Schiedamsche Courant, Gemengd Nieum EEN MYSTERIE. -gem mmmmmêamuórn TWEEDE BLAD Vrtjilsö 18 Maast 1821, No. 16620). BINNENLAND. Nederland en België. Ir lontspondcnl Ie llmwl \,m .Ie N Cl. meldt: Opvallend is het, dal, vaar vroeger iedere zinspeling op mogelijke hervatting van do Ijelgrieh-NedeHandsche onderhandelingen hertellende de Jieiz.ien.mg van de Uact.ilon van 1839 m de Belgische en vooial m de firusscbclio peis steeds aanleiding gat lot min of meer uitvoerig commentaar, do verklaiing van Vrijdag jl. in do Hert,te Ka mer der Staten-CienemaJ door jhr. Van Karnebeek afgelegd, nagenoeg onopgemerkt w Voorbijgegaan. Alleen de liberale Indopen- ilan.ee Bdgc wijdde er Zaterdagavond baar hoofdaitikel aan. l>o andere bladen, de Vlaanieche inelui», bepaalden zich lol liet aldrnkkeu van een op deze verklaring en dam aan vooratgegane bespreking betrekking hebbend Reuter-telegmm, of een meer uit- gelneidc aiuihaliug uit in NedeilamLche ■bladen aangetroffen Kamerverslagen. Itier- vut dieue echler geenszins de gcvolgtrek- king gemaakt, dat men tn officieeli\ offi- eieuse en andere toonaangevende politieke kringen op dit punt plotseling onverschillig zou zijn geworden. Wel kan niel worden tegengesproken, dat de aandacht hier nu, mo niet uitsluitend, dan toch grooiendeels, geconcentreerd is op de toepassing van de ranches en hel gevaar, dal do Belgische handel en industrie loopen, doodgedrukt te worden lusschen de nieuwe douanemens op jden Rijn en den steeds hooger rij /enden nutnr van Fram-che invoerrechten en sur (axes d'entiepot Maar toch zou het uiet ptrooken mei de waarheid, indien werd gezegd, dat hier alle belangstelling vooi de .Vederlandsch-Belgüche kwestie verdwenen is eil aan rle oplossing daarvan m Ihnsscl niet'meer woidf gedacht. De Belgische peis onthield izicli, op een enkele uitzondering na, van commentaar eenerzijdc, omdat zij meent, over deze kwestie jeeds alles te hebben geschreven, wat er over geschreven kan worden, anderzijds, omdat zij hel worud weiischt Ie laten aan de Belgische jfgeermg. Van bevoegde zijde weid mij vandaag nog verzekerd, dat eenige ministers ghde- icn na afloop ran den Kabinetsraad Ier loops over de rede van, jhr. Van Karne beek van gedachten hebben gewisseld Men was hel nagenoeg eens, daarin een uitnoo- ging te zien tot heivnttmg van de bespre king. Vermoedelijk zou de regeenng zich leenen, indien, 'zij daartoe werd "rutgen'ocR cligd, door hel stellen van een vraag in do Kamer ot Senaat, tot liel afleggen van een zeer verzoeningsgezinde veiktaiing, waf misschien wel tot een oii'icieel voorstel tot .hervatting van de besprekingen zou kunnen leidon. Ron der meest vooraanstaande leden aan ue Ylaamscho katholieke Kamerfractie gaf mij de stellige verzekering, dat, indien maar liet netelige YYidingenvrnagstuk op minne lijke wijze is geschikt, de rest zeer vlot van stapel zou loopen Er valt, reide hij nog, in het ministerie van Inutcnlandscho zaken een kentering ten goede w;anr te ne men, aan dewelke de huidige gebeurtenis sen niet vreemd zijn, en vaar de katho lieke Vlamingen en ook de socialisten Van de fractie Tluysmans, denkelijk niel na-_ laten zullen gebruik van te maken om do hinderpalen, welke een toenadering lof Nederland moeilijk maJcèn, uil den weg te ruimen. Hiermede zou trouwens reeds zijn aangevangon. kampbewoner» een LeuigblOr op-zijn leven, ,Mijn roeping, zeide hij'', is geweest om goede menseh'on opgeruimd en vroolijk to maken. [Waarom zou ik er dan van afwij ken waar Ifct mijzelf betreft en hen som- bo" doen Lijken «en, döten