VOOR DAMES.
YOOlt KINDEREN.
ken, dat ze volstrekt niet meer tot de luxe
artikelen belmoren, maar ook in zeer eon-
voudig ingerichte huisgezinnen gebruikt
jvorclon, kunnen er ons geen voorstellhijg
vah maken, dat ze nog manr zoo kort bo-
slaan, en 't valt ons moeilijk, te ueloo-
.ven, dat er een 'lijd was, dat men zich
met de groenten van het jaargetijde in
den winter zeer weinig of mei inge
zouten groenten moest tevreden leRen.
I oor de koopvaardij on oorlogsvloot en
voor het leger zijn do gee om-en-eerde
groenten bepaald onmisbaar.
Do fabrieken lot hot vervaardigen van
geconserveerde groeiden hebben een ver
bazende vlucht genomen, er ts een nieuwe
industrie door ontstaan, en daarnaast ont
wikkelden zich vele andore: glaswerk, aar
dewerk van verschillende suorlm, mi do
blikslagerij. Stel u alleen maar eens voor,
hoeveel K.G. blik voor lamgroen} en er 1100-
dig, en hoewel mesjes voor 't openen er
van in gebruik zijn.
Een paar jaar geleden waren er iti
Duitscblaird 18S labriekou voor busgrocn-
ton on 90 voor gedroogde. De middelpun
ten van. deze industrie zijn Biumavijk. .Sak
sen, den Elzas en Ifannover. Vrau 37 fabrie
ken van bu «groenten was iiot bekend, dat
zij 63,000 centenaars asperges, 11.271 (en
tenaars boon.cn, 158.031 centenaar» dop
erwten en 202.661 centonanrs andore groen
ten verwerkten; een centenaar is 100 pond.
De fabrieken van gedroogde groenten ver
werkten jaarlijks 88.681 centenaars boonen,
1 '29.800 centenaars wortelen, L13 260 Cen
tenaars kool, en nog 200.000 ce.ntuiuuirs
andere groenten. Do fabrieken te Bronswijk
leveren jaarlijks 15 millioen blikken af, tol
oen gezamenlijk bedrag yan 7 a 8 ïuil-
lioeu Mark.
EEN ZUINIGE ZANGER.
Tamagno. een vooral om de kracht van
zijn stem bekende I lUdiaanscbe tenor,
.was, niettegenstaande de groote hom» aria,
die hij overal ontving, volgens den beken
den impresario zoo .zuinig, dat men bet
beter met den naam van gierig bestempe
len kon.
Om bijv. de kosten van verwarming te
besparen, nam Tamagno op al zijn icïzen
in eori koffer een kleine petroleumkachel
moe, welke niet alleen voor verwarming
van de kamer diende, maar ook voor het
eigenhandig iu gereedheid brengen van zijn
maaltijden. Om dezelfde roden deed Ta
magno ook zijn inkoopen voor de keu
ken zelf. 'Hij begaf zich daarom lederen
morgen naar de ruarkt, en kocht, zoo mo
gelijk bij buitenlieden. Wie nu echter
meent, dat Tamagno hetgeen hij kocht be
taalde, vergist zich deerlijk, lïij rekende
slechts voor de helft af, terwijl de ver
koop nif voor de andere helft vrijbiljetten in
betaling rnoosl nemen, die de zanger na
tuurlijk voor niets kreeg. Op deze wijze
haaide hij dagelijks zeker voor 2 of voor
3 gulden uit,
Van zulk een zuinig'» man kan men
niet aannemen, dat hij er van hield, fooien
te geven, en zon gaf Taimumo er dan ook
de voo-rkeur aan, om niet in een hot dl,
maar zooveel mogelijk bij pm lieu lieren on
derdak te bekomen, waar bij liOtigMen» één
dienstbode een fooitje behoefde te geven.
Ook de verlichting was een punt, waarop
verbazend veel uitgezuinigd kon worden.
'Alk; constructen, welke. Tamagno al-dool.
hadden namelijk een zeldzame clausule-
voor iedere uitvoering, die hij gaf, movs-
ten hem 32 kaarsen ter beschikking slaan,
„Mal jo nou met me?"
„Ik ben zonder betrekking," slotterde Ga-
lies/ z'n sigaar bezuigend, of-ie ze wou
opeten.
