54"' Jaargang.
Zaterdag 30 Maart 1912.
Derde Blad
Ben eindje naar de Pool,
Een slangenbezweerder.
Onze blijde jengd.
Het maaklo ons eenigszins angstig, dal
mei! do retirades aan boord lees in de
D-wagens gesloten had, doch de bui ver
dween, de vrees vcrdwee.it en daar dieef
Falstar op de golven. Een aardig plompe
ronde toren was liet eenige, dal ons
Deensc-h aandeed. Overigens niets Jan liet
nevelingeulamlschap. dal ons in Warmiin-
dc al scheen te beginnen. Daar was die
rozige schijn, dat geheimzinnig verre fiver
het kale landschap, dat ons de ouvertuie
over de Dool scheen. Doch het was maar
verbeelding. Falstar lag daar in een heel
nuchtere belichting, die nu niet zoo heel
erg van do gewone Xoord-Uuitsche uil
de huurt van Breinen-Hamburg scheen af
le wijken.
Dezo courant verschijnt d a g e 1 ij k s, ir et uitzondering van Zon- on Feestdagen.
Prijs per kwartaal: Voor Schiedam en VI aar din gen II. 1,25. franco
per post II. 1-G5.
Prijs per weekVoor Schiedam en Vlaardiugon 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Ad verten tiön voor liet ecrstvolgeud nummer moctou des middags vóór oen
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. I'll (hock Korte Ilaven).
Prijs der Advertentie n: Van 16 regels fi. 0.92; iedere regel moer
16 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Ad verten tiön bij abonnement op yoordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen.
In. de nummers, die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tut den pi ijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan het Bureau te vuldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103.
i.
Aan de kim verrees Falstar.
Denk eens aan.Falstar. Uit de be
roemde: Scelaud, Füuen, Luuland, Lange-
Jaiul, Faistar en Hoen, Riigen cn lisedom.
Alan, Versey, Guernsey, üklerney en
Wightde Piilmisen, de Balearen, .Ma
jorca en Alinoten.
Wij zijn in onze jeugd. In on zo jeugd.
Tegenwoordig leert men Aardrijkskunde
„verstandiger", zegt men. Wij dreunden:
Noord Kijn, Noord Kaop, Kaap Lindesnacs,
Kaap Skagou.Santa Maria di Leuea
Kaap Mallapan.
Doch wij hebben toch .ook zoo geleerd,
dat wij het bovenstaande uit ons hoofd
(heuseh lezer 1) kunnen citeeren, 30 jaar
na dato. En daarom was Falstar ons nu
zoo vertrouwelijk. Overigens aanlok-
kêlijk ziet het er niet uit. Een beetje land,
dat de zee heeleniaal bespoe.lt, zou je
vreezeu als er een groote boot voorbij
komt.
Doch dat is heelemaat niet waar. Wij
hebben hel ervaren. Onze boot is groot.
Er staan daar maar even drie zware ü-
wagens op mei een bagagewagen en amg
wel een 7, 8, goederenwagens op het au-
deze spoor. En toch loopt het eiland niet
onder. Integendeel. Dit is nu een ec-ht
eiland, zoo een als wij Hollanders niet
kennen, 11e tligt beslist en definitie! ho
ven de zee. En als je erover spoort, zie
je de zee nog lang als een lint hoven
het landseind uit; va.n dijken geen spoor.
Doch wij zijn nog aan hoojtl, llut is
een beetje mal aan boord van zoo'n groote
veerboot ais deze, die in Iwe.e uur de
treinen van Warnemiide naar Sjedsar over
brengt. Je vaart per spooi. De veien van
de D-wageus vangen de trillingen van
machine op zoodat je alleen ziel - - niet
voelt dat je voomiikoml. Toch wer
den wij zooeven bijna zec-wagenziek. On
ze D-wagen d. w. z. zijn boot -— ging
stampen en wij hadden zoo juist heel
onder in de boot een vreemdsoortig mid
dagmaal gelnuikL, waarvan één geroeid
opgerolde vischfilets met asperges al
erg Decnsdi was. Doch het was maar een
bui, Heel boven op de campagne van de
boot, ver 'boven onze D-wagens hadden
wij het griezelige van hef water „walm
en niets dan water" genoten doch loen
er een hui kwam. die extra 'water en
extra gulven bracht, hadden wij ons maai
weer in onze D-wagens opgeborgen met
'n blik op de reddingsbelter (wij citeeren
zeer uil het hooi et doch de taalkundige
lezer zal begrijpen, dat wij het Deenschn
woord voor reddingsgordels bedoelen), die
in kisten langs dl verschansing van de
boot waren verstopt.
