a
67*° Jaargang.
Zaterdag 20 Februari 1915
No. 14763
Tweede Blad
Uit de Tweede Kamer.
Deze courant verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen
Prijs por kwartaal: Voor "Schiedam en Vlaar.dingen Q. 1.25, franco
per post fh 1-65.
Prijs per week: Voor Schiedam en Viaardingen 10 cent.
Afzonderlijke nummers 2 cent.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
Advertentiën voor het eerstvolgend nummer moeten des middags vóór een
flur aan het Bureau bezorgd zijn.
Bureau: Lange Haven No. 141 (hoek Korte Haven).
Prijs der Advertentiën: Van" 16 regels fl. 0.92; iedere regel meer
15 cents. Reclames 30 cent per regel. Groote letters naax de plaats die zij
innemen.
Advertentiën bij abonnement op voordeelige voorwaarden. Tarieven
hiervan zijn gratis aan het Bureau te hekomen.
In de nummers die Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond
verschijnen, worden zoogenaamde kleine advertentiën opgenomen tot den prijs
van 40 cents per advertentie, bij vooruitbetaling aan bet Bureau te voldoen.
Intercommunale Telefoon No. 103.
Wie op 17 Februari 1.1. de Tweede Kamer
ware binnengetreden, zou zeker niet ge
zegd hebben, dat de Nedcrlandsche volks
vertegenwoordiging aan den vooravond
stond van voor onzen handel zoo véri-
strekkenden maatregel, die Duitschland ge
nomen heeft naar aanleiding van het ge
bruik van de neutrale vlag door zijn erf
vijand, een maatregel, die voor ons wel eens
gelijk kon komen te staan met afsluiting
van de Noordzee.
Het was toch al pais en vree en gerust
heid in de Tweede Kamer, een algemeen
wederzijdsehe begroeting, zooals we dat
gewend zijn als de Kamer weer na reces
bijeenkomt.
En dat het begon met allerlei klein goed,
zooals dat in het parlementaire jargon
heet.
Daar hadden we in de eerste plaats het
verdrag met Duitscfiland betreffende de
ongevallenverzekering.
Doel van dit verdrag is, te maken, dat alle
personen, onverschillig of het Nederlan
ders of Duitschers zijn, die hier te lande
in ondernemingen werken, gelijk zullen
zijn voor de Nedcrlandsche wet, en natuur
lijk daarnaast dat alle Nederlanders, die in
Duitschland in ondernemingen werken, ge
lijk zullen staan met de Duitschers voor
de Duitsche wel. Eeno vroegere regeering
had gemeend zulks door het door haar ge
sloten verdrag reeds verkregen te hebben,
maar de hoogste rechtbank ten onzent, in
zake ongevallenverzekering, de Centrale
Raad van Beroep bleek er anders over te
denken, en besliste herhaalde malen, dat
geen aanspraak op schadeloosstelling kan
worden gemaakt door tot hot zich bewegend
gedeelte eener in Nederland gevestigde!
onderneming behoorende personen, in
Duitschland in dienst der onderneming door
een bedrijfsongeval getroffen, die niet
in Nederland hunne woonplaats
hebben. t
Wie met dit kanselarij-hollandsch verle
gen zit, bedenke, dat.- „tot het zich bewel
gend gedeelte eener in Nederland gevestigde
ondernoming behoorende personen" bedoeld
zijn: matrozen, stokers, enz., die in dienst
zijn van een transportonderneming, die in
een der beide landen is gevestigd, maar die
in beide landen haar bedrijf uitoefent.
