Schiedamsche Courant.
Uit de Tweede Kamer.
Gemengd Meum
Da Dief in den Nacht.
TWEEDE BLAD
Vrljdac 11 Maart 1821, No. 1fi614).
Het is altijd een gnef tegen de Ongeval
lenwet geweest, dat nog zoovele arbeiders,
toen die wet in 1901, kwam onverzekerd
bleven. Jlet was, dunkt ons, een onrecht
matige grief, want al hadden wij het gaar
ne anders gezien, wij vreezen, dat er dan
niet zou gekomen zijn deze wet, die in zijn
twintigjarig bestaan een zegen voor den
arbeider is geweest, casu quo ook voor
zfjn weduwe en weezen. Qui trop em-
brasse mal élreint, blijft een waar Pransch
spreekwoord, en Lely deed verstandig, dat
bqf begon, met die 61 bedrijven verzekerings-
püichtig te maken, waarin de ongevallen
het meest voorkwamen. Aalberse breidt
nu de wet uit tot alle bedrijven, welke
geen afzonderlijke regeling behoeven, zoo
als de landbouw b.v., waardoor er weer
150.000 verzekerden bijkomen. Oorspron
kelijk heeft Z. E. iets anders beoogd, en
wel een technische herziening van do On
gevallenwet, gekoppeld aan een wijziging
in verband "met de invoering van de ver
plichte Ziekteverzekering.
Maar nu 't met deze laatste niet goed liep
omdat de beweging, om die door vakorga
nisaties en patroonsorganisaties te laten re
gelen, toeneemt, heeft hij het oorspron
kelijk wetsontwerp ingetrokken, en de hoofd
zaak gemaakt van de uitbreiding van den
verzekeringsphcht. Het was de Kamer naar
den zin, zooals rut de aigemeene beschou
wingen bleek, die reeds Vrijdag, 4 Maart
gehouden zijn, en bitter weinig om het lijf
hadden. Er is geredeneerd, omdat men
nog niet gereed was met de redactie dei;
amendementen, die in den maak waren.
En dat men niet gereed was, kwam, omdat
de behandeling van de wet de Kamer over
viel, doordat de behandeling van de wet
op de Eleetriciteitsvoorziennig geschorst)
werd, tengevolge van de aanneming van da
motie-van Beresteijn. Daarom moest, zooala
dat in Kamerstijl heet, de middag worden
volgepraat, en de heer Darijs heeft daarbir
zijn partij goed meegeblazen. Feitelijk had
men dus beter gedaan de aigemeene be
schouwingen achterwege te laten, maar
dat kon nu eenmaal met anders. En do
voorzitter mocht het er natuurlijk niet op
aan laten komen, dat hij door verdaginy
der zitting tot Dinsdag 1.1. toch niet van
die aigemeene beschouwingen ware afge
komen, erger nog, dat hij het gevaar zou
geloopen hebben, dat ze dan nog heel
wat uitgebreider zouden geweest zijn. Een
verstandig man, die mr. Kooien.
'Art. 1 van het wetsontwerp wil bepalen,
dat in art, I van de Ongevallenwet niet
meer zal te lezen zijn„De werklieden zijn
in de na te noemen, maar in de ver-
zekeringsplichtige bedrijven volgens
de bepalingen dezer wet verzekerd tegen
geldelijke gevolgen van ongevallen, hun in
verband met de uitoefening van het bedrijf
overkomon." En nu had de Commissie
van Rapporteurs daarop een amendement
ingediend, om de woorden de ui toef e-
meg van het bedrijf te veranderen
in: hun dienstbetrekking
Dat amendement zag op eene reeks te-
palingen, waardoor de Minister tal van on
gevallen, die niet onder de wet vielen,
daarondeï wilde doen vallen. Maar de Com-,
missie van Rapporteurs vreesde daarvan,
al waardeerde zij de goede bedoeling van
den Minister, dat er dan nog altijd ongeval
len zonden overblijven, waartegen de ar
beider niet verzekerd was, en zog dus meer
heil in de verruiming van den tekst van
het artikel, die zal maken dat alle onge
vallen, di© de Minister op het oog heeft
daaronder zullen ressorteeren De heer Beu-
mor toonde, naar ons dunkt op overtuiende
wijze aan, dat, wat de Commissie van Rap
porteurs, waarvan hij één der leden is,
wil, het beste is. Hij gaf daarvan o. a.