wecnen. Laat dan «een icdev, die mij lief heeft, mijn Begrafenis doen onderacheiden van elke andere, door h'iar recht vroolijk to mahan." (Het Jidyuvn van Vai Valley werd in een open kist, welk'1 met 'witte brocade was afgezet, naar dn kerk gedragen. Pet was gcliuJd yi een veelkleurige jas en be dekt met toitoo'/.e amulet ton. De lijkwagen Werd gevolgd door een langan stoet, pan welks hoofd 21 mu/ikajilen liepen, en was omringd door een hoep ballet-danseressen ln den stoet reed le/m groot aant-il ver -derde wagens mede, waarin .vroolijk ui (go dovhte Ziguin«'ts. Een lange rij van wa gen» stond tor 1 >erelriklring van het pu bliek, dat mede den dood; "eer wilde be wijzen. Onder hel motlo- tijd is geld" weid ;ia.n ieder d'*r-!nemer aan deze zon deriinga begrafenis «oen tien franc.-bil jet ovei handigd. Om het graf waren de nagelaten betrek kingen en vrienden van den overt uien pa March ver/axnrll Dez1 hul/Leo. gouden voonveipen en juw.ieVu hjjcongduwh* om deze den frizigter'' hrertc te geiten, als mede bij wijze van hovs d'owbe, een ge brad on kuiken en drie Reehert cham pagne Ka afloop van de plechtigheid werden de dealnemers op een g-oot feestmaal in het kamp iritgenoodjgd, dat tot laaf in den nacht voort duurde Uc zoon van den Overledene was du eenige, «die van het lovc-rrloedige fefcstmaul was uitgesloten.. Zijn rol bestond daarin om Üe onderen mot lachen, vingen en dan-en aan. te UrotVligen. Historische anerdofrn. Toen Sheridan cons p»-/ diligence naar Londen reisde met het doe! om stemmen voor zich te winnen te Westminst t', be vond hij zich in gezoi-ch'ip van tweeAYed- rnin-torsche kiezers. In den loop van hot gesprek vroeg de 'een den ander, aan ivien hy zijn stem dacht to geven. Pre ander ant woord do: 'Wel aan 'Paull (Sheridan's togenczur'lidaatj, 't is wel f&n prul van een vent, maar ik kies toclr liever ieder ar der' dan Sheridan. Kent ge Sheridan? vroeg de ander. -- Kom mijnheer, snaar ik voel ook in 't geheel geen behoefte om hem to Ieerén kennen De, diligence hte-ld stil pn men stapte uit om Wat tc eten. Sheridan informeerde naar den naam van den heer, die zoo vri-endelyk over lrorn sproken hnd en vernam dat het teen zeer lekend advocaat uit Lincoln's Inn Fields een zekeite -lieer Twas Toen men we-r reed bracht Sheridanhet ge-prok op de rxchtsgpJoerdlreid. llljjbegon met den, laf te zingen van dien tak van wetenschap: „echter", zri lij', ,,zijn er ook veel schurken onder, z.oküs een zekero T.. uit Lincoln's Inn Fields"'. De ander', irioest, sprong op. Want' Mijnheer, ik ben die T.C.. En ik ben Sheridan, was het leuke antwoord. OinniridftUijk snapte de ander' de grap en lachte een1» hartelyk, ïM resultaat was, dat z-o een geanimeerd gesprok begonnfjn on de De telcgrafoon. Te Berlijn is een maatschappij opge richt, die een nieuwe landing zal oxploi- leoren, namelijk een zoogenaamde telega foon, een instrument, waartnedo het mc-< geiyk is fonografisch een gevoml telefoon gesprek op te nemen. De apparaten zullen niet verkocht, doch slechts verhuurd Worn den on de post- en telegraafdiraotie behoudt zich het recht voor', om, wanneer mocht Hikken, dat de aanwending van de npjnw raten een ongunstigen invloed op den tele foondienst mocht hebben, haar toestemming tot gebruik van do telegi'afoon in te trekken Do Tel. brengt in herinnering, dat dit ap paraat reeds langen "tijd in gebruik is aan verschillende lelefooncentede's in Amstew dam, doch. het dient daal' uitsluitend voor dienstgebruik, n.L om de gesprekken van telefonisten met abomré's te contreieei-ep Een maatschappij, 'die lfct toestel 'ton be hoeve van den handel exploiteert, bestaat hier te lande nog niet, evenmin wordt Met door den Amsterdamsclh.cn telefoojidjeust verkrijgbaar gesteld. Hen vroolijke zigeuner-begrafenis. In den loop van een. lour done lEuropa wanrby hel voornamelijk aankwam op het vorkoopen vaar paarden en waarzeggen, werd een. groote 'Zjgeuuerat-am getroffen door den dood van het stamhoofd, eejn 80-jaiige, genaamd Morisan Yai iValioy. 