Mijn vriend cn ik waven op jacht ge
weest en konden over het resultaat tevre
den zijn. De dragers hadden onze schoten
gehoord cn kwamen ons reeds tegemoet.
Wij gingen langs een voelpad aal den
rand van hel. bosch naar huis, toon mijn
vriend plotseling zijn verhaal afbrak en
niet een gil op zij sprong. Ik meende op
't. zelfde oogenblik een geritsel te hoeren
hi liet gras. Eerst wist ik niet, wat er
gebeurd was, en wendde mij tot mijn
vriend. Ik schrikte, toen ik hem aankeek.
Zijn gezicht was krijtwit, de oogen schenen
uit de oogholte. Ie willen rollen en het
gcheeto lichaam beefde en trilde. Zulk een
schrik kon slechts door doodsangst ont
staan.
„In 's hemels naam, wat is er gebeurd?"
„Een slang, hier de rechterschou
der."
Bij noemde deri naam dqr slang, en of
schoon ik dien vergeten hen, wist, ik toch,
dat zc tot de gevaarlijkste soort behoor
de ea haar heet doodelijke gevolgen moest
hebben. Het was niet mogelijk de wond ,\t
te binden. Radeloos slond ik in de reu»
zamc, zwijgende natuur, aan de zijde van
een langzaam stervende, Ie midden van
vreemde mcnschcn, wier taal ik nauwe
lijks verslond.
Daar stopt de boot. Nog een oogenblik
en wij worden van de boot afgetrokken
langs een interessante loopbrug, die de
bootbeweging meemaakt wal niel wei
nig lw toekent, wanl de boot gaat een
heel eind overstag nu de zware D-wag.m.-,
van het rechterspoor zijn afgeftokken en
alleen de goederenwagens op hel linker
spoor blijven staan.
Nog wal gorangoer en daar gaan we,
Falstar in, het onbekende tegemoet mot
het gevoel van een klein kind dal aan
een lekkere ongerepte taart gaat begin
nen.
Daar staat nota bene een.pad
vin.der. Een padvinder. Wij hoopten
op alles nieuws. De locomotieven en du
spoorwegwagens en de laai en die vink
met. asperges en het eiland zonder dijken
en die ronde toren en de Noordsche gloed
in amemwiido cn 't spoonvegveer cm de
vuuri'oode, postbeambten,het was alles
zoo lekker nieuw. En daar slaat me nu
ecu padvinder, net zoo als je hem in de
eerste de beslc llollamlsehe stad ook
vindt.
U verkeer, o nivolleeremle mode, okar
van Jagernauth die de heele wereld plat
strijkt lol één vlak en al het eigene ver
nietigt, o wreedaardige hesehaviiigsuuui-
gel, zullen wij nu in Denemarken ook
weer niets zien dan een gewoon stukje
aarde, met hier en daar nog een enkele
herinnering aan de oude tijden, loen er
meer variatie en dus meer schilderachtigs
op de aarde was?
Wij zullen u liet antwoord nog in de
zen brief icegeven al loopen wij daarmee
dan iets vooruit. Neen lezer ook
in Denemarken is veel door de beschaving
eruit gemangeld. Doch heeleniaal glad heef!
de moderne beschaving het nog volstrekt
niet. en or is nog genoeg eigens, evenals
in zeker ander klein staatje lusschon
Schelde en Eems.
II.
Denemarken is interessant, zóó interes
sant,! dal zelfs de vluchtige opmerker m<T
een le veel aan glnf zit. En hel is tien
dubbel inleressanl voor een anderen klein-
slaal-hewoner omdat deze hier een ouuit-
puUelijke bron van vergelijkingen heeft. Er
zijn heel veel punten van overeenkomst
„Blijf zitten," riep ik, „ik ga de dra-
gei s halen."
Gelukkig trof ik hen spoedig! aan met
onzen huil, waarmee zij op weg naar huis
waren. De wilde, zwijnen, waarop wc zoo
trotseh waren geweest, worden neerge
gooid en wc ijlden naar den gewonde.
Hier kon ik den practischen geest van
de inboorlingen bewonderen. In een oog
wenk maakten ze oen draagbaar van bam-
hoeslokkei'; eenige kleedingstukken wer
den daarop gelegd, en mijn vriend lag
tamelijk gemakkelijk. Toen gingen wij op
weg, de dragers in den trippelenden loop
pas, dien zij altijd aanwenden, als zij zware
lasten vervoeren. Een was vooruitgeloopcn.