Het ontwerp lokte weinig discussie uit;
de heer Duys gaf er zijne instemming mee
te kennen, maar de heer Kooien, lid van den
Ccntralen Raad van Beroep voor de Onge
vallenwet trok lieL op zijn fatsoen, dat de
Minister in zijn -Memorie van Toelichting
had laten doorschemeren, dat hij eigenlijk
niet gedacht had, dat in deze een nieuw
verdrag noodig zou wezen, maar dat de
uitspraak van hel hoogste Rechtscollege
over deze aangelegenheid dit noodig had
gemaakt. Do afgevaardigde voor Grave dis
tilleerde dit uit do zinsnede: „Dc Centrale
Raad besliste echter".En dat onnoozele
woordje echter had liet gedaau; daaruit
kon men toch lezen dat de Centrale Raad
tegen verwachting of nog erger, tegen de
Wet in, eene beslissing zou hebben genoi-
men, terwijl ze die, naar hot oordeel van
den heer Kooien, juist zoo streng mogelijk
had toegepast. Ilij maakte er den Minister
dan ook grief van, dat hij e c h t e had ge
schreven, in plaats van nu.
Op deze zeker niet heel broede aanmer
king antwoordde do Minister, dat hij juist
zoo zacht mogelijk had laten voelen, dat de
Centrale Raad v«an do wet oen z. i. on
juiste interpretatie had gegeven, en dat bij
zulks wel moest laten voelen, omdat,
als die onjuiste interpretatie niet was ge
geven, een nieuw verdrag absoluut onnoo
dig zou zijn. En daarna was deze hoogst
interessante discussie afgeio-open.
En toen ging de Kamer aan de behan
deling van een noodmaatregel, te weten een
snellere procedure om tot onteigening te
komen dan bij de bestaande wetgeving mo
gelijk is. Doel daarvan was dc gemeenten
in staat te stellen openbare werken uil te
voeren, om aldus de werkloosheid tegen
te gaan. Het ontwerp was in hoofdzaak
ingediend ter wille van Rotterdam, en ver
loor zeker heel veel v,an zijn bekoring, toen
de heer v. d. Molen, wethouder van Neor-
l&nds eerste koopstad, met de vernissende
mededeeling kwam, dat er aanleiding was
>aan het gemeentebestuur van Rotterdam de
waag te stellen, of het nog op aanneming
van het wetsontwerp was gebrand, en deze
Waag meteen beantwoordde door aan de
•voorzitter van de Tweede Kamer het
verzoek te doen de verdere be
handeling van het ontwerp te schor
sen. Maar al is er maar één Rotterdam,
zijn toch' nog meer gemeenten in Ne
derland dan de schoone Maasstad. Daar
bestaat in Noord-Brab'and nog zoo iets als
de gemeente Uden met even 6000 zielen,
en die Udenaars hadden aan den Minister
bnp adhaesie met het wetsontwerp be
toond. Zoo kon dus het verzoek van den
heer a:i der Molen, die in groote-stads-
lueht-waan heolemaal niet aan TTden
gedacht had, niet worden ingewilligd.
De heer Van Doorn had een ander be-
zWaar tegen liet ontwerp, en wel. dat art.
5 daarvan bepaalt, dat de onteigende partij
zich onmiddellijk in het-bezit zal kunnen
stellen door het betalen eener schadeloos
stelling. En nu vroeg de afgevaardigde voor
Gouda niet ten onrechte, hoe men tol de
bepaling van die schadeloosstelling zal ko
men, want, als dal gauw zal moeten ge
schieden, dan zal wel haast het onder
zoek van deskundigen, dat juist altijd zoo
tij Iroovend is, hij de ontoigr-ningprocedure
moeten worden uitgeschakeld.
De Minister wees er op, dat deze maat
regel geen voorloopige onteigening invoert,
maar voorloopige inbezitneming; anders
zou het ontwerp in strijd zijn met art. 151
van de Grondwet, dat luidt„Niemand kan
van zijn eigendom worden ontzet dan na
voorafgaande verklaring bij de wet, dal
het algemeen nut de onteigening vordert
en tegen vooraf genoten of vooraf ver
zekerde schadeloosstelling, een en ander
volgens de voorschriften van een alge-
meeno wel."
