ALLERLEI. DE GROENTE iR\ HAAR BETEEKEN IS IN DE HUISHOUDING. Men beweert we] eens, dat groenten niet voedzaam zijn. Al ware liet zoo, dan moei men haar toch als een toespijs van. b'e- teokenis beschouwen, die menigeen on gaarne» mist. Bewezen echter is, dat alle groenten voedingswaarden bezitten, eenige zelfs in zeer hooge mate. Bovenaan staan de peulvruchten; sommige van hen leveren een voortreffelijke groente. Wij vermelden hier de boonen, een oeroude, uit Midden- Azië aikomsiige plant, die de oude Grie ken reeds kenden. Zoowel versch als ge droogd, heeft de hoon uitmuntende voe dingswaarde. Met boonen alleen kan do mensch zich voeden, want zij houden alles in, wat tot den opbouw van het lichaam noodig is. Boonen worden ook dikwijls ge conserveerd gebruikt, maar de gepasteuri seerde, gedroogde vruchten zijn te ver kiezen boven de niet zelden met koper vitriool groen gemaakte conserven. Dan volgt als bijzonder voedend de erwt, ten tijde der oude Grieken en Ro- meinen nog niet bekend. Do landverhuizing bracht haar uit Azië naar Europa. De erwt beat de grootste voedingswaarde en overtreft daarin zelfs alle vlecsohsoorlen. .Verder verdienen de koolplonten onze op merkzaamheid. Men zegt, dat ze zeer veel waterdoelon bevatten, dat is waaimaar zij bevatten ook een groot aantal voedende bestanddeelen en ieen uiterst opwekkende .werking op de edele organen. Een voortreffelijke voedzame groente is ook de spinazie, Waarvan de verbouwing heel .geen moeite oplevertVan kropsa lade is het voadinigsgehalte gering, daaren- - tegen, verdient zij om haar gezonde uitwer king allen lof. De komkommers werken on gemeen verfris'schend en zijn, goed toe bereid, geheel onschadelijk. Om bijzonder liet gehemelte te bevredigen/, gebruiken Wij uien, mierikswortel en verscheidene krui den. Aan de verbouwing dier planten moest men meer aandacht schenken. Wij herin neren hier slechts aap. de tomaten, de meloenen en de verschillende keukenkrui den, welke, al is hun voedingswaarde ook gering, toch een aangename afwisseling aan het maal geven. DE OMGANG MET ONS ZELF. Er zijn menschen, die het in 't geheel niet of met moeite kunnen verdragen, al is 't ook slechts enkele uren, met zichzelf alleen te zijn. In den regel loepen zij het huis uil, houden zich nu eens bij deze of gene goéde kennis op, zijn altijd op jacht naar nieuwtjes en verheugen zich vooral, als zij van hun lieve naasten eon nieuw interessant historietje hooren, dat dikwijls genoeg een fabel blijkt te zijn. Deze menschen verwonderen zich, hoe anderen het kunnen uithouden veel alleen thuis te blijven of alleen uit te gaan in de vrije natuur, want zij hebben één ding niet geleerd omgang met zichzelf te houden, zijn eigen gezelschap te zijn. Het Wreekt zich echter bitter, als men den omgang met zichzelf niet onderhoudt. Wie altijd met andere menschen verkeeren moet, omdat hij het alleen niet kan uit houden, zoekt dan natuurlijk 't liefst zulke kringen op, waar hem de moeste genoegens Wachten. Oppervlakkige verstrooiingen van allerlei soort, een. conversatie/, die zich meestal niet b'oven het peil van het persoonlijke verheft en niet zelden in zeer gewoon) gebabbel bestaat, oefenden ongemerkt een verlagendc-n invloed .op zijn ontwikkeling uit.