ken, dat ze volstrekt niet meer tot de luxe
artikelen belmoren, maar ook' in zeer een
voudig ingerichte huisgezinnen gebruikt
ycorden, kunnen er ons geen voorstelling
vah maken, dat ze nog maar zoo k'ort be
staan, en *t valt ons moeilijk, te geloo-
.ven, dat er een tijd was, dat men zich
met do gr.oenteu van. het jaargetijde in
den winter zeer weinig of met inge
zouten groenten moest tevreden stellen.
Voor de koopvaardij en oorlogsvloot en
.voor het leger zijn de geconserveerde
groenten bepaald onmisbaar. i
l>e fabrieken tot het vervaardigen van
geconserveerde groenten hebben een ver
bazende vlucht genomen, er is een nieuwe
industrie door ontstaan, oil daarnaast ont
wikkelden zich vele andere: glaswerk, aar
dewerk van verschillende soorten, en de
blikslagerij. Stel u alleen maar eens voor,
hoeveel E.G. blik voor biergroenten er noo-
dig, en hoeveel mesjes voor 't openen er
van in gebruik zijn.
kon paar jaar geleden waren or in
Duitscldand 188 fabrieken voor busgi-oen-
ten-en 99 voor gedroogde. De middelpun
ten van deze industrie zijn Brunswijk. Sak
een, den Elzas en Hannover. Van 37 fabrie
ken van busgroenten was het bekend, dat
■zij G3.Q0Ö centenaars asperges, 14.27-1 cen
tenaars boonen, 158.034 centenaars dop
erwten en 202.661 centenaars andere groen
ten verwerkten; een centenaar is 100 pond.
De fabrieken van gedroogde groenten ver-
Werkten jaarlijks 88.681 centenaars b'oanen,
129.800 centenaars woatolen, 113.260 te in
to na run kool, tui nog 200.000 centenaars
andore groenten. De fabrieken te Brunswijk
leveren jaarlijks 15 millioen blikken af, tot
een gezamenlijk bedrag van 7 ii 8 mil
lioen Mark.
EEN ZUINIGE ZANGER.
Tamagrio, oen vooral om de kracht van
zijn stem bekende Italiaan scire tenor,
W'as, niettegenstaande de groote honoraria,
die hij overal ontving, volgens den beken
den impress.!io zuo ^zuinig, dat men bet
boter met den naam van gierig bestempe
len kon.
Om bijv. de kosten van verwarming te
besparen, nam Tamag'no op al zijn reizen
in <mi koffer een kleine petroleumkachel
m'ce, welke niet alleen voor verwarming
.van do kamer diende, maar ook voor hel
eigenhandig in gereedheid brengen van zijn
maaltijden. Om dezelfde reden deed Ta-
magno ook zijn inkoop-en voor de keu
ken zelf. Hij begaf ziiii daarom iederen
morgen naar de markt, en kocht, zoo mo
gelijk bij bujtenln den. Wie nu echter
meent, dat Tamngno hetgeen bij kocht be
taalde. vergift zich deerlijk. Hij rekende
slechts voor de helft af, terwijl de ver-
koöpt'i' voor de andere helft vrijbil jetton in
betaling moest nemen, die de zanger na
tuurlijk voor niets kreeg. Op deze wijze
haajde hij degelijks zeker vooi 2 of voor
3 gulden uit.
Van zulk een zuinigen man kan men
niet aannemen, dat hij er van hietel, fooien
to geven, en zoo gaf Tamagno er dari ook
de voorkeur aan, om niet in een hotdJ,
maar zooveel mogelijk bij particulieren on
derdak (e bekomen, waar hij hoogstens één
dienstbode een fooitje behoefde to goven.
Ook de verlichting was een punt, waarop
verbazend veel uitgezuiuigd kon worden.
'Alle constracten, welke Tamagno afsloot,
hadden namelijk een zeldzame clausule
voor iedere uitvoering, die hij gaf, moes
ten hem 32 kaarsen ter beschikking staan,
„Mal jo nou met me?"
„Ik ben zonder betrekking," stotterde Ca-
lios, z'a sigaar bezuigend, af-ie ze wou
opeten.