het volgende voorbeeld. In art. 3 e van het
ontwerp staat onder meer, dat een onge
val, hetwelk aan ©en werkman is overko
men, terwijl hij zich van zijn woning naar
de arbeidsplaats van de arbeidsplaats
naar zijn woning begeeft, gelijk gesteld
wordt met een ongeval hem op de arbeids
plaats overkomen. Maar die redactie deugt
niet, omdat lang niet alle ongevallen, die
den arbeider op de tedrijfsplaats kunnen
overkomen onder de wet vallen. Wanneer
een arbeider b.v, naar de werkplaats gaat
om iets te halen wat hij vergeten beeft,
terwijl het bedrijf stil staat, cn hij1 valt van
eene trap, waardoor hij een been breekt,
dan krijgt hij geen uitkeering. En wat, zoo
vro^ spreker, beteekent dat: op weg zijn
naar zijn werkplaats He Minister zegt dat
dit begint, zoodra als de man op Ide open»
bare straat is gekomeii. Mij goed, zeide de
heer Beumeï, maar ik heb kennis gekregen
van ©enige uitspraken van den "Centralen
Raad van Beroep, waaruit blijkt, dat er
gevallen zijn geweest, 'dat iemand in het
geheel niet op den openbaren weg kwamen,
maar bvj. op de stoep een ongeval kreeg
en zijne woning op het fabrieksterrein
stond .Is het, zoo vroeg de antirevolutio
naire spreker met recht, daar men de wet
moet uitlegen naar wat er in staat, en waar
men van te voren ziet aankomen, dat een
systeem wordt aanvaard, waarbij bepalin
gen worden opgenomen, welke naar hun in
houd tot allerlei meningsverschillen aan
leiding kunnen geven, niet beter dat sy-i
sfceem te laten varen?
De heer Sannes steunde het amendö-
inent van de Commissie van Rapporteurs,
omdat hij vond, dat art. I, van de Onge
vallenwet daardoor een groote verruiming
zou krijgen. Hij noemde een hem bekend
geval deze afgevaardigde is griffier bij
Raad van Inroep ta gottardaja
van een arbeider, nachtwaker op een bouw
werk. Op den weg, waaraan dit bouwwerk
ligt, stond een wagen, en wel zoo, dat
die het vei keer kon belemmeren. Een voor
bijkomende politieagent vraagt den nacht
waker even te helpen, oml den wagen te
verzetten. Deze voldeed aan het verzoek en
kreeg daarbij een ongeluk, en viel buiten
de wol. Wat niet het geval zou geweest
zijn, als art. 1 daarvan er toen reeds zoo
had uitgezien, als de Commissie van Rap
porteurs het thans bij amendement wil
maken.
