a 67*° Jaargang. Zaterdag 20 Februari 1915 No. 14763 Tweede Blad Uit de Tweede Kamer. Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen Prijs por kwartaal: Voor "Schiedam en Vlaar.dingen Q. 1.25, franco per post fh 1-65. Prijs per week: Voor Schiedam en Viaardingen 10 cent. Afzonderlijke nummers 2 cent. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een flur aan het Bureau bezorgd zijn. Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven). Prijs der Advertentiën: Van" 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer 15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naax de plaats die zij innemen. Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen. In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan bet Bureau te voldoen. Intercommunale Telefoon No. 103. Wie op 17 Februari 1.1. de Tweede Kamer ware binnengetreden, zou zeker niet ge zegd hebben, dat de Nedcrlandsche volks vertegenwoordiging aan den vooravond stond van voor onzen handel zoo véri- strekkenden maatregel, die Duitschland ge nomen heeft naar aanleiding van het ge bruik van de neutrale vlag door zijn erf vijand, een maatregel, die voor ons wel eens gelijk kon komen te staan met afsluiting van de Noordzee. Het was toch al pais en vree en gerust heid in de Tweede Kamer, een algemeen wederzijdsehe begroeting, zooals we dat gewend zijn als de Kamer weer na reces bijeenkomt. En dat het begon met allerlei klein goed, zooals dat in het parlementaire jargon heet. Daar hadden we in de eerste plaats het verdrag met Duitscfiland betreffende de ongevallenverzekering. Doel van dit verdrag is, te maken, dat alle personen, onverschillig of het Nederlan ders of Duitschers zijn, die hier te lande in ondernemingen werken, gelijk zullen zijn voor de Nedcrlandsche wet, en natuur lijk daarnaast dat alle Nederlanders, die in Duitschland in ondernemingen werken, ge lijk zullen staan met de Duitschers voor de Duitsche wel. Eeno vroegere regeering had gemeend zulks door het door haar ge sloten verdrag reeds verkregen te hebben, maar de hoogste rechtbank ten onzent, in zake ongevallenverzekering, de Centrale Raad van Beroep bleek er anders over te denken, en besliste herhaalde malen, dat geen aanspraak op schadeloosstelling kan worden gemaakt door tot hot zich bewegend gedeelte eener in Nederland gevestigde! onderneming behoorende personen, in Duitschland in dienst der onderneming door een bedrijfsongeval getroffen, die niet in Nederland hunne woonplaats hebben. t Wie met dit kanselarij-hollandsch verle gen zit, bedenke, dat.- „tot het zich bewel gend gedeelte eener in Nederland gevestigde ondernoming behoorende personen" bedoeld zijn: matrozen, stokers, enz., die in dienst zijn van een transportonderneming, die in een der beide landen is gevestigd, maar die in beide landen haar bedrijf uitoefent. Het ontwerp lokte weinig discussie uit; de heer Duys gaf er zijne instemming mee te kennen, maar de heer Kooien, lid van den Ccntralen Raad van Beroep voor de Onge vallenwet trok lieL op zijn fatsoen, dat de Minister in zijn -Memorie van Toelichting had laten doorschemeren, dat hij eigenlijk niet gedacht had, dat in deze een nieuw verdrag noodig zou wezen, maar dat de uitspraak van hel hoogste Rechtscollege over deze aangelegenheid dit noodig had gemaakt. Do afgevaardigde voor Grave dis tilleerde dit uit do zinsnede: „Dc Centrale Raad besliste echter".En dat onnoozele woordje echter had liet gedaau; daaruit kon men toch lezen dat de Centrale Raad tegen verwachting of nog erger, tegen de Wet in, eene beslissing zou hebben genoi- men, terwijl ze die, naar hot oordeel van den heer Kooien, juist zoo streng mogelijk had toegepast. Ilij maakte er den Minister dan ook grief van, dat hij e c h t e had ge schreven, in plaats van nu. Op deze zeker niet heel broede aanmer king antwoordde do