ken, dat ze volstrekt niet meer tot de luxe artikelen belmoren, maar ook' in zeer een voudig ingerichte huisgezinnen gebruikt ycorden, kunnen er ons geen voorstelling vah maken, dat ze nog maar zoo k'ort be staan, en *t valt ons moeilijk, te geloo- .ven, dat er een tijd was, dat men zich met do gr.oenteu van. het jaargetijde in den winter zeer weinig of met inge zouten groenten moest tevreden stellen. Voor de koopvaardij en oorlogsvloot en .voor het leger zijn de geconserveerde groenten bepaald onmisbaar. i l>e fabrieken tot het vervaardigen van geconserveerde groenten hebben een ver bazende vlucht genomen, er is een nieuwe industrie door ontstaan, oil daarnaast ont wikkelden zich vele andere: glaswerk, aar dewerk van verschillende soorten, en de blikslagerij. Stel u alleen maar eens voor, hoeveel E.G. blik voor biergroenten er noo- dig, en hoeveel mesjes voor 't openen er van in gebruik zijn. kon paar jaar geleden waren or in Duitscldand 188 fabrieken voor busgi-oen- ten-en 99 voor gedroogde. De middelpun ten van deze industrie zijn Brunswijk. Sak een, den Elzas en Hannover. Van 37 fabrie ken van busgroenten was het bekend, dat ■zij G3.Q0Ö centenaars asperges, 14.27-1 cen tenaars boonen, 158.034 centenaars dop erwten en 202.661 centenaars andere groen ten verwerkten; een centenaar is 100 pond. De fabrieken van gedroogde groenten ver- Werkten jaarlijks 88.681 centenaars b'oanen, 129.800 centenaars woatolen, 113.260 te in to na run kool, tui nog 200.000 centenaars andore groenten. De fabrieken te Brunswijk leveren jaarlijks 15 millioen blikken af, tot een gezamenlijk bedrag van 7 ii 8 mil lioen Mark. EEN ZUINIGE ZANGER. Tamagrio, oen vooral om de kracht van zijn stem bekende Italiaan scire tenor, W'as, niettegenstaande de groote honoraria, die hij overal ontving, volgens den beken den impress.!io zuo ^zuinig, dat men bet boter met den naam van gierig bestempe len kon. Om bijv. de kosten van verwarming te besparen, nam Tamag'no op al zijn reizen in <mi koffer een kleine petroleumkachel m'ce, welke niet alleen voor verwarming .van do kamer diende, maar ook voor hel eigenhandig in gereedheid brengen van zijn maaltijden. Om dezelfde reden deed Ta- magno ook zijn inkoop-en voor de keu ken zelf. Hij begaf ziiii daarom iederen morgen naar de markt, en kocht, zoo mo gelijk bij bujtenln den. Wie nu echter meent, dat Tamngno hetgeen bij kocht be taalde. vergift zich deerlijk. Hij rekende slechts voor de helft af, terwijl de ver- koöpt'i' voor de andere helft vrijbil jetton in betaling moest nemen, die de zanger na tuurlijk voor niets kreeg. Op deze wijze haajde hij degelijks zeker vooi 2 of voor 3 gulden uit. Van zulk een zuinigen man kan men niet aannemen, dat hij er van hietel, fooien to geven, en zoo gaf Tamagno er dari ook de voorkeur aan, om niet in een hotdJ, maar zooveel mogelijk bij particulieren on derdak (e bekomen, waar hij hoogstens één dienstbode een fooitje behoefde to goven. Ook de verlichting was een punt, waarop verbazend veel uitgezuiuigd kon worden. 