En de heer Van Doom legde zich bij
den noodmaatregel neer, zooals dc Kamer
het reeds met zoovele .noodmaatregelen
deed, maar er was toch iets in zijn stem,
dat liet hooren: Of mijn pand nu voor-
loopig door een ander onteigend of in be
zit genomen wordt, kwijt ben ik het. Hij
zou trouwens alleen met den Minister mee
gaan, „omdat Uden door dit ont
werp wordt g e b a a t," maar hij vond
de 16 dagen versnelling .van de onteige
ningsprocedure niet iets van zooveel be
lang, om er een aparte wet voor temaken.
Bij dit ontwerp kwam de Staatscourant
te berde, en onnoodig is hot haast te zeg
gen, dat de heer Bichon er toen als de
kippen bij was, om zijn oude stokpaardje
te berijden. Het ontwerp bepaalde toch dat
de gemeente, die onteigent om werken te
kunnen laten uitvoeren, daarvan kennis
moei geven in een of meer dagbladen der
provincie en gemeente. Neen, zegt de heer
Bichon van IJsselinonde, dat moet geschie
den in de Staatscourant, want ,,'s Lands
Overheid, die een eigen persorgaan heeft
tot haar bescjiikking, behoort geen plaat
sing" van aankondigingen in particuliere bla
den voor te schrijven". En hij cltcnde een
amendement in. om zulks te bereiken. En
hij raakte een gevoelige snaar aan, toen
hij er aan herinnerde, dat advertceren veel
geld kost; zoo was er bij de onteigening
van de gronden voor de uitbreiding van
de Waalhaven te Rotterdam voor niet min
der dan f3400 in de verschillende bladen
geadverteerd.
De heer Cori van der Linden wees er
o. i. zeer terecht op, dat de heer Bichon
van IJssclmonde en de mede-onderteeke
naars van zijn amendement, van de fic
tie uitgingen, dat de Staatscourant gelezen
wordt: maar dat is niet het geval. Som
migen zullen dan wellicht zoggen: Waar
hebben we dan een Staatscourant voor?
Maar nezc zullen wel begrijpen, dat een
-officieel Regeeringsorgaan, waarin men ten
allen tijde alle aangenomen wetten en alle
besluiten kan terugvinden, als men ze noo
dig heeft, onontbeerlijk is. Maar de Staats
courant wordt niet gelezen. Accoord, zegt
de afgevaardigde voor Ommen, maar werk
dan tenminste daartoe mee, dat ze wel
gelezen wordt, dan is dal orgaan, dat schat
ten gelas kost, niet meer zoo begroote-
lijk, maar dat is alles reine utopie. De
Staatscourant is noch, zal ooit worden da-
gelijksche lectuur voor den Nodeilandschen
Staatsburger, net zoo min als liij ooit in
een welhoek kijkt, tenzij hij er iets in te
zoeken heeft, zooals er menig huisvader
is, die voor het eerst het Burgerlijk Wet
boek onder de oogen kreeg, toen zijn dienst
bode. op stel en sprong bij hem vertrok,
en hij niet wist, hoe het nu eigenlijk zat*
mel het loon, dat hij verschuldigd was.
De Kamer heeft dan ook gelukkig de
realiteit verkozen boven de fictie en het
amendement van den heer Bichon van
IJsselmonde met 43 tegen 29 stemmen ver
worpen; het was een ouderwctschc. bonte
stemming, waarbij de politiek ook maar
niet het minste woordje meesprak. Een
middelend amendement van den heer Tyde-
man, om de onteigeningspublicaties ook
in de Staatscourant op te nemen, werd
door de Regeering overgenomen.
