54"' Jaargang. Zaterdag 30 Maart 1912. Derde Blad Ben eindje naar de Pool, Een slangenbezweerder. Onze blijde jengd. Het maaklo ons eenigszins angstig, dal mei! do retirades aan boord lees in de D-wagens gesloten had, doch de bui ver dween, de vrees vcrdwee.it en daar dieef Falstar op de golven. Een aardig plompe ronde toren was liet eenige, dal ons Deensc-h aandeed. Overigens niets Jan liet nevelingeulamlschap. dal ons in Warmiin- dc al scheen te beginnen. Daar was die rozige schijn, dat geheimzinnig verre fiver het kale landschap, dat ons de ouvertuie over de Dool scheen. Doch het was maar verbeelding. Falstar lag daar in een heel nuchtere belichting, die nu niet zoo heel erg van do gewone Xoord-Uuitsche uil de huurt van Breinen-Hamburg scheen af le wijken. Dezo courant verschijnt d a g e 1 ij k s, ir et uitzondering van Zon- on Feestdagen. Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en VI aar din gen II. 1,25. franco per post II. 1-G5. Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardiugon 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Ad verten tiön voor liet ecrstvolgeud nummer moctou des middags vóór oen uur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. I'll (hock Korte Ilaven). Prijs der Advertentie n: Van 16 regels fi. 0.92; iedere regel moer 16 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen. Ad verten tiön bij abonnement op yoordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen. In. de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tut den pi ijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te vuldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. i. Aan de kim verrees Falstar. Denk eens aan.Falstar. Uit de be roemde: Scelaud, Füuen, Luuland, Lange- Jaiul, Faistar en Hoen, Riigen cn lisedom. Alan, Versey, Guernsey, üklerney en Wightde Piilmisen, de Balearen, .Ma jorca en Alinoten. Wij zijn in onze jeugd. In on zo jeugd. Tegenwoordig leert men Aardrijkskunde „verstandiger", zegt men. Wij dreunden: Noord Kijn, Noord Kaop, Kaap Lindesnacs, Kaap Skagou.Santa Maria di Leuea Kaap Mallapan. Doch wij hebben toch .ook zoo geleerd, dat wij het bovenstaande uit ons hoofd (heuseh lezer 1) kunnen citeeren, 30 jaar na dato. En daarom was Falstar ons nu zoo vertrouwelijk. Overigens aanlok- kêlijk ziet het er niet uit. Een beetje land, dat de zee heeleniaal bespoe.lt, zou je vreezeu als er een groote boot voorbij komt. Doch dat is heelemaat niet waar. Wij hebben hel ervaren. Onze boot is groot. Er staan daar maar even drie zware ü- wagens op mei een bagagewagen en amg wel een 7, 8, goederenwagens op het au- deze spoor. En toch loopt het eiland niet onder. Integendeel. Dit is nu een ec-ht eiland, zoo een als wij Hollanders niet kennen, 11e tligt beslist en definitie! ho ven de zee. En als je erover spoort, zie je de zee nog lang als een lint hoven het landseind uit; va.n dijken geen spoor. Doch wij zijn nog aan hoojtl, llut is een beetje mal aan boord van zoo'n groote veerboot ais deze, die in Iwe.e uur de treinen van Warnemiide naar Sjedsar over brengt. Je vaart per spooi. De veien van de D-wageus vangen de trillingen van machine op zoodat je alleen ziel - - niet voelt dat je voomiikoml. Toch wer den wij zooeven bijna zec-wagenziek. On ze D-wagen d. w. z. zijn boot -— ging stampen en wij hadden zoo juist heel onder in de boot een vreemdsoortig mid dagmaal gelnuikL, waarvan één geroeid opgerolde vischfilets met asperges al erg Decnsdi was. Doch het was maar een bui, Heel boven op