'illbb overlijden y'ond plaats te Bergaipo in Noo-rd- ltnliöi- t 'II I I Yai YaLey was geen atheïst, doch ba s-list iafkeerig van Westerse! fe pb-egrafenitf- plechtigheden. In z|n laatste cogtenbü.kken Wierp hij im tetomwoordigueid ratr allo advocaat overal waar ban propageerde. maar mogelijk Slieri- i. stsmss Bit ktemc verhaaltje luvtelt u van ce,n held. Inü'igiie is er niet, de kleine romlnry zoool» «dit is, .stierf met den held (en dat is ö-e reden wharem juj rrre boeit. Er loopt oen draad door At verhaal en die cljnald ligt vóór me, op mijn knjuitstafeltje, maar* zal nooit ontwxaxl kunnen worden tot einde toe. De jbrmed (üleen wCfjt welke droevige tragedie liij als geheim in zich omsloten houdt. [Het grootste gedeeflte van anjjir besioan als dokter bracht ik door in het Z.-Oy van London. Ik houd van 2^.-0. Loudein mei zijn uitmljjke monotonie |?n vuilheid- Ik houd van dien wisselenden kaleidos- coop van karakter», die zich door de ja ren heen aan me voordoen. Soms gm beurt het, dat v,en cliché zich npctm'if waardoor ik kijkjes krijg met jaren uil tnsschcn -- op karakters, die ik met dacht ooit wci-r onder de nogen te krijgen, 5 Lier volgen dr-io van die momenten.- kort en dooreichtig genoeg om misschien uwe sympathie to wekken, evernal» zo dit i-ij mij hebben, gedkian .i.i Op 'oen diuiligen A*ovemb«ei avond, vijl jaar ongeveer geleden, passeerde ik Lon- d-cn-Bridgo; er waren ux-inig monschenop, dat uur op de brug. (Het donkere water hield mijn aandacht vast en ik kreeg lust over het ijzeren hek te klauteren on d[cj trapjes af" te tijden die naar een pier voeren. ULct was heel donker daar beneden. De geweldige JnuggebOjgen jubglon zwart 'en dreigend hoven" mijn hoofd en aan mijn vooten klokte en spoelde het water donker en onheilspellend. Alles rondom was stil on somber en ik was hier geheel alieen. Wat was dat? Plotseling dicht hjj mij, drong -een zacht gekreun tot mij omhoog. Al mijn zenuwen spanden zich' en het duurde enkele örconden, voordat ik mijn hoold lot omdraaien kon bewegen. Toen meende ik jets to ontwaren, dat bewoog en ik stopte er haastig heten, „Laat me alleen, 'k heb' uieis gedaanP- schreide 'n rersdirikt Idiulerstemmetje in de donkersta schaduw van de pian „AYat is ei', kindje?, vroeg ik, verlust over dat nimscheljjk geluid, „Ik heb niets gedaan," schreide de stem opnieuw, „la,ai me tocht" En ik verheoM- 'de me, dat het kind met een opgeheven arm een mogelijke -stag jwi'd? afweren. „Maar kindje, niemand, zal je kwaad doen',, zei ik geforcaerl iTodlijk. „Yeiteli me loch', hoe kom je hier?*' Er volgde een siüte, eindelijk fuUterdo het kereltje- „Ik hen zoo geschrokken^) Ik greep naar zijn luuidje, dat ijskoud en trillend aanvoelde, zucht zei ik: „~Uaar natuurlijk, hen je bang lfior aan '1 water, onder die groote hhig in donker." „Ik hen niet hang voor de rivier |m niet in donker, maar.'