'Alle constracten, welke Tamagno afsloot, hadden namelijk een zeldzame clausule voor iedere uitvoering, die hij gaf, moes ten hem 32 kaarsen ter beschikking staan, „Mal jo nou met me?" „Ik ben zonder betrekking," stotterde Ca- lios, z'a sigaar bezuigend, af-ie ze wou opeten. „Wat ben jo dan? Wat doe je dan? AVoon je niet meer op Roert oord?" Hij zou zich geschaamd hebben met dien baliekluiver zoo te midden der straat to staan, had-io er zelf niet uitgezien als 'n doodgewone, verfonfaaide chauffeur. „Ik spreek liever niet over die dingen," zei Calies stug, „en hoe maak jij 't? Wat doe jij?" „Ik heb nou pi twee weken werk ge had aan de Brouwersgracht, maar vanmid dag is 't weer niks: ik loop weer leeg zooals zoovclen hier. Jij komt hier toch geen werk zoeken?" „Waarom niet?" vroeg Calies. „Ik ben vroeger in Brussel er ook zoo maar op uit geweest en 't lukte me binnen eenige dagen, en als ik nou wat veine heb, jij kent zeker geen mensch die auto houdt?" „Ik?!" vroeg Frans, met honderd vraag- teekens in z'n oogen En Calies staande houdend op 't Rem- hrandtplebi, keek-ie hem wantrouwend aan. „Maar wat zit jij goed in je spulten?" „Die krijgen wc," sprak de chauffeur- zonder-werk. „En mag jo die houen?" „Die mag je honen ais 't gaat zooals bij mij. Dat was 't eenige wat-ie me liet, de aehobbert die parvenuen om niks moest ik de laan uit." teneinde zijn loge te kunnen verlichten). Dat was zeer verstandig uitdedacht, want natinulijk waren in alle schouwburgen de loges der* optredende kunstenaars met gas of met elechiciteil verlicht, en zoo spaarde Tamagno, iederen avond dat hij optrad, zijn 32 kaarsen uit. Maai' toch ver langde hij ze iederen keer weer, en kreeg ze ook. 'Twee of drie daarvan gebruikte hij voor de verlichting van zyn kamer, do overigo echter werden zorgvuldig ingepakt. Schürmann weet niet, of Tamagno ze verkocht heeft, maar hij zegt, dat deze gedurende de reizen, welke hij met hem' deed, zooveel verpakt heeft, dat een kaar sen winkel er jarenlang mee bediend kon worden. NIEUWTJES VAN (HER EN DAAR. Een mijnwerker in Scholia nel i» er in geslaagd, tusschen een wiLten rat en een grauwe muis een merkwaardige vriend schap te doen ontstaan. Door de beestjes, loon ze heel jong waren, in een kooi bij elkaar op te sluiten, zijn ze spoedig zoo aan elkaar gewoon geraakt, dat ze nu dikke vrienden zijn geworden. Do kiwi is een van de merkwaardigste vogels in Australië, daar hij geen vleugels heeft. Het heest is bedekt met pluimen, die veel overeenkomst hebben met haar, en het heeft vier teenen, die bijzonder koit en leelijk zijn. Te Londen zal in Maart een tentoonstel ling gehouden weiden voor Eenvoudig Le ven en Gezond Voedsel, waaraan ook ver bonden zal zijn oen school voor vrijgezel len, waar zij onderricht kunnen ontvangen in bedden opmaken, eten koken en knoo- pen aanzetten. Een roulette wiel in den slok van een parasol is het laatste Parijs; he modesnufje. Het kan op iedere plaats en ieder oogen- blik tot spelen gebruikt worden. Deze stok ken zijn zeer populair gewoidcn; ze zijn doorgaans mooi afgewerkt, en van goud erf zilver. Een honderdduizend-tal strooibiljetten met da woorden „Past op do hoedepeunen" is to Montreal verspreid geworden. Dil is de eerste stap die gedaan is, om een .mo dem gwanr uit den weg te ruimen. De biljetten werden geplakt op schuttingen, telefoonpalen, karren, kortom overal, waar maar een plaatsje te vindon was. De samen steil ei-s van het eerste, in den Belgischen Congo uitgegeven nieuwsblad, hebben bet werk gestaakt, omdat zij allen bun naam op do voorpagina