de campagne van de boot, ver 'boven onze D-wagens hadden wij het griezelige van hef water „walm en niets dan water" genoten doch loen er een hui kwam. die extra 'water en extra gulven bracht, hadden wij ons maai weer in onze D-wagens opgeborgen met 'n blik op de reddingsbelter (wij citeeren zeer uil het hooi et doch de taalkundige lezer zal begrijpen, dat wij het Deenschn woord voor reddingsgordels bedoelen), die in kisten langs dl verschansing van de boot waren verstopt. Mijn vriend cn ik waven op jacht ge weest en konden over het resultaat tevre den zijn. De dragers hadden onze schoten gehoord cn kwamen ons reeds tegemoet. Wij gingen langs een voelpad aal den rand van hel. bosch naar huis, toon mijn vriend plotseling zijn verhaal afbrak en niet een gil op zij sprong. Ik meende op 't. zelfde oogenblik een geritsel te hoeren hi liet gras. Eerst wist ik niet, wat er gebeurd was, en wendde mij tot mijn vriend. Ik schrikte, toen ik hem aankeek. Zijn gezicht was krijtwit, de oogen schenen uit de oogholte. Ie willen rollen en het gcheeto lichaam beefde en trilde. Zulk een schrik kon slechts door doodsangst ont staan. „In 's hemels naam, wat is er gebeurd?" „Een slang, hier de rechterschou der." Bij noemde deri naam dqr slang, en of schoon ik dien vergeten hen, wist, ik toch, dat zc tot de gevaarlijkste soort behoor de ea haar heet doodelijke gevolgen moest hebben. Het was niet mogelijk de wond ,\t te binden. Radeloos slond ik in de reu» zamc, zwijgende natuur, aan de zijde van een langzaam stervende, Ie midden van vreemde mcnschcn, wier taal ik nauwe lijks verslond. Daar stopt de boot. Nog een oogenblik en wij worden van de boot afgetrokken langs een interessante loopbrug, die de bootbeweging meemaakt wal niel wei nig lw toekent, wanl de boot gaat een heel eind overstag nu de zware D-wag.m.-, van het rechterspoor zijn afgeftokken en alleen de goederenwagens op hel linker spoor blijven staan. Nog wal gorangoer en daar gaan we, Falstar in, het onbekende tegemoet mot het gevoel van een klein kind dal aan een lekkere ongerepte taart gaat begin nen. Daar staat nota bene een.pad vin.der. Een padvinder. Wij hoopten op alles nieuws. De locomotieven en du spoorwegwagens en de laai en die vink met. asperges en het eiland zonder dijken en die ronde toren en de Noordsche gloed in amemwiido cn 't spoonvegveer cm de vuuri'oode, postbeambten,het was alles zoo lekker nieuw. En daar slaat me nu ecu padvinder, net zoo als je hem in de eerste de beslc llollamlsehe stad ook vindt. U verkeer, o nivolleeremle mode, okar van Jagernauth die de heele wereld plat strijkt lol één vlak en al het eigene ver nietigt, o wreedaardige hesehaviiigsuuui- gel, zullen wij nu in Denemarken ook weer niets zien dan een gewoon stukje aarde, met hier en daar nog een enkele herinnering aan de oude tijden, loen er meer variatie en dus meer schilderachtigs op de aarde was? Wij zullen u liet antwoord nog in de zen brief icegeven al loopen wij daarmee dan iets vooruit. Neen lezer ook in Denemarken is veel door de beschaving eruit gemangeld. Doch heeleniaal glad heef! de moderne beschaving het nog volstrekt niet. en or is nog genoeg eigens, evenals in zeker ander klein staatje lusschon Schelde en Eems. II. Denemarken is interessant, zóó interes sant,! dal zelfs de vluchtige opmerker m<T een le veel aan glnf zit. En hel is tien dubbel inleressanl voor een anderen klein- slaal-hewoner omdat deze hier een ouuit- puUelijke bron van vergelijkingen heeft. Er zijn heel veel punten van