0i
g5"° Jaargang.
Maandag 23 December 1912.
No. 14104
Iet derde schot.
Bericht.
AANGIFTE
Insclmjying Militi e.
BUITENLAND.
SCHIEDAMSCHE COURMT.
Deze courant verschijnt cl a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen,
Prijs per kwartaal] Koor Schiedam en Ylaardingen fl, 1,25, franco
per post fl. 1-65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Ylaardingen 10 cent/
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen/
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten dea middags vóór een
jor aan het Bureau bezorgd zijn.
Bnrean: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Er ijs der Advertentiën! San 1—6 regels tl 0.92; iedere regel meer
16 cents. Reclames 3Q cent per ïegel. Groote letters naar de plaats die zij
innemen/
Advertentiën Bij aBonnement op voordeelige voorwaarden, Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te bekomen/
In de nummers die Dinsdag-,- Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentiei bjj vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen,
Intercommunale Telefoon No. 103.
gij, die zich met ingang van 1 Jan.
i,g. op do „Scbiedamsche Courant" abon-
neoreïi, ontvangen de tot dien datum
jerscbijnendo nummers gratis.
De Burgemeester van Schiedam,
herinnert bij deze belanghebbenden
inzonderheid de in 1894 geboren manne
lijke personen, hun vader, moeder, voogd
of curator aan hunne verplichting Int
het doen van aangifte ter inschrijving vooi
do Militie in Januari 1913. ,Be bepalin
gen der Militiowet (Staatsblad 1912, No. 21)
betrekking hebbende op de inschrijving,
zijn de volgende:
Artikel 12.
1. Behoudens het bepaalde in ait. 13 wordt
voor de militie ingeschreven:
lo. ieder minderjarig' mannelijk Nederlander,
die op 1 Januari vnn het jaar, volgende op dat,
waarin liy het 18do levensjaar heeft volbracht,
binnen het Rijk, in het DuiLsche Rijk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft, of wiens
vader, moeder of voogd op genoemd tijdstip in
een der Rijken woonplaats heeft;
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die op genoemd tijdstip in een der genoerndo
Rijken woonplaats heeft;
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op
genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezeT wet
wordt gehouden:
A. de minderjarige niet-Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft:
lo. indien zijn vader ,moeder of voogd bin
non het Rijk woonplaats heeft en gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rijk of
in do koloniën of bezittingen dea Rijks in andere
wcrelddeelen woonplaats gehad heeft;
2o, indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in hot Rijk of in de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin
dezer wet een vader of moeder heeft en deze
elders dan binnen hot Rijk woonplaats heeft;
B. do meerderjarige niet-Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft cn gedurende de
voorafgaande acldtien maanden in liet Rijk of
in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere
werelddeelen woonplaats gehad heeft.
3. Voor do toepassing van het bepaalde iu het
vorig lid wordt gehouden:
voor mindeijarig hij, die minderjarig is in
den zin der Nederiandsche wet;
voor meerderjarig hij ,die meerderjarig is in
den zin der Nederiandsche wet.
Artikel 13.
Voor do militie wordt niet ingeschreven
lo. do ingezetene piet-Nederlander, die hlijkl
le belmoren tol een Staat, waar de Nederlanders
met aan den verplichten krijgsdienst 'zijn onder
worpen oi waar ten aanzien van den dienstplicht
hoi. beginsel van wederkeerigheid is aangenomen;
2o. hij, die blijkt in de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelddeelen woon
plaats te bobben, mits dit niet zij ter zake van
krijgsdienst.
Artikel 14.
1. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder lo.i
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen
het Rijk woonplaats heeft ,in do gemeente der
woonplaats van vader, moeder of voogd;
b. zoo lnj binnen iiet Rijk woonplaals heell,
in de gemeente zijner woonplaats, tenzij lnj in
den zin dezer wet een vader, moeder of voogd
heeft en deze in een andere gemeente binnen
hol Rijk woonplaats heeft;
c. zoo zijn vader, .moeder of voogd in liet
Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente Amsteidnm;
tl. zoo zijn vader, moeder of voogd in bel
Koninkrijk België en hij niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam;'
e. zoo hij in iiet Duitsche Rijk eu zijn vader,
moeder of voogd niet binnen, het Rijk 'of in hel
Koninkrijk België woonplaats heeft, In de ge
meente Amsterdam
f. zoo hij in liet Koninklijk België en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen hot Rijk of in het
Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente
Rotterdam;
2o. van hem, bedoeld in arl. 12, eerste lid,
order 2o.:
zoo. hij woonplaats heeft binnen het Rijk,
ii de gemeente zijner woonplaats,
b. zoo hij woonplaats heeft in hel Duitsche
Rijk, in fte gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heelt in liet Koninkrijk
/Idgië, in de gemeente Rotterdam;
3o. A. van hem. bedoeld in art. 12, eerste lid.
