Kamer.
Ho© de liefde komt.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- ea Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en Vlaardingen fl. 1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van 1—6 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën hij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. I
In de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, hij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen.
Interc. Telefoon
voor de Redactie No. 123.
voor do Administratie No. 103.
De afgeloopon week zou men genoego
lijk kunnen noemen de triomfweek der Re-
gouts. Mr. Van Doom moge eens niet zonder
reden met cenige bittorheïd hebben opge
merkt, dat wij thans door Limburg worden
geregeerd; dit zal zelfs de heftigste tegen
stander van de coalitie moeten toegeven, dat
deze provincie, die zoo lang eigenlijk maar
half tot Nederland werd gerekend ons in de
twee Regouts ministers heeft gegeven, die
met Marees van Swindcren de eigenlijke re
geerkracht van dit ministerie uitmaken. Deze
drie mannen weten wat ze willen, daar gaat
kracht van hen uit, gepaard met die prae-
tischen kijk op het leven, die allben hij kan
deelachtig worden, die mot elke ervaring zijn
voordeel doet.
Het was geen gemakkelijke tank, die de
jongstp der broeders, de Minister van Ju
stitie bij de verdediging van deze zijne
eerste begrooting had te vervullen. Er zou
toch niet minder besproken worden dan de
Papendrechtsehe zaal-:, waarin onmiskenbaar
groote fouten door de justitie waren be
gaan; en dit maakte het moeilijk om als
Minister aan den dubbelen plicht te voldoen:
he' geschokt rechtsgevoel van de natie vol
doening te geven, zonder den eerbied, die zij
voor ons» justitie moet hebben, en die deze
zeer zeker ook, ondanks deze feil verdient, -te
ondermijnen. Welnu, de Minister heeft zich
zóó van zijne taak gekweten, dat men niet
alleen kan zeggenDo Papendrechtsehe
zaak is_ uit, snaar tevens dat zo op zeer ge
lukkige wijze haai' eind heeft gevonden. En
dat danken wij niot in de eerste plaats aan
hel vrijsprekend vonnis van het Hof te Arn
hem, dat door Mr. Limburg in zijne gees
tige redevoering aldus w<^rd geïnterpreteerd
alsof dat Hof tot Garsthagen had gezegd
„Mijn beste jongen, of gij zelf geheel wel bij
het hoofd zïjt, kat ik in het middenmaar
dit staat vast, dat gij door een, troep perso
nen waaronder er verschillende varen,
dio niet wel bij hot hoofd zijn, zijt gebracht
ia de onwrikbare overtuiging, dat er te
Papendrecht door do politie is mishandeld,
en, natuurlijk, wanneer gij die onwrikbare
overtuiging hebt, hebt gij, door de politie te
smaden, gehandeld ill het algemeen belang."
Men dankt het aan den Minister en aan do
Tweede Kamer.
Die Papendrechtsehe zaak; wat al stof
heeft ze niet opgejaagd, en dat alles door de
vooropgezette meaning van Openbare Mi
nisteries en Rechters dat de politie niet
dn alen kan, en die langzamerhand in deze
autosuggestie zijn geraakt, dat iedereen, die
tegen de politie getuigde öf een onbe
trouwbare Af een geestelijk minderwaardige
was. En deze autosuggestie heeft tot droeve
experimenten geleid. Wie herinnert zich niet
Als het stil in ihet daijp is, dan is het
zeer aangenaam hel ivatcr te hooren rui-
schen; Konrad Metzier is altijd oen groot
liefhebber geweest om daarnaar te luiste
ren; maar als het /druk is aan do bron
en meisjes- on jongensstemmen door
elkander gonzen, dan komt hij er
nooit.
Nu treedt hij nader; slechts één persoon
ziet hij aan do bron: Barbete; zij houdt
den koperen kan, het sieraad van elk or
dentelijk huishouden, onder den bruisenden
waterstraal. Dio kannen worden op het
hoofd gedragen, en doen denken aan de
Romeinsche amphoren.