overeenkomst „Blijf zitten," riep ik, „ik ga de dra- gei s halen." Gelukkig trof ik hen spoedig! aan met onzen huil, waarmee zij op weg naar huis waren. De wilde, zwijnen, waarop wc zoo trotseh waren geweest, worden neerge gooid en wc ijlden naar den gewonde. Hier kon ik den practischen geest van de inboorlingen bewonderen. In een oog wenk maakten ze oen draagbaar van bam- hoeslokkei'; eenige kleedingstukken wer den daarop gelegd, en mijn vriend lag tamelijk gemakkelijk. Toen gingen wij op weg, de dragers in den trippelenden loop pas, dien zij altijd aanwenden, als zij zware lasten vervoeren. Een was vooruitgeloopcn. Mijn vriend bekende, dal hij hen gezon den had naar een slangenbezweerder, die volgens hem alleen in staat was hem te redden van een wissen dood. Ik geloofde het niel, maar wachtte mij wel, dit to doen blijken. Waarom zon ik den patiënt de laatste hoop ontnemen? Eindelijk berillen wij de lint van een der dragers. Het voorgevallene \vas hier al bekend en men had in de hut oen 1 e-gor in orde gébracht, waarop we den gewonde legden. Ik maakte eenige koude compres- 3011 en zag nu ook de kleine, blauw ge worden wond. Hel gil' moes! a.1 hel geheele lichaam doortrokken hebben, wanl de minste aanraking deed den gewonde pijn. Zijn voorhoofd gloeide en hij rilde van de koorts. Ik gal' hem wal koude Iheo en ik zotle mij aan hel voeteneinde van hel bed, afwachtende,Zoo verliepen eenige naast heel veel punten .van verschil. En bij elk van die punten is het hoe en het waarom even aardig als belangwekkend eu nuttig voor wie zich gaarne aan anderen spiegelt. Daar is b.v. de merkwaardige kwestie van de Kopenhaagsche vrouw. Kent men Denemarkmi niet en heeft men neiging lol generalise-mm, dan verwacht men in Kopen hagen een blonde, lieve verschijning te zien zeer geneigd tul peinzen, vrij temperumont- loos, haar uiterlijk vorwaarloozend en hob- bezakkerig, slecht zich houdend, zonder ele gance of elaslicileit - maar huiselijk, rein, bedaard met nanr binnen slavende oogen. Enfin men is wat dichter bij de Nooid- jwol dan Parijs of Weeneu en verwacht hier dus alles zoo on-l'arijsch en ou-Weetisch mogelijk. En zie nauwelijks is uw auto (een rijtuig begin! hier werkelijk een zeldzaam heid le worden) van hét centraal Banegaard istation) komend, den hoek hij Wivel omge vlogen en begini zij de in licht stralende Strüget' (een h'ulvcrstraat-niajor) op te glij den oE daar ontwaart gij links, rechts, voor- uil,- achteruit precies het tegenovergestelde van wat gij liadt verwacht. l'arisiennesV Wienerinnen? ■la en neen. De kleine elegante bewegin gen van de eerste zijn er niel. En evenmin het onmodieus gebrek aan magerheid der Woon er vrouwen. Maar toch is er slijl, een zekere pittigheid en elasticiteit, van bewe ging, die men zoo dicht hij de Noordpool niet verwacht zou hebben. En hoe meer men de dames ziet en ontmoet, des te meer leest men in de oogeu andere gedach ten, dan die, welke men in hel cerebrale Noorden had verwacht. Zij hebben houding cn kunnen zich kleedt»», zij zijn bien chaus- sée eu bien gantêo, gelijk do Franse-liman van een dame eischt. En nauwelijks hebt 'gij tien eersten auto tocht achter den rug en hebt gij wat meer rondgekeken of uw indruk versterkl zich en gij komt Voor steeds moerden- raadsels. Hoe - zoo 'luidt hel eerste zijn dit de zusters van deze broeders? De/a- Dmc-n schijnen ons een aantrekkelijk volk. Doch de mannelijke Deen verschilt uiteilijk maar heel weinig van zijn Xederiaudschen ge slachtgenoot. „Houding" is hem