Minister, dat hij juist zoo zacht mogelijk had laten voelen, dat de Centrale Raad v«an do wet oen z. i. on juiste interpretatie had gegeven, en dat bij zulks wel moest laten voelen, omdat, als die onjuiste interpretatie niet was ge geven, een nieuw verdrag absoluut onnoo dig zou zijn. En daarna was deze hoogst interessante discussie afgeio-open. En toen ging de Kamer aan de behan deling van een noodmaatregel, te weten een snellere procedure om tot onteigening te komen dan bij de bestaande wetgeving mo gelijk is. Doel daarvan was dc gemeenten in staat te stellen openbare werken uil te voeren, om aldus de werkloosheid tegen te gaan. Het ontwerp was in hoofdzaak ingediend ter wille van Rotterdam, en ver loor zeker heel veel v,an zijn bekoring, toen de heer v. d. Molen, wethouder van Neor- l&nds eerste koopstad, met de vernissende mededeeling kwam, dat er aanleiding was >aan het gemeentebestuur van Rotterdam de waag te stellen, of het nog op aanneming van het wetsontwerp was gebrand, en deze Waag meteen beantwoordde door aan de •voorzitter van de Tweede Kamer het verzoek te doen de verdere be handeling van het ontwerp te schor sen. Maar al is er maar één Rotterdam, zijn toch' nog meer gemeenten in Ne derland dan de schoone Maasstad. Daar bestaat in Noord-Brab'and nog zoo iets als de gemeente Uden met even 6000 zielen, en die Udenaars hadden aan den Minister bnp adhaesie met het wetsontwerp be toond. Zoo kon dus het verzoek van den heer a:i der Molen, die in groote-stads- lueht-waan heolemaal niet aan TTden gedacht had, niet worden ingewilligd. De heer Van Doorn had een ander be- zWaar tegen liet ontwerp, en wel. dat art. 5 daarvan bepaalt, dat de onteigende partij zich onmiddellijk in het-bezit zal kunnen stellen door het betalen eener schadeloos stelling. En nu vroeg de afgevaardigde voor Gouda niet ten onrechte, hoe men tol de bepaling van die schadeloosstelling zal ko men, want, als dal gauw zal moeten ge schieden, dan zal wel haast het onder zoek van deskundigen, dat juist altijd zoo tij Iroovend is, hij de ontoigr-ningprocedure moeten worden uitgeschakeld. De Minister wees er op, dat deze maat regel geen voorloopige onteigening invoert, maar voorloopige inbezitneming; anders zou het ontwerp in strijd zijn met art. 151 van de Grondwet, dat luidt„Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dal het algemeen nut de onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf ver zekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften van een alge- meeno wel." En de heer Van Doom legde zich bij den noodmaatregel neer, zooals dc Kamer het reeds met zoovele .noodmaatregelen deed, maar er was toch iets in zijn stem, dat liet hooren: Of mijn pand nu voor- loopig door een ander onteigend of in be zit genomen wordt, kwijt ben ik het. Hij zou trouwens alleen met den Minister mee gaan, „omdat Uden door dit ont werp wordt g e b a a t," maar hij vond de 16 dagen versnelling .van de onteige ningsprocedure niet iets van zooveel be lang, om er een aparte wet voor temaken. Bij dit ontwerp kwam de Staatscourant te berde, en onnoodig is hot haast te zeg gen, dat de heer Bichon er toen als de kippen bij was, om zijn oude stokpaardje te berijden. Het ontwerp bepaalde toch dat de gemeente, die onteigent om werken te kunnen laten uitvoeren, daarvan kennis moei geven in een of meer dagbladen der provincie en gemeente. Neen, zegt de heer Bichon van IJsselinonde, dat moet geschie den in de Staatscourant, want ,,'s Lands Overheid, die een eigen persorgaan heeft tot haar bescjiikking, behoort geen plaat sing" van aankondigingen in particuliere bla den voor te schrijven". En hij cltcnde een amendement in. om zulks te bereiken. En hij raakte een gevoelige snaar aan, toen hij er aan herinnerde, dat advertceren veel geld kost; zoo was er bij de onteigening van de gronden