Maar de Minister was niet overtuigd
Had hij 'reeds op Vrijdag 4 Maart hei
amendement ontraden, Dinsdag 1.1. kwam hij
met de uitspraak, dat zijn nadenken daar
over hem in die meening had versterkt
Het stelsel, dat spreker volgde, is, dat
wij na een jurisprudentie van 18 jaar, pre
eics weten wat wij hebben te verstaan onder
een ongeval, overkomen in de uitoefening
van het bedrijf. Wij weten ook welke leemte
hierdoor is gebleken. Welnu, laten wij hou
den wat wij hebben, en laten wij de ge
vallen, die niet onder de practijk der wet
vallen, er onder brengen. En hij noemde
het een utopie, dat de Commissie van Rap
porteurs door il^aar redactie alle moeilijk
heden ondervangt En juist, omdat hij daar
van overtuigd is, blijft hij het amendement
ontraden. Het mocht hem echter niet ge
lukken, de Kamer te overtuigen; deze stelde
de Commissie van Rapporteurs met 29
tegen 26 stemmen in het gelijk. De voor
stemmers waren 13 van Rechts, en 16 van
Links, de tegenstemmers 4 van Links en
22 van Rechts; de katholieken hieven allen
hun Aalberse getrouw, zelfs de arbeiders-
afgevaardigden van Dijk en Kuiper, terwij!
de heer Hermans zonder opgave van reden
afwezig was 1 1
Het was wel treurig, dat bij zoo ge
wichtige stemming niet minder dan 45 leden
op ihlet appèl ontbraken; het waren 9 so
ciaal-democraten, 12 katholieken, 5 anti
revolutionairen, 4 Christelijk-Historischen,
3 vrijzinnig democraten, 6, dat is alle Unie
Liberalen, 2 Vrije Liberalen, en 4, dat is
alle communisten.
Fen amendement ran. d© Jieenen Beumler
en van Wijnbergen, om meerderjarigen,
die in dienst zijn van een bloedverwant,
vanwege de gemoedsbjezwaren bui
len de verzekering te laten, als werkge
ver en werknemer daartoe bet verzoek
deden, jiaalde maar 7 stemmen van de
55 aanwezigen. Den Minister gaf Let de
volkomen gelegenheid om er op te wijzen,
dat men toch waarlijk die" gemoedsbezwa
ren te hoog aansloeg. Bij had bij1 de In
validiteitswet ondervonden, dat bij de
meeste menschea gemoed sttezwaren
heet, Wat inderdaad niet anders zijn dan
portemoifnai ©bezwaren. Toen men
dacht, dat de gemoedsbezwaren tegen het
zegeltjes plakken het geld in de taschzou
doen houden, waren er 30.000 gemoeds-
bezvaanclers, maar na de wijziging der
wet, waarbij werd bepaald, dat ontheffing
krachtens gemoedsbezwaren geen financieel
voordeel meer opleverde, hieven er van
die 30.000 maar 200 over.. Wij zijn den
Minister dankbaar, dat hij van de hooge
plaats, die hij bekleedt, dat weerzinwek
kend gegoochel met gemoedsbezwaren in
ons land naar verdienste 'beeft gebrand
merkt Was het uit boosheid daarover,
dat de heer Reunter de heer van Wijn
bergen was afwezig het amendement
niet introk, en alie anti-revolutionairen!,
lie als drijvers bekend staan op gods
dienstig gebied, er hunne stem aangaven?
De sociaaldemocraten hebben bij amen
dement door den heer Duys verdedigd, ge
poogd de ren te-uitkeering, die 70 percent
van het loon bedraagt op het volle loon
te brengen (dat is dus voor ten hoiogste
zes wekenj en d'a uitkeering bij algehejele
ongeschiktheid tot wet en, van 70 tot 80
pereen t te verhoogen.
Men mag zich. eenigszins verwonderen,
dat de voorzitter van de Tweede Kamer
deze amendementen toeliet; da Minister
wees er toch terecht op, dat herziening
van het mtkcermgsperctentag© bij dit ont
werp, dat slechts technische herziening van
de Ongevallenwet beoogt, niet thu-' hoort.
De Kamer verwierp bat eerste go^eelte
met 41 tegen 18 stemmen; vóór: de so
ciaaldemocraten, de vrqzitmig-democxatan
en de hoeren van der Laan en de Muralt
Zouden deze voorstemmers nu werkelijk
niets voelen voor het feit, dat een uitkee
ring van 100 procent in de eerste zes
weken, de zorgeloosheid omtrent ongevallen
niet anders dan kan doen toenemen, om er
niet van te spreken, dat het de lust om
een licht ongeval op te loopen, zou kunnen
doen geboren worden? Het tweede gedeelte
van het amendement werd ingetrokken, na
dat de Minister beloofd had, dat hij bjj
de a.s. herziening der Ziekteverzekering
de percentages der uitkeering bij ziekte en
ongeval zou gelijk stellen.