vreemd, de Apollo in hem is evenzeer doorgezakt en uil het lood gegaan als in onzen Nederland- scln-n medeimiu. Klaslieho pitligheid v er- inomll gij even weinig hier ouder de mooi in een vouw gestreken pantalons en do prachljassen. als ornlej de minder vei zorg de kleedingsiiikken, jlie hier overigens heel wal minder Voorkomen 'dan in palria, nade- maal de werkman zich hier fluk veelal voryjduel én gedraagt - - ais een heer. Hoe komt hel nu dut Deen cn Hollander als (wee droppels ualer op elkaar lijken, terwijl IJecnschc en 'IIolLimi -cIieheele- mmi* niet op clkaai lijken" Titci-lijk zeer zeker niel, 'Eu innerlijk... Doch wij gaan le ver. Blijven wij bij liet uiterlijk. bange minuten in een slilk-, die slechts verbroken werd door het steunen van den zieke. Ik kou niets doen, daar ïm-uschc- lijke hulp hiei niet meer kon halen. De toestand vciergeide Voorldiueml. 'I Bruine gelaat was wasgeel en de ademhaling pijn lijk. Ik zag, dat hij de lippen bewoog eu mij over hein heelt buigende, hoorde ik hem fluïstei on„Gij zijt mij een goed vriend geweest, Ik moet u nu vei laten, als hij niel spoedig komt. Groet mijn vioUW en houd mijn geweer als aandenken." Langzaam, moeilijk kwamen de wooulen. Ik kon niets zegge.u en hem slc-chis stom do hand drukken, llij dacht nog atlijd aan den slangenbezweerder, -maar die zou hem toch niet kunnen helpen. Er verliep een groot kwartier; toen weid de galop van een paan"! géhoord. Zou dat de verwachte zijn? !k ging naar buiten en zag, hoe een lang, mager man uit den zadel sprong en den (oom den bewoner van do hut, die ook naar buiten gekropen was, toewieip. -Zijn lange neus en lid magere gelaat, deden lu-in op oen loofvogcl gelijken. De oogen lagen diep in de kassen en hij lmd een scherpen, stekenden blik. Deze groolc lieer scheen er niet nan te denken, dat in de hut een stervende lag, die naar hem verlangde. Hij schreed uiterst langzaam en waardig over het grasperk voor de hut. Ik nam mij voor hem op de vingers lo zien,- cn hem geen oogenblik 'met mijn vriend alleen le laten. Toc-n hij binnen was, kon ik hem -nauwkeuriger op nemen, pn ,ik begreep den schuwen eerbied Gaan wij 's avonds hei bekende café Didustri binnen, dat naar buiten afgesloten is als dergelijke inrichtingen soms in Bra bant en Limburg. Niel te vroeg men leeft hiér laat. Hier gaan wij zitten. Daar komen een paai* eclib-, KopenhnngscUen binnen. De mantels gaan al', als schilleren- de kapellen komen een paar mooie figuur tjes uit. de mantel bin cn. Goed gctoilet- fccro', geil ceo Iteeid ak \c-el barer /usk-reu hier zijn, gaan de knappe meisjes aan een tafeltje zulten te midden van veel toekij kende jongelui. Ecu bedje Anu-rikaansch ongegeneerd hangen zij op de tafel, beginnen ongedwongen haai praatje, talen ecu paar sigaren komen Maar flut zijn.... Bardon, lezeressen, dal zijn zeer be slist nietMij hebben ..gi-conholeerd". Ook heel „nette" meisjes gaan zoo uit. En wat het si ga ren rookt® aangaat, het zijn eigenlijk sigaar-sigaretten dal is een leelijke Kopenhager gewoonte, waaraan men zich te gewennen heeft. Deze /.elfde dames wonen wellicht in pension en rioodigen u dan als mede-pensionbewoner uit bij haar een sigaret te komen ronken. Gij komt en krijgt epn plaats op een ietwat wonder lijke diva-n, die u al spoedig een verstopt bed blijkt te zijn. Schrik niet dat is 's lands wijs 's lands eer. Doodrustig kunt gij er naast haar uw sigaret rooken, dat is alles heel natuurlijk. Op elk uu'r van den dag en den nacht kunt gij die 'dames op onze Knlvcrstraat (Ströget) ilaneerend wij herhalen: 11a- neerend annIreil'c-u en„men denkt zich niets daarbij", fiat is het uiterlijk, doch nu het inner lijk Daar hebben wij weer dat leelijke, dom me woord. En weer staan wij vuot een moeilijkheid. Want tempi-ram en Hoos i-j de Kopenhager vrouw zckci absoluut niet. Integendeel. Wal men hier vertel!, h.