* 't Ergste is echter, dat zulk een leven ten slotte tot een gewoonte Wordt. Men ont- •vlueht dan het eigen ik, omdat men ang stig is voor de leegte en verlatenhe/1, die daar heerschen, en zich ontzettend verveelt. op ieder kruispunt Ik was zoo laat opgestaan, dat ik niet zeggen, wil hoe laat, te laat om nog een behoorlijk déjeuner, zooals zo hier zeggen', te gebruiken; ik moest maar naar de Crême- rie Pont Neuf gaan en een kop chocolade drinken met een broodje. Dat was voldoende voor ecu hal ven werktijd. Toen ik op Pout Neuf kwam. de nieuwe brug, die al ruim 300 jaar oud is en in dezen, tijd juist kapot, kreeg ik op een schutting een, groot plakkaat in 't oog. Daar stond een bekendmaking op, een reclame voor een hieuw1 boek, „Les errours de fa guillotine", en er was een plaat bij, dieee'n akeligen moord te zien gaf. Een haveloos man is een slaapkamer binnengedrongen en heeft een dame, die daar lag te slapen, doodgestoken. Ik zie de leelijke messteken op haar blanke borst en grootc bloedvlekken, langs do dekens. En op den' grond een plas hog ongeronnen bloed. Een bediende is komen aanvliegeh om hulp te bieden, maai- de moordenaar heeft zich op hem geworpen, hem op den grand gegooid, een' handdoek om zijn mond en hals gebonden, zoodat de man' niet schreeuwen kan, en daar staat de schurk nu met het mes opgeheven', het van den eersten moord nog bloederig© mes, lang en scherp als eep zeis, en is op het punt den ongelukkigen kerel den hals af te snij den. Deze ligt als een dier, dat geslacht wordt, met verschrikte oogen te staren naar het bebloede mes, dat in de eerstvolgende seconde in zijn borst zal dringen als een koude straal. Ik stond een poos haar die plaat te kijken. En' loon zei jk' bij me zelf: „Vah- Men mengt zich 'dikwijls' opnieuw' onder den stroom van menschen, niet omdatnien zich daar zoo gelukkig voelt, maar omdat men in het géwoel en gedoe der wereld minstens zooveel afleiding vindt, dat men de inwendige verveling minder gevoelt. Om ons zelfs wille is het noodzakelijk dat wij verkeer met ons zelf honden; dit geldt zoowel voor ons maatschappelijk als voor ons zedelijk leven. Slechts wie ter gelegener tijd met zichzelf alleen weet te zijn, leert zelf denken en eigontzieh zelf verworven goede grondbeginselen toe. Er komen tijden, dat wij den .omgang mot ons zelf noodig hebben. AL te zeer voelen wij dan, hoe wij al onze goede bekenden het woord vrienden lijkt ons hier minder op zijn plaats eigenlijk heel weinig kennen en begrijpen, zoodat het hun er eigenlijk minder om te doen is, onze persoonlijke, rein menschelijkewaarde te leeren kennen, dan wol allerlei intimitei ten uit ons familieleven te ervaren. Het gevoel van verlatenheid komt dan over ons en onbevredigd, ongetroost, ont goocheld keeren wij ons van hen af. Dan komt ons het eigen ik tegemoet. Dit begrijpt ons verdriet ten volle, het is een vriend, die onze smarten verzacht en den vrode geeft, dien de Wereld niet geven kan. Gm een vaardigen omgang met onszelf te houden, moeten wij ons in ieder opzicht volmaken. Wij moeten onze kennis vermeerderen! onzen geest altijd nimnv voedsel gevenjj waardoor wij het zekerste de verveling bannen. Het is echter niet genoeg, dat wij ons zelf amusecran, "wij moeten in ons zelf een aangenaam gezelschap vinden. Daarvoor is het noodig, dat wij onze handelingen steeds voor geestelijke grondbeginselen regelen en in twijfelachtig zedelijke gevallen de steeds! juiste richting van onze innerlijke stem volgen. Wie zichzelf een bezoek wil brengen, moet een goed geweten hebben. Daarom vreest de boos'wicht den inkeer in zichzelf; voor den goede zijn echter 'de oogenblikk'en van stille in-ziclizelf-gekeerdheid plechtige Zondagsuïen. Vóór alles zij de mensch eerlijk tegen zichzelf. Waarheid ontbreekt zoo vaak' in het verkeer der menschen onderling, en