voor de uitbreiding van de Waalhaven te Rotterdam voor niet min der dan f3400 in de verschillende bladen geadverteerd. De heer Cori van der Linden wees er o. i. zeer terecht op, dat de heer Bichon van IJssclmonde en de mede-onderteeke naars van zijn amendement, van de fic tie uitgingen, dat de Staatscourant gelezen wordt: maar dat is niet het geval. Som migen zullen dan wellicht zoggen: Waar hebben we dan een Staatscourant voor? Maar nezc zullen wel begrijpen, dat een -officieel Regeeringsorgaan, waarin men ten allen tijde alle aangenomen wetten en alle besluiten kan terugvinden, als men ze noo dig heeft, onontbeerlijk is. Maar de Staats courant wordt niet gelezen. Accoord, zegt de afgevaardigde voor Ommen, maar werk dan tenminste daartoe mee, dat ze wel gelezen wordt, dan is dal orgaan, dat schat ten gelas kost, niet meer zoo begroote- lijk, maar dat is alles reine utopie. De Staatscourant is noch, zal ooit worden da- gelijksche lectuur voor den Nodeilandschen Staatsburger, net zoo min als liij ooit in een welhoek kijkt, tenzij hij er iets in te zoeken heeft, zooals er menig huisvader is, die voor het eerst het Burgerlijk Wet boek onder de oogen kreeg, toen zijn dienst bode. op stel en sprong bij hem vertrok, en hij niet wist, hoe het nu eigenlijk zat* mel het loon, dat hij verschuldigd was. De Kamer heeft dan ook gelukkig de realiteit verkozen boven de fictie en het amendement van den heer Bichon van IJsselmonde met 43 tegen 29 stemmen ver worpen; het was een ouderwctschc. bonte stemming, waarbij de politiek ook maar niet het minste woordje meesprak. Een middelend amendement van den heer Tyde- man, om de onteigeningspublicaties ook in de Staatscourant op te nemen, werd door de Regeering overgenomen. Maar We Waren nog niet van de Staats courant af. Er kwam een ontwerpje van den Minister van Justitie aan de orde tot wijzi ging van de echtscheidings-procedure. Dit ontwerpje bedoelt de mogelijkheid weg te nemen, dat de man het in zijn iiand heeft de vrouw te beletten te procedeeren of het vonnis in gewijsde te doen gaan. Vroeger bepaalde de wet toch, dat de inschrijving moet geschieden in de Woonplaats van den man, maar dan ging deze ais hij wilde G maanden naar het buitenland, en dan liad hij geen woonplaats meer. Nu zal de inschrijving moeten geschieden op de plaats waar hot huwelijk is gesloten. De hoer Men dels juichte deze wetswijzi ging toe, al betreurde hij het dat de Minister niet de geheele materie van ons echtschei dingsrecht formeel en materieel aan een grondige herziening heeft onderworpen, om te beletten, dat de vrouw ook nog maar in één geval de dupe wordt van den man, „die toch al te veel heeft te zeggen in he<t huwelijk". De heer Sohin van der Loeff had lied wat anders. In het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is voorgeschreven, dat de scheiding van goederen openbaar zal wor den aangekondigd door de driemaal her haalde plaatsing van een uittreksel van het vonnis in het daarbij jloor de rechtbank aangewezen dagblad en in Je Nederland- sclio Staatscourant, en zulks met tussèhen- pozing van een maaml t'elken rei ze. En Hu vond de afgevaardigde voor Dor drecht het geheel voldoende, dat die aan kondiging alleen in de Staatscourant ge schiedde, cn hij diende een amendemelnt in om de aankondiging in de lagbladen te laten vervallen. En zulks niet uit die groote liefde voor de Staatscourant, als waardoor de ziel van het Kamerlid voor Ommen is bevangen, maar omdat de rechter zeer moeilijk billijk kan zijn in de keuze van liet dagblad; omdat als men niet steeds hetzelfde dagblad aanwijst, niemand op het laatst meer weet waar hij de vonnissen zoeken; en last not least, omdat in dc practijk do zaak zich zoo heeft*ontwikkeld, dat wie gelast wordt zijn echlscheidings- vonnis in één of meer Nederlandsc,he dag bladen te publioeercn