65'** Jaargang.
Zaterdag 2 November 1912
Mo. 14061
Derde Blad
Een Nederlandscli Tekort.
Sportoverdrijving.
Ho© men voor niets
kan eoupeeren.
Deze courant verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen
Prijs per kwartaal: [Voor Schiedam en Ylaardingen fl. 1.25 franco
per post fl. 1.65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Vlaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen. j l j
Advertentiën voor hot eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
uur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Ilavcn No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: [Van 1—6 regels f 10.92; iedere regel meer
15 oen tg. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen.
Advertentiën hij abonnement op voordeeligo voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen,
In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertenliej bij vooruitbetaling aan liet Bureau te voldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103.
Wij hebben onlangs uitvoerig medege
deeld, hoe men zich in Duilschland de ont
wikkeling denkt van aanstaande rechters en
bestuursambtenaren. Men is daar niet tevre
den met de theoretische, juridische oplei
ding, men vraagt niet uitsluitend naar dege
nen, die do mooiste examens hebben ge
daan en de knapste stukjes bobben geschre
ven, men wil rnenschen bobben, die vóór
dat zij aan het besturen gaan ook zooveel
mogelijk datgene hebben loeren kennen wat
bestuurd moet worden do georganiseerde
maatschappij.
Dat dit goed en verstandig is, spreekt
vanzelf. Wij zouden wel wonschcn, dat men
dit goede Omlseho voorbeeld in afwach
ting misschien van de invoering van wal
wij in boven geciteerd at like! de Kngeteehe
methode hebben genoemd onmiddellijk
navolgde, althans ten aanzien van de ambte
naren aan onze departementen van alge
meen bestuur. Te veel van wat van de mi
nisteries komt doet denken aan brave jonge
lingen, die aan de academie goed hebben
opgepast ,een goed getuigschrift van lmn
hooglecraren hebben veikrcgon, nog verder
hebben doorgestudeerd en toen zoo van par
ticulier studeervertrek zijn overgeplaatst in
hun staatsstudicvertrek in de departemen
ten.
Het is natuurlijk niet heel gemakkelijk
aan te wijzen welke verbeteringen wij daar
door zouden krijgen.
Doch in enkele gevallen is dat toch niet
onmogelijk. Laai ons voor heden één voor
beeld mogen kiezen: de macht der reclame.
Ons dunktmenige jonge doctor in beide
rechten en in staatswetenschappen haalt
voor dit begrip alleen al den neus op. Hij
herinnert zich de interessanto kwestie in
hoever door een reclame-aanbieding een
verbintenis kan ontstaan. Hij zal misschien
nóg een juridische kwestie in verband met
de reclame kennen. Maar overigens zoo
stellen Wij ons voor is de gedachte aan
die reclame alleen al storend voor zijn gees
telijk evcnwiclil. Bij reclame denkt hij aan
schreeuwerige borden, drukke advertenties,
waarmee hij, ex-student, in de beide rechten
en nota's-schrijver in spe, toch zeker niets
le maken hoeft.
Nu is dat niet heelemaal waar. Ook om
departcments-amblenaar te worden, om
vooruit te komen, moet men reclame ma
ken. Weliswaar niet met borden aan trams,
maar dan toch met verdienstelijke stukjes
in tijdschriften. Het is haast indiscreet zoo
iets reclame tc noemen. Maar in den grond
'en in de meeste gevallen is het toch niets
anders.
Intusschen deze reclame hoeft zoo'n
heel ander karakter dan de gewone, dat wie
meester is in de eeno, daarom nog niet
'por se ecnig begrip van de andere behoort
Uit het Engelsch van TENNYSON
PAÏMORE.
le hebben. En toch is dat begrip van de
icloekenis van de (andere) 'reclame o. i.
moreen wetgevend en besturend Maatsamb-
enaar een van de noodigste kundigheden,
waarvoor wij heel wat konnis van zuiver
theoretischon aard cadeau zouden willen
doen.