„Wat beu jo dan? Wat doe je dan? Woon
jo niet meer op Koerioord?"
Hij zou zicli geschaamd hebben met (ben
baliekluiver zoo te midden der sirual te
staan, had-ie or zelf niet nilge/ien als 'n
doodgewone, verfonfaaide chauffeur.
„Ik spreek liever niet over die dingen,"
zei Calics stug, „en hoe maak jij 't'J Wat
doe jij
„Ik bob uou al twee weken werk ge
had aan de Brouwersgracht, maar vanmid
dag is 't weer niks; ik loop weer leeg
zooals zoovelen bier. Jij kond bier toch
geen werk zoeken?"
„Waarom niet?" vroeg ('alios. „Ik ben
vroeger in Brussel er ook zoo maar op
uit geweest on 't lukte me binnen eenige
dagen, en als ik nou wat veine heb, jij
kent zeker gcon rnensch die auto houdt?"
„Ik?!" vroeg Frans, met honderd vraag-
teekens iu z'n oogen.
Eu Ca,lies staande houdend op 'i Rom-
braiultpleiri. kcek-ie hem wantrouwend aan.
„Maar wat zit jij goed in jo spullen?"
„Die, kiijgou we," sprak de ehauffeur-
zonder-werk.
„En mag je die houeu?"
„Dio rnag je honen als 't gaat zoonis bij
mij. Dat was 't eenige wat-ie, me liet, de
schobben! dio parvenu, en om niks
moest ik de laan uit."
„Ja, van zulk bocht mot jo 't hebben,''
antwoordde Frans. „Hier woont Gerrem jo
weet wel, Genen, die tegenover ons woon
de och, je weet wel, toen jo eens hij
ons gelogeerd hebt, die Gen-en, uit. dat
drankwiukdlje, die dat zaakje met onzen
burgemeester gehad heeft, en die is hied
ja, hij is iets aan do Rijksverzekerings
bank eu 'n air 1 en 'n branie!
eu we hebben toch samen gespeeld, samen
jaren lang, maar denk jo nee, hier!
motten w| in, hier, door deze straat, 'f
is nog maar 'n klein eindje."!
teneinde zijn loge te kunnen verlichten;.
Dat was zoor verstandig uildedaclil,
want natuurlijk waren in alle schouwburgen,
de Joges der optredende kunstenaars met
gas of met electgiciteit verlicht, en zoo
spaarde Tamagno, icderen avond dat hij
optrad, zijn 32 kaarsen uit. Maar toch ver
langde hij zo ieder,en koor weer, en kreeg
zc ook. Twee of drie daarvan gebruikte bij
voor de verlichting van zijn kamer, du
overige echter werden zorgvuldig ingepakt,
Schiimunn weet niet, of Tamagno zo
\erkochl heeft, maar hij zegt, dat deze
gedurende do reizen, welke iiij met hem'
deed, zooveel verpakt heeft, dat een kaar-
hpriwinkel er jarenlang mee bediend kon
worden.
N1EUA T.I1-S. VAN 111 ER EN DAAR.
Een mijnwerker iu Schollnnd js er in
geslaagd, hrssolien een wilton rat -en een
grauwe muis een mmkwamdige vriend
schap Ie deen onl-ln.u). Done de beestjes,
leen ze boot jong waren, in een kooi bij
elkaar op h* -luilmi, zijn zo spoedig zoo
mm elkaar gr wamt geraakt, dat ze nu dikke
vrienden zijn geworden.
De kiwi is een van de merkwaardigste
\ogeb in Australië, daar iiij geuit vleugels
beeft. Hot hees! i> bedekt met (duimen,
die veel ovormikoiu-d hebben mei haar, en
bet heeft vier leeneti, die bijzonder kott cn
leelijk zijn.
'J'e Leurden zal iu Maart ecu tentoon,stel
ling gehouden weiden voor Eenvoudig Le
ven en Gezond Voedsel, wam,aan ook vei-
houden zal zijn een school voor viijgezel-
ien^w.rar zij onderricht kunnen ontvangen
iu bedden opmaken, eten koken err lcnoü-
pen aanzetten.
Een i uulelle wiel m den ,s|ok van een
parasol is liet InuMe I'm ijsele- modi-snufje.