en cr belang bij heeft, dat die publicatie geen effect heeft, een keuze doei, die met liet bevel des rechters spot. Trouwens dat weten alle couranten-lezers uit kleine plaatsen, die soms verrast worden met de mededeeling in bun plaatselijk blad, dat iemand uit een plaats mijlen daar vandaan, zijn huwelijk dooi echtscheiding zag ontbinden. En de heer Mendels wees cr nog eens op; hoe gescheiden echtgenoolen, waarvan één van beulen den ander nog een pijl der Fait hen wil nazenden, er vaak plezier in hebben uitvoerig de reden waarom dc Rechtbank de echtscheiding uitsprak in de advertentie te doen vermelden, wat hij te recht absoluut overbodig noemde en hij diende dan ook oen amendement in om in, het vervolg uitdrukkelijk te verbieden, dat de gronden Waarop het vonnis berust, in liet uittreksel dat in de bladen zal worden opgenomen, zal worden vermeld. Dit amendement werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen, maar over dat van den lieer Schim van der Loeff ontstond heftige strijd. De heer Sasse van Ysselt, raadsheer in hel, Hof van den Bosch, achtte de publicatie in een dagblad gewen scht, omdat men hier te 'doen heeft piet vonnissen bij verstek, die bekend moeten worden ge maakt zoowel aan de partij die verstek liet gaan als aan anderen, bijvoorbeeld de ctelileuren. Nu moest hij wel toegeven dat de Rechtbank de bladen niet kan dwingen deze advertenties op te nemen, die kosteloos moeten geplaatst worden, maar uit zijn practijk wist hij, dat de bladen zulks nooit weigeren, omdat zij weten, dat als ze weigeren de kostelooze op te nemen ook de betaalde advertentiën hun neus voorbij gaan. Heel wat hooger haalde de heer Visser van IJzendoom de zaak op, die niet meer of minder beweerde, dan dan dat, door de aanneming van het amendement Schim van der Loeff, een bedenkelijk resultaat zou worden bereikt. En daar professor van oor deel was, dat er verschillende leden van de Tweede Kamer waren, die geen speciale studie van het Burgerlijk recht of van de Burgerlijke rechtsvordering gemaakt hadden, gaf hij daarin een klein college. Hij wees er op, hoe bepaald en bestendigd is, dat een vonnis van echtscheiding eerst mag worden ingeschreven, nadat dit vonnis is gegaan in staat van gewijsde, d. w. z. als daartegen geen hooger beroep of cassatie meer kan worden aangeteekend. En nu doet zich bij de verstek-vonnissen de moeilijkheid voor dat daartegen verzet kan worden aange teekend, tenzij 14 dagen zijn verloopen, nadat het vonnis van den betrokken per soon is beteekend of de tenuitvoerlegging heeft plaats gehad. Dit gaf aanleiding tot groote moeilijkhe den, waarom men maar aannam, dat het vonnis in gewijsde was gegaan als de grif fier van de rechtbank verklaarde, dat er geen verzet was aangeteekend. Wat b.v. niet belet heeft dat het gebeurd is, dat er verzet kwam tegen een vonnis, dat reeds was ingeschreven, en dat, terwijl de vrouw reeds een tweede huwelijk had aangegaan, aldus bigamie hebbende begaan, zonder te weten, dat ze zich daaraan schuldig maakte. Toen is vastgesteld dat het vonnis geacht zou worden ten uitvoer te zijn gelegd 90 dagen na de beteekening en 30 dagen na de laatste publicatie. Dat is bedenkelijk, om dat men daardoor geen zekerheid heeft dat de wederpartij er iels van hoortals heden een vrouw een geding instelt tegen haar man om echtscheiding te verkrijgen en de beteekening van het exploit geschiedt aan de dienstbode, terwijl de vrouw het. ex ploit in haar zak steekt, dan bemerkt de man van het tegen hem ingestelde geding absoluut niets. En daarom was, volgens den afgevaar digde voor Gorcum dringend noodig publi catie, en die kan men het best krijgen door adverteeren in bladen, waarvan kan worden aangenomen, dat beide partijen ze lezen, en spieker meende dien waarborg te vinden in de nieuwe bepaling, dat de Rechtbank het