onder 3o., indien hij minderjarig i.s:
a, zoo zijn vader, moeder of voogd binnen
hel Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der
woonplaals van vader, moeder 'of voogd;
b. zoo hij in den zin dezer wel geen vader,
moeder of voogd beefl of zoo zijn voogd niet
binnen het Rijk woonplaats heeft, in de ge
meente, waar hij zelf woonplaats hoeft;
B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste fid,
onder 3o,, indien bij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
2. De in het, vorig lid ais plaats van insehrij
ving aangewezen gemeente is die ,wanr de woon
plaats gevestigd is of was op 1 Januari van
liet jaar, volgende op dat, waarin de ia to schrij
ven persoon het 18de levensjaar volbracht. Ten
aanzien van hem wiens inschrijving te Am
sterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens
woonplaats 'onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België, wordt de gemeente,
waar de nschrijving moet plaats hebben, bepaald
naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is
of was op 1 Januari van het jaar, volgende op
dat, waarin do in le schrijven persoon het
lSdo levensjaar volbracht.
Artikel 15.
1. Hij, die volgens art. 12 moet worden in
geschreven, is verplicht zich daailoo aan te
geven bij don burgemeester der gemeente, waai
do inschrijving moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, msl
do verplichting tot liet doen van de aangifte:
a. indien liet een minderjarige betreft, op
zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moe
der of voogd binnen hol Rijk, in het DuiLsche
Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats
hooft, of indien do voogdij is opgedragen aan
een rechtspersoonlijkheid bezittende verecniging,
aan een stichting of aan een instelling van wel
dadigheid op de bestuurders;
b. indien het een minderjarige betreft ,die
onder curatecle staat, op zijn curator.
3. Do minderjarige, die ill den zin dezer wet
geen vader, moeder of voogd heef!, of wiens
vader, moeder of voogd niet binnen hel Rijk,
in het Duitsche Rijk of in liet Koninkrijk Belgie
'woonplaats heeft, is, behoudens hot bepaalde
in het volgend lid .steeds zelf tot het doen van
de aangifte verplicht.
4 Hij, die is opgenomen in een der in art. 1G
vermelde gedichten en inrichtingen of behoort
tot do in het tweede lid van genoemd artikel be
doelde personen dan wel in dienst is bij de zee
macht, hij het iegor hier te lande of hij de kolo
niale troepen, behoeft niet ter inschrijving te
worden aangegeven;
i. De aangifte geschiedt in de maand Januari
van liet jaar .volgende op dat, waarin de in to
chrijvcn persoon het '18de tevensjaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen van do
aangifte verplicht is ,kan de aangifte geschieden
door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Artikel 1G.
1. Do bestumdors van krankzinnigen-, idio
ten-, doöfslommm- en blindengeslicliten, van
gevangenissen, van rijkswerkinrichtingen, van
rijksopvoedingsgestichten en van tuchtscholen!
zenden jaarlijks vóór 10 Januari een opgave, in
gericht in den door Ons te bepalen voun, van do
daarin opgenomen mannelijke personen, die als
dan voor do militie moeten worden ingeschreven,
aan Onzen commissaris in de provincie, binnen
welke de inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelijke personen,
die ingevolge art. 39 van hot Wetboek van Straf
recht ter beschikking van do Regoering zijn ge
steld en met iu een Rijksopvoedingsgesticht zijn
opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege
Onzen Minister van Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerde en het
tweede lid bedoelde peisonen, zoomede van die,
welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij hel
leger luer te lande of bij de koloniale troepen,
geschiedt overeenkomstig door Ons te geven
voorschriften.
Artikel 17,
I. Voor do militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minileijaiig mannelijk Nederlander,
die na Januari van hel jaar, volgende op dat,
waarin hij bet 18de levensjaar volbracht, en
óór hel intreden van het 2Xste levensjaar zijn
woonplaats binnen liet Rijk, in liet Duitsche Rijk
ot in bet Koninkrijk Belgie gevesligd heeft en
wiens vader, moeder of voogd niet reed-, in een
dier Rijken woonplaats had;
2o. iedet minderjaiig mannelijk Nederlander,
dio niet in een der genoemde Rijken woonplaats
hooft, doch wiens vader, moeder of voogd na
1 Januari van hel jaar, volgende op dat, waarin
do minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en
vóór hel intreden van diens 21ste levensjaar
zijne of hare woonplaats binnen een dier Rijken
gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Ja
nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en vóór hel
intreden van het 21ste levensjaar Nederlander
of opnieuw Nederlander is geworden, zoo lnj
of zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk.