Hel kan op iedere jdaals en ieder oogen-
blik lot spelen gebruikt worden. Deze stok
ken zijn zeer populair geworden; ze zijn
doorgaans moot afgewerkt, en van «mul
ot zilver.
Een honderdduizend-lai sti uOibiljetlen
met de woorden „Rast oji de imedepemten"
is to Montreal verspreid geworden. Uil is
do eerste, slap die gedaan is. om een mo
dem gevaar uit den weg te ruimen, De
biljetten werden geplakt op schuttingen,
telefoonpalen, karren, kortom overal, waar
maar een plaatsje te vinden was.
De samenstellers van bot eersle, iir den
Belgischen Congo uitgegeven nieuwsblad,
hebben hel werk gestaakt, omdat zij allen
hun naam op tbr voorpagina vveitselilen
gedrukt te hebben.
Ifel grootste boek, dat ooit ter wereld
uilgegeven is, zat in China worden gedrukt
ten behoeve van een firma iu geneesmid
dolen. Hel zal al de getuigschriften beval
len, die zij voor baar goederen kreeg. Ge
sloten, zal het één voet dik, en open 3l'r
hij 7 voet zijn.
Een kattenliefhebber. Walter Scot! ge
naamd, heelt, to Cheshire, in Connecticut
era! kosteloos hold voor kallen geopend.
Daar bij zeil' liolelhotrd'U- is, treeft bij in
iiel soiis-teeraiir een groote kamer inge-
tieiil, waar zwervende katten oen onder-
komen vinden en drie maal daags een maal
eten krijgen. Ilij beeft nu al 100 gasten.
('alios pijnigd'e zich om 'n uitvlucht. Hoe
kvvam-ie van den kerel af! Hij zat in z'n
leugen» gevangen; hij had Item gezegd 'n
chauffeur zonder werk te zijn. die op zoek
was naar 'n baantje, die niet vvisl waarnaar
loe, 'n platzak-chauffeur, dio opgeraapte si
garen mokte, tiij kon dus geen afspraak of
wal ook voorwenden.
„Waar ga ju naar toe?" vroeg-ic Frans
d[i don man af.
„Naar m'n huis,"' antwoordde do oudo
vriend.
„Nou, dan zal ik
„Je zal niks; ibvltk jc. dal ik je hier
met je zie! onder den arm door Amsterdam
zal laten dolen? Bieod heb ik 't niet, maar
toch. 't zal je nog meevallen pas op,
struikel nie."
Ze, waren 'n nauw steegje ingegaan; Ca
lics' boenen knikten 'n weinig.
Hij liep de fuik iu dat was zeker.
„Woon je hier?"
,,Jn, op 'rr boven-aclitorkamer ik ben
getrouwd."
„Ben jij getrouwdv"
„Vin je dal zoo gok? En as m'n vrouw
niet wat er bij verdiende, zusi 't er soms
treurig uil, maar ik heb 'n best wijf. 'n
bost wijf. Alk-en kan ze niet best liter
wannen. We zijn pas 'n paar mn-mden uit
Amerika terug, ja, ze zótr en ze zóu weer
naar Holland - - iron, idles is 't daarginds
ook niet as je tegenspoed hebt als wij.
Ik lig nogal 's in den lapjiomaud, maar
jij ziet cr ook niet best uit, kerel. Vertel
me 's vertel me nou 's, hoe jij toch zoo
zoo nou as jo 't liever nie doet
dan maar niet -- dan maar geen ouwe
koeien uit do sloot. Hier is 't, pas op
voor dien dorpel.
De vervelooze dour van 'n donker por
taaltje duvvde-ie open en 'n uitgesleten trap
kraakte weldra onder hun voeten.
„Nog hoogcr?"
„Ja, nog hooger hou jo nraar aan
dat touw vast."
Calics beklom sleepend of z'n boenen van
bazalt waren do tweede trap en daar zag-ie
ANECDOTEN.
Mevrouw: „H,oe komt het toch, Marie,
dat ik ie deren keer, als. ik in do keuken
kom, jc Vrijer aantrof?"
Dienstbode: „Ik weet lret ui-et, mevrouw;
misschien wel omdat u vilten pantoffels
draagt en wo u niet hooren aankomeu."
GP ZIJN PLAATS GEZET.