daaruit komt eetn menigte vim ander© on deugden voort. Eerlijkheid tegenover ons zelf verzekert ons bij voorbaat een goede verhouding. Ons ik moet onze beste vriend zijn. Ja, het is juist een voorrecht van d,en vriend, dat hij ons altijd den spiegel der waarheid vóór mag houden. Maak dus dikwijls tegen u zelf van deze vrierul- schapsrecliiten gebruik. •Hot mag natuurlijk niet bestreden wor den, dat het verkeer met onze medelnen- schen zijn goede zijde heeft, dat het ons' noodzakelijk' is, maar voor het eene moe ten wij het andere niet vergeten. Wie trouwe vrienden en goede huren heeft, is gelukkig, maar men kan ze licht verliezen en niemand blijft ons dan over. 't Gelukkigst zijn en blijven diegenen^ dije in zichzelf het meest bevredigende gezel schap vinden. Het is oen waar woord: „Wee hem, die zichzelf niet genoeg is'l INVLOED VAN VOEDINGSMIDDELEN OP HET KARAKTER, TEMPERAMENT EN HET UITERLIJK VAN DEN MENSCIi Een Engelsche pliysioloog heeft 'een ont dekking van zeer bijzonderen aard ge daan. Ilij beweert, dat e]k voedingsmiddel in zijn soort een bepaalde werking op het lichaam, meer echter nog op de ziel van den mensoh uitoefent. Zoo zou een man, die tijden, achtereen •niets anders dan rundvleesch gegeten heeft,' buitengewóón energiek, moe'dig, ja, over moedig Worden, als hij het tenminste nog daag ga jij een revolver koopen," Nadat ik mijn chocolade gedronken had, ging ik twee goede bekenden opzoeken', n.l. de dames Kielland. en Backer, diemij haar hulp beloofd hadden voor den,1 aam koop van een goed en niet duur horloge. Zij wisten zoo goed don weg in de maga zijnen van de „Bon Maiché", zeulen ze. Misschien konden ze me daar ook helpen aan 'n goeden en goedkoopen revolver, want in Bon Marché moet alles te krijgen zijn luchtballons en ridderorden, tot preekslooien toe. Die twee dames hebben haar atelier in de Rue de l'université, „aan den anderen kant Van de rivier". Daar wonen zo en schilderen dat het ecu aarcl heeft. Ze hebben de wereld tusschen, zich ver deeld, zóó, "dat de cene, Harriet Backer, alles naschildert wat binnenshuis is: do kamer en het kabinetje mot alles wat daar binnen kan gevonden worden, van hot grootste tot hot geringste, zelfs poos, die bij de kachel ligt te droomen. Inte rieurs noemen zo dat. De andere, Ivitty Kielland, schildert alles Wat buitenshuis is: weiland en akker en boschjes en berg hellingen en meren en wolken en al wat 'er bestaat, zelfs de zwarte veengronden in de buurt van Gaderen; dat noemen ze: land- schapschilderen. 't Is gek met zulke menschen. Ze vin den het een genot rond te zwerven en tc schilderen, alles na te schilderen vah Dat is niet waar, heb ik later gehoord; want Harriet Backer is bang voor katten. O, die vrouwen 1 i niet reeds' Was'. Blijft hij1 'dat lïevclingsg'e- recht onafgebroken nuttigen, dau zal bij icn slotte, al ware lip ook vroeger 'do zachtmoe digste man, opvliegend eni wild worden als een woedende stier. Geen mensoh zou liet meer met hem kunnen, uithouden en ein delijk ontaardt do toestand in dollen waan zin. Do uitwerking der Voeding, die allben uit varkensvleesch bestaat, zou eon soort van, droefgeestig mijmeren zijn, 'dat van icon gevoel van algemeeno walging ver- gjezeld gaat. Eon dergelijke toestand zou top laatste tot diepe melancholie cm! zelf moord voeren/. Bij het voortdurend gebruik van schapenvleessch- zal de mensch ver stompen, terwijl het vlecs'ch van heel jonge kalveren het lichaam vonVeekélijken en het karakter zachter en blijmoediger maken zal. Een jong meisje, dat