Wij laten het overige rusten als van
minder belang, behalve dan dat aan het
slot der behandeling nog even een quaestie
is opgeworpen, die wat stof opjoeg. In de
eerste alinea van ari 114a van het ont
werp staat: „Bjj algemeenen maatregel van
bestuur kunnen werkzaamheden, betrekking
hebbende op de uitvoering dezer wet, wor
den aangewezen, welke door de Raden van
Arbeid zullen worden verricht Deze be
paling bracht de Vrijzinnig-democraten op
hun paardje, die zich nu eenmaal" opge
worpen hébben als „de verdedigers van
de rechten des Parlements"/ Wij zijn er
ook ten sterkste voor, dat die rechten ten
volle zullen worden geëerbiedigd, maar men
móef ook die zaak niet te ver drijven,
anders wordt het ridicuul) en dat was
thans zeer zeker het geval. De heer Oud
begon met de onheilspellende verklaring,
dat de Kamer- op het punt etend een be-
denkelijken .stap te doen, daar ze aen Mi
nister een vrijbrief geeft om tal van zaken te
doen, zonder overleg met de Kamer te ple
gen, en de heer Teenstra zong bij dit som
bere lied de tweede partij. Wij zouden wil
len vragen, of de beide heeren vergeten
wn.cn, dat de Kamer geen regeerend, maar
een controleerend lichaam is.
D|e Minister kreeg in deze hulp van
den heer Diuijs, die er niet alleen opwiees,
dat bij de sociale wetgeving honderden za
ken bij Koninklijk Besluit zijn geregeld,
maar dat de grief tegen de centraal gere
gelde ongevallenverzekering juist is, dat
de Bank alles regelt, en mj heeft men
in de Raden van Arbeid juist organen
voor die decentralisatie in het leven ge
roepen. Nu zal men van die organen ook
voor de ongevallenverzekering gaan gebruik
maken. Maar een dergelijke détailregeling
kan men niet in de wet neerleggen, maar
moet men aan den minister overlaten, die
de wet moet toepassen. En als de Mi
nister in deze verkeerd zou handelen, dan
heeft de Kamer immers het recht van inter
pellatie.
Het debat laaide even fel op, toen de
heer Teenstra den heer Duys verweet, dat
de sociaal-diemocxaten, onlangs nog baj de
Postwet, altijd het medezeggenschap de
kans pébben ondermijnd. Toen kwam de
heer Schaper den partijgenoot Duys te hulp
en begon met te zeggen, dat de heer Oud
er zijn grooten broer Teenstra had bij
gehaald. De voorzitter verstond in plaats
van broer, boer, hetgeen de zaak niet
beter maakte, daar de heer Schaper dien
tengevolge eene onverdiende vermaning
kreeg. En na eenig verder gekibbel werd
het artikel zonder hoofdelijke stemming
aangenomen. Het is eene verhouding tas-
schen V. D. en S. D. A. P-, die zeer sterk
aan de kinder kamer herinnert; bij elkaar
kunnen ze niet, en van elkaar willen ze
niet.
Door de veranderingen tijdens de behan
deling daarin gebracht, zal dc eindstem-»
mang over het ontwerp later plaats moeten
hebben, te weten op Donderdag 17 Maart
a.s. Wij denken niet, dat het tot hoofdei
lijke stemming komen zal.