Maar We Waren nog niet van de Staats
courant af. Er kwam een ontwerpje van den
Minister van Justitie aan de orde tot wijzi
ging van de echtscheidings-procedure. Dit
ontwerpje bedoelt de mogelijkheid weg te
nemen, dat de man het in zijn iiand heeft
de vrouw te beletten te procedeeren of
het vonnis in gewijsde te doen gaan. Vroeger
bepaalde de wet toch, dat de inschrijving
moet geschieden in de Woonplaats van
den man, maar dan ging deze ais hij wilde
G maanden naar het buitenland, en dan
liad hij geen woonplaats meer. Nu zal de
inschrijving moeten geschieden op de plaats
waar hot huwelijk is gesloten.
De hoer Men dels juichte deze wetswijzi
ging toe, al betreurde hij het dat de Minister
niet de geheele materie van ons echtschei
dingsrecht formeel en materieel aan een
grondige herziening heeft onderworpen, om
te beletten, dat de vrouw ook nog maar in
één geval de dupe wordt van den man,
„die toch al te veel heeft te zeggen in he<t
huwelijk".
De heer Sohin van der Loeff had lied
wat anders. In het wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is voorgeschreven, dat de
scheiding van goederen openbaar zal wor
den aangekondigd door de driemaal her
haalde plaatsing van een uittreksel van het
vonnis in het daarbij jloor de rechtbank
aangewezen dagblad en in Je Nederland-
sclio Staatscourant, en zulks met tussèhen-
pozing van een maaml t'elken rei ze.
En Hu vond de afgevaardigde voor Dor
drecht het geheel voldoende, dat die aan
kondiging alleen in de Staatscourant ge
schiedde, cn hij diende een amendemelnt
in om de aankondiging in de lagbladen te
laten vervallen. En zulks niet uit die groote
liefde voor de Staatscourant, als waardoor
de ziel van het Kamerlid voor Ommen is
bevangen, maar omdat de rechter zeer
moeilijk billijk kan zijn in de keuze van
liet dagblad; omdat als men niet steeds
hetzelfde dagblad aanwijst, niemand op
het laatst meer weet waar hij de vonnissen
zoeken; en last not least, omdat in dc
practijk do zaak zich zoo heeft*ontwikkeld,
dat wie gelast wordt zijn echlscheidings-
vonnis in één of meer Nederlandsc,he dag
bladen te publioeercn en cr belang bij
heeft, dat die publicatie geen effect heeft,
een keuze doei, die met liet bevel des
rechters spot. Trouwens dat weten alle
couranten-lezers uit kleine plaatsen, die
soms verrast worden met de mededeeling
in bun plaatselijk blad, dat iemand uit een
plaats mijlen daar vandaan, zijn huwelijk
dooi echtscheiding zag ontbinden.
En de heer Mendels wees cr nog eens op;
hoe gescheiden echtgenoolen, waarvan één
van beulen den ander nog een pijl der
Fait hen wil nazenden, er vaak plezier in
hebben uitvoerig de reden waarom dc
Rechtbank de echtscheiding uitsprak in de
advertentie te doen vermelden, wat hij te
recht absoluut overbodig noemde en hij
diende dan ook oen amendement in om in,
het vervolg uitdrukkelijk te verbieden, dat
de gronden Waarop het vonnis berust, in
liet uittreksel dat in de bladen zal worden
opgenomen, zal worden vermeld.
Dit amendement werd zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, maar over dat van
den lieer Schim van der Loeff ontstond
heftige strijd. De heer Sasse van Ysselt,
raadsheer in hel, Hof van den Bosch, achtte
de publicatie in een dagblad gewen scht,
omdat men hier te 'doen heeft piet vonnissen
bij verstek, die bekend moeten worden ge
maakt zoowel aan de partij die verstek
liet gaan als aan anderen, bijvoorbeeld de
ctelileuren. Nu moest hij wel toegeven dat
de Rechtbank de bladen niet kan dwingen
deze advertenties op te nemen, die kosteloos
moeten geplaatst worden, maar uit zijn
practijk wist hij, dat de bladen zulks nooit
weigeren, omdat zij weten, dat als ze
weigeren de kostelooze op te nemen ook
de betaalde advertentiën hun neus voorbij
gaan.
