65"^ Jaargang. Zaterdag 8 Maart 1018. No. 14168 Berde Blad De moderne Janus. LENTENACHT. Voorlichting van voorlichters. BINHEKLANi.""" w Deze couraat verschijnt d ag a 1 ij k' s, met uitaqhdering van Zon- en Feosttlsgsn, Prq'B per kwartaal: Yoor Schiedam en, Ylaardingsn fl. 1.25, feafla» per post fL 1.65. Prigs per week: Ybor Schiedam en Ylaardingsn 10 c#ot 'Afzonderlijke nummers 2 cent 'Abonnementen worden dagelijks aangenomen. 1 f 'Advertentiön voor het eerstvolgend, nummer ragstsn: uu* aan het Bureau bezorgd zijn. ró& n>m Bureau: Lange Haven No. 111 (hoek Korte Haven). Prp 'der A d t e r t oh t i n": Yan 1—6 regels f10.92; iedere regel meer 16 cents. Reclames 80 cent per regel. Groote letters naar de plaats die zij innemen, Adverlentiön bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan. bet Bureau te bekomen. In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, women zoogenaamde kleine advertentiön opgenomen tot den prijs ran AO cents per advertentie,- bij vooruitbetaling aan het Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. Men weet het, de Romoinsche godheid had twee gezichten. Diezelfde twee gezich ten heeft ook de moderne staat. Daar js allereerst de deftige, neuswijze staat (of stad), do macht, die zich meer en meer in oils dagelijkse!: leven indringt en overal regelt en voorsclirijft. Die staat schrijft u voor hoe en waar gij moot betalen en hoe en waar gij moet loopen. Hij snuffelt na of het goed van sommige niet-milifaire of niet ambtenaarlijke geachte jeugdige ingezetenen wel behoorlijk gemerkt is en of men bij "het handenwasschen wel nagelborstels gebruikt. Hij bemoeit zich niet de vraag of gij een loodgietersvuurtje voor een dakreparatie stookt en is vol hygiëne. In het belang van de hygiëne steekt hij overal zijn neus in, hij verbiedt u een houten gebouwtje to zetten, hoe langer hoe meer is allerlei verboden, hoe langer hoe moer hebt gij voor velerlei permissie van den staat noo- dig. Deze staat, dat is dus de peuterige, pre- ciese, bemoeiallige volmaaktheid zelve. Doch nu het andere gezicht. Nu komt de staat zelf in actie, nu is hij geen op zichter meer, maar moet zelf handelen. En zie, van al die mooie voorschriften, die hij anderen geeft, trekt hij zichzelf nage noeg niets aan. De staat b.v. ligt met de stad overhoop over de verbieeding van een nauwe, gevaarlijke passage. Was er nu een staat boven den staat, dan was er binnen 24 uur een goede regeling. Want de gevaren zijn hier heel wat grooter dan bij al die andere gevallen, waarbij de staat in naam van de hygiëne zijn neus steekt in allerlei particuliere verhoudingen. Doch nu heeft de staat lak aan al die voorzich- tigheid, hij laat zijn ambtenaren op hun doode gemak vellen volschrijven en als er geachte burgers boenen of erger bre ken, trekt hij zich daarvan zoo weinig mo gelijk aan. Niet minder komiek is de staat, de ge meente in geldzaken. Als gij uw belasting niet betaalt, dan staat er dadelijk een aan manen voor de deur. Doch als de staat bijtijds uw belastingbiljet moet bezorgen, dan is lij} niet thuis. De aanslagen in de personeele belas ting vervallen telkens op den laatsten dag der maanden Februari tot en met Novem ber. Doch vóór April, Mei komt de staal niet met uw biljet. IEj heeft het recht veel te laat te komen, de burger niet. Komiek is ook do staat als schuldbeta ler. Schulden, dat weet men, die moeten dadolijk betaald worden. Geen uitstel 1 In devolksvertegenwoordiging zingen de af gevaardigden daarover litanieën en de mi