alleen van melk, eieren en het fijnste kalfsvleesch zou le ven, verkrijgt de mooiste, zachtste en blankste huid. Goede, onverva'.sdhtc melk heeft over hot algemeen geen slechten in vloed, noch op het uiterlijk, noch op het karakter van den mensch. De vethoudonde melk der schapen zat zelfs in zekere mate opgeruimder stemmen, terwijl hel gebruik van groote hoeveelheden boter kalmeerend werkt; echtcp,i ais men bet te lang in groote hoeveelheden nuttigt, zal ecm gevoel van groote afmatting intreden. Van scherpe kaas beweert de wijze Emgelsehtnan, dat zij goeden invloed heeft op te levendige werking der hersenen, maar bij overdrij ving hetzelfde eindresultaat heeft als var- kensvlocseh. Een voeding, die grootendeels uit met eieren saamgcstelde spijzen be staai, versterkt aanzienlijk de spieren en moet ook goed op het verstand werken om echter het geheugen to scherpen cn tot op latcron leeftijd goed te behouden, moei een dagelijksche hoeveelheid van sterke mosterd een voortreffelijk middel zijn. Zou de mensch vorder niets nuttigen dan visch, dan kan hij weldra met. de stompzinnigste aller schepselen, de bewo ners van het noordelijk gedeelte van Si berië, die bijna alleen van visch leven, in concurrentie treden. Uitsluitend gebruik van aardappelen ver wekt een gevoel van geestelijke cn licha melijke verslapping, alsmede onbeschrijf lijke verveling. Ook met de uitwerking der plantenvoeding is do Britsche physioloog het niet geheel eens. Zoo oefenen de ver schillende groenten in vereeniging met an dere levensmiddelten ook invloed op den geestelijken en lichamelij'ken toestand van den mensch, wiens spijs uitsluitend uit plantenstoffen bestaat. Het bleek gelaat, de slappe houding van het magere, krach- tolooze lichaam, giansloozc oogen, het doffe haar, zijn de uiterlijke kén teek enen van een vegetariër, om nog niet eens te spre ken van de trage, weeko karaktereigen schappen en de geringe voortbrengselen des geestes. Veelvuldig gebruik va,n alle soorten van vruchten is altijd goed. Goede vruchten wekken steeds de geestelijke ver mogens van den mensch op, evenals het matig gebruik van spiritualiën, zonder de reactie, die alcohol ten gevolge heeft. Kleine Jan: „Zeg eens, oom Piet, kan u niet zwemmen?"' Oom Piot: Stellig jongen, waaromvraag jc dat Jantje: „Omdat ik pa heb hooren zeg gen, dat u het hoofd niet boven water kan houden.'" De acteur: „O, Amalia, kan het waar zijn. Zijn we eindelijk alleen?"! Stem van het schellinkje: „Niet ge heel meneer. Ik ben er neg en een massa van mijn kameraden, maar als je morgen avond geen ander stuk geef, zal je stellig alleen zijn."' Gedurende een lezing, die in een kleine plaats gehouden werd, zei de spreker o. a, hemel en aarde, en 't is ongeloofelijk hoe goed ze dat soms kunnen. En als het haar gelukt is iets goeds te maken, bebben' an dere menschen; alleen door het kijken ge noegen. Ze vinden dat het mooi is of wor den er door aangedaan als door een ge dicht of een machtig woord. Zoo kunnen zulke schilderossen toch op haar manier iets uitrichten in de wereld. Want, hot is geen kleinigheidmee te kunnen helpen de menschen blij en hot leven rijk te maken; dat is, als men "t goed beschouwt, mis schien wel het grootste wat er is. De dames Kielland en Backer zijn aardige menschen, ongetrouwd, zooals ik, en we zouden uitstekend met elkaar overweg kun nen, als het niet was, dat ze altijd zooveel op de mannen hadden aan Ie merken, vooral mejuffrouw Kielland, zij' is de ergste. Met haar heb ik het hier altijd aan den stok. Niet dat