Mijn vriend bekende, dal hij hen gezon
den had naar een slangenbezweerder, die
volgens hem alleen in staat was hem te
redden van een wissen dood. Ik geloofde
het niel, maar wachtte mij wel, dit to
doen blijken. Waarom zon ik den patiënt
de laatste hoop ontnemen?
Eindelijk berillen wij de lint van een
der dragers. Het voorgevallene \vas hier al
bekend en men had in de hut oen 1 e-gor in
orde gébracht, waarop we den gewonde
legden. Ik maakte eenige koude compres-
3011 en zag nu ook de kleine, blauw ge
worden wond. Hel gil' moes! a.1 hel geheele
lichaam doortrokken hebben, wanl de
minste aanraking deed den gewonde pijn.
Zijn voorhoofd gloeide en hij rilde van de
koorts. Ik gal' hem wal koude Iheo en
ik zotle mij aan hel voeteneinde van hel
bed, afwachtende,Zoo verliepen eenige
naast heel veel punten .van verschil. En
bij elk van die punten is het hoe en het
waarom even aardig als belangwekkend eu
nuttig voor wie zich gaarne aan anderen
spiegelt.
Daar is b.v. de merkwaardige kwestie
van de Kopenhaagsche vrouw. Kent men
Denemarkmi niet en heeft men neiging lol
generalise-mm, dan verwacht men in Kopen
hagen een blonde, lieve verschijning te zien
zeer geneigd tul peinzen, vrij temperumont-
loos, haar uiterlijk vorwaarloozend en hob-
bezakkerig, slecht zich houdend, zonder ele
gance of elaslicileit - maar huiselijk, rein,
bedaard met nanr binnen slavende oogen.
Enfin men is wat dichter bij de Nooid-
jwol dan Parijs of Weeneu en verwacht hier
dus alles zoo on-l'arijsch en ou-Weetisch
mogelijk.
En zie nauwelijks is uw auto (een
rijtuig begin! hier werkelijk een zeldzaam
heid le worden) van hét centraal Banegaard
istation) komend, den hoek hij Wivel omge
vlogen en begini zij de in licht stralende
Strüget' (een h'ulvcrstraat-niajor) op te glij
den oE daar ontwaart gij links, rechts, voor-
uil,- achteruit precies het tegenovergestelde
van wat gij liadt verwacht.
l'arisiennesV Wienerinnen?
■la en neen. De kleine elegante bewegin
gen van de eerste zijn er niel. En evenmin
het onmodieus gebrek aan magerheid der
Woon er vrouwen. Maar toch is er slijl, een
zekere pittigheid en elasticiteit, van bewe
ging, die men zoo dicht hij de Noordpool
niet verwacht zou hebben. En hoe meer
men de dames ziet en ontmoet, des te
meer leest men in de oogeu andere gedach
ten, dan die, welke men in hel cerebrale
Noorden had verwacht. Zij hebben houding
cn kunnen zich kleedt»», zij zijn bien chaus-
sée eu bien gantêo, gelijk do Franse-liman
van een dame eischt.
En nauwelijks hebt 'gij tien eersten auto
tocht achter den rug en hebt gij wat meer
rondgekeken of uw indruk versterkl zich
en gij komt Voor steeds moerden- raadsels.
Hoe - zoo 'luidt hel eerste zijn dit
de zusters van deze broeders? De/a- Dmc-n
schijnen ons een aantrekkelijk volk. Doch
de mannelijke Deen verschilt uiteilijk maar
heel weinig van zijn Xederiaudschen ge
slachtgenoot. „Houding" is hem vreemd,
de Apollo in hem is evenzeer doorgezakt en
uil het lood gegaan als in onzen Nederland-
scln-n medeimiu. Klaslieho pitligheid v er-
inomll gij even weinig hier ouder de mooi
in een vouw gestreken pantalons en do
prachljassen. als ornlej de minder vei zorg
de kleedingsiiikken, jlie hier overigens heel
wal minder Voorkomen 'dan in palria, nade-
maal de werkman zich hier fluk veelal
voryjduel én gedraagt - - ais een heer.
Hoe komt hel nu dut Deen cn Hollander
als (wee droppels ualer op elkaar lijken,
terwijl IJecnschc en 'IIolLimi -cIieheele-
mmi* niet op clkaai lijken"
Titci-lijk zeer zeker niel, 'Eu innerlijk...