nisters antwoorden. En voortdurend dringt men van regeeringswege op spoedige be taling der ;rekeningcn aan. Die slechte ge woonte van uitstellen, dal is het bederf „Je schijnt erg moe te zijn, Emmy?" „Ja, mevrouw, doodmoe." „Dat doet het voorjaar, Ga maar dadelijk naar bed, ik heb nog geen lust ertoe, maar ik zal mij wel zonder je hulp uit- kleeden." Het aardige kleine kamenierlje, dut wer kelijk erg slaperig en verdrietig er uitgezien had, toonde opeens een zeer monter suuitje. „Mevrouw is zóó goed! Ik wenseh me vrouw goedennaeht.*' „Nacht, Emmyl Zeg even, is de leeraar van zjjn wandeling al terug?" „Ja, mevrouw. Hij is dadelijk naar zijn kamer gegaan, daar u toch reeds naar ho ven waart. Hjj voelde zich wat moe en wilde direct gaan slapen.'1' Mevrouw Hermann glimlachto. Een slappe jongeman, hoor, die ook al last heeft van een, beetje voorjaar 1 Maar '1 ia goed, Emmy, ga maar, slapen 1" De jonge weduwe, die men, het mooie gezichtje en het slanke, soepele figuurtje ziende, dertig jaren zou geven, vleit zich •met haar boek op do chaise-longue neer. De blaadjes worden vlug, het een na het itojder/ omgeslagen, de minuten' vliegen om van don middenstand de staat leeraarl dat in allerlei toonaarden. Doch nu moet de staat, de gemeente betalen, zelfs in gevallen, waarbij de lian- dolsusantién uitstel üitsluiten. Doch zie, daar heeft men weer den anderen kop tegeno-ver zich. Nu heeft de slaat allen tijd, nu is er van doen als de anderen geen sprake, laat staan van voorbeeld go- ven, Nu laat de staat wachten als de slor- digste particulier. Deloyale concurrentie er is in Neder land nog geen wet op, doch elk oogenblik kan zij komen. Doch zoodra do staat met particulieren gaat concurreeren, is elk ge mis aan loyauloit, hoe erg dat ook is, geoorloofd. Er zijn daarvan veel voorbeelden, doch de mooiste is en blgft die van de loterij aankondigingen. De couranten mogen aan kondigingen van buitenlandsche loterijen niet hebben, Dat is strafbaar. Doch niet alleen trekt de staat zelf inkomsten uit een dergelijke loterij, maar bovendien mag hij, staat, die aankondigingen wól bren gen. De posterijen vervoeren die aankon digingen open en bloot, doch zoodra. de oouranton dat doen ho maar. Een andere merkwaardigheid ziet men in de gemeenten tegenwoordig, nu allerlei concessies worden omgezet in eigen ex ploitaties. Tegenover de concessies was de gemeente en met reden vaak de baarlijke duivel. Doch nauwelijks is het bordje verhangen, of wij hebben ook met den nieuwen Janus te doen, en de gewel denaar, die vroeger niets over zijn kant liet gaan, vindt nu alles goed. Reparatie- werken hebben den tijd, groote fouten wor den geduld omdat er geen hoogere autori teit is om daartegen op te komen. Nu is er voor een en ander een goede verklaring. Critiek is gemakkelijker dan de kunst, toezien, vitten, opmerkingen maken luier werk dan het zelf goed doen. En de staat, de gemeente heeft het groote nadeel, dat zij in den regel van het per soneel niet hetzelfde kunnen eischen als particuliere lichamen van hun ambtenaren, als particulieren van zichzelf. Maar toch die Janus-positie is on bevredigend. Van de overal zijn neus in stekende, overal critiscerende staat en ge meente mag, neen moet men eischen, dat zij alles tenminste even goed doen als an deren, ja, men moet feitelijk willen, dat zij het voorbeeld geven. Janus moet vóór alles éón gezicht krijgen. Zal dat mogelijk zijn? Wij ge'looven het niet. Ook voor den staat is de critiek heel wat gemakkelijker clan de