zij piet gelijk kan hebben in een en ander van wat ze zegt; maar het is zoo verdrietig, dat van een viouw te moe ten hooren, die volgons oud en goed ge bruik den man; onderdanig moest zijn en hem baar heer en meester noemen. Ik bijt zoo goed ik kan* van' me af, maar je Weet hoe het met vrouwen is. Men komt niet verder met haar. Je kunt echter begrijpen, dat ik op mijn beurt ook wel iets aan te merken "rind op het vrouwvolkje, en het gaat dus, wat dat betreft, gelijk op. Ik vond de dames thuis cn we gingen er samen op uit om het uurwerk te koopeni Mijn oud horloge Was voorgoed stil blij ven staan'. Het heeft minstens een paai' jaar- gesukkeld en in dien tijd, leelijke kuren vertoond, maai* nu had bet uitgediend, het wilde niet .meer, liet was moe. „Mijne hoeren, dc statistiek wijst aan, dat blonde vrouwen vecli ongemakkelijker van humeur zijn dan donkere." Stem uit do vergadering„Is chit werke lijk waar, mijnheer?"! Spreker: „'t Is dc zuivere waarheid." Stem uit de vergadering„Dan moet ik aannemen, dat mijn vrouw hour haar zwart verft."! GEEN KANNIBAAL. Een heer, die in een restaurant had ge- gelen, hield bij de betaling van zijn reke ning geen cent over voor fooi aan den kcllncr. Deze voegde hem spottend toe „De kollner is niet in de rekening be grepen. Waarop het slagvaardige antwoord volgde „Die behoorde ook niet tot het menu. Een weduwnaar met vier kinderen had een weduwe met twee kindoren gehuwd; dit huwelijk was met nog drie kinderen gezegend. Zekeren middag tehuis komende, hoorde» hij een vreeselijk rumoer' en toen hij vroeg, wat er aan do hand was, ant woordde zijn vrouw: „Och, niets; jou kinderen cn mijn kin deren vechten weer met onze kinderen." SNELHEDEN. Een Engclschman roemt de snelheid zij ner treinen. „Ah, verschrikkelijk meneer. Die snelle treinen gaan zoo gauw, dat, als je erin zit, niels van het landschap ziet, alleen door de telegraafpalen. Die vormen eon hek, waar jo niet door kan kijken." Een Zuid-Frniischman beweert intus- schen, dat de P. L. M. extra-sneltreinen nog veel gauwer gaan. „Wat telegraafpa len I" zogt hij. „Bij ons in Tarascon is een vijver met goed drinkwater, uitstekend. En weet u nu waarom ik altijd groentesoep proef als ik dien vijver voorbij ga? Omdat eif een veld prij, selderie en worteltjes en andere soepgroenten vlak voor liggen en dat alles bij die geweldige vaart ineens groentesoep wordt. VOOR DAMES. VROUWENROEPING. Volgens den beroemden Engelschen ©estheticus, John Ruskin, moet een vrouw de stichtster zijn van den rnooien huisolij- ken haard; alle wetenschap moet haar wor den gegeven, niet om haar te veranderen in een dictionaire, niet ,om baar le laten weten, maar om haar to laten gevoelen en oordeelen. Haar taak is te behagen, te voeden, te kleeden, in orde te houden, te onderrich ten. Jonge vrouwen moeten kunnen koken., naaien, strijken, tuinieren en boeken lezen, die zij bezitten, niet moeten ter leen vra gen. "Zij moeten de noodige kennis hebben, die haar in staat stelt, het werk van den man te begrijpen en zelfs hem daarin to -helpen, maar mén mag ze haar niet geven om den wille der kennis, want geleerd te zijn, is haar taak niet. 