Wij noemen hier nu juist de reclame, om-
at daar een gebied is, waarop Nederland
heslist achterlijk is. Is het een gevolg van
onzen conseivalieven volksaard, van onzen
afkeer van aanstellerij, wij weten het niet,
doch hier bestaat voor Nederland beslist een
tekort. En bestaat dal tekort in de handels
wereld al, in de regeeringswereld is het
tienmaal zoo groot.
Daar is bijv. de reclame voor de kolo
niën. Hieraan wordt veel en veel te weinig
ran icgeeringswegc gedaan. Wij kennen
onze koloniën niet. Het gevolg is dat niet
voldoende mensehen met voldoende geld in
onze koloniën geïnteresseerd zijn. Sedert
lange jaren wordt dat algemeen erkend.
Doch geen sprake van een behoorlijke re
clame voor de koloniën, die natuurlijk op
groote schaal moet worden opgezet eu in
het eer vtij wat geld zal kosten.
Wat er gedaan moet worden ligt voor de
hand: rondreizende tentoonstellingen, ver
spreiding van platen en fotografieën, gele
genheid verschaffen aan vertegenwoordigers
van Nederlandsche bladen om ginds eens
een kijkje te gaan nemen, enz. enz.
Doch niets geschiedt. Reclame zoo
denkt men aan de regeeringsbureau's is
goed voor cacao, zeep, mosterd en pink-
pillen, doch niet voor koloniën.
Niets in minder waar. Wij hebben zelfs
goede reden om aan te nemen, dat de tegen
woordige minister van koloniën zelf or ook
anders over denkt. Doch het departement
gaat blijkbaar niet mee. Daar zullen wel
do gewone departementsopvaltingen over
reclame hccrschen.
Maar moeten wij dan aantoonen wal men
elders doet? Moeten wij herinneren aan het
juiste inzicht, waarvan de üuitscho keizer
zoo dikwijls blijken heeft gegeven ten aan
zien van dit gebied Moeten wij wijzen op
het voorbeeld van die Engelscho kolonie,
Canada, die tegenwoordig veel meer voor
reclame uitgeeft dan de grootste schoen-
smeerlabrikanl en volkomen terecht?
Hoe juist begrijpt men dc zaken daar.
Spoorwegen, landmaatschappijen, hypo
theekbanken maken een groote reclame.
Maar daarboven uit steeds de regeering,
met brochures, met rondtrekkende monster-
wagens, met een pakkende rondreizende
reclame-tentoonstelling, met advertenties
van vele pagina's groot. „En ailes grijpt
men aan voor die reclame. Do hertog van
Coimaught en zijn populaire dochter, op
mannen-wijze rijdende, de mooie bergen en
meren, de vruchten, de visch, groote ste
den, vee, lommerrijke wegen, journalisten,
die opgewekte stukken schrijven, handige
statistieken, wild, auto's, een gezellige sa
lon in een mailboot, een mooie spoortrein,
alles wordt tot kiekje of artikel eu moet
dan maar aantoonen dat Canada groot,
mooi, goedkoop, vruchtbaar, gezellig, niet,
eenzaam, hard-vooruitgaand, in de mode
is,, kortom, dat dit het. beste en Welva
rendste land ter wereld is.
In de "Engelscho bladen verveelt men u
letterlijk met al die Canadeesohe dingen,
in de laatste „Graphic" nog weer 36 kolom'
met reclame, artistieke, keurig-nette, onder
houdende reclame, maar reclame dan toch
<m hooi handige, voor Canada.
En zie eens daartegenover, wat wij voor
Indié zouden kunnen doen en Wat wij er
voor doen!
En toch boleekent Indie voor Nederland
nog heel wat meer dan Canada, voor En
geland. Housch het wordt tijd, dat onze
Ircstuurders besturen leeren, op deze mo
derne wijze.
Dal is een gevaarlijk onderwerp. Ieder,
die daarover gaat schrijven, weet dat hij
irriteert, weet dat er vele, vooral jongo
monschen zijn, die daarvan niet hooren
willen. Bovendien is liet in veel gevallen
beter en voordeeliger pin die overdrijving
maar in den koop ioe te nemen om bet vele
goede, dat do sportbeoefening ongetwijfeld
brengt. Doch liet jril maar niet rustig
blijven in de vele kolommen, die verschei
den dagbladen aan .gporl wijden. Daarin
komt telkens cn telkens weer een bezadigd
man betoogen, dat men overdrijft; die stem
wil maar niet yerstommen.