In een spoorwegcoupé vol handelsreizi
gers zit een oudo, deftige-heer, die zich
teruggetrokken houdt. Er worden allerlei
pogingen gedaan om hom aan hot gesprek
te doen deelnemen, maar vergectsch. Ein
delijk zei een der reizigers:
„Kom, mijnheer, ik wed, u bent van ons
gilde. Zeg ons, waar go in roist,"
„Jonge man," antwoordde do geplaagde,
zijn ondervrager van ter zijde aankijkend,
„ik reis in zeer verdacht en twijfelachtig
gezelschap, en de coupé is vol stalen."
Hierna werd hij met rust gelaten.
OPSNIJDEN.
Twee reizigers zaten in den train.
„Ik kunt uit Groningen," sprak de een.
„Prachtige zaken gedaan. Hoeveel denk jo
wel, dat ik verkocht heb?"
„Ja, dal weet ik niet," antwoordde do
ander. I
„Natuurlijk nieL, nraar raad eous."
„Nou, zoowat de helft."
„De helft jan wat?"
„Wel, do helft van Wat jc zeggen zult."
KEN BESCHEIDEN MAN,.
Dek ter: ,,'t Beste, wat u drinken kunt,
is water."
Patiënt: „Goed, dokter, maar men moet
niel altijd liet buste willen bobben,"
EEN SPREKENDE MENAGERIE.
Een dierentemmer, die een groote me
nagerie bezat, had het ongeluk, dour ziekte
zijn leeuw Ie verliezen. Voor veel geld en
goede woorden slaagde hij er evenwel in,
een man te krijgen, die als leeuw wilde
dienst doen, door in de huid vair het 'doodu
dier te kruipen, en nu trouw in de kooi
meegenomen werd. Op -een goeden dag
evenwel kwam er een tijger op hem af, en
verschrikt riep de man uit: „Nu hen ik
verloren."
Van dien tijd af v'oerdc de man oen
„sprekende menagerie" rond.
EEN MOEILIJKE OPDRACHT.
Een opzichter, die toezicht moest honden
over een zeker aantal werklieden, zag op
een mengen, toen bij de ronde deed, 'dat er
drie men bezig waren aan een schutting.
Vindende, dat dit getal wel wat groot, was
voor zoo'n karwei, en eens willende too-
neit, dal hij wat te zeggen had, riep Kj uit:
„Met de hoeveterr zijn jullie daar?"
„Met orrs drieën," jyvas het antwoord.
„Dat is veel te voel. Laat de helft linde-
lijk hier komen."
IN DEN "WINTER.
Huurder: „üezo kamers zijn toch min
der ruim dan ik dacht, toen ik ze 'buurde."
Hospita „Ja, nrenecT, maar u moot niet
vergeten, dat bot toen zomer was, en u rut
uw wirrlerkleeren aan hebt."
MODE.
Een voornaam iets in de garde-robe dot-
dames zijn stellig haar huisjaponnen. Men
'rr hang jak-wijf met *n besproeleld gezicht
en rossig-donzigo kin door de deur loeren.
„Ren jij 't, Frans?"1
„Ja, daar* ben ik al, en bier heb ik een
van m'n beste vrienden, Lambeit Calies,
een van m'n oude schoolmakkers, maar die
't ook al nie voor den wind gaat.A
Zij keek den vreemdeling arm, dio daar
stond in 't schemel-schijnsel van 't kleine
wazige raampje van den overloop, bleek,
maar niet mager, en in 'rr pak zoo gaaf
als van 'n grooten meneer.
„Ja," zei Frans, „hij ziet 'r uil als 'n
banjer, maar 't is maar gegeven spui, zoo
als do livrei van den rijkdom."
„Kont er in," sprak do vrouw, hoewel
niet op ha;i| gemak met dien mooi-aange-
kloeden sausneger, wiens wat verfonfaaide,
maar loeh gavo kloeten vloekten met do
ordeloos-armoedige omgeving.
„Nou mot je 't maar nemen,"- sprak de
vriend van jaren-hev, zooals ik 't goven kan.
En dan lain jo eens rondkijken of je hier
soms 'n haantje kunt krijgen. IVeol jc wat,'
ga naar de Arbeidsbeurs.
Calies knikte.
„Daar zeg je zoo wat," cn hij verzette *n
voet.