't Is volstrekt niet van belang voor haar waarde of haar waar digheid, dat zij met deze of gene weten schap gemeenzaam zij. De vrouw is geestelijk aan den man on derworpen; dc man is de 'denker. Hem al leen is het geoorloofd binnen te treden in de vallei der vernedering, d. w. z. in de hoogste wetenschap. Daar, waar een echte huisvrouw is. daar is een huiselijke aard. Boven haar hoofd zijn slechts de sterren, aan haar voeten alleen het gras, maar haar home, haar te huis is overal. Haar haard is wel dad ia voor anderen, voor haar man en haar ge zin, als zij edel is en goed. Ziedaar haar ware plaats, haar .ware macht. Maar om haar roeping te kunnen ver vullen, moet zij, voor zoover een mensche- lijk schepsel het zijn kan, niet vatbaar zijn Het binnentreden) /in „Bon Marché" heeft wel iets van het komen in Mohammeds hemelrijk. Er is pracht en glans en schit tering, drie verdiepingen hoog, en dc ein- deloozc zalen zijn als een tentoonsteljlings- gebou.iv opgevuld met piles wat een menisci: kan wcnschen te bezitten of te hebben; maar vooral zijn er dameskostuiuns en ver sierselen. Het horloge kreeg ik. Een mooi uurwerk, het loopt als een achtdaags-klokje, als ik er maar aan denk het op te winden. Het kost zoo weinig, dat ik den prijs niet noe men wil als ik in Cluïsliania terugkom, ze mogen er paar raden. Maar pistolen! hadden ze in Bon Marché niet. De winkelbediende, die ons Melp, was een Z Weedhij ,rei, dat ze in die zaak zoo „vredelievend" gezind waren. Maar er woonde ,dicht in de buurt een wapensmid, vertelde hij; 'daar1 kon'den we pistolen krijgen, als we daarop uit waren. Dien winkel vonden we. Nu zou het dan gebeuren. Ik wilde, dat de dames metme mee naar binnen /gingen om mo bijl te staan, als mijn Franseh me in '"den steek mocht laten. Maar juffrouw Backer was er niet Voor, dal ik een revolver zou koopenl Ze had het vaste geloef, dal ik boef noch tiopd zou schieten; de eenige mensch, dien ik schade kon toebrengen, zou 'ik zelf zijn, dacht ze. Als ik den revolver laadde en onderwijil natuurlijk aan allo andere dingen stond te denken, behalve aan dat, waar ik mee bezig was, zou het pistool afgaan, en ik zou don kogel in mijn voet krijgen'. Juffrouw 'Kielland was Voor één keer eens op mijn hand, Of het mi kwam', (ioor- 111 voor dwaling. Alles hangt van haar-af; als zij goed regeert, zal alles goed gaan. Zij moet goed zijn, zonder ooit moe le 'wor den, en toch' moet zij met dat al veran derlijk zijn, omdat zij leeft en werkt in verschillende omstandigheden, en hierin be slaat de ware vrouwelijke veranderlijkheid gelijk aan de veelvuldige zonnestralen, loe der en helder, alle voorwerpen kleurend/ waarover zij vallen. De vrouw is bestemd om lo heerschen, niet om te strijden, en haar verstand gaat zoover niet om uit te vinden en te schep pen, maar alles in bevallige orde te bren gen, te schikken, tc beslissen. Zij ziet do verschillende hoedanigheden der dingen en hun plaats. Zij treedt niet in liet strijd perk, maar deelt de kroon uit na het ge- vecht. De ware huiselijke haard is eer plaats van vrede. Alen is er .veilig niet alleen tegen hel kwaad, maar tegen angst, twijfel, verdeeldheidals liet dat alles niet is, dan is hot geen tehuis. Als onverschilli gen, onbekenden, zij wier hart lichtzinnig isj den dreanpol overschrijden, houdt het op dit lo zijn. Allo vrouwen moeten, ol zij hot welen of niet, tronen hebben in vele barton, en een kroon, die men niet aflegt. Koninginnen: moeten zij allen zijn voor haar mannen en haar zoons, koninginnen van groote ge heimenis voor dc wereld, die zich buigt cn altijd zal buigen 1 oor de myrthenkroon cn den schep Ier der vrouw. Het is niet genoeg, van ecu vrouw te zeggen, dat zjj cfe blommen niet vei Lreedl, daar, waar zij den voet zet, zo moet ze doen herleven. De klokjes mogen niet verilonson, als zij voor hij gaat, maar opbloeien. De vrouw is een koningin, niet alleen van haar eigen