wenschten gedrukt te hebben. Hel grootste boek. dat ootl Ier wereld uitgegeven is, zal in China worden gedrukt ten behoeve vau een Firma in geneesmid delen. Het zal ai de getuigschriften beval len, die zij voor haar goederen kreeg. Ge sloten. zal liet één voel dik, en open R1^ bij 7 voet zijn. Een kattenliefhebber. Walter Soott ge naamd, heeft te Cheshire, in Connecticut een kosteloos hotel voor kallen geopend. Daar hij zelf hotelhouder is, lieeft hij in het sous-ten a in. een groote kamer inge richt. waar zwervende katten een onder komen vinden en drie maal daags een maal eten krijgen. Hij heeft nu al 100 gasten. Calies pijnigde zich om 'n uitvlucht. Hoe kwam-ie van den kerel afi Hij zat in z'n leugens gevangen; hij had hein gezegd 'n chauffeur zonder werk to zijn, die op zoek was naar 'n baantje, die niet wist waar naar toe, 'n platzak-chauffeur, die opgeraapte si garen rookte, hij kon dus geen afspraak of wat ook voorwenden. „Waar ga jo naar too?" vroeg-io Frans op den man af. „Naar m'n huis,"* antwoordde de oude vi iend. „Nou, dan zal ik „Je zal niks; donk je, dat ik je hier met jo ziel onder den arm door Amsterdam zal laten dolen? Breed heb ik 't niet, maar1 toch, 't zal je nog meevallen pas op, struikel nie." Zo waren *n nauw steegje ingegaan; Ca lies' beenon knikten 'n weinig. Hij liep de fuik in dat was zeker. „Woon je hier?" „Ja, op 'n hoven-achterkamer ik ben getrouwd." „Ben jij getrouwd?" „Vin je dat zoo gek? En as m'n vrouw niet wat er bij verdiende, zag 't or soms treurig uit, maar ik bob 'n best wijf, 'n best wijf. Alleen kan ze niet best hier wennen. We zijn pas 'n paar maanden uit Amerika terug, ja, ze zóu en ze zóu weer naar Holland nou, kilos is 't daarginds ook niet as je tegenspoed hebt als wij. Ik lig nogal 's in den lappemand, maar jij ziet er ook niet be-st uit, kerel. Vei"tel me 's vertel me nou 's, hoe jij toch zoo zoo nou as jo 't liever nie doet dan mam niet dan maar geen ouwe koeien uit de sloot. Hier is 't, pas op voor dien dorpel. De vervolooze deur van 'n donker por taaltje duwde-ie open en 'n uitgesleten trap kraakte weldra onder hun'vouten. „Nog hoogev?" „Ja, nog hooger hou je maar aan dat touw vost." Calies beklom 'sleepend of z'n beenon van ba «alt waren de tweede trap en daarzag-ie 'ANECD0TEN. Mevrouw„Hoe komt het loch, Marie, dat ik iederen keer, als ik in, do keuken kom, je .vrijer aantref?" 1 Dienstbode: „Ik weet het niet, mevrouw'; misschien wel omdat u vijlen pantoffels draagt, en we u niet hooien aankomen." OP ZIJN PLAATS GEZEL In een spoorwegcoupé Rol handelsreizi gers zit een oude, deftige heer, die zich teruggetrokken houdt. Er worden allerlei pogingen gedaan om liem aan het gesprek te doen deelnomen, maar vorgcefsch. Ein delijk zei een der reizigers: „Kom, mijnheer, ik wed, u, bout van ons gilde. Zeg ons, waar ge in reist" „Jonge man," antwoordde de geplaagde, zijn ondervrager van ter zijde aankijkend, „ik reis in zoor verdacht en twijfelachtig gezelschap, en cle coupé is vol stalen,'' Hierna werd hij met rust gelaten. OPSNIJDEN, Twee reizigers zaten in den trein. ,,!k kom uit Groningen," sprak de een, „Prachtige zaken gedaan. Hoeveel denk je wel. dat ik verkocht heb?" „Ja, dat .weet ik niet." antwoordde de ander. I 1 „Natuurlijk niet, maar raad eens." „Nou, zoowat de helft." „De