Toen kwaim in behandeling bet wetsont
werp tot heffing van een recht voor het
afgeven van zeebrieven. Een zeebrief is,
voor wie het niet weten mocht, een docu
ment, waarvan een zeeschip voorzien moet
zijn om de Nederlahdsche vlag te mogen
voeren. Het is dus eene belasting op de
Nederlandsche scheepvaart; d.w.z. eene
verkeersbelasting, en de heffing is fö per
ton.
Misschien zou de oppositie niet zoo groot
geweest zijn, als de Minister meer haast
met dit ontwerp gemaakt had, dat reeds
van 7 Jan. 1920 ligt, d.L in den tijd toen
de zeedajer grof geld verdiende. Maar onze
bewindsman van Financiën loopt altijd ach
ter ide feiten aan. Do 'heer Dresseihuys kan
zich dan ook terecht beklagen, dat de Mi.
nister nu deze zware belasting gaat heften,
terwijl tal van scheepsbouwmaatschappijen
tusschen leven en dood zweven. Hij ven
zocht Z.Exc. dan ook het ontwerp terug
te nemen, en beter tijden af te wachten.
De heer Teenstra bestreed ook bet onti
werp, maar principieel. Hij is er niet ah
leen tegen, om den tijd waaïop het komt,
maar ook omdat het eene verkeershelas-t
ting is, terwijl wij juist alles moeten doen
om het verkeer te bevorderen.
De verdediging van het ontwerp door
Minister De Vries had. al heel weinig
om het lijf; hij maakt zich niet meer druk
over oppositie, sinds hem met de weten
schap, dat de Rechterzijde hem door dik
en dun steunen zal, een pak van het hart
viel. Er is geld noodig; uit de directe be
lastingen is niet veel meer te halen, maan
hij wilde wel overwegen, om de wet niet
in te voeren, zoolang bet tijdstip daarvoor
zeer ongunstig zou zijn. De heer Dressel-
huijs diende toen een amendement in, dat
de Kamer in het vaststellen van dit tijd
stip moest worden gekend, maar dit werd
met Rechts tegen Links verworpen, ter
wijl op dezelfde manier het wetsontwerp
werd aangenomen (38 tegen 25). Dat is te
zeggen, de heer Geiretson stemde tegen.
Het kan zjjn, dat dit jongste lid der Kamer,
ai ïs htf dan ook oud-lid, ton opzichte van
de positie die Rechts zich, al is het dan
ook niet van harte, jegens Minister De Vries
heeft voorgeschreven, nog niet behoorlijk is
geïnstrueerd. Maar wij nemen eerder aan.
dat deze pur-sang Rotterdammer, groot
zakenman, te goed weet wat belang een
goede scheepvaart is, om mee te willen
'doen, uit politieke rédenen, aan een zoo
drukkende en gevaarlijke verkeersbelasting-)
Met verdriet constateeren wij .alweer,
dat, als links niet zoo jammerlik slecht
vertegenwoordigd ware geweest, de Minis
ter dit .gevaarlijke ontwerp niet van de
Kamer zou hebben gekregen.
(Wordt vervolgd)
Inbraak.
Dooï1 tot dusver onJtefeende daders as
gisternacht ingebroken bij notaris Van. der
linden te Selzaete, onmiddellijk aan de
Belgisch© grens. Dto brandkast (is open
gebroken en er wondt een som-van hon
derdduizend francs vermist 1
Betalen naar (gewicht
Passagiers, die gebruik maken van dim
luchtvaartdienst New-YorkChicago, beta
len het Vervoer naar hfan gewicht.
Overreden.
Te Goes fe gisteren tile 14-jarige argd-
J, Sj. dj» «ach per fiwtsa&ar
zijn werk begaf, onder de autobus Goes
Katsche Veer geraakt Hij was op slag
dood.
Een hevig gierende wind met neerklet
senden regen verdofte alle geluid van h1"'"-
ten. Nauwelijks drong dan ook de klank
van eten kleinen bronzen klopper óp de
voordeur van mijn buitenhuisje tot me door.