tuin', maar van vele tuinen. Zij kan niet geluk kig leven, wanneer zij denkt dat buiten; de muren van haar koninkrijk, woning van vols I rek ten vrede het milde gras lot aaa den horizon wordt uitgerukt door den dood strijd der menschen en verdronken door beken van bloed. Ilaar roeping, die is, overal kalmte en vrede to verspreiden, moet zich niet be palen lot haar huis, zij moet die uitoefe nen daar buiten, maar hoeveel takt cn hoeveel eenvoud dient zij te bezitten! Om te beginnen moet zij grondig de we tenschap kennen der keuken, de voor- en nadeden (der voornaamste voedingsmidde len, evenals de eenvoudigste en beste wijze om do maaltijden gereed le maken. Als zij tijd heeft, moet zij bij arme gezinnen gaan koken, hun inprenten, hoe zij het beste partij uit alles kunnen Lekken ep van weinig iets goeds maken; dan kan zij tevens trachten, haar beleefde en aan gename manieren te leeren, ener voorzor gen, dat zelfs het grofste tafellaken met zorg gevouwen zij en de tafel met enkele bloemen uit den tuin versierd. Om vreugde tc kunnen geven, moet do vrouw zelf vroolijk zijn. Het klinkt wel vreemd, dat Ruskin als eei-ste plicht van dc vrouw vraagt: dansen, zich goed klee den en -goed kokenmaar onder dansen be doelt hij, dat een vrouw altijd tevreden en opgewekt moet zijn, zich in de stemming voelen, om haar innerlijke blijheid te uiten door dansen, nooit het genot zoeken, maar gereed zijn om te genieten. Voor een natie is het 't ergste, nis haai' jonge meisjes treu rig zijnhet goheelc bestaan kan muziek worden als men de rechte noot aanslaat; men moet zijn geluk zoeken en dit moet hel beste soort van geluk zijn, en dit besto soort lean men niet voor oeu lagen prijs koopen. De tweede deugd is, zicli eenvoudig en elegant te kleedon; hij raadt baar aan, ais zij werkelijk een nieuw kleed noodig heb ben, dit volgens de mode te kiezen, maar log nooit een oude japon af, omdat zij niet meer naar den laatstcn smaak is, en als do mode duur is, volg haar niet. Gij kunt breede of lange rokken dragen vol- dat ze betere gedachten van, mij bad dan haar vriendin; wat moeilijk is aan! te he men. of dat ze meende, dat hot er weinig op aan kwam of ik een kogel in mijn voet kreeg, dal zeker te Weten,-wil ik niet be weren. Ilct werd uitgemaakt: de revolver zou ge kocht worden. We gingen alle drie bij den smid binnen, tot groote verbazing zeker van allen in de werkplaats. i „Een zakrevolver," zei ik. „Bien, monsieur 1" zei Lij en bracht er een. Dat was iets heel moois. Ik bekeek het wapen van alle .kanten met groeten ernst en het gewichtig gezicht van 'een kenner. Toen vroeg ik naar' den prijs, i I J Veertig francs. i Dat was te veel. Een van twintig kón volstaan. Ilij bracht er me een van twintig; dien vond ik best. Maar nu moest ik mij' door den smid laten, uitleggen hoe die re volver behandeld moest worden. En tege lijkertijd kwam het er op aan mijn manne lijke waardigheid op te houdion tegenover die dames. Ze moesten niet op 'de gedachte komen, dat ik van het gebruik van Wapenen niets af wist; ze kunnen buitendien al genoeg op mij1 te zeggen hebben. Maar ze vertrouwden het zeker al niet. Ze begonnen ten minste te onderzeeken en naar alles te vragen, wat het iaden en afschieten betrof, alsof zij dién revolver moesten krijgen. Eindelijk verzochten zo den smid het mij uit te leggen. Dat deed hij1. 1 1 „Ba ba ba ba ba c'oihme ?a, monsieur." „Ja we], monsieur," zei ik, maar iptus- I BMMo—i—wmnoetM—mmm«a—*——

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1913 | | pagina 10