„Wat ben jo dan? Wat doe je dan? AVoon
je niet meer op Roert oord?"
Hij zou zich geschaamd hebben met dien
baliekluiver zoo te midden der straat to
staan, had-io er zelf niet uitgezien als 'n
doodgewone, verfonfaaide chauffeur.
„Ik spreek liever niet over die dingen,"
zei Calies stug, „en hoe maak jij 't? Wat
doe jij?"
„Ik heb nou pi twee weken werk ge
had aan de Brouwersgracht, maar vanmid
dag is 't weer niks: ik loop weer leeg
zooals zoovclen hier. Jij komt hier toch
geen werk zoeken?"
„Waarom niet?" vroeg Calies. „Ik ben
vroeger in Brussel er ook zoo maar op
uit geweest en 't lukte me binnen eenige
dagen, en als ik nou wat veine heb, jij
kent zeker geen mensch die auto houdt?"
„Ik?!" vroeg Frans, met honderd vraag-
teekens in z'n oogen
En Calies staande houdend op 't Rem-
hrandtplebi, keek-ie hem wantrouwend aan.
„Maar wat zit jij goed in je spulten?"
„Die krijgen wc," sprak de chauffeur-
zonder-werk.
„En mag jo die houen?"
„Die mag je honen ais 't gaat zooals bij
mij. Dat was 't eenige wat-ie me liet, de
aehobbert die parvenuen om niks
moest ik de laan uit."
teneinde zijn loge te kunnen verlichten).
Dat was zeer verstandig uitdedacht,
want natinulijk waren in alle schouwburgen
de loges der* optredende kunstenaars met
gas of met elechiciteil verlicht, en zoo
spaarde Tamagno, iederen avond dat hij
optrad, zijn 32 kaarsen uit. Maai' toch ver
langde hij ze iederen keer weer, en kreeg
ze ook. 'Twee of drie daarvan gebruikte hij
voor de verlichting van zyn kamer, do
overigo echter werden zorgvuldig ingepakt.
Schürmann weet niet, of Tamagno ze
verkocht heeft, maar hij zegt, dat deze
gedurende de reizen, welke hij met hem'
deed, zooveel verpakt heeft, dat een kaar
sen winkel er jarenlang mee bediend kon
worden.
NIEUWTJES VAN (HER EN DAAR.
Een mijnwerker in Scholia nel i» er in
geslaagd, tusschen een wiLten rat en een
grauwe muis een merkwaardige vriend
schap te doen ontstaan. Door de beestjes,
loon ze heel jong waren, in een kooi bij
elkaar op te sluiten, zijn ze spoedig zoo
aan elkaar gewoon geraakt, dat ze nu dikke
vrienden zijn geworden.
Do kiwi is een van de merkwaardigste
vogels in Australië, daar hij geen vleugels
heeft. Het heest is bedekt met pluimen,
die veel overeenkomst hebben met haar, en
het heeft vier teenen, die bijzonder koit en
leelijk zijn.
Te Londen zal in Maart een tentoonstel
ling gehouden weiden voor Eenvoudig Le
ven en Gezond Voedsel, waaraan ook ver
bonden zal zijn oen school voor vrijgezel
len, waar zij onderricht kunnen ontvangen
in bedden opmaken, eten koken en knoo-
pen aanzetten.
Een roulette wiel in den slok van een
parasol is het laatste Parijs; he modesnufje.
Het kan op iedere plaats en ieder oogen-
blik tot spelen gebruikt worden. Deze stok
ken zijn zeer populair gewoidcn; ze zijn
doorgaans mooi afgewerkt, en van goud
erf zilver.
Een honderdduizend-tal strooibiljetten
met da woorden „Past op do hoedepeunen"
is to Montreal verspreid geworden. Dil is
de eerste stap die gedaan is, om een .mo
dem gwanr uit den weg te ruimen. De
biljetten werden geplakt op schuttingen,
telefoonpalen, karren, kortom overal, waar
maar een plaatsje te vindon was.
De samen steil ei-s van het eerste, in den
Belgischen Congo uitgegeven nieuwsblad,
hebben bet werk gestaakt, omdat zij allen
bun naam op do voorpagina wenschten
gedrukt te hebben.