nieuwsblad zal hebben aan te wijzen, waarin moet worden geadver teerd, een bepaling, die in de plaats komt van het oude, vage bevel, dat de publicatie moet gedaan worden in een dagblad in de provincie of in een aangrenzende provincie. Anders dacht de heer Van Doorn over do zaak; hij herinnerde er aan hoe het in Den Haag was voorgekomen, dat een advocaat, op grond vaj} godsdienstige be zwaren, weigerde een actie jn te stellen voor echtscheiding. Is het nu zoo onmogelijk, vroeg de afgevaardigde voor Gouda, dat, als de Rechtbank een blad aanwijsl van dezelfde richting van dezen advocaat om de echtscheiding te publicoeren, dit blad weigert aan het verzoek te voldoen? En daar er geen middel van dwang bestaat en de bladen in deze te dwingen, vond hij het amendement-Schim van der Loeff de cenige logische oplossing; in de groote steden leest daarenboven ieder de courant van zijn eigen richting zonder van die van andere richtingen veel kennis te ne men, zoodat het doel van dc publicatie met ééu aangewezen blad toch niet wordt be reikt. Als men de publicatie alleen in de Staatscourant krijgt, dan wordt deze een centraal register van dc echtscheidingen^ De Minister sputterde wel een heel klein beetje tegen, maar voelde toch blijkbaar, dat het dien weg uit moest, on verklaarde zich dus niet tegen het amendement. En de Kamer stelde den heer Schim van der Loeff met 33 tegen 27 stemmen in het gelijk, liet was geen partijstemming, al waren dan ook de tegenstemmers in groote meerder heid mannen van Rechts. Het wetsontwerp „Kanalisatie van de Maas", door Kraus Act eerst gewild, door Rcgout voorbereid, door Lely ingediend, heeft ons bijzon'er verheugd, en dat niet alleen om den inhoud, maar ook om den tijd, waarin het werd behandeld. Dat in deze benarde tijden de Nederlandsche Re- geering het aandorst 23 millioen aan te vragen voor de vei botering van onze wa terwegen, en dat de Tweede Kamer die zon der hoofdelijke stemming toestond, is een teeken, dat wij nog het volle geloof heb ben in onze volkskracht, en met dat ge loof staat of valt een natie. Dit ontwerp gaat in de lijn, zooals de heer Smeenge het zoo juist uitdrukte, van te komen tot een directen weg te water van de Eems naar Bordeaux, en daarvoor bracht hij de regeering rechtmatige hulde. Het sprak wel van zelf, dat de afge vaardigden uit de districten waardoor de Maas vloeit, bij deze zaak het woord voer den; de hoer Bongaards steunde met al het gezag van een bekwaam ingenieur de" Re geering; andere leden spraken de hoop uit, dat door deze kanalisatie eigen districts- belangen niet in het godrang zouden komen. En, zooals vrij hierboven reeds zeiden, het wetsontwerp werd zonder hoofdelijke stem ming aangenomen, en, als wij ondeugend zouden willen wezen, zouden wij zeggen: over de vraag in welke courant eene echt scheiding moet gepubliceerd worden, praat de Kamer een halven dag, en wordt de be slissing niet dan na heftigen strijd ge nomen, en 23 millioen worden in een om mezien toegestaan. Onder de bedrijven door, maakte de Kamer eene nominatie voor den Hoogen Raad op, en de Godsvrede werkte nog zoo, dat alle drie de candidaten bij eerste stem ming werden gekozen. Vrijdag was de dag van Minister Posthu- ma, al was het dan ook geen geluikkige dag. Waar hij zich nu juist niet zoo bij zonder veel van heeft aan te trekken, omdat de ontwerpen, die hij had te verdedigen, oorspronkelijk van zijn voorganger waren, en welke groote gaven den heer Treub ook zijn geschonken, op landbouwgebied is hij naar eigen getuigenis vrijwel een onbekende. Daar hadden we eerst de „Aan vulling van de wet op de Paardenfokkerij". Dit wetsontwerp was noodig geworden om dat, in strijd met art. 6 van de desbetref fende wet, de voorgeschreven hengstenkeu- ring in het afgeloopen najaar niet is ge houden; dit onder den druk der tijden. Deze zaak