En zéér terecht. Zij mag niet verstom
men. Men moet eraan blijven herinneren,
dat de overdrijving van tegenwoordig des
noods als mode Jcan worden geduld doch
dat zij een mode is, die weer behoort
te verdwijnen.
En ook moet men eraan gewennen, dal
ieder die hier de onaangename waarheid
komt zeggen, dót men overdrijft en dht
men eenzijdig is, 'nog daarom geen oud-
mannetje of kuchende zwakkeling is.
Eindelijk behoorde men van de zijde
der verdedigers eens jvat minder met
„dooddoeners", met groote jvoorJen to
werken.
Nu zij vooropgesteld, dat de sport over
het geheel een groot goed is. Zij kan
veel doen ter .verbetering onzer gezond
heid, zij kan kwade gewoonten helpen te
gengaan. Alleen al om dc krachtige hulp,
die de inatigheidsbewegiiig van de sport
gekregen heeft, verdient deze grootenlof.
De roei-, fiets-, zeil- cn. wandelsport bren
gen ons dichter bij de natuur, de gomccn-
schapsspelon-bpcit iecrl discipline, zeifbe-
heerscliing, ontwikkelt den socialen zin,
drijft tol groote inspanning, prikkelt de
eerzucht cn is in veel gevallen ook hy
giënisch van groot belang.
Hoc men de zaak ook bekijkt, op zichzelf
is de sport een zaak an groot gewicht
en zal het komende geslacht van die sport
ontwikkeling in ruime mate profileeren.
liet is waar - zij brengt ongelukken
mee en hoe ruwer de sport is hoe ernstiger
de ongelukken zijn. Doch ook op dit punt
wordt, dunkt ons, vaak veel overdreven.
Ongelukken zijn hij dergelijke dingen nu
eenmaal onvermijdbaar. En de fiets is or
niets minder om, dat verscheiden rnen
schen op min verstandige wijze zijn gaan
fietsen en daarbij latente kwalen aan den
dag en tot ontwikkeling hebben gein acid.
Ook ci-kennen wij levendig, dut bel
voetbalspel, dat nog bij onze jeugd vellicht
meer populair is dan in liet vaderland
van dit spel, heel veel kwaliteiten hoeft,
die hot maken tot een veclszijds, gezond,
ontwikkelend en belangwekkend spel.
Doch nu komen wij dan toch langzaam
lot clo overdrijving, die schaadt. De voet
bal-enthousiasten willen daarvan niet hoo
ren, Alles wat strekken kan tot verbete
ring en popnlariseeriiig van liet spel wordt
zonder meer door hen a any aard. Het pro
fessionalisme wordt door velen voorge
staan, omdat dit het spel verbetert. De
groote inkomsten hij de wedstrijden zijn
noodig „voor groote razen en aanstelling
van Engelsehe oefen meesters. Maakt men
de opmerking, dat het voortdurend gewed-
strijd de beweging langzamerhand van
sport tot kanszaak brengt, dan antwoord
men, dat dit gewedstrijd hel middel is
tor bereiking van het dool: veredeling van
liet spel; klaagt men, dal dc gedachten
der schooljongens te uitsluitend bezig ge
houden worden met dit gewedslrijd, dat
er te veel tijd verdaan wordt met licit
volgen van al die ingewikkelde kans-me
tingen, men krijgt weer ten antwoord, dal.
'dit niet zoo erg is, dat die gedachten
gezonder zijn dan veel andere gedachten,
die anders do onbcwoon.de hersenkamcis
onzer jeugd zouden betrekken.
Voor elk gat hoeft men een stopwoord.
En ten slotte is men zeer overtuigd tla.1
men gelijk heeft.
Het is goed daartegenover weer telkens
cn telkens de nog steeds niet wederlegde
bezwaren te stellen. In de eerste plaats,
dat voetbal, ondanks zijn vele goede kwa
liteiten, uit zijn aard een eenzijdige ont
wikkelaar van het mcnsohclijk lichaam is.