Heel wat hooger haalde de heer Visser
van IJzendoom de zaak op, die niet meer
of minder beweerde, dan dan dat, door de
aanneming van het amendement Schim van
der Loeff, een bedenkelijk resultaat zou
worden bereikt. En daar professor van oor
deel was, dat er verschillende leden van
de Tweede Kamer waren, die geen speciale
studie van het Burgerlijk recht of van de
Burgerlijke rechtsvordering gemaakt hadden,
gaf hij daarin een klein college. Hij wees
er op, hoe bepaald en bestendigd is, dat een
vonnis van echtscheiding eerst mag worden
ingeschreven, nadat dit vonnis is gegaan in
staat van gewijsde, d. w. z. als daartegen
geen hooger beroep of cassatie meer kan
worden aangeteekend. En nu doet zich bij
de verstek-vonnissen de moeilijkheid voor
dat daartegen verzet kan worden aange
teekend, tenzij 14 dagen zijn verloopen,
nadat het vonnis van den betrokken per
soon is beteekend of de tenuitvoerlegging
heeft plaats gehad.
Dit gaf aanleiding tot groote moeilijkhe
den, waarom men maar aannam, dat het
vonnis in gewijsde was gegaan als de grif
fier van de rechtbank verklaarde, dat er
geen verzet was aangeteekend. Wat b.v.
niet belet heeft dat het gebeurd is, dat
er verzet kwam tegen een vonnis, dat reeds
was ingeschreven, en dat, terwijl de vrouw
reeds een tweede huwelijk had aangegaan,
aldus bigamie hebbende begaan, zonder te
weten, dat ze zich daaraan schuldig maakte.
Toen is vastgesteld dat het vonnis geacht
zou worden ten uitvoer te zijn gelegd 90
dagen na de beteekening en 30 dagen na de
laatste publicatie. Dat is bedenkelijk, om
dat men daardoor geen zekerheid heeft dat
de wederpartij er iels van hoortals heden
een vrouw een geding instelt tegen haar
man om echtscheiding te verkrijgen en de
beteekening van het exploit geschiedt aan
de dienstbode, terwijl de vrouw het. ex
ploit in haar zak steekt, dan bemerkt de
man van het tegen hem ingestelde geding
absoluut niets.
En daarom was, volgens den afgevaar
digde voor Gorcum dringend noodig publi
catie, en die kan men het best krijgen
door adverteeren in bladen, waarvan kan
worden aangenomen, dat beide partijen ze
lezen, en spieker meende dien waarborg
te vinden in de nieuwe bepaling, dat de
Rechtbank het nieuwsblad zal hebben aan
te wijzen, waarin moet worden geadver
teerd, een bepaling, die in de plaats komt
van het oude, vage bevel, dat de publicatie
moet gedaan worden in een dagblad in de
provincie of in een aangrenzende provincie.
Anders dacht de heer Van Doorn over
do zaak; hij herinnerde er aan hoe het
in Den Haag was voorgekomen, dat een
advocaat, op grond vaj} godsdienstige be
zwaren, weigerde een actie jn te stellen voor
echtscheiding. Is het nu zoo onmogelijk,
vroeg de afgevaardigde voor Gouda, dat,
als de Rechtbank een blad aanwijsl van
dezelfde richting van dezen advocaat om
de echtscheiding te publicoeren, dit blad
weigert aan het verzoek te voldoen? En
daar er geen middel van dwang bestaat
en de bladen in deze te dwingen, vond hij
het amendement-Schim van der Loeff de
cenige logische oplossing; in de groote
steden leest daarenboven ieder de courant
van zijn eigen richting zonder van die
van andere richtingen veel kennis te ne
men, zoodat het doel van dc publicatie met
ééu aangewezen blad toch niet wordt be
reikt. Als men de publicatie alleen in de
Staatscourant krijgt, dan wordt deze een
centraal register van dc echtscheidingen^
De Minister sputterde wel een heel klein
beetje tegen, maar voelde toch blijkbaar,
dat het dien weg uit moest, on verklaarde
zich dus niet tegen het amendement. En de
Kamer stelde den heer Schim van der Loeff
met 33 tegen 27 stemmen in het gelijk,
liet was geen partijstemming, al waren dan
ook de tegenstemmers in groote meerder
heid mannen van Rechts.