Barbete hooft hare Zondagsoho Jcloeren
aan, even netjes als andere, trotscho deer
nen. Do donkere lakensche roodgestreepte
xok reikt tot aan de enkels, do schouder-
bekleeding is van mooi gebloemd katoen;
de ruime mouwen en het schort zijn lelie
wit; het kapje met do afhangende linten
-heeft zij niet op; naast haar ligt het bonte
lakensche kussen, dat het hoofd moet be
schutten tegen onmiddellijke nanraking van
den te dragen last. In plaats van de zwarte
zijden linten ziet Konrad wat anders, dat
hem veel beter bevalttwee zware bruine
vlochten,dio laag neerhangen, bijna tot
aan don rand van den rok.
1 Mooie linten kan iedereen wel koopon,
denkt de zoon van Metzier, den boer, maar
dat de getuigen h décharge voor het Ilof
van den Bosch door rechters en advccoat-
gcneraal zóó zijn afgesnauwd, dat daarover
in de pers slechts éónc uiting van veront
waardiging was, eene verontwaardiging zóó
gtoot, dat genoemde advocaat-generaal het
zaak vond, zich in hot openbaai over zijne
houding te verdedigen, iets wat tot dusverre
in ons land niet was vooigekomen. Mr.
Limburg mocht in de Tweede Kamer wel
leukjes opmerken, dat de behandeling van
dien aard geweest was, dat getuigen i\ dé
charge in hot vervolg met het verzoek zullen
komen of ze niet door het betalen van eene
geldboete van hunnen plicht om te getuigen
kunnen loskomen.
Maar dat afsnauwen was het ergste bij
lange na niet. Toen de zaak, doordat het
vonnis van het Hof van den Bosch door dein
Hoogen Raad al oven/eer vernietigd was
ais het vonnis van liet Hof van Den Haag,
voor do derde maal in behandeling kwam,
thans voor het Ilof te Arnhem, was de auto
suggestie zooverre gekomen, dat men aan
nam, dat die getuigen h décharge niet nor
maal konden wezen, dat men, en. zulks
i n s t rij d met de wct, een psychiatrisch
onderzoek van die getuigen gelastte, waai
de wet zulk een onderzoek alleen van be
klaagden kent.
Was dit op zich zelf ernstig genoeg, de
verontwaardiging werd er niet minder op
toen de wijze waarop dar onderzoek ge
leid was bekend werd. Nu aan getuigen,
om tot eene juiste beoordecling van hunne
ontwikkeling te komen, de vraag is gesteld
of God oen man of eene Tfouw is,
weet men met welk uitwas van de psychia
trie men hier te doen heeft gehad. Deze
vraag verraadt een zoo volslagen gemis aan
paedagogische kennis, dat, aangezien de pae-
dagogie eene onmisbare hulpwetenschap voor
do psychiatrie kan genoemd worden, onze
psychiaters genist voor goed naar huis kun
nen gaan, als zij niets beters weten te geven.
De verdediger in deze zaak, de jonge pro
fessor Van. Hamel, wiens schitterend plei
dooi lmm op ééne lijn stelt met de grootste
advocaten, verbaasde zicli dat meer dan één
getuige, van wicn hij in do gelegenheid was
geweest hot gezond veratand te leeren waar-
deeren, op de gestekte vragen z.ulke onbenul
lige antwoorden had gegeven. Hij vioeg toen
oan één van hom, hoe dat kwam, en, kreeg
toen tot antwoord, dat hij zich niet ophield
met „flauwe kul". Zeker geen woord
voor een salon, maar waarin de nuchtere Ne-
derlandsclie landaard in den volkslenn de
hoogste afkeuring uitspreekt over elk gedoe,
dat aan alle degelijkheid is gespeend.
Het Nederlandsche volk kan gerust zijn,
die psychiatischo kunslmakorij met de ge
tuigen, die afsnauwen] zooals voor het
Hof van don Bosch, daarvan kan gezegd
wordendat is eens, maar nooit weer.
Dit alles is door de Tweede Kamer zoowel
van Links als van Rechts in do hoogstaan
de redevoeringen van de heeren Limburg,
van Hamel, do Savornin Lohman, Goeman
zulke vlechten ziet men in het heele dorp
niet voor de tweede maal.