in het Duitsche Rijk of in hel Koninkrijk België
woonplaats heeft
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlan
der, die na 1 Januari van hel jaar, volgende
op dat, waarin hij tiet tSde levensjaar volbracht,
en vóór liet intreden van het 21 Me levensjaar
zijno woonplaats binnen liet Rijk, in liet Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Ja
nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
hot 18de levensjaar volbracht, cn vóór het intre
den van liet 21ste levensjaar Nederlander of op
nieuw ingezetene is geworden in den zin van
art. 12, tweede lid;
7o. hij, die vóór liet intreden van het 21slo
levensjaar ophoudI te vorkeeren in een der ge
vallen, bedoeld iu art. 13, indien lrij overigens,
hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het liiür-
voron onder lo.—fio. bepaalde ingeschreven zou
moeten worden.
2." Mol betrekking lol het bepaalde onder
lo,Go. gelden art. 12, laatste lid, en arl. 18.
3. Ten aanzien van do gemeente waar de
inschrijving of de irischrijving opnieuw moet
geschieden, geldt arl. 14. eerste lid, met dien
verstande, dat do plaats van inschrijving wordt
bepaald naar de gemeente of liet Rijk, waar de
woonplaats gevestigd is of was op don dag,
waarop de in te schrijven persoon of zijn vader,
moeder of voogd is geraakt in eeu der in
het eersle lid van dii artikel omschreven ge
vallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave
ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gel
den do artikelen 15 en 1G, met dien verstande,
dat de aangifte geschiedt binnen dertig en de
Crimineele Roman van Hans von WIesa.
(Vertaald met toestemming van den
Duitse hen uitgever.)
45).
De houtvester knikte. „Ja, dat was de
Bitterste droppel yap mijn lijdenskelk: de
toen de commissie van onderzoek hij
mij kwam en ik ervaren moest, dat tic
persoon, wiens ondergang ik bezworen had,
zijn woord had gehouden, dat hij een man
van eer Was, dat hij... ach! hij zal wel
begrepen hebben, 'dat ik er dien dag do hand
ih gehad hnJd... en toch.."
Rolt zweeg en, staarde somber voor zich
uit.
Dr, Mylius1 "drong er op aan, dat hij zou
voortgaan met. sproken, hij zag, dat iedere
Milluut kostbaar Was en dat er nog vele
raadselen bleven op te lossen.
»U hebt dus den voormaligen vriend uit
uw jeugd hier op Fcukenwoud terug ge-
vonden en,...?"
j.Van dat oogonblik af aan was het mij
°E ik vergiftigde lucht had ingeademd, het
geen mijn hersenen benevelde: ik wilde
kot noodlot dwingen ook eens hard voor
kem te zijn, ik wilde het geluk van 'dien
Man verstoren, het geluk, dat hem overal
volgde... ik kon, nergens anders aandenken
°ver dag en 's nachts, nooit liet het 'denk-
keeld mij los... Hot was toen) dat ik "het
])lan opvatte 'de geliefde uit onzie jeugd te
rug te roepen, zij moesl mij helpen, zon
der er zelf iets van te vermoeden, er moesl
een schandaaltje verwekt worden, iets van
algemeone bekendheid, waardoor zijn en
gagement verbroken zou worden. Ik wist
zeker, dat het brutale, kleine ding komen
zou... dat was juist iets voor baar, een
aardig avontuurtje.... niets goeds, maar niets
kwaads ook', iets prikkelends evenals cham
pagne... o, ik' koude haar precies!
En zij kwam... met allerlei dwaze pllan-,
non.... hier buiten in het bosch wou zij
den, heer Behringer nog eenmaal ontmoeten,
zij wou hem sproken... en afscheid van
hem nemen... anders niet. Ein ik was al
weer teleurgesteld 1 Maar ik heb alles voor
haar gedaan zooals zij het graag wilde. Om
vrij te zijn in al mijn daden moest ik voor
wenden mijn voet verstuikt to hebban..."
„Dus dan toch een voorgewende verstui
king riep Mylius uit.