Doch wij gaan le ver. Blijven wij bij liet
uiterlijk.
bange minuten in een slilk-, die slechts
verbroken werd door het steunen van den
zieke. Ik kou niets doen, daar ïm-uschc-
lijke hulp hiei niet meer kon halen. De
toestand vciergeide Voorldiueml. 'I Bruine
gelaat was wasgeel en de ademhaling pijn
lijk. Ik zag, dat hij de lippen bewoog eu
mij over hein heelt buigende, hoorde ik hem
fluïstei on„Gij zijt mij een goed vriend
geweest, Ik moet u nu vei laten, als hij
niel spoedig komt. Groet mijn vioUW en
houd mijn geweer als aandenken."
Langzaam, moeilijk kwamen de wooulen.
Ik kon niets zegge.u en hem slc-chis stom
do hand drukken, llij dacht nog atlijd aan
den slangenbezweerder, -maar die zou hem
toch niet kunnen helpen.
Er verliep een groot kwartier; toen weid
de galop van een paan"! géhoord. Zou dat
de verwachte zijn? !k ging naar buiten
en zag, hoe een lang, mager man uit den
zadel sprong en den (oom den bewoner
van do hut, die ook naar buiten gekropen
was, toewieip. -Zijn lange neus en lid
magere gelaat, deden lu-in op oen loofvogcl
gelijken. De oogen lagen diep in de kassen
en hij lmd een scherpen, stekenden blik.
Deze groolc lieer scheen er niet nan te
denken, dat in de hut een stervende lag,
die naar hem verlangde. Hij schreed uiterst
langzaam en waardig over het grasperk
voor de hut. Ik nam mij voor hem op de
vingers lo zien,- cn hem geen oogenblik
'met mijn vriend alleen le laten. Toc-n hij
binnen was, kon ik hem -nauwkeuriger op
nemen, pn ,ik begreep den schuwen eerbied
Gaan wij 's avonds hei bekende café
Didustri binnen, dat naar buiten afgesloten
is als dergelijke inrichtingen soms in Bra
bant en Limburg. Niel te vroeg men
leeft hiér laat. Hier gaan wij zitten. Daar
komen een paai* eclib-, KopenhnngscUen
binnen. De mantels gaan al', als schilleren-
de kapellen komen een paar mooie figuur
tjes uit. de mantel bin cn. Goed gctoilet-
fccro', geil ceo Iteeid ak \c-el barer /usk-reu
hier zijn, gaan de knappe meisjes aan een
tafeltje zulten te midden van veel toekij
kende jongelui. Ecu bedje Anu-rikaansch
ongegeneerd hangen zij op de tafel, beginnen
ongedwongen haai praatje, talen ecu paar
sigaren komen
Maar flut zijn....
Bardon, lezeressen, dal zijn zeer be
slist nietMij hebben ..gi-conholeerd".
Ook heel „nette" meisjes gaan zoo uit.
En wat het si ga ren rookt® aangaat, het
zijn eigenlijk sigaar-sigaretten dal is een
leelijke Kopenhager gewoonte, waaraan men
zich te gewennen heeft. Deze /.elfde dames
wonen wellicht in pension en rioodigen u
dan als mede-pensionbewoner uit bij haar
een sigaret te komen ronken. Gij komt
en krijgt epn plaats op een ietwat wonder
lijke diva-n, die u al spoedig een verstopt
bed blijkt te zijn. Schrik niet dat is
's lands wijs 's lands eer. Doodrustig kunt
gij er naast haar uw sigaret rooken, dat is
alles heel natuurlijk.
Op elk uu'r van den dag en den nacht
kunt gij die 'dames op onze Knlvcrstraat
(Ströget) ilaneerend wij herhalen: 11a-
neerend annIreil'c-u en„men denkt
zich niets daarbij",
fiat is het uiterlijk, doch nu het inner
lijk
Daar hebben wij weer dat leelijke, dom
me woord. En weer staan wij vuot een
moeilijkheid. Want tempi-ram en Hoos i-j de
Kopenhager vrouw zckci absoluut niet.
Integendeel. Wal men hier vertel!, h.-l is in
hel kor! om me! een uuden HoJkuub-i b-
spreken dat een ..chippend" Kopenhagen
heel wat „vrijngie zou kunnen ineblen".