helft jon wat?" „Wel, de helft van wat je zeggen zult." EEN BESCHEIDEN JdAN. Dokter; ,,'t Beste, wat u drinken kunt, is water." i Patiënt: „Goed, dokter, maar men moet niet altijd bet beste willen hebben.'" EEN SPREKENDE MENAGERIE. Een dierentemmer, die een groote me nagerie bezat, had hot ongeluk, door ziekte zijn leeuw te verliezen. Voor veel gold en goede woorden slaagde hij er evenwel in, een man te krijgen, die als leeuw wil do dienst doen, door in de huid van het Hoodo dier te kruipen, en nu trouw in de (kooi meegenomen werd. Op een goeden dag evenwel kwam er een tijger op hem af, en verschrikt riep de man uit: „Nu ben ik verforen."' Van dien tijd af voerde de man een „sprekende menagerie" rond. EEN MOEILIJKE OPDRACHT. Een opzichter, die toezicht moest houden over een zeker aantal werklieden, zag op een morgen, toen hij do ronde deed, 'dat er drie men b'ezig waren aan een schutting. Vindende, dat dit getal wel wat groot was voor zoo'n karwei, en eens willende too- nen, dat hij wat te zeggen had, riep ,hij uil: „Met de hoevelen zijn jullie daar*?" „Mei ons drieën," .was het antwoord. „Dat is vteel te Veel. Laat de helft tia/le- lijk hier komen.'' IN DEN WINTER. Uuuider: „Dezo kamers zijn toch min der ruim dan ik dacht, toen ik zc 'huurde.'* Hospita: „Ja, meneer, maar u moot niet vergelen, dat het toen zomer was, en unu uw wmterklcerc.il aan. hebt" VOOR DAMES. MODE. Een voornaam iets in de garde-robo der dames zijn stellig haar huisjaponnen. Men 'n hangjak-wijf met 'n besproGeld gezicht cn rossig-donzige kin door de deur loeren. „Ben jij 't, Frans?"1 „Ja, daar hen ik al, en hier heb ik een van m'n beste vrienden, fuunbml Calies, een van m'n oude schoolmakkcts, maat die 't ook al nie voor den wind gaat." Zij keek den vreemdeling aan, die daar stond in 't schcmerschijnsel van 't kleine wazige raampje van den overloop, bleek, maar niet mager, en in 'n pak zoo gaaf als van 'n grooten meneer. „Ja," zei Frans, „hij ziet *r uit als 'n banjer, maar 't is maar gegeven spul, zoo als de livrei van 'don rijkdom." „Kom er in," sprak de vrouw, hoewel niet op haar gemak mot dien mooi-aange- kleoden sausneger, wiens wat verfonfaaide, maar toch gave klecren vloekten met de ordeloos-armoedige omgeving. „Nou mot je 't maar nemen,"1 sprak de vriend van jaren-her, zocrals ik 't goven kan. En dan kun jo eens rondkijken of je hier soms 'n baantje kunt krijgen. Weet je wat, ga naar do Arbeidsbeurs. Calies knikte. „Daar zeg jo zoo wat," en hij verzette h voet. "„•Ja maar, nou nie, ga daar zitten; kom, familiaar hoor je, je zal 't ooit beter gehad hebben, maar beter gemeend misschien nie wo motten elkaar helpen, vooral na je vrinden bent maar nou mot 'k je eerst is wat zeggen dat ik strakkies al had willen'doen: waarom heb je destijds, toen toen woonde je toch nog op Kocrtoord, me nooit geantwoord?" „Op wat?" vroeg Calies, en 'n kleurtje tintte even z'n koenen. „Op iiTn briofie.'l Frans koek verwonderd op 't gezicht, van den chauffeur, die alleen door 'n stalen voorhoofd zich redden kon: „Heb je dan nooit van me 'n schrijven ontvangen?" „Nooit," zei Calies droog. „En ik heb 't toch te Eindhoven in den trein gepost en ik vroeg je om poste ree. onderscheidt die in peignoires en gekleede huisjaponnen, terwijl de dame3 der groote wereld ev een