Hel grootste boek. dat ootl Ier wereld
uitgegeven is, zal in China worden gedrukt
ten behoeve vau een Firma in geneesmid
delen. Het zal ai de getuigschriften beval
len, die zij voor haar goederen kreeg. Ge
sloten. zal liet één voel dik, en open R1^
bij 7 voet zijn.
Een kattenliefhebber. Walter Soott ge
naamd, heeft te Cheshire, in Connecticut
een kosteloos hotel voor kallen geopend.
Daar hij zelf hotelhouder is, lieeft hij in
het sous-ten a in. een groote kamer inge
richt. waar zwervende katten een onder
komen vinden en drie maal daags een maal
eten krijgen. Hij heeft nu al 100 gasten.
Calies pijnigde zich om 'n uitvlucht. Hoe
kwam-ie van den kerel afi Hij zat in z'n
leugens gevangen; hij had hein gezegd 'n
chauffeur zonder werk to zijn, die op zoek
was naar 'n baantje, die niet wist waar naar
toe, 'n platzak-chauffeur, die opgeraapte si
garen rookte, hij kon dus geen afspraak of
wat ook voorwenden.
„Waar ga jo naar too?" vroeg-io Frans
op den man af.
„Naar m'n huis,"* antwoordde de oude
vi iend.
„Nou, dan zal ik
„Je zal niks; donk je, dat ik je hier
met jo ziel onder den arm door Amsterdam
zal laten dolen? Breed heb ik 't niet, maar1
toch, 't zal je nog meevallen pas op,
struikel nie."
Zo waren *n nauw steegje ingegaan; Ca
lies' beenon knikten 'n weinig.
Hij liep de fuik in dat was zeker.
„Woon je hier?"
„Ja, op 'n hoven-achterkamer ik ben
getrouwd."
„Ben jij getrouwd?"
„Vin je dat zoo gek? En as m'n vrouw
niet wat er bij verdiende, zag 't or soms
treurig uit, maar ik bob 'n best wijf, 'n
best wijf. Alleen kan ze niet best hier
wennen. We zijn pas 'n paar maanden uit
Amerika terug, ja, ze zóu en ze zóu weer
naar Holland nou, kilos is 't daarginds
ook niet as je tegenspoed hebt als wij.
Ik lig nogal 's in den lappemand, maar
jij ziet er ook niet be-st uit, kerel. Vei"tel
me 's vertel me nou 's, hoe jij toch zoo
zoo nou as jo 't liever nie doet
dan mam niet dan maar geen ouwe
koeien uit de sloot. Hier is 't, pas op
voor dien dorpel.
De vervolooze deur van 'n donker por
taaltje duwde-ie open en 'n uitgesleten trap
kraakte weldra onder hun'vouten.
„Nog hoogev?"
„Ja, nog hooger hou je maar aan
dat touw vost."
Calies beklom 'sleepend of z'n beenon van
ba «alt waren de tweede trap en daarzag-ie
'ANECD0TEN.
Mevrouw„Hoe komt het loch, Marie,
dat ik iederen keer, als ik in, do keuken
kom, je .vrijer aantref?" 1
Dienstbode: „Ik weet het niet, mevrouw';
misschien wel omdat u vijlen pantoffels
draagt, en we u niet hooien aankomen."
OP ZIJN PLAATS GEZEL
In een spoorwegcoupé Rol handelsreizi
gers zit een oude, deftige heer, die zich
teruggetrokken houdt. Er worden allerlei
pogingen gedaan om liem aan het gesprek
te doen deelnomen, maar vorgcefsch. Ein
delijk zei een der reizigers:
„Kom, mijnheer, ik wed, u, bout van ons
gilde. Zeg ons, waar ge in reist"
„Jonge man," antwoordde de geplaagde,
zijn ondervrager van ter zijde aankijkend,
„ik reis in zoor verdacht en twijfelachtig
gezelschap, en cle coupé is vol stalen,''
Hierna werd hij met rust gelaten.
OPSNIJDEN,
Twee reizigers zaten in den trein.
,,!k kom uit Groningen," sprak de een,
„Prachtige zaken gedaan. Hoeveel denk je
wel. dat ik verkocht heb?"