..moedermele- der zit op de trap met (mi lurars en zij kent mij met ïnecr ten zij doet zoo gek, zij lacht aldoor, o. en haar oogen.i.j" Opnieuw slaakte liij dien zieligwi zucht, die mijn aandacht liad getrokken, „'tlioor een«, kereltje, wij gaan hier di reet vandaan, ik ben 'n dokter, weet je, en voo-r mij ben jo niel hang, Is 't wel? Ku, idan gaan vrij samen eens zien wat we kunnen «toni aan dere narigheid- FBoo tieet je?" „Peen", tmtvoenddo de jongen. „I'een, wat bedoel ,-a daannee'''" „Peen, omdat ik iooiI Ivmr het." „Ln Waar woon je?" ïljj 'gaf me zijn adres iwa» ineen aclitcrhiun-t, ik kende 't daar goed. AVij togen samen op toeg, mulat hij ziche.rst aan 'n kop warme 'koffie hall te gord gedaan. Ik had inmiddels 't knaapje aan dachtig gadegeslagen. Hij was doodarm, maar hij was goed gebouwd, bij had mooie oogen en zijn gehetelo uiterlijk, ondanks vuilheid en verwaarloozing. droeg niet 'i stempel van 't echte achterbuurt-kindZijn haai' viel in dikke lokken over zijn wenk brauwen, maar de echte peen-kleur had 't Piet, 't was rossig-bïuin-rood; hij 't volk echter heeft rood weinig nuance. „Yertel me nu wat van- je moteder, venitj" vroeg ik. „Ze is mijn moeder niet," antwoordde 't kind. Yerhaasd vioeg ik: „dan wat van jo vader?" ,,'m A'axler heb ik niet.' ,..Te sprak toch zóoeven iau je moeder,"- zei ik, sterk verWonduxl. „Ja, maar ik woon in hij juffrouw BoW- !e.-> èa baar man, ra noem ze maar vader en moeder, maar 'I zijn gom cchle.'l „Zijn ze goed voor je?" „Moteier is goed, maar vader .slaat ma ah lüj dronken is en dat is hij vaak."" Ik triochtte nog meer uit hun te halen, /onder veel sutpes «echter. Maar ptolseliug onvoïwricht, geraakte hij uit zijn half-ver- sufiim toeM-md, met een dier opvallende opmerkingen, velke voortaan mot Peen tn mijn herinnering hlijVen en die mij nu zelf» nog in verwondering kunnen brengen over de mysteriën van erfelijkheid rnnau welijks bewuste lf-ninnering. „Meneer, kijk. toch eens!"- kreet hij plot seling uit, mij aan m\jn mouw trekkende. YVe kwamen een dnr Laden voorbij, en zagen mannen hij flikkerend gashobt dmk- ijvurig een groote scheepsmimte pnlladon. Over de jookende .schoorsleenen, dcblmg. de witte bootjes, de menschen vielen de lichtbuiulels, de griheele bcdrgvigbeic! tot een fantastisch beeld Aoheppencl. „Op schepen 'hen ik zoo dol1"- lionrdo ik 't kind prevelen en ik zag zjn oogen glinsteren in zpn vuile, smalle hakfcesje Die plotselinge uiting kwam zoo onver wacht, dat ik ar bijna van ontstelde. Eindelijk bereikte 'we zijn buurtje; er stond volk by het nummer, dat hij als zijn huis hold aangewezen. Ik werkte me er door nu vroeg enkelen omstanders, dv medelijden toonden met Peen, op hem tc# passen, totdat ik vrouw Boules had ge vonden. Kadal ik "mezelro van den diep rampzaligen toestand had overtuigd, in pre sentie van een agent, besloot ik 't kind met me mee te nemen. „Kom, Peen, je glial mea naar een„ïo- huis", hier' kun je, niet blijven, je moeder to erg zieJc. Is er nog iets, dat ja vilt mee nemen?" vroeg ik tot weggaan dringend, Met een haartign beweging tasttio de jongen naar iets onder ?jjn bloiso icnzei kort: „Keen, meneer, 'k hebr 't," Dien nacht sliep Peen niel veertig An dere .»tokkerdjies op de groote slaapzaal van het Tehu,is. En ar vei'strelccn bijkans twee jaren, dat Peau uit mijn leven, hoer wel piot gansch uit mijn gedachten ror- dwenen was. Bij een bezoekje in 't Ta- huis vernam ik, daf Peen naar de. Zee- vaarl-vhool was gestuurd en het best maakte. En ook ontving ik op een Ivemt- miskaaztje c-en persoonlijk gro-tjo vnnniijn „grtukkn; tn lieftiobbend i-riemlje." II. De tweede episode, die ik nu vertel, staat in bolero kleuren dan rle eerste. Zon, zee cn blije gezichten -/ie ik om me heen. 1 Ik ontwaakte vroeg