zoogenaamde tea-gawn op na houden, ntetkag uitgesneden hals en langen sleep, maar daar de meeste onzer lezeres sen zich zulk een kleedingstuk wel niet zullen willen aanschaffen, zullen wij liaar do nadere beschrijving 'maar sparen. De peignoires, die uitsluitend in de mor genuren gedragen worden, worden zoo een voudig mogelijk gemaakt, en wel van flanel mousseline of in den zomer van een wasch- baar katoentje. Vooral de dames, die een groot gezin hebben, en gewend zijn zelf de handen uit de mouw to steken cn kleine huishou delijke bezigheden to verlichten, zullen aan het mousseline of vyella de voorkeur ge ven, daar ook die heide sloffen zich goed laten wasschen. Dadelijk na afloop der koffietafel moet een nette huisvrouw, als zij niet uitgaat, lurar peignoir voor een ©enigszins gekleede huisjapon verwisselen, want niets maakt een slordiger indruk dan een huisvrouw, die den geliealen dag in een morgenjapon ïondloopt. Ze is bovendien ook zelf niet op haar gemak, want doordrongen als zc is van het feit dat ze onmogelijk in dit toilet iemand kan ontvangen of te woord staan, trekt ze zich, iederen keer als er ge held wordt, angstig terug. Alleen bij ziekte is een peignoir voor uen geheelon dag geoor loofd. Een gekleede huisjapon is dus iets on misbaars. Ze worden meestal gemaakt in empire-mode], en wel van fyh laken, set ge, dunne clioviot of caeliemjre, en dan met kant of galon versierd. Ook eenvoudige rokken met dito blouses kunnen in huis gedragen worden. We be doelen hier ovenwei niet mee het afdragen van gekleede japonnen, die haat eerste friscliheid verloren hebben, en waanneo wie iiiet meer buiten kunnen komen. Jlet afdragen van zoo'n gekleed toilet in huis geeft de huisvrouw zoo gemakkelijk een slordig aanzien, en /lat moet vóór alles vermeden worden, want de viouw des hui zes, dia het middenpunt is van het gezel lig. huiselijk leven, moot et eenvoudig, doch .smaakvol uitzien. COMPOTE VAN SINAASAPPELEN. Bonoodigdheden: 6 sinaasappelen, 3 man darijnen, ongeveer 60 h 80 gram suiker. Bereiding: Ontdoe de sinaasappelen van do schil en vei wijder zorgvuldig alle witte velletjes. Snijd de vruchten in schijven van ongeveer V» c.AL dikte, verwijder dc pitten en schik de schijven vrucht in een kristallen compotesehaal, met telkens wat suiker er tusschen. Pers uit de mandarijnen het sap en giet dit over de sinaasappelen. Laat do compote zoo een paar uur staan (niet langer) en bedruip telkens do schijven mot het nat VOOR KINDEREN. DOOR EEN FEE GERED. Lang geleden stond er in een verborgen hoekje niet ver van het strand een aardig buisje, waarin een visschcr, diens vrouw on hun eenige dochter Florence woonden. Ze was heel blond, had aardige groolo blauwe oogen, en was over 't geheel ge nomen een mooi meisje. Zij was omstreeks twaalf jaar oud, en misschien wel omdat zij een eenig kind was, werd zij door haar vriendelijke, toe tante te Luik me te antwoorden." Calies schudde met 't hoofd. „Nou," zei Frans, „dan is '4, in orde, dat was nou 't eenige wat me dwais zat, maar as dat ding veiioren is gegaan, dan ben ik heelemaal tot je dienst, heelemaal je Frans, Lambert, heelemaal!" „Vrouw," vToe.g-ie, om krachtig te toonen door 'n daad wat-ie zei„heb je nog wat op schotel?" Zij, niets voelend voor dien uit dc lucht gevallen kerel, die bij