Het was pikdonker, toen ik 's avonds om
negen uur de deur opende; en ik onder
scheidde met moeite een tengere, kleine
vrouwengestalte in de portiek,
„Ik heb te ongeluk,'' hoorde ik haar
zeggen, geheel buiten adem, ,„en nu
„Kom even binnen," viel ik in de rede,
meteen de deur naar mijn atelier, dat ik op
mijn ©entje bewoon, openwerpend.
Even aarzelde rij en stapte toen naar het
licht .Zij was neg heel jong, nauwelijks
zeventien, berekende ik, heel teer, met héér
lijk golvend goudblond baar; haar blauwe
oogen keken gejaagd en haar mondje trilde,
„Is u gekwetst?" vroeg ik.
Zij ontkende door een hoofdknik.
„Ik fietste/' legde zij nader uit, op ge-
jaagden toon, „maar mijn achterwiel kreeg
een mankement en ik slipte en viel. Ik
heb de fiets b rjhet tuinhek laten liggen. Ik
ben op weg naar een 'dokter. Mijn broer
heeft zich zco erg in rijn hand gejaapt
Zij slikte even een traan weg cn ver
volgde
„Het is nog vier mijlen naar het stadje
van hier; ik vind 'tzoo naar om u lastig
te vallen, maar
„O, dat is hedemaa! niets," viel ik in.
„allleen ik zal u slecht kunnen helpen; ik
kan zelfs geen kleine punctuur herstellen."
„Maarheeft u misschien dan een
fiets even voor mij?"
Zij vroeg het erg bedeesd en zei verder:
„Ik moet n.l .hulp hebben. Ik ben zóó
geschrokken. Hij is bewusteloos geworden.
Ik héb gedaan, wat ik maar dacht dat ik
moest doen, maarmaar hij kan moge
lijk wel doodbloeden."
„Ik heb niets van een fiets, ik leet hier
heelemaal alleen, op mezelf."
„0, dat spijt me zoo, dan moet ik gauw
verder".
Zij keerde zich om naar de deur. Maar
ik kon haar toch niet alleen laten gaan in
de donkerte.
„Ik zal met u gaan; welken dokter
heeft u?"
„Dr. Cowan
„Dien ken ikte beste kerel/' viel
ik in de rede. Maar trek deze regenjas
van mij aan."
Zij gehoorzaamde.
„Hoe lang duurt het nu Wel, nu we te
voet gaan", vroeg zij. „Ikik heb mijn
voet ietwat bezeerd bij mijn val en
,/tIs veel beter dat ik alleen dan gauw
erheen ren, zonder u loop ik veel harder.
Dr. Cowan en ik keeren dan in zijn wagm
hierheen terug en hij neemt u dan mee naar
uw huis. Blijf dan zoolang hier hij de
kachel wachten, wilt u?"
„U zult hard nopen, nietwaar," smeekte
ze opnieuw in tranen. „Hij ligt er zoo een
zaam en ik ben zoo geschrokken; elke mi
nuut langer lijkt mij een eeuwigheid."
„0, 'tzal niet lang mieer duren, kijk on-
dertussdhen maar wat boeken in, dat leidt
uwe gedachten wat af, en kijk naar „dat".
Dr wees naar mijn greotsten, ik k(in haast
wel zeggen, naar mijn eenigen schat een
Velasquez die hing als ©enige- schilderij,,
uitgezonderd mijn eigen poovcno werk op
den ezel, tegenover tiet schiWeïtraaan.
Tocfa haastte ik me weg. De wind was
nog heviger geworuen, de regen nog slrie-
mender. Ik was blij, dat zij niet Mj me was
Ik liep zoo hard ik kon, toen ik Mansfield
voor me zag, zette ik den looppas erin.
Cowan vond ik thuis, ik vond hem bij
zijn schaakbord. Met een zeker onwillig ge
baar verliet hij zijn bead en stukken.