Het wetsontwerp „Kanalisatie van de
Maas", door Kraus Act eerst gewild, door
Rcgout voorbereid, door Lely ingediend,
heeft ons bijzon'er verheugd, en dat niet
alleen om den inhoud, maar ook om den
tijd, waarin het werd behandeld. Dat in
deze benarde tijden de Nederlandsche Re-
geering het aandorst 23 millioen aan te
vragen voor de vei botering van onze wa
terwegen, en dat de Tweede Kamer die zon
der hoofdelijke stemming toestond, is een
teeken, dat wij nog het volle geloof heb
ben in onze volkskracht, en met dat ge
loof staat of valt een natie.
Dit ontwerp gaat in de lijn, zooals de
heer Smeenge het zoo juist uitdrukte, van
te komen tot een directen weg te water
van de Eems naar Bordeaux, en daarvoor
bracht hij de regeering rechtmatige hulde.
Het sprak wel van zelf, dat de afge
vaardigden uit de districten waardoor de
Maas vloeit, bij deze zaak het woord voer
den; de hoer Bongaards steunde met al het
gezag van een bekwaam ingenieur de" Re
geering; andere leden spraken de hoop
uit, dat door deze kanalisatie eigen districts-
belangen niet in het godrang zouden komen.
En, zooals vrij hierboven reeds zeiden, het
wetsontwerp werd zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen, en, als wij ondeugend
zouden willen wezen, zouden wij zeggen:
over de vraag in welke courant eene echt
scheiding moet gepubliceerd worden, praat
de Kamer een halven dag, en wordt de be
slissing niet dan na heftigen strijd ge
nomen, en 23 millioen worden in een om
mezien toegestaan.
Onder de bedrijven door, maakte de
Kamer eene nominatie voor den Hoogen
Raad op, en de Godsvrede werkte nog zoo,
dat alle drie de candidaten bij eerste stem
ming werden gekozen.
Vrijdag was de dag van Minister Posthu-
ma, al was het dan ook geen geluikkige
dag. Waar hij zich nu juist niet zoo bij
zonder veel van heeft aan te trekken, omdat
de ontwerpen, die hij had te verdedigen,
oorspronkelijk van zijn voorganger waren,
en welke groote gaven den heer Treub
ook zijn geschonken, op landbouwgebied
is hij naar eigen getuigenis vrijwel een
onbekende. Daar hadden we eerst de „Aan
vulling van de wet op de Paardenfokkerij".
Dit wetsontwerp was noodig geworden om
dat, in strijd met art. 6 van de desbetref
fende wet, de voorgeschreven hengstenkeu-
ring in het afgeloopen najaar niet is ge
houden; dit onder den druk der tijden. Deze
zaak heeft toen in de kringen der paar
denfokkers en onder hen die belang stellen
in de veredeling van het paardenras ten
onzent, ontstemming gewekt, en toen reeds
is het verstandige woord gehoord, dat men
toch moest trachten zooveel mogelijk in het
gewone doen voort te gaan. Maarer is
in den eersten schrik wel meer gedaan
wat achteraf onnoodig, ja verkeerd bleek,
zoo b.v. de schorsing van de trekking der
Staatsloterij. En nu bedoelde de aanvullings-
wet niet alleen de afwijking van de wet
to sanctioneeren, maar tevens vast te stel
len, dat in bijzondere gevallen door de
Regeering kan worden bepaald, dat, hetzjj
de voorjaarskeuringen, hetzij de najaarskeu
ringen in het geheele Rijk of in bepaalde
gedeelten daarvan niet zullen geschieden.