„Ja, dat .weet ik niet." antwoordde de
ander. I 1
„Natuurlijk niet, maar raad eens."
„Nou, zoowat de helft."
„De helft jon wat?"
„Wel, de helft van wat je zeggen zult."
EEN BESCHEIDEN JdAN.
Dokter; ,,'t Beste, wat u drinken kunt,
is water." i
Patiënt: „Goed, dokter, maar men moet
niet altijd bet beste willen hebben.'"
EEN SPREKENDE MENAGERIE.
Een dierentemmer, die een groote me
nagerie bezat, had hot ongeluk, door ziekte
zijn leeuw te verliezen. Voor veel gold en
goede woorden slaagde hij er evenwel in,
een man te krijgen, die als leeuw wil do
dienst doen, door in de huid van het Hoodo
dier te kruipen, en nu trouw in de (kooi
meegenomen werd. Op een goeden dag
evenwel kwam er een tijger op hem af, en
verschrikt riep de man uit: „Nu ben ik
verforen."'
Van dien tijd af voerde de man een
„sprekende menagerie" rond.
EEN MOEILIJKE OPDRACHT.
Een opzichter, die toezicht moest houden
over een zeker aantal werklieden, zag op
een morgen, toen hij do ronde deed, 'dat er
drie men b'ezig waren aan een schutting.
Vindende, dat dit getal wel wat groot was
voor zoo'n karwei, en eens willende too-
nen, dat hij wat te zeggen had, riep ,hij uil:
„Met de hoevelen zijn jullie daar*?"
„Mei ons drieën," .was het antwoord.
„Dat is vteel te Veel. Laat de helft tia/le-
lijk hier komen.''
IN DEN WINTER.
Uuuider: „Dezo kamers zijn toch min
der ruim dan ik dacht, toen ik zc 'huurde.'*
Hospita: „Ja, meneer, maar u moot niet
vergelen, dat het toen zomer was, en unu
uw wmterklcerc.il aan. hebt"
VOOR DAMES.
MODE.
Een voornaam iets in de garde-robo der
dames zijn stellig haar huisjaponnen. Men
'n hangjak-wijf met 'n besproGeld gezicht
cn rossig-donzige kin door de deur loeren.
„Ben jij 't, Frans?"1
„Ja, daar hen ik al, en hier heb ik een
van m'n beste vrienden, fuunbml Calies,
een van m'n oude schoolmakkcts, maat die
't ook al nie voor den wind gaat."
Zij keek den vreemdeling aan, die daar
stond in 't schcmerschijnsel van 't kleine
wazige raampje van den overloop, bleek,
maar niet mager, en in 'n pak zoo gaaf
als van 'n grooten meneer.
„Ja," zei Frans, „hij ziet *r uit als 'n
banjer, maar 't is maar gegeven spul, zoo
als de livrei van 'don rijkdom."
„Kom er in," sprak de vrouw, hoewel
niet op haar gemak mot dien mooi-aange-
kleoden sausneger, wiens wat verfonfaaide,
maar toch gave klecren vloekten met de
ordeloos-armoedige omgeving.
„Nou mot je 't maar nemen,"1 sprak de
vriend van jaren-her, zocrals ik 't goven kan.
En dan kun jo eens rondkijken of je hier
soms 'n baantje kunt krijgen. Weet je wat,
ga naar do Arbeidsbeurs.
Calies knikte.
„Daar zeg jo zoo wat," en hij verzette h
voet.
"„•Ja maar, nou nie, ga daar zitten; kom,
familiaar hoor je, je zal 't ooit beter gehad
hebben, maar beter gemeend misschien nie
wo motten elkaar helpen, vooral na je
vrinden bent maar nou mot 'k je eerst
is wat zeggen dat ik strakkies al had
willen'doen: waarom heb je destijds, toen
toen woonde je toch nog op Kocrtoord, me
nooit geantwoord?"
„Op wat?" vroeg Calies, en 'n kleurtje
tintte even z'n koenen.
„Op iiTn briofie.'l
Frans koek verwonderd op 't gezicht, van
den chauffeur, die alleen door 'n stalen
voorhoofd zich redden kon:
„Heb je dan nooit van me 'n schrijven
ontvangen?"
„Nooit," zei Calies droog.