,/n Wonderlijke geschiedeniswie is
zij?" vroeg hij, terwijl we samen naar de
garage stapten.
„Dal heb ik niet gevraagd," zei ik.
„Hm zóó", kuchte bij ironisch.
„Even duwen nu, Tom, de chauffeur is
n.l. uit."
We kregen het aute'tje in de goeie rich
ting en meteen sprongen we erin en voort
ging het nu, den berg af, terug naar mijn
kleine schilderswoning.
Met een ruk h ''den We stil bij 'thek,
ik 't eerste eruit thaastte me naar bin
nen. De lamp was nog aan, maar 'talelier
leeg. i
„Hallo", riep ik.
Geen antwoord.
„Hallo, hallo, hiér is do dokter."
Doodelijfce stilte.
Ik keek om me heen; zij Was zeker e'r
gens in slaap gevallen of van haar stokje
Haastig keek ik langs de tafel, den divan en
den ezel. En daarna rondo ik de andox©
kamer door. Zij was ook daar niet
„Ik kan haar niet vinden," riep ik Co
wan onthutst toe.
„Dus was er te elfje... en jij hebt zeker
te veel gedronken, baasje," bromde de
dokter terug, die inmiddels druipnat in
't voorportaaltje stond.
„En nu? wat verder?" vroeg hij.
„Zij is heengegaan," zei ik mistroostig.
„Als ze tenminste ooit hier geweest is...
zeg, Tom, is dit soms te aardigheid van
je....?"
„Denk jij dat ik in een nacht als deze
uit aardigheid vier mijlen ga wandelen?"
vroeg ik gekrenkt.
„Maar ik begrjjp 't talze vergat mg haar
naam en haar adres te zeggen, werd erg
bang hier ia de eenzaamheid en prefereer
de terug te loopen naar haar zieken broer,"
„Waar dan naar toe?"
Ik haalde mijn schouders op.
„Naar Winks' Corner..."
„Daar zijn geen vreemdelingen, ik wag
er nog gisteren."
„Naar een der houten huisjes dan..."
„Dus naar Turners' Bottom? Zeven mij
len? Mijn goeje jongen, waar denk je
aanf 't is iemand geweest, die een grap met
je heeft willen uithalen. Zij wou warm
worden en weer droog, maar jouw gezel
schap Bo-ah, daar paste ze voor/'
„Dwaasheid! Zij was in groote verlegen
heid... zij schreide, zij...," i
„Regendruppels, die uit 't haar afdrup
ten...."
„Zij huiverde...."1
„Juist, van de kou, nou, Tom, ik groet
je I"
„laten we samen naar het houten huis
je gaan."
„Ikke nietik ben met geen stok meerj
verder te krijgen; ik vlieg naar bed, even
een tikje whisky op de valreep.... ouwe
jongen!"
Hij liep 't atelier binnen, maar keerde
zich meteen ontdaan weer om
„Toml" riep hij gejaagd.
„Tom, kom dadelijk hier en., kijkI*'
Hij wees naar den muur tegenover het
schftdersraam.
„Groote Godl" riep ik uit.
De Vete quez was verdwenen. De oude,
-matgoud lijst hing op haar gewone
plaats, maar het kostbare doek was keu-
rig-precies eruit weggesneden, zoodat dd
kale muur er achter zichtbaar was go-
worden.
„Wat een gemeene oplichterij 1" kreet
Cowan uit.
Ik stond als verlamd. Een artiest al
leen, maar een artiest, die vijf jaar langt
in gemeenschap geleefd heeft met 'n Ve
lasquez, kan begrijpen, wat ik ondervond.'
„Zij heeft je voor den gek gehouden,
zie je nu wel?" bulderde hij. „Alles ver
zinsels van dat eene ongeval en van dat,
ongeval van dien broer op den koop toe!