Het leidt wel tot athletiek in enkele ge
vallen, doch op zichzelf is de voetbalbe-
weging eenzijdig en leidt zij niet tol een
schoono, harmonische ontwikkeling, onzer
lichaamsbewegingen, wat b.v. hot hier zoo
verwaarloosde cricket en tennis veel meer
doen.
Vervolgens heeft liet tegenover de liewe
gingssport, (ïocien, zeilen, fioHen, wan
delen) dit tegen, dat het ons niet padcr
lot de natuur brengt, dat liet in die rich
ting oils esthetisch gevoel iiiel ontwikkelt,
Doch hel belangrijkste bezwaar is de wed
strijds-out,wikkeling, die zeker het
spel vermoeit., maar de zeden in veel
gevallen verleelijkt, de eerzucht op ver
keerde wijze prikkelt eu ongezonde belang
stelling in kansspel in do hand werkt.
Och, of men hier eens een lesje in En
geland ging nemen, of men op "dit gebied
eens een oefcnmecster uit "het vaderland
der sport, uit Engeland, doch ook uit Arno
„Eerlijk duurt het langst," is ons gezegd.
Dit ietwat Don Quieliotaehtig spreekwoord
was mij ingepompt, toen ik oen kleine
schooljongen Was, in den vorm van een
ellendig strafwerk, be&Unuulc uit eenigc
honderden regels.
Ik had dat strafwerk weer te danken ann
hel op mij nemen van de geheole verant
woordelijkheid van hel koken van kastanje»
onder beddelakcns met den daarop gevolg
den groeten brand in de slaapzaal. Ik deed
het om een anderen jongen te dekken. Die
andere jongen kookte ze cn mijn onschul
dig aandeel was het o pel on.
Maar mijn school jongensbegrip van „oer'
deed mij dc hocle straf op mij nemen. Het
spreekwoord had veel indruk op mij ge
maakt.
Ik herinner mij eens een shilling in onzen
achtertuin gevonden te hebben en er hard
mee van door gegaan te zijn om minder
wensolielijko aanspraken van de zijde van
mijn broers to vermijden. Toen ik zegevie
rend hot snoepwinkeltje zou naderen, ont
dekte ik toevallig (jen hongerig-uitzieaden
man in een kale bruine jas. Ik herinnerde
mij, boewol laat, mijn gebiedend spreek
woord on was in een onbewaakt oogenblik
geval genoeg om den hongorigen stakker
te vragen of hij ook iets verloren had.
Hij beiiamde dit natuurlijk en toen ik hom
vroeg ot het een shilling was, antwoordde
hij, dat liet inderdaad juist dat bedrag was.
Ik gaf den verheugden eigenaar zijn
eigendom terug en voelde mij gelukkig. Jk
luid mijn „snoepgoedje" verloren, maar mijn
eerlijkheid behouden.
En dan was er ook nog bij ons op school
een jong meneertje, dal het bewijs gaf, be
sliste handels-instincten te bezitten; hij
leende aan twaalf jongens elk een stui
ver met Kerstmis, maar op voorwaarde, dat
elk van ons hem na de PnasehJvacanlic
ren shilling zou terugbetalen.
Ik voelde, dat hot niet heelemaal eerlijk
was en ik droeg den last op mijn geweten
meer dan drie maanden lang, totdat de tijd
van afbetaling kwam en mijn spreekwoord
mij niet sneer met rust Het om de schuld
langer ie dragen.
Ik overlegde met de elf andere jongens,
die ook het zakenveutje hun shillings moes
ten betalen en. wij kwamen allen overeen
om eerlijk te zijn en den bovenmeester
in kennis te brengen met don woeker, dien
onze sehuldeischer had trachten te bcdrij
ven. Do jongen werd weggejaagd en wij
behielden onze shillnigs en redden onze
oor! J 1
Naarmate ik ouder werd, word mijn druk
kende deugd mij vrij kostbaar. Ouder do
crcdit-posten op mijn rekening, die eerlijk
heid moesten bewegen, mij niet to verla
ten, herinner ik mij dat ik eens welwil
lend mijn kleermakers aandacht verzocht
in zake een rekening-fout, die in mijn
voordeel was. 1
„Ja, meneer," zoo hoor ik hem nog zeg
gen, ,,'t is waar, wij hebben een fout jn de
shillings begaan, maar ik heb' toevallig op
gemokt, dat wij niet voldoende getekend
hebben voor dien anderen post.