kunst. Er is geen tak van industrie, die niet do een of ander in handen van den staal, van de gemeenschap wenscht. En inderdaad deze kan alles of niets. Waarom hij wöl gas en eicclriciteit en niet brood (als in een paar Italiaansche steden) óf boter zou bij de boeiende lectuur en aan het eind van het hoofdstuk, bij een zeer verliefde passage opkijkende, zag zij, dat' er al ruim een uur voorbij was. Nu is het ook haar tijd naar bed te gaan; zij voelde nu ook in haar heele wezen een soort van mat heid, maar geen onaangename, zeer ver schil! end van de natuurlijke avondmoeheid. „Lentelucht 1" dacht zij, en was bijna een beetje kriebelig, dat ook zij, ondanks haar stalen zenuwen, de verslappende wer king van het geheimzinnige fluïdum, onder ging. Uitdagend opende zij de balkondeur om de gekniide nachtlucht bij stroomen binnen te laten, diep opademende de zoete ge wen. In diep-rustigo kalmte lag de maanbe- lichte tuin om haar villa aan haai- voeten. Allen in huis waren stellig lang reeds naar bod. Zij echter werd machtig door de verleidelijke betoovering van den lente nacht geboeid. Een onwederstaanbare drang dreef haar heelemaal op het balkon te treden, waar zij in een rietstool neerviel. Zeldzame, tegelijk' heerlijke en ook be klemmende gewaarwordingen werkten diop- in in haai- wezen; een naam k'on ze er niet aan geven, het was een onbestemd, doelloos verlangen. Met open oogen ging zij droomen, wat haar niet dikwijls ge beurde. Zij was niet romantisch aangelegd. Haar leven, dat zij als weduwe nu sedert zes jaren leidde, werd in beslag genomen door* de opvoeding van baar kind," door kunnen maken, is niet goed in te zien. Zeker er zijn allerlei bezwaren, buiten het bedrijf gelegen, die daartegen waar lijk niet ten onrechte worden ingebracht. Doch uit het bedrijf zelf vloeit, daartegen geen bezwaar voort. Voor zoover wij zien kunnen, is er slechts óón bedrijf, waarin men niet aldus over in grijpen van den staat denkt, en dat is het eourantenbedrijf. D. i.t z. bijna alle staten geven dag bladen uit. Maar het zijn er dagbladen naar, dood geboren kinderen, welke nie mand ter hand neemt, die niet moet, spo ken van couranten zonder kracht, macht noch heerlijkheid, voorwendsels om niet meer aan werkelijke publiciteit te doen. Doch een goede, volwassen courant geeft geen enkele moderne staat uit. In Beieren zoo heet het - was men het van plan. En enkele regeeringen, met name de Prui sische, hebben wel bladen, die niets lie ver doen dan berichtjes en beschouwink- jes, die direct van de regeering komen, ootmoedig opnemen. Doch zelf een goede courant maken en uitgeven, daaraan denkt althans in de modern geregeerde staten geen enkele regeering. Dat is tot zekere hoogte buitengewoon opmerkelijk. Want een meer onmiddellijk werkend instrument ter bevordering van de volksontwikkeling dan de dagbladpers bestaat er niet. Immers deze heeft dage lijks contact met s/j of der burgers. En al kan zij die natuurlijk niet alles voor zoete koek laten opeten, zij kan toch enorm veel ontwikkeling verspreiden, heel veel goede aansporing geven en aan den anderen kant heel veel bederven, heel veel sensatie leveren en verkeerde begrippen in de we reld brengen. Hoever die macht gaal, is eigenlijk nog nooit heelemaal gebleken. Er is eens de vraag gesteld, of b.v. Duitschland een klein land, stel Denemarken, niet het best, het meest afdoende en het goedkoopst met de pers zou kunnen annexeeren. De groote moeilijkheid zou in deze casus positie on getwijfeld zijn om in het