Barbete staat onbeweeglijk on wacht tot
haar kan vol geloopen is, even roerloos
staat "Konrad op oen kleinen afstand, als
hackte ook hij te wachten, op iets.
De kan is nu ten boorde toe vol; Bar
bete trekt haar met een Machtigen nik
naar zich toe en daalt dan oen trede
afwaarts, om hot hoofd er onder to buigen.
„Wacht eVon, rk zal jo heipon,!"
Pijlsnel draait zij zich om zij ziet
Konrad Metzlter in het blozende gelaat, en
eerst na oen pauze laat zij zich vol ver
bazing volgend'einvijz-e hooren:
„Ei, eil Dat Weeft nog niemand ge
daan! !"i
Zij neemt de hulp van den jonkman
aan, on als zij jou, mot den éónen arm
in de hoogte, de kan vasthoudt, terwijl zij
den anderen in do zijde drukt, voegt zij
hem toe:
„Dank jo wel."
„Dat 's niet noodig," zegt Konrad, diep
ademhalend, als om iets te zeggen dat
groote inspanning kost. „Wij gaajn samen,
wij hebben denzelfden weg."
Barbete heeft er niets'tegen; flink stapt
zij den weg op, en Konrad bewondert
haar bevalligen en toch vasten tred, en
haar voeten komen hem in cle lage
schoentjes en witte kousen kleiner voor
dan die van andere meisjes, en hij ver
wondert zich, hoe zij (do slanke gestalte
eigenlijk nog kunnen dragen; en hij wendt
zijn blik hooger en Jaat hom! met wiel-
gevallen rasten op da buigzame leest on
Borgesius en van Wijnbergen onomwonden
afgekeurd en de Minister heeft de kroon
op het werk gezet door zijn betuiging, dat
deze strafzaak het gezag der justitie geen
goed gedaan heeft; al hehben wij dit te aan
vaarden, on al kunnen wij er niets meer
aan veranderen. „Doch", liet de Min. er
op volgen, „h q u o 1 cj u a chose m! a 1-
hour est bon". Het is eenmaal gehemd,
en nu kunnen wij uit do Papendrcchtsch'o
zaak iets loeren; wij kunnen er zelfs veel
uit loeren. Die leering zal bovendien uit
zichzelf komen. Hot is een groot geluk, dat
het gemis van kalmte en onbevangenheid,
dat bij deze zaak wol eens naar voren
getreden is, door de publieke opinie alge
meen is veroordeeld. Dit helpt meer dan
een tiental circulaires door mij gericht aan
de leden van het parket. In ieder veroordee-
lend strafvonnis zit welke strafrecht-
theorie men ook aanhangt altijd een
afschrikwekkende kracht en zoo zal deze
veroordecling eveneens afschrikwekkend
werken op allo ambtenaren met do recht
spraak belast, en een vingerwijzing zijn, om,
wanneer men misschien al een oogenblik
geneigd mocht Wezen, zijn kalmte te ver
liezen, zich Papendrecht voor den geest te
halen, en te zeggen; „Laat ik kalm we
zen".
Zoo is het. In onze rechtszalen behoeft
geen plakkaat opgehangen te worden met
het opschrift: Donk om Papendrecht! de
historie die zich daar heeft afgespeeld, en
de lessen, die daaruit te trokken zijn staan
in de zielen van onze rechterlijke ambtena
ren gegrift.