Doch men „i-kipt" kl,iaihtijkeli|k mei
smaak en zeitbepmking. „Men komt hier
klaarblijkelijk niet zoo gauw in opspraak,
omdat K- velen „opgesproke.n" wunleii. En
de dames zijn gelukkig in ar mooie,
plastische cn Iicwegingsschuonlici-l.
fiocli nu zilten wjj nog altijd met de
vraag: Waarvandaan koml die schoonheid,
die zoo anders is dan die der broedersV
Gynici spreken over naaisters. Zij kunnen
slechts zeer gedeeltelijk - B-lijk hebben.
Audeien vertellen ons van et-n beeldhou
wer en een groulen dansmeester, die aan
deze vrouwen de schoonheid van lirhaanvs-
rusl on Jiehaa nishrw eging g-deerd hebben.
He S-eldhouwer is de gunde Thoinuhl
sen. Hem zou de Koju-nhagei zjjn zin ven:
plastiek Ie danken hebben, hem en den bier-
brouwer .lacobsen, die, geiiHpin-cid dom
dit gunde voorbeeld, enorm ml Bid beef!
uitgegeven om de mooiste producten der
beeldhouwkunst le Kopfiltageu s.imen te
van do inlanders. Zjjn trekken .wau-n koud.
als in steen gebeiteld; de vast gesloten
lippen verrieden wilskracht cn uil -zijn Mik
hts men, dat 'hij gewoon was te hevelen.
Alel zulk een .Blik en een handbeweging,
■die aan duidelijkheid biels Le .weuscln-n.
ioverliet, neodigvle 'hij de nu-iiselieu uit. bel
vertrek te verlaten. Allen veiliokken dom
de achteidcur. -terwijl 'ik aan .'I hoofdeinde
vuil heï bod 'bleef staan. Een tweede, zeei
duidelijke uitnoudigiug, aan mijn adres om
heen te gaan, liet mij koud. waaiop zijn
heeilijkhcid mij een vei nieligciulcn blik
toewierp. Van Mat oogenblik behandelde
hij mij, uf ik niet bestond. Hij nam een kop
met water, mompelde eenige onvei.-laan-
bai'O woerden en sprenkelde loen "la-I wab-i
in een kring om hel .bed van den slei veiub-,
waarbij hij voortdme'nd loovevlormulieren
zeide. Dit alles ürt-eï onmiskenbare waar
digheid. Den zieke had hij nauwelijks aan
gezien. Ik vond 'die behandeling .beneden
alles, en zou den kerel .liefst de deur
uitgeworpen hebben.
Maar de oorzaak van mijn ergernis ging
plichtslatig naar het -heil en zette zich
met gekruiste beeiten op den grond. IIij
was zeer ernstig. -Uit de plooien van zijn
gewaad brachl hij een oud hoek le voor
schijn, hoog toen zeer diep en begon met
eentonige stem le 'bidden. Langzamerhand
geraakte hij in kuur, hij richtte zich op en
sprak steeds levendiger. Toen boog hij het
hoofd en het bovenlichaam en bleef zoo
ecnigen tijd zitten. Toen hij eindelijk op
stond, zag hij ér heel anders uil. De pjjn-
brengen. Alen zou zoo peuken dal beehl-
liouwkunst in dit koude Nom-hm. in -lil
land van halftinten cn dikke jassen mei
vooral op zijn plaats is. liet b-uemh---!
moet waar Zijn. Men Befl hici vel -mi
beeld bouwerij c-u.... veh: dauw-s zapt bt {"-
selmon. En die hi-elBcfmint*' -lauw» zouden
au haar luwden gang b- danken hebben
aan eeil groob-u ilansiuecsb-r uil bel beu
der vu rum eeuw, die nldus de Kopen.
Imugsolll' VIOUW ht-l.scliapcil zou h'-llbeji.
leiwijL bij ten ilg hel, baib-l dei opera tof
een Imogen trap van volmaaktlieid bim lil.
Het Jijkl vieemd - Mi
-Uiige Kop.-11-
liagels hebben lic-L Iambi ffiiv* luid, fja-U wij
deze lezing ove-i vei h-bh-n. Dot-b hoiv -:l
zij scJniihh-n, onlki-nm-u komb-ii en wibb-n
zij niet, dal de Kopenhanum lm llum? u-hs
beeldhouw ei s zon kuntn-ii be/o-h-ii, lai ont
kennen zullen zij evenmin, dal iiinl' Imt
land is waai de toekomstige aulm ileiP-n,
die op kiucl-' p wijze Hollaiiusi lm /ede-
iijklicidswet i zullen Imbbeu te handha
ven, een lumumii-nil b-rn-iji vnoi pioef-
cuideivimli'Ujfe" siiidu- lu-bbeli. Welaan
cflziirhtigf-n kom! naai kopenli.uwn «-it
beschouw I lie Kopeuhagi-namn en hunne
dames ah een „fimlief opstel heil u
hier ergeren, schana-n en prm i-s\n baal op
maken.