geheim voldoende geldmiddelen te vinden om een dergelijke campagne te beginnen en om in Dene marken voldoende journalistiseh onderlegde aanhangers van Duitschland te vinden. Doch als deze twee voorwaarden ver vuld zijn, dan gaat de rest met verbluf fende)) eenvoud. Stel Duitschland besteedt 50 millioen mark aan bet geval, wat te genover oorlogsuitgaven een peulschilletjo is. Het, zal natuurlijk niet zoo moeilijk zijn met dal geld de voornaamste bladen in zijn bezit te krijgen en anders uitste kend geoutilleerde en goedkoop werkende concurrenten tegenover diegenen te stellen, die zichzelf niet willen vokoopen. Zonder antecedenten ware dit niet. Het is bekend dat de meest Fransehe Courant in Duitsehe banden is en van een groot blad, dat. nog veel meer bekend is, wordt dat op goeden grond eveneens verteld. Nu behooren in den door ons aangehaal- den gedaehlengang in het Decnsche geval die bladen natuurlijk niet opeens allen voor een verbond met Duitschland te gaan plei ten, doch zij moeien iu elk geval niet tegen dat land schrijven en vele grieven, die beschaafde buitenlanders tegen Prui sen en tegen het leven in dat land heb ben, weglaten. Als vanzelf kunnen zij, zoo een betere stemming tegenover Duitsch land maken, een tolverbond komt dan aan de beurt en via het tcdveibond is men lid van den Duitschen bond voor men het zelf weet. Zoo eenvoudig, als het hier is aange geven, zal het in de werkelijkheid wel niet gaan. Maar toch toont het gegeven voor beeld voldoende aan, dat de pers een ge vaarlijke macht in den staat is, die onder zekere omstandigheden de welvaart en 'de vrijheid van den staat zelve met groote kracht kan aantasten. Een groot, het grootste middel wellicht tot volksontwikkeling en een werktuig voor het meest afdoende hoogverraad ziedaar de Pers. En in plaats dat de staat dat middel geheel aan zich trekt, gebeurt dit nergens, ja, durven utopisten, die voorniets staan en eventueel het heele economische motief wegwerken, staatsexploitatie van de;fo Izaak niet goed aan. Geen wonder. Het ware te gevaarlijk, het ware een moord van de vrije gedachte, van de zelfstandigheid van den burger, in dien de staat het dagbladbedrijf aan zich trok en alleen ambtenaren liet schrijven. Do absolute, feitelijke vrijheid van druk pers is een zaak van zóó groote waarde, dat men daarvoor de mogelijkheid van min der goede voorlichting, ja van misleiding voorloopig wel in den koop moet toe nemen. Doch nu hier niets te doen is, nu men algemeen terecht de pers als een kniidjc- roer-mij-niét gevoelt, nu zou men toch ver wachten, dat de staat al het mogelijke deed om dan toch indirect die pers zoo goed mogelijk te doen zijn. Kan en mag do staat niet directen invloed willen uit oefenen op dit machtige middel van be schaving en volksvoorlichting, dan moet hij toch elk middel aangrijpen, waarmee hij indirect de pers lean verbeteren. In Amsterdam en Utrecht in het open baar, in Groningen eveneens, maar niet in het openbaar, worden krachtige pogingen gedaan om journalisten een zoo goed mo gelijke opleiding te geven. In alle drie sle den blijkt voor die pogingen bij de ihukbe- zette journalisten een groote belangstelling te bestaan. Do cursussen worden in alle drie steden ijverig bezocht. Ligt het nu niet op den weg der regeering om die pogingen natuurlijk voor zoover zij in 't openbaar en voor allen zonder onder scheid gedaan worden krachtig te steu nen en om ten minste te zorgen, dat de voorlichters van het publiek, die zooveel goeds, maar ook zoo heel