„Ja maar, nou nie. ga daar zitten; kom,
familiaar hoor je. je zaF't ooit beter B*had
heidien, maar beter gemeend misschien nie
-- we motten elkaar heljien, vooral as je
vrinden treilt nraar non mot 'k ju eerst
is wat zeggen dat ik slrakkies al had
willen doen: waarom heb je destijds, toen
toen woonde je tocl\ nog op Kourtoord, me
nooit geantwoord
„Op wat?" vroeg Calies, en 'n kleurtje
tintte even z'n koonen.
„Op m'n briefte."!
Frans keek verwonderd op 't gezicht van
den chauffeur, die alleen door 'n stalen
voorhoofd z>eh redden kon:
„Heb jo clan nooit van me 'n schrijven
ontvangen?"
„Nooit," zei Calies droog.
„En ik heb 't toch to Eindhoven in den
trein gepost en ik vroeg je om poste res-
a
onderscheidt die in peignoires en gokleede
huisjaponnen, terwijl de dames dor groote
wereld er* een zoogenaamde tea-gawn op na
houden, met laag uitgesneden hals en langen
sleep, maar daar de meeste onzer lezeres
sen zich zulk een kleedingstuk wol niet
zullen willen aanschaffen, zullen wij haar
do nadere beschrijving maar sparen.
De peignoires, die uitsluitend in de mor
genuren gedragen worden, worden zoo een
voudig mogelijk gemaakt, en wel van flanel
mousseline of in den zomer van een wasch-
baar katoentje.
Vooral do dames, die een groot gezin
hebben, en gewend zijn zelf de handen uit
de mouw te steken en kleine huishou
delijke bezigheden te verachten, zullen aan
het mousseline of vyelta do voorkeur go-
ven, daar ook die beide stoffen zich goed
laten wasschen. 1
Dadolijk na afloop der koffietafel moet
een nette huisvrouw, als zij niet uitgaat,
haar peignoir voor een eenigszins geklecde
huisjapon ver wisselen, want niets maakt
een slordiger indruk dan een huisvrouw,
die den gehcelen dag in een morgenjapon
rondloopt. Ze is bovendien ook zelf niet
op haar gemak, want doordrongen als zo
is van liet feit. dat ze onmogelijk in dit
toilet iemand kan ontvangen of to woord
staan, trekt ze zich, icderen keer als er ge
beld wordt, angstig terug. Alleen bij ziekte
is een peignoir voorden gebeden dag geoor
loofd.
Een gekleed»-huisjapon is dus iels on
misbaars. Zo worden meestal gemaakt in
empire-model, en wel van fijn laken, serge,
dunne cheviot of cacbeinirc, on dan met
kant of galon versierd.
Ook eenvoudige rokken met dito blou&es
kunnen in huis gedragen worden. We be
doelen hier evenwol piel mee hel afdragen
van gokleede japonnen, die baar eerste
fi'isdrlreid veijoren lu-bbou, en waarmee
ut; niet meer Buiten kunnen kmnen. Hut
afdragen van zoo'n gekleed toilul in buis
geeft de huisvrouw zoo gemakkelijk een
slordig aanzien, en ,da! moet vóór alles
vermeden worden, want .do vrouw dm hui
zes, die het middenpunt is van hel gv.el-
lig, huiselijk leven, moei er eenvoudig, doch
.smaakvol uitzien.
COMPOTE VAN SINAASAPPELEN.
Bonoodigdheden6 sinaasappelen. 3 man
darijnen, ongeveer 60 ii 80 gram suiker.
Bereiding: Ontdoe de sinaasappelen van
de schil en verwijder zorgvuldig alle wille
velletjes. Snijd do vruchten in schijven
van ongeveer Va e.M. dikte, ver-wijder de
pitten en schik de schijven vrucht in een
kristallen compofeschaal. met telkens wat
suiker er tusschen. Pers uit do mandarijnen
hot sap eu giet dit over de sinaasappelen.
Laat do compote zoo een paar uur staan
(niet langer) en bedruip telkeus de schijven
met hot nat.
DOOR EEN FEE GERED.
Lang geleden stond er in een verborgen
hoekje niet ver van hot strand een aardig
huisje, waarin een visscher, diens vrouw
en hun eenige dochter Florence woonden.