„En ik heb 't toch te Eindhoven in den
trein gepost en ik vroeg je om poste ree.
onderscheidt die in peignoires en gekleede
huisjaponnen, terwijl de dame3 der groote
wereld ev een zoogenaamde tea-gawn op na
houden, ntetkag uitgesneden hals en langen
sleep, maar daar de meeste onzer lezeres
sen zich zulk een kleedingstuk wel niet
zullen willen aanschaffen, zullen wij liaar
do nadere beschrijving 'maar sparen.
De peignoires, die uitsluitend in de mor
genuren gedragen worden, worden zoo een
voudig mogelijk gemaakt, en wel van flanel
mousseline of in den zomer van een wasch-
baar katoentje.
Vooral de dames, die een groot gezin
hebben, en gewend zijn zelf de handen uit
de mouw to steken cn kleine huishou
delijke bezigheden to verlichten, zullen aan
het mousseline of vyella de voorkeur ge
ven, daar ook die heide sloffen zich goed
laten wasschen.
Dadelijk na afloop der koffietafel moet
een nette huisvrouw, als zij niet uitgaat,
lurar peignoir voor een ©enigszins gekleede
huisjapon verwisselen, want niets maakt
een slordiger indruk dan een huisvrouw,
die den geliealen dag in een morgenjapon
ïondloopt. Ze is bovendien ook zelf niet
op haar gemak, want doordrongen als zc
is van het feit dat ze onmogelijk in dit
toilet iemand kan ontvangen of te woord
staan, trekt ze zich, iederen keer als er ge
held wordt, angstig terug. Alleen bij ziekte
is een peignoir voor uen geheelon dag geoor
loofd.
Een gekleede huisjapon is dus iets on
misbaars. Ze worden meestal gemaakt in
empire-mode], en wel van fyh laken, set ge,
dunne clioviot of caeliemjre, en dan met
kant of galon versierd.
Ook eenvoudige rokken met dito blouses
kunnen in huis gedragen worden. We be
doelen hier ovenwei niet mee het afdragen
van gekleede japonnen, die haat eerste
friscliheid verloren hebben, en waanneo
wie iiiet meer buiten kunnen komen. Jlet
afdragen van zoo'n gekleed toilet in huis
geeft de huisvrouw zoo gemakkelijk een
slordig aanzien, en /lat moet vóór alles
vermeden worden, want de viouw des hui
zes, dia het middenpunt is van het gezel
lig. huiselijk leven, moot et eenvoudig, doch
.smaakvol uitzien.
COMPOTE VAN SINAASAPPELEN.
Bonoodigdheden: 6 sinaasappelen, 3 man
darijnen, ongeveer 60 h 80 gram suiker.
Bereiding: Ontdoe de sinaasappelen van
do schil en vei wijder zorgvuldig alle witte
velletjes. Snijd de vruchten in schijven
van ongeveer V» c.AL dikte, verwijder dc
pitten en schik de schijven vrucht in een
kristallen compotesehaal, met telkens wat
suiker er tusschen. Pers uit de mandarijnen
het sap en giet dit over de sinaasappelen.
Laat do compote zoo een paar uur staan
(niet langer) en bedruip telkens do schijven
mot het nat
VOOR KINDEREN.
DOOR EEN FEE GERED.
Lang geleden stond er in een verborgen
hoekje niet ver van het strand een aardig
buisje, waarin een visschcr, diens vrouw
on hun eenige dochter Florence woonden.
Ze was heel blond, had aardige groolo
blauwe oogen, en was over 't geheel ge
nomen een mooi meisje.
Zij was omstreeks twaalf jaar oud, en
misschien wel omdat zij een eenig kind
was, werd zij door haar vriendelijke, toe
tante te Luik me te antwoorden."
Calies schudde met 't hoofd.
„Nou," zei Frans, „dan is '4, in orde,
dat was nou 't eenige wat me dwais zat,
maar as dat ding veiioren is gegaan, dan
ben ik heelemaal tot je dienst, heelemaal
je Frans, Lambert, heelemaal!"
„Vrouw," vToe.g-ie, om krachtig te toonen
door 'n daad wat-ie zei„heb je nog wat
op schotel?"