En als gij dat alles gekund zult iwbhmi
dan zuil gijzelt' hebben uil b- maken
aan welken kant het iiinjét-b» gelijk is. Wij
ooidcclen niet, wij reb-rei-i -u slechts,
(Wordi vtrvolyd.)
Meester .foohcin, liet type van den school
monarch van voor (50, 70 jaren. ziehier,
hoe Potgieter hem Schildert,
Fining wandelt hij op een smklmelea zo
merdag door de lindelaan, (nu Imm hc-u
Huilen en kwinkelcereii de vogels; da hhtien
wiegelen zaelitkeiis op hun sp.-elde «tilden
zoiun-slralen zuicieii dom lm! kiover, sfaau
drab-iid stil bij knop ut Ia-Ik cn gaan einde
lijk in hel mosbed bluiiiicien Maai oii/c
wandelaar merkt Ia-I met: in zich Zelf
gekeeld, dool en blunt voor 'I sclmonc om
hem heen, vervolgt hij zijn weg. Zoo kond
bij bij een heldere beek, oveisrliaduu il door
't -gt-vv e® van ulnlo lammen. .Maai hue liii
O t
schrikt! De gaiisrlu- oev er yalmt van vu
rollend geschaterhel blanke nat stuift
dailel omboog eu als meesler .loclmiu uit
zijn mijmering ontwaak!, wuiven Imm blan
ke armpjes legen t-u liehleu tal van ktoezo
kopjes zich, druipend van T wab-r. naar
zijn verbaasd gezicht. Die jonkheid, over
vloeiend van -leveiisbisl, spelend m haai'
blijde selinJkschlu-id. pon 'uilgole/rn schaar
vvalcJ'godjcs, iwelk Ven weelde toch voor
den schoon hi-ids/ïn i Al aar onze moreler
hcefl daar geen oog vooi sh-iiend imhüedt
bij den -aansclioiivv den gmwi-S.
Ecu ■nieuwe-cigeiiis-w arid hem. Ifnder hel
luoverdak MUI Irolsche 'beuken huurt lnj
ei'iiskhip.s een vzoele 'me|o.in- eu ziel bij
lijk-enislige iiildiukking w is van '/iju ue-
laal geweken. Met één sprong was hij bij
liet. bed, boog 'zich over d."ii zieke, blies
op de Wnnde en 'b-eslieek die licht llu-l 1
lecliteiliand. Toen licli'le llij zich op cn
gin«, zooals'bij gi-tv-'-m u 'iv.is, mij opnieuw
een vijaiulipeu tdik m„'eerpeiiil.
Ik wilde Imm natnopen. maai de boelsiag
van eelt paaul zei mij, dat ik Ie taat
kwam, .Mei giouic veibazing echter /ng
ik. dal nujii viicnil zich oplichtte. De pi ju
en de kooi Is watell jt-vttekeU', 11ij lachte.
1 k gevoel mij wel1" /ei -bij. ..peel me
llog ren kop Hui-," lli.j (JnUik eii viel lil
eell kalnit-m vasleii slaa;-. Ik kon hem
genist aan de iiilamb-is ovcilaleii, die mij
lielooblen goed vooi lit-m te /lillen zor-
gen. Ik kwam (luoilmoc cn zcci oiub-i ib-u
uuliuk van 1 voorgevalb-m- limis en nam
onmiddellijk ecu koud had om mijn /eiui-
vou le steikem -
Des avonds zocht ik de woning van mijn
vriend op om zijn vrouw allés te vei haten.
Mmvv tol mijn groote veibazing zag ik
lrcm in een leunstoel voor hel huis zilten.
llij tactile en wenkte, met de hand. wa-n-
schijnlijk om mij te kennen lo geven, dat
ik wet degelijk zijn persoon cn geen geest
zag. Hij was nog een weinig zwak, maar
met zijn krachtig gestel zou hij Spoed ia vr«?l
do oude zijn.
Ik begreep hel niet eu ik begrijp hei
'nog niet,"