Wat ons vooral in den Minister van
Justitie zoo aantrekt is, dat hij zoo precies
weet welken toon oen Minister voegt, welk
groot onderscheid er is tusschen het stand
punt van hel Kamerlid dat spreekt voor
zichzelven, en den Minister, die het ge
zag vertegenwoordigt, ,en dus een dubbele
wacht voor zijn lippen moet zetten. Hoe
zou deze minister, van wicn hot bekend
is, dat hij een tegenstander is van de
moderne strafrechltheorieen, daar tegen ge
fulmineerd hebben als hij nog op de ban
ken der Kamer had gezeten, hoe zou hij
met den heer van Wijnbergen het totaal
fiasco der psychiatrie hebben geconsta
teerd. Thans stolde de Minister zich te
vreden met de fijne opmerking, dal hij het
een groot voorrecht achtte, dat Prof. van
Ilamel Senior, wiens stem voor tal van
beoefenaren van het strafrecht klinkt als
een klok, in cte Kamer hot aan het Ilof
te Arnhem uitgebrachte psychiatrisch rap
port a f s c h u w e 1 ij k had genoemd. En
hij prees zichzelven gelukkig, dat dc ver
dediger in de Papendrechtsehe zaak, Prof,
van Hamel Jr., van wien degenen die hem
kennen weten dat hij een man is met veel
geestdrift en bezieling, die op de jonge
lieden, die geroepen zullen zijn zijn onder
wijs te volgen zal hebben een overwegen
den invloed, juist vóór het intreden van
de zachte tending van den boezem; ten
slotte merkt hij op, dat zij xoode, fiere
lippen heeft ien braino oogen.
„Heb je wol oens ivoor iemand uit <lo
stad, een schilder, gezeten om je portret
te laten maken?"
„Neen," antwoordt zij kortaf, „daar heb
ik nooit trek in gehad. Daar was er wel
een, maar tegen dien Jieb ik gezegd, dat
alle meisjes dezelfde Hoeren dragen en
dat ik geen tijd had."
Op het gelaat van den jonkman komt
een glanszonder een gestudeerde te zijn,
heeft hjj al gemerkt, flat dio klcoren haal
beter kloeden dan do anderen.
„Ga jo nooi't naar de dansplaats, Bar
bele?"
„Heb jo mij daar wel eens gezien?"
„Ik ga zelf nooit."
Zij lachen beiden dat het klinkt; ver
volgens bljjft Barhole staan ien voegt hom
toe:
„Jo bent leen wonderlijke jongen!"
„Houd je sme voor den gek?"
„Ik?" „egt zij verwonderd.
IIij maakt een beweging met zijn Mach
tigen arm, en wijst in de verte.
„Als zij van Tubingen overkomen, de
vreemde jonge heeren, heeft er dan nog
geen jo liet hof willen maken?"
Voor de eerste maal laat Barbole haar
witte tanden zien, en schermt mot
haar kleino vuist dreigend jn de lucht.
„Laat ar oens een komen! ik haat
ze allemaal, goon eon uitgezonderd 1"'
Konrad moet weer lachen; haar toom
bevalt hem zoozeer.
zijn nieuwe loopbaan, voor zich een af
keuring verkregen heeft van overdreven
psychiatrie.
En dit alles werd gezegd op dien keu-
rigen toon, in dat volle besef wat de hoog
heid van h'et ministersambt eischt, dat en
kele collega's, de jolige heer Heemskerk in
de eerste plaats, die van achter de rainis-
terstafel aan een Kamerlid een wedden
schap om een rijksdaalder voorsloeg, er
in alle opzichten een lesje aan kunnen
nemen.