Ze was heel blond, had aardige groote
blauwe oogen, en was over 't geheel ge
nomen een mooi meisje.
Zij was omstreeks twaalf jaar oud, en
misschien wel omda.t zij een eenig kind
was, werd zij door haar vriendelijke^ toe-
tnnto te Luik mo te antwoorden."
Calies schudde met 't hoofd.
„Nou," zoi Frans, „dau is in. orde,
dat was nou 't eenige wat me dwars zat,
maar as dat ding verloren is gegaan, dan
hen ik heelernaal tot je dienst, heelcmaal
je Frans, Lambert, hcelemaall"
„Vrouw," vroog-ie, om krachtig te toonen
door 'n daad wat-io zoi: „heb je nog wat
op schotel?"
Zij, nioLs voelend voor dien uit de lucht
gevallen kcrol, die hij hen mee kwam eten
van T anno» -Frans was toch alweer
zonder werk en zrj kon mot T fijt aan den
vinger nou ook niks verdienen pruttelde
hij 't gorocato kacholtje scharrelend met
*n keteltje:
„Ik heb nog koffie, enne dan-..."
„Nee, geen koffie," riep-ic „ja, dat zal
ik je is zeggen," sprak Frans, gul-hartotijk-
mededeclzaam, „ik weet niet of jij er van
houdt - maar dat is hier in Amsterdam
'n mooi vindsel. Daar ging ik 'n paar we
ken geleden door de Kalvers tra at, en 'n
hoop tnenschen, 'n hoop nienschon as er-
stond. ik dacht eerst: is er 'n brand ge-
woest. dat ze nog naar 't smeulen staan
te gapen'? 't, Was vóór 'n winkel, 'jn
héél troepie volk, en zc stQnden as gejrakte
haring op elkaar Wel, zei ik, wal is
hier aan de hand? Niemand zei iets.
Kou, vroeg ik, waar kijken jullie naar?
Kom, zei toen 'n oud vrouwko, zeg "'I Vn
ook maar, daar 'zal wel genoeg zijn - Wat,
vroeg ik, zal cr genoeg zijn? Nou, hou
je maat" zoo, zei 'n gore vent naast- me,
jij zou nie weten, waar wo op withten,.
Waarachies niet, zei ik toen, cn toon
zei 'n «ander tegen me: om één uur, as al
de meiden van 'den rijkdom goholpen zijn,
dan kun je 'hier voor 8 centen afval cn
afsnijsel krijgen.
Toen zag ik pas, dat 't 'u slagerswinkel
was, en jawel boor', toen 't één uur sloeg
handen genoeg, en ik kroeg ook 'n flink
kwakjo, flink hoor! en vet as 't was
dinar, jc kon "r wel voor tien man jeu
van maken."
govende ouders'erg vertroeteld en bedorven,
Toen zij dus grootcr werd, meende zij,
dat zij alles het beste vvisl, zij luisterde*
nooit naar wat vaderof moeder zeiden
en nam nooit een goeden raad aan.
Zoo besloot zij op zekeren middag naar
hot strand te gaan, om daar tusschen do
holen en rotsen wat rond te dwalen.
Juist zotte zij haar mooie, roodc muisje
op, toen haar moeder binnen kwam.
„Wel, Florence," sprak ze, „waar ga jo
naar too? Niet uatu* de baai, hoop ik?
Jo weet toch wat vader van morgen zei,
vóór hij met de boot uitging. Het is springtij,
eii dan -"is het niet veilig voor je om al
leen uit lo gaan; bij vindt het ook niol
prettig. Je moet niet gaan, hoor, dan bon
jo een lief kind."
„Ik mag ook nooit wat doen," ant
woordde Florence pruilend; „nu kan ik
nergens heengaan
En zij begon te huilen.
„Huil nu niet zoo, lief kind," sprak haar
moeder, en streelde haar over hol vlas
blonde lunar. „Maar als je nu beslist wilt
gaan, dan moet je mij beloven, niet bij bet
Merlin's hol te komen. Geef me nu een
zoen en ga maar* weg."
Natuurlijk had Floiencc haar zin gekre
gen, zooals altijd gebeurde; haar gezicht
klaarde dus dadelijk op, zo Holde weg en
klauterde spoedig over de rotsen om mooie
schelpen en steeueir te verzamelen, dio
langs de haai lagen.