Zij, niets voelend voor dien uit dc lucht
gevallen kerel, die bij hen mee kwam eten
van *r armoe Frans was toch alweer
zonder werk en zy kon met 'r fijt aan den
vinger nou ook niks verdienen pruttelde
by 't geroeste kacheltje scharrelend met
'n keteltje:
„Ik heb nog koffie, en no dan
„Nee, geen koffie," riep-io „ja, dat zal
ik jo is zeggen," sprak Frans, gul-hartelijk-
mededeelzaam, „ik weet niet of jij er van
houdt maar dat is hier in Amsterdam
'n mooi vindsal, Daar ging ik 'n paar we
ken geleden door de Kalveratraat, en Tv
hoop menschen, 'n hoop menschon as er*
stond. Ik dacht eerst: is er 'n brand ge
weest, dat ze nog naar 't smeulen staan
te gapen? 't Was vóór 'n winkel, 'h
héél troepte volk, en ze stonden as gepakte
haring op elkaar Wed, zei ik, wat is
hier aan de hand? Niemand zoi ierts.
Nou, vroeg ik, waar- kyken jullie naar?
Kom, zei toen 'n oud vrouwke, zeg ft Yn
ook maar, daar "zal wel genoeg zyn Wat,
vroeg ik, zal er genoeg zyn'? Nou, hou
jc maar zoo, zei 'n gore vent naast me,
jij zou nie weten, waar we op wachten,.
Waarachies niet, zei ik toen, en .toen
zoi 'n ander tegen me: om één uur, as al
de meiden van 'den rijkdom geholpen zijn,
dan kun je 'hiet' voor 8 centen afval en
afsnysel krijgen.
Toen zag ik pas, dat 't "n slagerswinkel
was, en jawel hooi', toen 't één uur sloeg
handen genoeg, en ik kreeg ook 'n flink
krvakje, flink hoor! on vet as 't was
daar, ju kou T wel voor tien man jeu
van makoti."
gevende ouders erg vertroeteld en bedorven.
Toen zij dus groofer werd, meende zij,
dat zij alles Ivet beste wist, zij luisterde
nooit naar wat vader of moedor zeiden
en nam nooit een goeden raad aan.
Zoo besloot zij op zekeren middag naar
het strand te gaan, om daar tusschen do
holen cn rotsen wat rond te dwalen.
Juist zette zij haar mooie, roode nvutsjo
op, tooïi haar moedor binnen kwam.
„Wei, Florence," sprak ze, „waar ga jo
naar toe? Niet naar de baai, hoop ik?
Je weet toch wat vader van morgen zei,
vóór hij met de boot uitging. Het isspringty,
en dan is het niet veilig voor jo om al
leen uit te gaan; hij vindt het ook niot
prettig. Je moet niet gaan, hoor, dan bon
jo een lief kind."
„Ik mag ,ook nooit wat doen," ant
woordde Florence pruilend; „nu kan ik
neigens heengaan 1"
En zij begon te huilen.
„Huil nu niet zoo, lief kind," sprak baar
moeder, en streelde haar over het vlas
blonde haar. „Maar als je na beslist wilt
gaan, dan moet je mij beloven, niet hij het
Meilin's hol te komen. Geef me nu een
zoen en ga maar weg."
Natuurlijk had Florence haar zin gekre
gen, zooals altijd gebeurde; haar gezicht
klaarde dus dadelijk op, zo holde weg on
klauterde spoedig over de rotsen om mooie
schelpen en steenen te verzamelen, die
langs de baai lagen.
Zij wilde naar het Merlin's hol gaan. Wat
gat ze om haar moeders raad? Wat wist
die er nu van?
Het was een heel eind weg, maar toch
ging het ongehoorzame kind erheen. Het
was kaJm, mooi weer, en al stond do
zon ook wat laag en bereikten de golven
reeds het strand, er was nog tijd genoeg om
terug te koeren.
Er was daar juist een bocht, waar haar
vader haar eens uit zyn boot aan land ge
zet had, en zij herinnerde zich, dal daar
juist zulke prachtige schelpen lagen.
Daar zou ze maar een minuutje heengaan,
en dan terugkropen, zoo hard als haar
beenon haar dragen konden.