Er hoort eenige moed toe om van den
Minister van Justitie en zijn hooge behan
deling van een zoo epineuse zaak als de
Papendrechtsehe, over te gaan tot den heer
Duijs. De aanwezigheid van de sociaal-de-'
mocratisehe fractie in onze Tweede Kamer-
deed het vaststaan, dat de „zaak" uitge
buit zou worden als een nieuw bewijs dat
er iu Nederland is „klasse-justitie"; toen
de taak, om dit te demonstrcercn was
opgedragen aan den afgevaardigde voor-
Zaandam, was men zeker, dat dit in den
grofsten toon zou geschieden. Wij hebben
den heer Days eens vergeleken met het
jonge voor het eerst in de frisscho weide
losgelaten veulen, waaraan vader Home
rus spreekt, en op dien grond verzachtende
omstandigheden voor hem gepleit. Hot moet
ons echter van het hart, dat deze afge
vaardigde lang genoeg in de parlementaire
weide meeloopt, om zich aan de manieren
die in het parlement gebruikelijk zijn, aan
te passen. En het bedenkelijksto is wel, dat
zijn capriolen in plaats van te verminde
ren, nog steeds toenemen, èn in aantal
èn in onstuimigheid. Wij zijn het met den
Minister eens, dat de eigen naaste geest
verwanten de rede, die de heer Duys over
do Papendrechtsehe zaak heeft gehouden,
moeten afkeuren, omdat die rede, ook zelfs
van het sociaal-democratische standpunt
van dc klasse-justitie, een zoodanige over
drijving was, dat zij niemand treft dan
dengeen, die zo heeft uitgesproken. Beden
kelijk was het, dat lnj deze afstraffing geen
lid der sociaal-democratische fractie zich
geroepen vond door een interruptie van
ccn andere meening te doen blijken. Moge
bet den afgevaardigde van Zaandam een
les wezen. Ook de Kamer heeft getoond
van die wijze van optreden geheel afkee-
rig te zijn; de afgevaardigde Duys sprak
ten slotte voor leege banken. Wat ook
daarom niet te verwonderen was, omdat lnj
niets nieuws had te zeggen, en zijn rede
niets anders was dan een lange aanoenuj-
ging van alles wat in zekere pers over de
Papendrechtsehe zaak is gezegd. Dit alles
doorspekt met hartstochtelijke exclamaties
of de Minister nog aarzelen zal oen duch-
tigen schoonmaak to houden in onzen
justitieolen en politionalen Augiasstal, die
hem natuurlijk een vermaning van den
voorzitter bezorgden. Do heer Duys heeft
ten slotte namens zijn fractie oen motie in
gediend, waarin do Minister verzocht werd
,„Da't komt," voegt zij er tot verkla
ring bij, „onula't mijn vader zijn leven
lang nooit hoeft kunnen uitstaan, dat zij
van Heidelberg tot Tubingen de vlotters
uitschelden voor „Jockelo sperrl" Dan
wordt hij woedend. En wat heeft dat ook
te beduiden? Wat gaat het die ba'dadige
jongens aan, als eerlijke .lieden op het
water hun brood verdienen?"
„Ik weet het ook niet," geeft Konrad
te kennen, en hij denkt aan zijn vader
dio wel weten zal waar dat vandaan komt
want het moet al lang in gebruik zijn,
on die kent immers zooveel geschiede
nissen, wel honderd jaren oud.
Nu gaan zij zwijgend met elkander voort,
steeds in denzelfden stap. t
Konrad neemt nog eens do krachtige
meisjesfiguur van boven tot beneden op;
hij hoest, krijgt een kleur, hoest nog eens,
en als nu de bruine oogen do zijno ont
moeten, zegt hij snel: i
„Barbele, wat ben je mooi!"
IIoo heeft hij dat duwen doem? Het
vermetele woord, dat een jongen tot ccn
meisje kan zeggen, is juist: „Wat ben jo
ipooil" en hot staat gelijk mot een for-
ine-elo liefdesverklaring.
Zou Barbole daar over een steen ge
struikeld zijn? Zij heeft werkelijk water,
gestort uit de kan, die zij op haar hoofdje
draagt.
„Daar dat komt er nu vanl" roept
zjj toornig.
Daarop wordt er weer niet gepraat;
Korn-ad krijgt het niet alteen hoe langei;
hoe warmer onder zijn pet, ook onder;
het rapport dat indertijd aan MinisterNe-
lissen over do Papendrechtsehe toestan
den is uitgebracht, aan de Kamer over
te leggen.
De Minister heeft zich terecht tegen deze
motie ver-zet, die opnieuw lieven zou
geven aan de Papendrechtsehe zaak, die
als een booze nachtmerrie ons jarenlang
geplaagd hoeft, en de Kamer heeft hem
daarbij in het gelijk gesteld. Deze motie
kreeg alleen de stemmen der sociaal-demo
craten, die blijkbaar zei ven niet bijzonder
op haar aanneming gesteld waren; do
heeren Ter Laan en Helsdingen waren
toch hij do stemming daarover niet aan
wezig.