veel kwaads kunnen doen, een zoo goed mogelijke op leiding kunnen krijgen, Van de zaak zelf blijvo do staal af. Maar hier is een taak, die de zaak kan bevorderen zonder een van de nadeelen, boven omschreven. Be hoort dan do staat dit middel niet zoo het beheer van haai- vermogen, door aller lei maatschappelijke verplichtingen, zooJat haar geen tijd nagenoeg overbleef voor dweperij of voor sentimenteel gezucht. Bij haar kennissen stond zij dan ook bekend als de kerngezonde vrouw met prozaisehen aanleg, wat zij zich dan ook kalm liot aan leunen. Ook dezon avond, bij maneschijn, op haar balkon gezeten, gingen haaf droomen niet uit naar wazige verten of naar den fonkelenden sterrenhemel. Zij toefden bij den bewoner der naaslbijgelegen villa,"den stileln, ernstigen, ietwat verlegen professor Lowilz, die daar sedert een half jaar woon de. Tot nog toe had zij geen bijzondere belangstelling voor den kalmen veertiger gevoeld, en ook nu kwam hij' haar niet als eea aanbiddelijke romanheld voor, maar het was toch eigenaardig hoeveel lieve, vriendelijke woorden, hoeveel aangename karaktereigenschappen van haar buurman haar nu in den zin kwamen, nu in dezen heerlijken lentenacht. Zij onderging een licht verdriet over Je ccnigszins verlogcne terughouding van den professor, waardoor een prettige, vriendschappelijke omgang moeilijk werd. Een vleermuis, die vlak' boven liaar hoofd neerstreek, deed haar schrikken. Nog bewuster dan tevoren, onderging zij een onbeschrijfelijk zachte matheid door hoofd en ledematen; zij wilde zich eraan ont trekken, toen zij iets meende: te bespeuren, gauw en zoo krachtig mogelijk aan te grij pen. Met trots kunnen wij zeggen, dat do Nederlandsche dagbladpers de vergelijking met elke andere pers onder heileiding dor veischillende omstandigheden schitterend kan doorstaan. Zoowel op moreel ah op technisch gebied blijkt de Nederlandsche pers bij een vergelijking zeer hoog te staan. Dat is een geluk, en wij moeten hopen, dat dit hooge standjiunl gehandhaafd blijft. Doch daan-oor is dan ook noodig, dat de ojileiding der journalisten zoo goed moge lijk zij. En met blijdschap behoort de staat hier de gelegenheid aan te grijpen om het weinigje, dat de staat hier kan doen steun bij de opleiding der journalisten zoo gauw en zoo goed mogelijk te doen, Tentoonstelling van kerkelijke kunst. Omtrent de nationale tentoonstelling van, oude kerkelijke kunst, te 's-Hertogenbosch, van 1 Juni tot begin September, wordt de volgende mededeeling gedaan. Sedert in December van het vorig jaar besloten werd, dezo tentoonstelling uitslui tend te doen bestaan uit oude kerkelijke kunst, zijn de verschillende met haar in richting belaste commission met ijver aan het werk getogen. Een waarborgfonds van ruim f30.000 werd in korten tijd bijeen gebracht en alletlci peisonen in het land, die door hun betrekking of hun wetenschap voor het bijbrengen van kunstvoorwerpen nuttig konden zijn, bleken bereid tot liet tentoonstellingscomité toe te treden. De sa menstelling der aldus gevonndc commissie van bijstand zal spoedig worden bekend ge maakt, doch intusschon kunnen thans ïeeds enkele mcdedeelingen worden gedaan be treffende dc belangrijkste inzendingen, die voor de tentoonstelling werden toegezegd en het zeker maken, dat men daar ecu schat van kerkelijke kunstwerken bijeen zal vinden, zooals slechts weinigen konden vermoeden, dat in Nederland nog zou to vinden zijn. De R.