-l is in hel kor! om me! een uuden HoJkuub-i b- spreken dat een ..chippend" Kopenhagen heel wat „vrijngie zou kunnen ineblen". Doch men „i-kipt" kl,iaihtijkeli|k mei smaak en zeitbepmking. „Men komt hier klaarblijkelijk niet zoo gauw in opspraak, omdat K- velen „opgesproke.n" wunleii. En de dames zijn gelukkig in ar mooie, plastische cn Iicwegingsschuonlici-l. fiocli nu zilten wjj nog altijd met de vraag: Waarvandaan koml die schoonheid, die zoo anders is dan die der broedersV Gynici spreken over naaisters. Zij kunnen slechts zeer gedeeltelijk - B-lijk hebben. Audeien vertellen ons van et-n beeldhou wer en een groulen dansmeester, die aan deze vrouwen de schoonheid van lirhaanvs- rusl on Jiehaa nishrw eging g-deerd hebben. He S-eldhouwer is de gunde Thoinuhl sen. Hem zou de Koju-nhagei zjjn zin ven: plastiek Ie danken hebben, hem en den bier- brouwer .lacobsen, die, geiiHpin-cid dom dit gunde voorbeeld, enorm ml Bid beef! uitgegeven om de mooiste producten der beeldhouwkunst le Kopfiltageu s.imen te van do inlanders. Zjjn trekken .wau-n koud. als in steen gebeiteld; de vast gesloten lippen verrieden wilskracht cn uil -zijn Mik hts men, dat 'hij gewoon was te hevelen. Alel zulk een .Blik en een handbeweging, ■die aan duidelijkheid biels Le .weuscln-n. ioverliet, neodigvle 'hij de nu-iiselieu uit. bel vertrek te verlaten. Allen veiliokken dom de achteidcur. -terwijl 'ik aan .'I hoofdeinde vuil heï bod 'bleef staan. Een tweede, zeei duidelijke uitnoudigiug, aan mijn adres om heen te gaan, liet mij koud. waaiop zijn heeilijkhcid mij een vei nieligciulcn blik toewierp. Van Mat oogenblik behandelde hij mij, uf ik niet bestond. Hij nam een kop met water, mompelde eenige onvei.-laan- bai'O woerden en sprenkelde loen "la-I wab-i in een kring om hel .bed van den slei veiub-, waarbij hij voortdme'nd loovevlormulieren zeide. Dit alles ürt-eï onmiskenbare waar digheid. Den zieke had hij nauwelijks aan gezien. Ik vond 'die behandeling .beneden alles, en zou den kerel .liefst de deur uitgeworpen hebben. Maar de oorzaak van mijn ergernis ging plichtslatig naar het -heil en zette zich met gekruiste beeiten op den grond. IIij was zeer ernstig. -Uit de plooien van zijn gewaad brachl hij een oud hoek le voor schijn, hoog toen zeer diep en begon met eentonige stem le 'bidden. Langzamerhand geraakte hij in kuur, hij richtte zich op en sprak steeds levendiger. Toen boog hij het hoofd en het bovenlichaam en bleef zoo ecnigen tijd zitten. Toen hij eindelijk op stond, zag hij ér heel anders uil. De pjjn- brengen. Alen zou zoo peuken dal beehl- liouwkunst in dit koude Nom-hm. in -lil land van halftinten cn dikke jassen mei vooral op zijn plaats is. liet b-uemh---! moet waar Zijn. Men Befl hici vel -mi beeld bouwerij c-u.... veh: dauw-s zapt bt {"- selmon. En die hi-elBcfmint*' -lauw» zouden au haar luwden gang b- danken hebben aan eeil groob-u ilansiuecsb-r uil bel beu der vu rum eeuw, die nldus de Kopen. Imugsolll' VIOUW ht-l.scliapcil zou h'-llbeji. leiwijL bij ten ilg hel, baib-l dei opera tof een Imogen trap van volmaaktlieid bim lil. Het Jijkl vieemd - Mi -Uiige Kop.