hen mee kwam eten van *r armoe Frans was toch alweer zonder werk en zy kon met 'r fijt aan den vinger nou ook niks verdienen pruttelde by 't geroeste kacheltje scharrelend met 'n keteltje: „Ik heb nog koffie, en no dan „Nee, geen koffie," riep-io „ja, dat zal ik jo is zeggen," sprak Frans, gul-hartelijk- mededeelzaam, „ik weet niet of jij er van houdt maar dat is hier in Amsterdam 'n mooi vindsal, Daar ging ik 'n paar we ken geleden door de Kalveratraat, en Tv hoop menschen, 'n hoop menschon as er* stond. Ik dacht eerst: is er 'n brand ge weest, dat ze nog naar 't smeulen staan te gapen? 't Was vóór 'n winkel, 'h héél troepte volk, en ze stonden as gepakte haring op elkaar Wed, zei ik, wat is hier aan de hand? Niemand zoi ierts. Nou, vroeg ik, waar- kyken jullie naar? Kom, zei toen 'n oud vrouwke, zeg ft Yn ook maar, daar "zal wel genoeg zyn Wat, vroeg ik, zal er genoeg zyn'? Nou, hou jc maar zoo, zei 'n gore vent naast me, jij zou nie weten, waar we op wachten,. Waarachies niet, zei ik toen, en .toen zoi 'n ander tegen me: om één uur, as al de meiden van 'den rijkdom geholpen zijn, dan kun je 'hiet' voor 8 centen afval en afsnysel krijgen. Toen zag ik pas, dat 't "n slagerswinkel was, en jawel hooi', toen 't één uur sloeg handen genoeg, en ik kreeg ook 'n flink krvakje, flink hoor! on vet as 't was daar, ju kou T wel voor tien man jeu van makoti." gevende ouders erg vertroeteld en bedorven. Toen zij dus groofer werd, meende zij, dat zij alles Ivet beste wist, zij luisterde nooit naar wat vader of moedor zeiden en nam nooit een goeden raad aan. Zoo besloot zij op zekeren middag naar het strand te gaan, om daar tusschen do holen cn rotsen wat rond te dwalen. Juist zette zij haar mooie, roode nvutsjo op, tooïi haar moedor binnen kwam. „Wei, Florence," sprak ze, „waar ga jo naar toe? Niet naar de baai, hoop ik? Je weet toch wat vader van morgen zei, vóór hij met de boot uitging. Het isspringty, en dan is het niet veilig voor jo om al leen uit te gaan; hij vindt het ook niot prettig. Je moet niet gaan, hoor, dan bon jo een lief kind." „Ik mag ,ook nooit wat doen," ant woordde Florence pruilend; „nu kan ik neigens heengaan 1" En zij begon te huilen. „Huil nu niet zoo, lief kind," sprak baar moeder, en streelde haar over het vlas blonde haar. „Maar als je na beslist wilt gaan, dan moet je mij beloven, niet hij het Meilin's hol te komen. Geef me nu een zoen en ga maar weg." Natuurlijk had Florence haar zin gekre gen, zooals altijd gebeurde; haar gezicht klaarde dus dadelijk op, zo holde weg on klauterde spoedig over de rotsen om mooie schelpen en steenen te verzamelen, die langs de baai lagen. Zij wilde naar het Merlin's hol gaan. Wat gat ze om haar moeders raad? Wat wist die er nu van? Het was een heel eind weg, maar toch ging het ongehoorzame kind erheen. Het was kaJm, mooi weer, en al stond do zon ook wat laag en bereikten de golven reeds het strand, er was nog tijd genoeg om terug te koeren. Er was daar juist een bocht, waar haar vader haar eens uit zyn boot aan land ge zet had, en zij herinnerde zich, dal daar juist zulke prachtige schelpen lagen. Daar zou ze maar een minuutje heengaan, en dan terugkropen, zoo hard als haar beenon haar dragen konden. Er waren werkelijk ook prachtige schel pen, en zij vulde er haar zakken cn