„Ja. want zij wou hier in de houtvcs-
terswoning komen... en toen zij kwam... ach!
in mijn donkore kamer wenl alles helder
heid en licht! Toen zij heen en weer liep
in mijn kamer en ik haar slem hoorde en
haar vroolijken lach... o, ieder oogonblik
rooide ik meer en meer, dat ik'haar nog
s-teeds liefhad, moer dan ooit... Ik smeekte
haar het toonee.1 te verlaten, bij mij te ko
men, mijn vrouw te worden, ik zou haar.
vertroetelen, ik' zon haar een heerlijk lot
bezorgen.... 1 Zij lachte mij uit met haar zil
veren, glasheldere stem, zij zette heel groote
oogen op-, zTj was doodsbang, evenals oen
vogel, diep men wil grijpen en opsluiten.
opgave binnen tien dagen na den clag. waarop
do in tc schrijven persoon of zijn vader, moeder
of voogd i- geraakt in eon der in liet eeiMe lid
au clil artikel omschreven gevallen.
Ailikel 102.
1. Mei liMbtenia van ten hoogde veeitien
igon of geldboete van b-n hoogde liondenl
ïjftig gutden won tl ge-tuft. de in art. 1ó, eerde
of tweede lid. bedoelde per-non of diegene dei-
in laatstgenoemd lid bedoelde bedtiiirdcr®, die
met oh loei aan een hem lnj dat aitikc-l of bij
ill. 17. vioide lid, opgelegde verplichting.
2. Mei ge\ nngem—luf can ten hoogste twee
maanden of geblboefe van ten hoog-le zeshon
derd gulden vonit ge-lraft hl], die opzettelijk
en der ia lie) wide Uil bedoelde feiten pleegt.
Waar m liet bovem-laamle sprake is
van vader, moeder of voogd, heeft zulk-
betrekking op minilcijïuigen en strekt de uit-
dmkking „vader" voor liet geval, da! de vader
de oudeilijkc mac hl of de voogdij uitoefent, do
uitduikking „moedei 'voor het geval, dat de
moeder de oudoilijke macht of de \oogdij uit
oefent; on. do uitdi ukkmg „voogd" voor liet
geval, dat over den nmideijange voogdij wordt
uitgeoefend door een ander dan den vudri of
de moeder. De uitdmkkmg „uuaUii" hooft bo-
Irekking oji nieeuleij.uigen en -tieU voor bel,
geval, dal dezen onder emaleele slaan.
Waai in tiet boven-taande sjnuke is van woon
plaats, wo ld! ton aanzien \an hen, dn- geen
vrijwillige woonplaals hebben, daaiomler er-
slaan de plante, waar zij wckelijk wonen, en.
7oo deze ontbreekt, do planIs van vei blijf.
Voor bet. doen vnu de aangifte Ier in
schrijving, dio moet plants hebben tu-schcn
1 en 31 Jamiari a s.. zal meer bepaald ge
legenheid worden gegeven in liet gebouw
de „Sl. Joris Dode" mui het Doeleplein
op
VRIJDAG, 3 JANUARI 191.1.
en
ZATERDAG'4 JANUARI 1913.
telkens van des voormiddags 'j. tol des
middags 12-, en van des namiddags 1
tot 4 uur.
Rij do aangifte Ier inschrijving bestaat
gelegenheid om op to geven de reden van
vrijstelling, die de in te schrijven persoon
vermoedelijk zal kunnen doen gelden.
Schiedam, den Slaton December 1912.
Do Burgemeester voornoemd,
M. D. HONNERLAGE GRETE.
r. v*
i 4
„Acb kom! Wat denk je wel Heinz? Dat
zou ik niet. kunnenI Dan nog liever ster
ven IjEu t.ocn moest ik naar buiten
strompelen, de jachtwagens kwamen...."
„Wat er builen gebeurd is weet ik wol,"
viel de officier van justitie hem iu de rede.
„U reedt naar het beukenboschje tegen
do helling, mjjnhccr Mylius; luitenant Beh
ringer wilde naar het clzcnboschje. ik had
de poort wijd open laten slaan, de luite
nant moest er voorbij om, achter de hout
vesterswoning om, het pad naar het bosch
op tc gaali... Toen ik in de kamer terug
kwam stond Holla nog steeds in verruk
king voor het raam en toen viel zij mij om
den hals en riep: „Heinz, Heinz, ik heb hem
gezien, mijn mooien, lieven H&ns-Joo-d.,,"
Wal ik toen voelde 1 Ik wist wiea zij in
gedachten omhelsde toon zij mij in haar
armen slootI Zij kon nauwelijks afwachten,
dat ik haar uit hel, zij liet haar hand
schoen zelfs liggen... Toen heb ik haar bet
pad aangewezen, dat naar de plek voeri,
waar haar lieveling stond... Met vlugge
schreden begaf zij zich op weg.... ik heb
haar nooit weergezien....'-'
Dio laatste woorden werden fluisterend
uil gesp roken; do houtvester zweeg, het was
of hij niels meer had mee te doelen.