Hierop legde hij kalmpjes uit de rijzing
van de laken prijzen cn hij liet mij verheugd
weggaan over iiet feit, dal, waar ik in volle
oprechtheid hem op den omvang van en
kel o shillings had gewezen, ik hem geluk
kig had kunnen behoeden.voor een schade
van ecnige ponden. Steeds kostten mijn
kiemen mij later in dien winkel meer, doch
do nobele man maakte mij onveranderlijk
een compliment over mijn eerlijkheid, wan
neer ik "hem do rekeningen betaalde. Ik
legde mij er dus bij neer.
Zoo bleef hef steeds doorgaan en ik b'e
gon mij af 10 vragen, waar nu eigenlijk het
voordeel van de eerlijkheid voor mij in be
staan zou, toen onverwacht hel lang be
oogde iloel werd bereikt eu ik werkelijk
door mijn eerlijkheid werd beloond op een
avond, dat ik in een bekend hotel in dc
stad soupeerde.
Ik had voor mijn doen als bescheiden,
levend man een uitgezocht menu besteld,
Ik zal niet in gastronomische détails tro
ika, liet komen, om ons eens te leeren
waartoe de overschatting van hoi wedstrijd
wezen leidt.
Niet het erge is hier, dal in dc clubs
het wedstrijden aan bet kalme, rustige
spelen van allen in den weg staat. Docli in
Engeland is deze ontwikkeling voel ver
der gegaan. Do belangstelling in lie! wed
strijdwezen is daar zóó groot geworden,
dat zij lid ..elf-doen in den weg slaat.
Ongetelde menigten vullen daar Zater
dags de reusachtige tribunes in plaats van
zelf te gaan spoten. Men wil hoe langer
hoo meer genieten van den strijd dor kan
sen en hoe langer hoo minder zelf mee
doen. De hand niet do spelers wordt hoo
langer hoo meer verbroken.
Men is tevreden met professionals als
luin wedstrijd maar spannend is, als zij
maar den prikkel geven van den wedstrijd
voor eigen inspanning is men to lui.
Die zelfde klacht komt, (-enigszins ge
wijzigd, uit Amerika, liet vergedreven ge
wedslrijd dreigt deze spoil, die oorspron
kelijk een uiting van Kracht i^, te maken
tol een uiting van venal, gelijk zij in den
Homoinschen keizertijd mm den dag komt.
Welnu dei spurt-enthousiasten verlie
zen deze bezwaren ai te veel uit het oog.
Zij 'zien Van de hoornen hel bosch niel. En
daarom hehooren zjj er telkens weer aan
herinnerd te worden, dat Je bonnicn een
bosch constitueeren en dat dit Imscli al
teen goed kan blijven, als or van lijd lot
tijd eens flink in gehakt wordt.
Wat dan ook nog vaak gebeuren moge!