kaar korfje mee, maar ze veigai, hoe snel do tijd voorbygaat. Florence was nu voldaan; ze wilde nu niets meer hebben, zo zou nu haastig terug gaan. Over hel. zand loopend, dat te voren droog geweest was, voelde zij haar schoenen en kousen doornat worden; maar do lolsen wa ren ev achter cn daar zou zo veilig zjjn. 0, wat waren de lange halmen van het zeewier, dat op de rotsen groeide, nat go- worden. Eens of tweemaal gleed zc uil en werd tot aan haar knieën nat. Toch ging zij voort, door het steeds stij gende water wadend, en ten laatste vond zij uitgeput en beangst een schuilplaats op een strook van do rots. Zooals dikwijls bij het ondergaan dor zon gebeurt, begon rle wind op to steken, do golven begonnen tegen het land to slaan en het tij snol te rijzen. Ten slotte bereikte bet water de plaats, waar hot kind stond, cn langzaam maar zeker ktoop het duim voor duim naar haar borst. Be vend over al haar loden, keok zij om zich heen, maar er was geen mensch, nog veel minder een boot te zien. (Wordt vervolgd.) De vrouw vim Frans, nog mot plezier terugdenkend aan die vondst, die voor hen, pas aangekomenen, toen 'n geheim was, sprak met de handen T snioezig jak be strijkend - En dat komt ons zoo goed van pas. We benne maar met ons tweeën err hebben wel nie veel noodig, maar me man is *n zwakke cn die heeft heel wat versterkends noodig nie? Ja, schud jij maar vau nee, maai' as je sterker was, zou je nie zoo dikwijls buiten boord liggen. Wei," zei ze, „hij hét tijen, dat-ie geen zak over "n plank zou kunnen dragon, maar dat doet 'm goed.'' „Heb jy honger?" vroeg eensklaps Frans, zijn vriond Calies aanziende. Toen-ic zag, dat Calies aarzelde: „Ja, jij hebt honger, dat zegt niemand graag, en as je 'r niet, zooals jij en ik, van komaf bent, nog minder; ik zie'taan je je gezicht ziet 'r vermoeid uit niks niks-,., vrouw!" „Nou!" snauwde 't morsige wijf, aj voel- !do zo reods waar haar man naar toe wilde. „Geef hem 't bord - geef hem 't bord, zeg ik jo „Jou..." „Ja, wat jo voor my bowaard hebt, rakel do kachel op on warm 't lekker voor 'mJ Toert haalde zo langzaam, maar ze haalde zo toch, onder 'n soort canapé, uit wier zittinggaten 't paardenhaar kroesde, twee op elkaar gestolpte bonten, wipte met 'n tinnen lepel 't bovenste bord, als deksel dienend, van 't onderste - boordevol met 'n gestold vettig poespasje. En terwijl ze dat verstarde soepje, be stemd voor 'r zwakke man, tusschen de tanden grommend over diens al te groote goedheid, opwa nncle, ruimde Frans de tafel wat, op, veegde plasjes gemorste koffie weg, haalde 't zoutvatje uit 'n vunzig kastje. Nou zal je is wat proeven," zei-ie tot Calies, „vooral as jo goed honger hebt, dan sWaakt 't zoo..."1 v. d. WALD. „Ja» van zulk bocht mot je 't hebben, antwoordde Frans. „Uier woont Genen, je weet wel. Genen, die tegenover ons woon de och, je weel wel, toen je eens bij ons gelogeerd hebt, die Geirem uit dat drankwinkeltje, die dat zaakje niet onzen burgemeester gehad heeft, en die is hier ja, hij is iets ami de Rijksverzekerings bank en 'n air! en 'n branie! .en wo hebben toch samen gespeeld, samen jaren lang, maai denk je - nee, hier molten we in, hier, door deze straal, 't is nog maar 'n klein eindje.'1 mi ik„r Éi i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1912 | | pagina 12