Daartegen kwam niets dan appositie. In
een zeer gelukkige en gedocumenteerde re
devoering bewees de heer Schim van der
Loeff, dat men met dat ontwerp zou komen
tot een verslapping van de thans bestaande
regeling; het is een levenszaak voor de
paardenfokkerij, dat de belanghebbenden ze
ker zijn dat de keuringen ten allen tijde
zullen worden gehouden; de heer de
V ijckerslooth verklaarde het daarmee ge
heel eens te zijn, en de heer Teenstra zag
in dit ontwerp weer een staaltje van de
volgens hem bekende neiging van het De
partement vaJi Landbouw om alles naar
zich toe te halen, en zelf te regelen.
Waar er slechts afkeurende stemmen wer
den vernomen, koos de Minister de wijste
partij, en nam het ontwerp terug, wat hij
te eerder kon doen, omdat Dinsdag a.s.
bij het ontwerp, dat dan in de afdeelingen
behandeld wordt en de heele zaak regelt,
ook deze kwestie onder de oogen kan wor
den gezien.
Ook met den voorgestelden verkoop van
duingronden aan de gemeente 's-Graven-
hage, welke deze voor haar waterleiding
behoeft, en die haar voor f 250.000 zou
den zijn afgestaan,* behaalde de Minister
geen triomf.
De beer De Wijkorslooth achtte dien ver
koop ongewenscht met het oog op do ver
dediging des lands, ten tweede vond hij
de koopsom veel te laag, en ten derde
vond hij, dat het ontwerp geen waarborg
gaf voor nauwgezet onderhoud der dui
nen met het oog op achtenvaarlscho ver
schuiving. In alle gevallen wilde hij het
rapport van de Staatscommissie in zake
drinkwatervoorziening afwachten vóór dat
men dit precedent stelde. De heeren Vis
ser van IJsendoorn en Van de Velde slo
ten zich daarbij aan; dc eerste verklaarde
zich er principieel tegenstander van, dat
de Slaat duinterrein in eigendom over
draagt, en de tweede meende, dat hetgeen
enkel nadeel voor de Haagsche waterlei
ding zou opleveren, als deze gronden aan
den Staat bleven, en Dr. Bos voegde daar
zijn gezaghebbend woord bij. Winschoten's
afgevaardigde verheugde zich, dat de tegen
zin der Kamer tegen vervreemding van dit
Staatseigendom zoo algemeen was, en zette
in den breede uiteen, hoezeer het algemeen
belang zou lijden, als door dit precedent
andere gemeenten het voorbeeld van Den
Haag zouden volgen. Tegen zooveel ver
zet it as het voor den Haagschen wethou
der, den hoer Jansen, om zoo te zeggen,
vechten tegen de bierkaai. Hij betuigde,
dat de residentie zeer goed voor de zee
wering zou zorgen; dat de prijs niet te
laag was, en voor het onderhoud der dui
nen behoefde men niet te vreezen, adres
aan de Selieveningsche boschjes. Nadat de
heer Jannink, lid van de Staatscommissie
voor de Drinkwatervoorzieningen, er op
gewezen had, hoe de heele discussie weer
bewezen had, hoe noodig een algemeene
wet was om waterverontreiniging bij water
leidingen tegen te gaan, en de Minister
het ontwerp zeer slap verdedigd had, als
wilde hij te kennen geven, dat het ijdel
is om te strijden, waar niet gewonnen kan
worden, werd het met 41 tegen 13 stem
men verworpen.
En. toen is dc Kamer begonnen aan de
CHIEDAMSCHE
C.3. y
i 1