Ons verheugt 'de verwerping van dezo
motie. Wij zeggen liet den heer Drucker
na: „De heer Minister heeft aangetoond,
dat dezo zaak, bij alle ellende, die hij
over Nederland heeft gebracht, toch in do
toekomst kan wezen van groot nut, om
dat zij voor "het vervolg menigeen zal be
hoeden voor herhaling van de fouten, die
zijn begaan, menigeen zal brengen opeen
beteren weg dan hij tot dusverre heeft
bewandeld. Waar dat zoo is, stel ik op
mijn standpunt deze conclusie: Laten wij
met die uitkomsten tevreden zijn en in
deze vergadering de zaak verder laten
rusten. Laat men hier niet weer ter tafel
brengen nieuwe rapporten, waarin nieuwe
bijzonderheden over de getuigen, hun voor
oudere, hun verwanten, hun familie zou
den worden te bordo gebracht, die weer
zouden worden vergeleken met het rap
port van de psychiaters en met andere
stukken, zoodat aan do zaak geen einde
zou komen. Laat ons thans veeleer tevre
den zijn met de uitkomsten, die wij heb
ben verkregen."
Zoo is het. Do Papendrechtsehe zaak
is uit op bevredigende wijze. En al
zal do sociaal-democratische jubel wel niet
achterwege blijven, dat de burgerlijke par
tijen de zaak ten slotte in den doofpot
hebben gestopt, tonvijl de sociaal-democra
ten het recht wilden beoefenen tot den
einde toe, het is zeer gemakkelijk om
aan te toonen, dat er geen slechter voor
beeld is dan de Papendrechtsehe zaak voor
hem, dio bewijzen wil, dat wij1 onder
„klasse-justitie" zuchten. Want wie is per
slot van rokoning do oorzaak, dat het
rechtsgevoel der Nederlandsche natie be
vredigd is door de vrijspraak van Garst
hagen? Het is immers dc Nederlandsche
justitie zelve, in haar hoogste rechtscol
lege, de Hoogen Raad. Die Hooge Raad,
zoo dikwijls juist door sooiaal-domocrati-
schon mond gesmaad als het hechtstet
bolwerk van het klassmbolangi, heeft èn
het vonnis van het IJof van Den Haag
èn het vonnis van het Hof van den Bosch
vernietigd, en daardoor het vrijsprekendi
vonnis Van het Hof te Arnhem mogelijk
gemaakt. En de heer Limburg heeft het
zoo terecht gezegd: „Wie in de cassatie
zijn vest brandt en klopt het: zijn hart.
Als het niet midden in het dorp was,
dan zou hij wel „hoera" willen roepen.
Bijna aan het laatste huis is het, waar
Biirbele stil blijft staan; het is één ver
dieping hoog, verweerd, met een scheef
getrokken dak; gelukkig, dat de groote
lindeboom beschermend zijn takken er,
over heen spreidt.
De lage schuif raampjes laten zeker wei-,
nig licht binnen; voor het eene staat een,
half verwelkte roos.
Het meisje bekommert zich volstrekt
niet om haar geleider; zij klimt do uit
geholde steenen trap op en haalt een
roestigen sleutel onder haar schort tq
voorschijn; zij heeft het huisje zoo zorg
vuldig gesloten, alsof het schatten nc->
vatte. Als do deur open is, draagt zij
langzaam het steeds beladen hoofd om:
„Dank je wol!"
Dc jonge boerenzoon kijkt haait glim
lachend aan-
„Onder den lindeboom moest een bank,
slaan; dat zou een mooi plaatsje zijn!"
„Ja!" antwoordt zij; „ik geloof, dat ik
het vader al eens gezegd heb."
Hij glimlacht weer. „Ben je altijd, zoq
alleen in huis, Barbele?',
,,'t Gebeurt zelden, dat vader eens thuis
komt," antwoordt z\j argeloos. „Sedert;
Basle stierf, sinds mijn elfde jaar, weet
ik niet anders!"
„En ben je nooit bang; geweest?"
„Waarvoor?" vraagt zij met eentrotsch
lachje.
„Je hebt goHjkl" mompelde do jonkman,
SCHEE l'MSCHE I) )ÜR,!, T'
1