-11- liagels hebben lic-L Iambi ffiiv* luid, fja-U wij deze lezing ove-i vei h-bh-n. Dot-b hoiv -:l zij scJniihh-n, onlki-nm-u komb-ii en wibb-n zij niet, dal de Kopenhanum lm llum? u-hs beeldhouw ei s zon kuntn-ii be/o-h-ii, lai ont kennen zullen zij evenmin, dal iiinl' Imt land is waai de toekomstige aulm ileiP-n, die op kiucl-' p wijze Hollaiiusi lm /ede- iijklicidswet i zullen Imbbeu te handha ven, een lumumii-nil b-rn-iji vnoi pioef- cuideivimli'Ujfe" siiidu- lu-bbeli. Welaan cflziirhtigf-n kom! naai kopenli.uwn «-it beschouw I lie Kopeuhagi-namn en hunne dames ah een „fimlief opstel heil u hier ergeren, schana-n en prm i-s\n baal op maken. En als gij dat alles gekund zult iwbhmi dan zuil gijzelt' hebben uil b- maken aan welken kant het iiinjét-b» gelijk is. Wij ooidcclen niet, wij reb-rei-i -u slechts, (Wordi vtrvolyd.) Meester .foohcin, liet type van den school monarch van voor (50, 70 jaren. ziehier, hoe Potgieter hem Schildert, Fining wandelt hij op een smklmelea zo merdag door de lindelaan, (nu Imm hc-u Huilen en kwinkelcereii de vogels; da hhtien wiegelen zaelitkeiis op hun sp.-elde «tilden zoiun-slralen zuicieii dom lm! kiover, sfaau drab-iid stil bij knop ut Ia-Ik cn gaan einde lijk in hel mosbed bluiiiicien Maai oii/c wandelaar merkt Ia-I met: in zich Zelf gekeeld, dool en blunt voor 'I sclmonc om hem heen, vervolgt hij zijn weg. Zoo kond bij bij een heldere beek, oveisrliaduu il door 't -gt-vv e® van ulnlo lammen. .Maai hue liii O t schrikt! De gaiisrlu- oev er yalmt van vu rollend geschaterhel blanke nat stuift dailel omboog eu als meesler .loclmiu uit zijn mijmering ontwaak!, wuiven Imm blan ke armpjes legen t-u liehleu tal van ktoezo kopjes zich, druipend van T wab-r. naar zijn verbaasd gezicht. Die jonkheid, over vloeiend van -leveiisbisl, spelend m haai' blijde selinJkschlu-id. pon 'uilgole/rn schaar vvalcJ'godjcs, iwelk Ven weelde toch voor den schoon hi-ids/ïn i Al aar onze moreler hcefl daar geen oog vooi sh-iiend imhüedt bij den -aansclioiivv den gmwi-S. Ecu ■nieuwe-cigeiiis-w arid hem. Ifnder hel luoverdak MUI Irolsche 'beuken huurt lnj ei'iiskhip.s een vzoele 'me|o.in- eu ziel bij lijk-enislige iiildiukking w is van '/iju ue- laal geweken. Met één sprong was hij bij liet. bed, boog 'zich over d."ii zieke, blies op de Wnnde en 'b-eslieek die licht llu-l 1 lecliteiliand. Toen licli'le llij zich op cn gin«, zooals'bij gi-tv-'-m u 'iv.is, mij opnieuw een vijaiulipeu tdik m„'eerpeiiil. Ik wilde Imm natnopen. maai de boelsiag van eelt paaul zei mij, dat ik Ie taat kwam, .Mei giouic veibazing echter /ng ik. dal nujii viicnil zich oplichtte. De pi ju en de kooi Is watell jt-vttekeU', 11ij lachte. 1 k gevoel mij wel1" /ei -bij. ..peel me llog ren kop Hui-," lli.j (JnUik eii viel lil eell kalnit-m vasleii slaa;-. Ik kon hem genist aan de iiilamb-is ovcilaleii, die mij lielooblen goed vooi lit-m te /lillen zor- gen. Ik kwam (luoilmoc cn zcci oiub-i ib-u uuliuk van 1 voorgevalb-m- limis en nam onmiddellijk ecu koud had om mijn /eiui- vou le steikem - Des avonds zocht ik de woning van mijn vriend op om zijn vrouw allés te vei haten. Mmvv tol mijn groote veibazing zag ik lrcm in een leunstoel voor hel huis zilten. llij tactile en wenkte, met de hand. wa-n- schijnlijk om mij te kennen lo geven, dat ik wet degelijk zijn persoon cn geen geest zag. Hij was nog een weinig zwak, maar met zijn krachtig gestel zou hij Spoed ia vr«?l do oude zijn. Ik begreep hel niet eu ik begrijp hei 'nog niet,"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1912 | | pagina 9