„En wat gebeurde er toen?" vroeg de
officier van justitie onmiddellijk.
De houtvester ontwaakte als uit een
droom.
„Toen? Ja, alles Wat ik toen deed,
geschiedde alsof ik mij zelf niet was. Alles
werd mij rood eu blauw voor cle oogen,
mijn om-en suisden alsof er een storm loeide
door hot Bosch... groote God, misschien
was ik op> dat oogenblik krankzinnig... 11<
nikte mijn geweer van den muur en sloop
het buis uit... als een strooper bon ik ge
slopen door het kreupelhout, totdat ik hem
eindelijk zag, honderd schreden van mij
verwijderd.... Hij hief juist zijn geweer op
hij had zeker den bok gezien... Maar daa
lag mijn geweer al aan mijn wang c,n mijn
schot knalde..."
Nu viel de offic-ieT' van. justitie hem in
do rede, ontsteld greep hij den arm van
den houtvester.
„Van wien spreekt ge, mijnheer Rolt?'
„Van den luitenant."
„Val zegt ge?! Hebt ge op hem, op Ueli
ringer gescholen?"
„Mijn kogel was bestemd voor Heliriti
ger, voor hem alleen... voor wien anders
Opeens viel Jutta, die mei ingehouden
adem had slaan luisteren, met een kreet
van ontzetting op een stoei neer en sloeg
haar lxsitlc handen voor haar doodsbleek
gezicht.
„O, God! Hans-Joosti"
Een oogenblik heersehle er stilte in lm 1
vertrek. Maar dr. Mylius zag, dat de krach
len van den ziek,o verminderden.
„Ging de kogel eet verkeerde richtin
uit?" vroeg hij.
„Dat heb ik pas later gehoord," hervatte
Rolt. „Ik dacht dat ik hem geraakt had, ik
zag hom neervallen.., en toen ging ik zelf
op do vlucht."
„Ja, Behringer bukto ontniddellijk nadat
Schiedam, 23 Dcc. 19122.
HE BALKANOORLOG.
De vredes on d p r h a n d el i ng e n.
v 7
De gedelegeerden ter vredesconferentie
zijn nu reeds meer dan (ion dagen te Lon
den, zonder een Slap verder te zijn geko
men, dan toen men vom 'I eerst bijeen
kwam. Over do beraadslagingen van Za
terdag werd aan de pers het -vulgentle
officieele communiqué gegeven:
De Turkscbe gedelegeerden verlangen, in
dien. ze ook mot Griekenland in onder
handeling zouden treden, de approvhm-
deering van Adrianopel. De gedelegeerden
der bond^enootcn merklen op, dal deze,
aangelegenheid reeds geregeld was hij jleil
vnpenslilsiand eu niet tol hun competentie
behoorde.
De 'l'urksche gedelegeerden deelden toon
metre, dal zij, met het oog op dezen iiieu-
hij geschoten had," verklaarde Mylius. „Hij
wou onder den kt uitdamp de uitwerking van
zijn kogel nagaan. Hij bukte en die be
weging heeft zijn 'loven gered..." Mylius
zweeg: het was of dc schellen hem plot
seling van dc oogen vielen... Heide schoten
op hetzelfde oogenblik, één enkelen knal
had men maar kannen hooren, dus ein
delijk was het raadsel vau het derde schot
opgelosL! Daarom had hem dat schol,
dat als proefschot destijds door do com
missie wa? gelost, zwakker golekeu dan
dat van dien noodlottigon avond. Hij slaak
te een zucht van verlicliling. Waarom had
niemand eerder aan die mogelijkheid ge
dacht? Een geval, dat iu het, loven van een.
jager toch zoo vaak voorkomt.
„Eu toon verder?" vroeg hij aan den bloc
ker. mail, wiens krachten snel afnamen.
„Ik ging zoo snel mogelijk langs achter-
paadjes naar huis."
„Uw kogel is een andere richting uitge
gaan."
„Ja. een. andere richting," herhaalde Rott
fluislciend, „dat heb ik pas later gehoord,
toen Milder bij mij kwam zeggen) dat er,
een dame in liet bosch was doodgescho
ten. Beluinger was gezond en Wel... hij
luid den bok geraakt volgens zijn bewering...
Heiiringer was ecu te uitstekend jager om
zich lo kunnen vergissen... grooto hemel,
ilus dan had ik... ik het kind doodgeschoten.
Mijn kogel had zij in het hart.... ik was
haar moordenaar geworden." 1
De laatste woorden, stierven weg in oor
zacht kermend geluid. Wordt vervolgd.^