Zij wilde naar liet Merlin's hol gaan. Wat
gaf ze om haar moeders raad? Wat wist
die er nvt van?
Jlut was een heel eind weg, maar toch
ging liet ongehoorzame kind erheen. Hut
was kalm, mooi weer, en al stond de
zon ook wat laag en bereikten de golven
reeds het strand, er was nog tijd genoeg om
lenig Ie koeren.
Kr was daar juist een bocht, waar haar
vader baar eens uit zijn boot aan land ge
zet had, en zij herinnerde zich, dat daar
juist zulke prachtige schelpen lagen.
Daar zou ze maar oen minuutje heengaan,
eu dau terugloopen, zoo hard als haar
boenen haar dragen konden.
Er waren werkelijk ook prachtige schel-
jieti, en zij vulde er haar zakken cn haar
korije mee, maar zo vergat, hoe snel dc
Lijd voorbijgaat.
Florence was nu, voldaan; ze wilde nu
niets moor hebben, ze zou nu haastig terug
gaan.
Over het zand loopend, dat le voren droog
geweest was, voelde zij haar schoenen en
kousen doornat worden; maar de rotsen wa
ren er achter cn daar zou ze veilig zijn.
O, wat waren dc lange halmen van hot
zeewier', dat op dc rotsen groeide, nat ge
worden.
Eens of tweemaal gleed ze uit en word
tol aan haar knieën nat.
Toch ging zij voort, door het steeds stij
gende water wadend, en ten laatste vond zij
uitgeput en beangst een schuilplaats op een
strook van dc rots.
Zooals dikwijls Lij liet ondergaan der
zon gebeurt, begon dc wind op lo steken,
de golven begonnen tegen het land to
slaan cn het tij snel to rijzon. Ten slofte
bereikte het water de plaats, waar het
kind stond, en langzaam maar zeker kroop
het duim voor duim naar haar boisl. Be
vend over al haar leden, keek zij onv zich
heen, maar or was geen inensch, nog voel
minder een boot te zien.
(Wordt vervolgd.)
Do vrouw van Frans, nog met plezier
lorugdonkend aan die vondst, die voor_ lu-n,
pas aangokomenen, toen 'n geheim was,
sprak met de handen 'r smoozig jak be
strijkend
En dat komt ons zoo good van pas.
We bonne maar met ons tweeën en hebben
wol nie Veel uoodig, maar me man is 'n
zwakko cn die heeft heul wat versterkends
noodig nie? Ja, schud jij maar van
nee, maar as jc sterker was, zou je nie
zoo dikwijls buiten boord liggen. Wol," zei
ze, „hij hét tijen, dat-ie geen zak over
"n plank zou kunnen dragen, maar dat
doet 'm goed."'
„Heb jij hanger?'-' vroeg eensklaps Frans,
zijn vriend Calics aanziende.
'i'oen-io zag, dat Ca-lies aarzelde;
„Ja, jij hebt honger, dat zegt niemand
graag, en as je 'r niet, zooals jij en ik,
van komaf bent, nog minder; ik zio'tann
jo jo gezicht ziel 'r vermoeid uit
niks niks... vrouw!"
„Nou 1" snauwde 't moisige wijf, al vocl-
!do ze roeds waar haar man naar too
wilde.
„Geef hem 't bord geef hem 't bord,
zeg ik je
„Jou
„Ja, wat je voor mij bewaard hebt, rakel
de kachol op en warm '1. lekker voor 'm.T
Toon haalde zc langzaam, maai ze haakte
zo toch, onder *n soort canapé, uil wier
zittinggalen 't paardenhaar kroesde, twee
op elkaar gestolpte borden, wiplo mot 'n
tinnen iopcl 't bovenste bord, als deksel
dienend, van 't onderste boordevol mol
'n gestold vettig jiocspasje.
En terwijl zo dat verstarde soepje, be
stemd voor 'r zwakko man, tusschen de
tanden grommend over diens al te groote
goedheid, opwarmde, ruimde Frans de tafel
wal op, veegde plasjes gemorste koftie weg,
haaudo 't zoulvatje uil 'n vunzig kastje.
Nou zal je is wat proeven," zoi-io tot
Calies, „vooral as je goed honger hebt, dan
smaakt 't zoo,.."5 G- v. d. WALD,