BINNENLAND,
V romvondlcnstpHoM*
Men meldt ons uit Anisleidam:
Den 23sten Mei a.s. zal in den Hang
ter gelegenheid van de fisdietdijdsdie con
ferentie van den [uternationalen Vi ouwen-
raad, een openbare vergadering gehouden
waiden, waai' de kwestie van de „Weib-
hdie Einjaluigen" „Das Modrliomlienst-
jahr" of, zooals wij in Holland zeggen,
„de Geiiieenscliapsjdielil dei Yiomv", door
spreeksters uit Zwilseiland (llr, Med. Ida
lUlliker), Duitschlnnd (vermoedelijk do be
kende H. K. feministe Elisabeth t'nauck-
Kiihno), Scandinavië en Nederland zal wor
den uiteengezet. Voor ons land was als
spreekster wilgenoodigd mevr. Wijiuulclts
Eiancken, die evenwel gemeend heeft voor
die uitnoodiging te moeten bedanken. He
afdeeling Amsterdam van den Ned. Bond
voor Vionweiikiesi echt, overtuigd, dat het
in liet belang van dit alleszins gewichtig
vraagstuk zou zijn, wanneer hot in dezen
winter reeds in breede kringen een onder
werp van gesprek zon uitmaken, liccft ge
meend reeds nu oen openbare vergadering
er aan le mogen wijden en heeft bij uit
zondering Mevr. Wijrmndls friaiickcn bereid
gevonden het onderworp in te leiden, in
de verwachting, dal een even levendig dehat
zal volgen, als toen deze spreekster voor
oenige jaien stellingen over dit punt voor
de Delflscho studenten vctdedigde»
den, omdat dames en onder haar mijn
vrouw ecu klein uitgelezen soupeetje
van zes gangen en enkclo extra's, waar
onzo gedegenereerde sexo zoo tuk op is,
als iets vrceselijks beschouwen, 't Is waar,
ik heb nog wel niet ontdekt, dal mijn vrouw
bezwaar heeft tegen do jaarlijksehc fuif,
die ik haar aanbied in de oester-salons,
ik geloof zolfs, dat zij van mVmng is, dal
haar tegenwoordigheid aan de gerechten
en gangen een soort wan geestelijke saus
geeft. Uit moge zoo zijn doch ik dwaal
af.
Ik wil alleen maar 'zeggen, dat ik ein
digde met een fijne sigaar, een eafé uoir
en een glaasje benedictine on mijn rekening
vroeg, niet zonder wantrouwen Sn de fi
nancieel c draagkracht van mijn hours ten
opzichte van deze vraag.
Een aristocratische en aanmatigende koll-
ner bracht mij die.
Met een onverschillig gebaar liet ik de
halve sovereign rollen, Wal, in tegenspraak
was met mijn vrees ham tc verliezen. Hij
betaalde do rekening voor een glazen loket,
waarachter een keurig jong meisje alleen in
al de glorie van haar zwart zijden japon
Iroondo, alleen in. gezelschap van een soort
van automatische machine. Hij kwam terug
en gaf mij hij het wisselen een anderen!
halvon sovereign en enkele overblijvende
shillings.
.Nu kwam duidelijk mijn eorlijkheidsgevoe
in het gedrang; ik had hem minder
gegeven dan V-at hij mij terugbracht, 1 Ik
maakte hem er attent oj>. Hij nam mij met
een arliterdochtigen blik op, alsof ik pro
beerde een vonrdedig slagje 1o slaan.
„liet is onmogelijk," zokle hij.
fk verzekerde hem, dal, die halve sove
reign lilies was, wat il: hij mij had gehad,
in do hoop hem van zijn dwaling le over
tuigen, ondei mijl als laalste troef bewarende
de mcdcdceling van het, feil, dat dal een
zame geldstukje mijn heele bezit in do tve-
reld was. Waul met, alle respect voor mijn
sleedb betrachte eerlijkheidsgevoel moet jk
bekennen, dal dc niet geheel den wenseh
kon onderdtukken om mijn air van onver
schilligheid over zulke, uielighi ten als tien
hbilliagslukkeii tc bewaren.
„Heuseh, meneer," hield hij vol, „II ver
gist II; doch ik zal eens mformecrem'j
Opnieuw wend do hij zich lot de juffrouw
in zijde en in kristal, terwijl hij mij hij het
weggaan oen minachtenden blik tocwterp.
Ik hoorde een zaclde vro'iweslein uitroe,-,
pon
„Onmogelijk 1 Ik heb liet, ingeschreven.,
't kan mul. zijn." 5 1
Daarop hoorde ik VrttL gefluister, ou ik
merkte op, hoe de twee, die beraad sloegen,,
mij een soort van blikken loc wierpen die,
naar ik mij voorstel, af en toe door dieven,
moeten worden opgevangen. Ten slotfo
naderde de waardige man mij met cen
strenge en tevens verlogen uitdrukking; op
zijji gezicht, li1 1
„Is u zeker," zeide hij, „dat u geen sovè-
reign heelt neergetegd'O ,J
EDAMSCHE COURANT.