Je bent er in geloopen; ik had direct al
geen vertrouwen... ja, ja, in zijn hand ge
jaapt, gejaapt in jouw schilderij!"
„Zij kon niet goed loopen... haar voet
deed zoo'n pijn...," mompelde ik; „o, nu
begrijp ik alles, „zij wilde natuurlijk hier
alléén achterblijven, 't is me nu duide
lijk! Maar ze kon onmogelijk nog zoo
heel ver af zijn." r
„Niet ver af,'" echoode mijn vriend
schamper terug. „Maar, goeie jongen, naar
alle waarschijnlijkheid stond haar motor-
karretje ergens in de buurt te wachten.
Direct nadat jij haar je rug hadt toege
keerd, is zij aan het werk getogen. Zij
zal zeker wel dertig 5. veertig mijlen uit
den weg zijn gegaan. Zeg, je roept natuur
lijk nu direct de politie in?"'
Ik knikte.
„Ik zal er wel even aanrijden/" be
loofde hij. „Alleen een dwaas, een impres-
nionabel Jong artiestje als jij voelt geen
achterdocht bij het aanhooren var zoo'n
verhaal als het jonge meisje je lieftallig
opdrschte.'"
„0, 't is gemakkelijk om na te plei
ten,'" bromde ik wanhopig terug „Zij had
een zoo bekoorlijk gezichtje, ..oo iets on
schuldigs zoo
„Ja, ja, met dat al ben je door
dat onschuldigs maar leelijk beet genomen,
op je welzijn, Tom."
„En toch zag ze er zoo uit/" zei ik
razend; „alles was bekoorlijk: aan haar
elke beweging, de oogopslag
„Ja, goed, die engel heeft om jouw best
wil dan zeker het schilderij gegapt, ik
drink ook op haar gezondheid mee.
Meteen stond hij op en liep naar de
voordeur, den regen tegemoêt. Rij het hek
bukte hij zich plotseling en tastte in het
hooge gras.
„Een fiets," riep hij uit.
Hij boog opnieuw. „Zoo, zoo, dat is
dan toch geen leugenn geweest," merkte
hij op. „Zij was zeker bang. dat jij zoudt
aanbieden die te maken. Een voorzichtig
mensch loopt liefst geen onnood'ge kan
sen. Jongetje, tien tegen één, dat je schil
derij naar de maan is, hoor."
Vanuit 't gras pikte hij ook nog een
zakdoek op een klein, fijn, batist dames
zakdoekje.
Hij nam het mee tot aan hot licht van
de autolantaam.
„Bloed," riep Mj opnieuw uit.
Hij was even verslagen on liep terug
naar de fiets, hoog er over en ontstak
opnieuw een lucifer.
„Wat '/staat daar op het fietstaschje,
Tom?"
Ik ontdekte een visitiekaartje; ik las:
Miss May Gaskcil, 't Hoekhuis, Turners
Bottom, Mansfield, Moor.
„Dat is één der houten huisjes, dat is
zonderling; weinig dieven laten hun adres
achier, dat is nog een truc; hot visitie
kaartje past m het kader."
„Breng rno dien kant uit, Cowan; ik
zeg nog eens: ik kan niet gelooven, dat
:zij een oplrchtster is; er moet de een
of andero vergissing in het spel zijn."
Cowan voldeed aan mijn verzoek en
wo jakkerden er van door.
,/t Hoekhuis" lag vrij ongelegen; we za
gen echter naderbij tuffend eenig licht uit
een laag venster naar buiten schijnen.
Een jongeman, die blijkbaar het kner-
pt-rfl' (overhalen van de rem had gehoord,
kwam naar buiten; we hoorden hem hóe
pen: „May!"
Cowan en ik stapten op hem af; de
dokter vroeg met een ietwat brutale aan-
maling in do stem:
„Iemand heeft hier zijn hand gebles
seerd; ik ben de dokter, waar is de pa
tient?"! 1
DER
„Ja?"