heeft toen in de kringen der paar denfokkers en onder hen die belang stellen in de veredeling van het paardenras ten onzent, ontstemming gewekt, en toen reeds is het verstandige woord gehoord, dat men toch moest trachten zooveel mogelijk in het gewone doen voort te gaan. Maarer is in den eersten schrik wel meer gedaan wat achteraf onnoodig, ja verkeerd bleek, zoo b.v. de schorsing van de trekking der Staatsloterij. En nu bedoelde de aanvullings- wet niet alleen de afwijking van de wet to sanctioneeren, maar tevens vast te stel len, dat in bijzondere gevallen door de Regeering kan worden bepaald, dat, hetzjj de voorjaarskeuringen, hetzij de najaarskeu ringen in het geheele Rijk of in bepaalde gedeelten daarvan niet zullen geschieden. Daartegen kwam niets dan appositie. In een zeer gelukkige en gedocumenteerde re devoering bewees de heer Schim van der Loeff, dat men met dat ontwerp zou komen tot een verslapping van de thans bestaande regeling; het is een levenszaak voor de paardenfokkerij, dat de belanghebbenden ze ker zijn dat de keuringen ten allen tijde zullen worden gehouden; de heer de V ijckerslooth verklaarde het daarmee ge heel eens te zijn, en de heer Teenstra zag in dit ontwerp weer een staaltje van de volgens hem bekende neiging van het De partement vaJi Landbouw om alles naar zich toe te halen, en zelf te regelen. Waar er slechts afkeurende stemmen wer den vernomen, koos de Minister de wijste partij, en nam het ontwerp terug, wat hij te eerder kon doen, omdat Dinsdag a.s. bij het ontwerp, dat dan in de afdeelingen behandeld wordt en de heele zaak regelt, ook deze kwestie onder de oogen kan wor den gezien. Ook met den voorgestelden verkoop van duingronden aan de gemeente 's-Graven- hage, welke deze voor haar waterleiding behoeft, en die haar voor f 250.000 zou den zijn afgestaan,* behaalde de Minister geen triomf. De beer De Wijkorslooth achtte dien ver koop ongewenscht met het oog op do ver dediging des lands, ten tweede vond hij de koopsom veel te laag, en ten derde vond hij, dat het ontwerp geen waarborg gaf voor nauwgezet onderhoud der dui nen met het oog op achtenvaarlscho ver schuiving. In alle gevallen wilde hij het rapport van de Staatscommissie in zake drinkwatervoorziening afwachten vóór dat men dit precedent stelde. De heeren Vis ser van IJsendoorn en Van de Velde slo ten zich daarbij aan; dc eerste verklaarde zich er principieel tegenstander van, dat de Slaat duinterrein in eigendom over draagt, en de tweede meende, dat hetgeen enkel nadeel voor de Haagsche waterlei ding zou opleveren, als deze gronden aan den Staat bleven, en Dr. Bos voegde daar zijn gezaghebbend woord bij. Winschoten's afgevaardigde verheugde zich, dat de tegen zin der Kamer tegen vervreemding van dit Staatseigendom zoo algemeen was, en zette in den breede uiteen, hoezeer het algemeen belang zou lijden, als door dit precedent andere gemeenten het voorbeeld van Den Haag zouden volgen. Tegen zooveel ver zet it as het voor den Haagschen wethou der, den hoer Jansen, om zoo te zeggen, vechten tegen de bierkaai. Hij betuigde, dat de residentie zeer goed voor de zee wering zou zorgen; dat de prijs niet te laag was, en voor het onderhoud der dui nen behoefde men niet te vreezen, adres aan de Selieveningsche boschjes. Nadat de heer Jannink, lid van de Staatscommissie voor de Drinkwatervoorzieningen, er op gewezen had, hoe de heele discussie weer bewezen had, hoe noodig een algemeene wet was om waterverontreiniging bij water leidingen tegen te gaan, en de Minister het ontwerp zeer slap verdedigd had, als wilde hij te kennen geven, dat het ijdel is om te strijden, waar niet gewonnen kan worden, werd het met 41 tegen 13 stem men verworpen. En. toen is dc Kamer begonnen aan de CHIEDAMSCHE C.3. y i 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1915 | | pagina 5