Er waren werkelijk ook prachtige schel
pen, en zij vulde er haar zakken cn kaar
korfje mee, maar ze veigai, hoe snel do
tijd voorbygaat.
Florence was nu voldaan; ze wilde nu
niets meer hebben, zo zou nu haastig terug
gaan.
Over hel. zand loopend, dat te voren droog
geweest was, voelde zij haar schoenen en
kousen doornat worden; maar do lolsen wa
ren ev achter cn daar zou zo veilig zjjn.
0, wat waren de lange halmen van het
zeewier, dat op de rotsen groeide, nat go-
worden.
Eens of tweemaal gleed zc uil en werd
tot aan haar knieën nat.
Toch ging zij voort, door het steeds stij
gende water wadend, en ten laatste vond zij
uitgeput en beangst een schuilplaats op een
strook van do rots.
Zooals dikwijls bij het ondergaan dor
zon gebeurt, begon rle wind op to steken,
do golven begonnen tegen het land to
slaan en het tij snol te rijzen. Ten slotte
bereikte bet water de plaats, waar hot
kind stond, cn langzaam maar zeker ktoop
het duim voor duim naar haar borst. Be
vend over al haar loden, keok zij om zich
heen, maar er was geen mensch, nog veel
minder een boot te zien.
(Wordt vervolgd.)
De vrouw vim Frans, nog mot plezier
terugdenkend aan die vondst, die voor hen,
pas aangekomenen, toen 'n geheim was,
sprak met de handen T snioezig jak be
strijkend
- En dat komt ons zoo goed van pas.
We benne maar met ons tweeën err hebben
wel nie veel noodig, maar me man is *n
zwakke cn die heeft heel wat versterkends
noodig nie? Ja, schud jij maar vau
nee, maai' as je sterker was, zou je nie
zoo dikwijls buiten boord liggen. Wei," zei
ze, „hij hét tijen, dat-ie geen zak over
"n plank zou kunnen dragon, maar dat
doet 'm goed.''
„Heb jy honger?" vroeg eensklaps Frans,
zijn vriond Calies aanziende.
Toen-ic zag, dat Calies aarzelde:
„Ja, jij hebt honger, dat zegt niemand
graag, en as je 'r niet, zooals jij en ik,
van komaf bent, nog minder; ik zie'taan
je je gezicht ziet 'r vermoeid uit
niks niks-,., vrouw!"
„Nou!" snauwde 't morsige wijf, aj voel-
!do zo reods waar haar man naar toe
wilde.
„Geef hem 't bord - geef hem 't bord,
zeg ik jo
„Jou..."
„Ja, wat jo voor my bowaard hebt, rakel
do kachel op on warm 't lekker voor 'mJ
Toert haalde zo langzaam, maar ze haalde
zo toch, onder 'n soort canapé, uit wier
zittinggaten 't paardenhaar kroesde, twee
op elkaar gestolpte bonten, wipte met 'n
tinnen lepel 't bovenste bord, als deksel
dienend, van 't onderste - boordevol met
'n gestold vettig poespasje.
En terwijl ze dat verstarde soepje, be
stemd voor 'r zwakke man, tusschen de
tanden grommend over diens al te groote
goedheid, opwa nncle, ruimde Frans de tafel
wat, op, veegde plasjes gemorste koffie weg,
haalde 't zoutvatje uit 'n vunzig kastje.
Nou zal je is wat proeven," zei-ie tot
Calies, „vooral as jo goed honger hebt, dan
sWaakt 't zoo..."1 v. d. WALD.
„Ja» van zulk bocht mot je 't hebben,
antwoordde Frans. „Uier woont Genen, je
weet wel. Genen, die tegenover ons woon
de och, je weel wel, toen je eens bij
ons gelogeerd hebt, die Geirem uit dat
drankwinkeltje, die dat zaakje niet onzen
burgemeester gehad heeft, en die is hier
ja, hij is iets ami de Rijksverzekerings
bank en 'n air! en 'n branie!
.en wo hebben toch samen gespeeld, samen
jaren lang, maai denk je - nee, hier
molten we in, hier, door deze straal, 't
is nog maar 'n klein eindje.'1
mi ik„r Éi i