-K. bisschoppen, van Haarlem en, 's-IIertogenbosch, dc oud-katholieke bis schop van Deventer en de abt van de Abdij Berve, te Hecsvijk, stonden b.v. hun kroon- staven af. Men zal dientengevolge te 's-IIer togenbosch kunnen bewonderen een prachtig geemaillccrden, laat veerliende-ecawschen kroonstaf, vermoedelijk afkomstig uit do abdij van Egmond, mees ter» tukken van zes tiende eeuwsch zilvcrdrijfwérk; dc staf van den Deventerschen bisschop Aegidius de Mon'te en den Abt van Berne, en een paar eenvoudiger, latere staven;, ook andere Voorwerpen', van liet bisschoppelijk cmiaal, ontbreken niel, o, n. de met parelen en edelgesteenten "bezette mijter van den bis schop van 's-IIerlogenbosch, kostbaar bor duurwerk uit het eind der zestiende eeuw-.- De afdieeling der priestcrgewAden vooral belooft zeer volledig en belangrijk te wor den. Reeds thans zijn, comjilole stellen ka- zinfel, dahnaticken en koorkap uit de 15o en 16e eeuw toegezegd, waarbij naald dat haar deed ven-assen en waarom zij op haar plaats bleef. Onder in den tuin scheen onverwacht eenigo beweging. Heel duidelijk' hoorde zij voorzichtige voetstappen en onderdnskt stemgeluid. Mevrouw Hermann keek over haar balkon heen en ontdekte twee mon- scliengestalten, heel innig tegen elkaar leu- nendo, die uit het verste gedeelte van den tuin langzaam naar hot huis wandelden. Do maan verried, dat het waren do huis knecht van den professor met haai-dienst meisje Mina. Duidelijk was liet karakter van deze tuinwandeling te onderkennen aan de ondubbelzinnige blijken van aan hankelijkheid, die deze twee elkaar be wezen. Mevrouw Hermaan raakte er zeer over uit haar humeur. In haar huis gold eens en vooral de stelregel, dat verhelde luitjes niet geduld weiden. En in haar hoofd was het besluit klaar, dat Mina den dienst opgezegd zou worden. Met cenige inspan ning weerstond de strenge, jonge weduwe de verleiding om door een energieken uit roep 'de idylle beneden te verstoren. Zij wikte nu direct maar naar bed gaan, toen zij nog eens hierin verhinderd werd door iets bewegelijks, liclitends, dat alleen een vrouwelijk japonnetje kon zijn. Rn ook dit kleed was ontwijfelbaar in groote har monie met het donkere, dat aan een man nenpak deed donken. De wijze van omgang van dit tweede paartje was oen trouwe navolging van het eerst ontdekte. Maar mevrouw Hermann's gevoel van zedelijk heid sloeg heftige vlammen uit. Niemand anders dan Emmy, dat huichelende; kamer katje, zag zij, en dat liet zich pmhelzen dooi den jongen leermeester van haar jon getje. Zoo'p brutale durf ging toch alle grenzen (c buiten. En om de moraliteit van haar huis was zij' verpliclit, hiervoor dm ook een voorbeeld to stellen. Zondsr zich te bedenken, ijlde zij de kamers in, de trap af, om dit jonge stelletje te over rompelen, doch buiten gekomen, was liet verdorven paar verdwenen. Zij sloeg dc richting in, waai heen zij veimoeddo dat het gegaan kon zijn. Bij de kromming van een laantje k'vvam zij plotseling, niet vóór de misdadigers, maar vóór een langen man ie staan, die door haar onverwachts verschijnen op ojivaiiendc wijze van zijn bank was opgesprongen, waar hij tot nu toe had gezeten. „Professor, u hier, in mijn tuin? En in dit uiu-?V Nog builen zich-zelve greep' de aange sprokene mar zijn hoed. „Yi 'mg wel excuus, mevrouw, maar ik.,1.1' „U wou zek'or uw knecht zoeken, niet waar „Mijn' knecht? Neen, dat was ik heele maal niet van plan. Ik zag bij mijn avond wandeling het hekje van uw tuin open en..,.; daar ik,;.," j SCHIEOAMSC Ht- CDURMT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1913 | | pagina 9