in don morgen door hoornsignalon. Even moest ik me bedenken waar ik was; den vorigen avond was ik laat in het opleidingskamp aangekomen. Be sloeg het zeil van mijn tont omhoog en zag hoe vele knapen zich spoedden naar de wasch bakken. Even daarna haastte zich een net geüniformeerd baasje, mot een kan warm water naar mijn tent, salueerde en keerdnj terug mot een zonnigen glimhach op zijn gezicht. Opeens wist ik, wio hij was ik zag het donkerrood, bruin gekleurde haar, maar hoe veranderd I Hoe was hij gegroeid hoe slank en toch hoe krachtig gebouwd 1 „Peen! Kerel! Peen!" riep ik hem terug. „.Ta, meneer," kwam de jongen terug, „ja, ik wist, dat u hier zoudt komen, en ik heb den kapitein gevraagd uw oppassen to mogen zijn." Op mijn belangstellende vragen kreeg ik do meest opgetogen, tevreden berichten. „En, kerel, wanneer hebben zij je tot vóórman bevorderd vroeg ik, wijzend op zijn mooie pet. „Vorige week, meneer," antwoordde Peen met trots„weet u, mijnheer, ik ben voor man, omdat ik clarinet speel en meteen toezicht heb over do kleinsten in hol mu» ziekkorps, en ik verdien er twee en een halve-stuiver mee." „0, dat is me nog wel bekend," lachte ik, „dit is niet mijn eerste kamp, Peen. Dus je houdt ook veel van de school?" „Fijn! meneer, Maar van 't kampleven nog meer. Zeilen, zwemmen, vooral zeilen, (Lat is echt fijn! Later ga ik nooit meer naar Londen terug, je voelt je daar zoo benauwd, je kunt er niet voldoende adenj scheppen. In het slaapkamertje in het Te huis was een heel klein raam en ik ben er dikwijls stiekum uitgeklommen om lucht te happen en daar vergat ik de huizen om ipe heen en (tocht maar aan de rivier en de schepen en aan de zeel Wilt u nog iets meer voor uw ontbijt, meneer," knapte hij plotseling af. „Dank je, Poon," Én met een correct saluut was Hij ver dwenen. f Toen ik even later naar de officierentónj slenterde, bleef P-een in mijn gedachten. Ik vond hem anders dan gewone jongens, zoo wel in houding, in gezichtsuitdrukking, nis in spraak. Ik informeerde naai' hem bij den kapitein. „Een aardig jog," zei hij, „en hij de spe len is hij altijd degene, die de leiding noemt, on wat goerl! 'n Kleine gentleman, we heb ben nooit uitgevonden van welke faimlio hij eigenlijk is, noch door men die Boules geld toegezonden kreeg, dat aan drank verdaan werd," Peen's afkomst bleet me dim een raadsel 's Middags bij de lichamelijke oetening zag ik Peen clarinet (dazen, terwijl drie honderd kleine matroosjes de horlepijp dansten, blootvoets op hot gras. Later vond ik hem terug met 'n paar vriendjes. Zij speelden niet krabbetjes. Ik hoorde Peen nadenkend vragen: „waarom verdrinken rabbcn eigenlijk niel?" „Kou, dat is nog al glad, omdat ze hun adem inhouden," antwoordde Puggy. ,,'t Kan ook zijn," opperde Charley, „om dat zo een merk dragen op hun rag. iian verzuip je niet. Mijn vader heeft twee slan gen op zijn ann getatoeëerd tegen 't ver drinken, weet jc." „Nou, maar, mijn vader laad op zijn rug een hooien tekst en twee engeltjes op zijn borst en toch verzoop ie." Ze zwegen, ik trad naderbij en hoorde. Charley i eiwolgon „Nou, en Peen draagt iet» om zijn nek wat hem ook voor verdrinken behoedt, is t met Peen''" Peen tastte naar zijn trui met een snollcs beweging; die ik mij van eeri eerste maal herinnerde. Zijn gezicht werd rood. „En Peen, hoeft dat jou voor verdrinken behowlvroeg ik lachend, nadeiluj ko mend. 1 „Ik weet niel ja... misschien een»!'1 „En wanneer dan'" „Onder de brug," zei Peen Eu weer Leek bij mij even aan met een blik. die me ont roerde. „Nou. vooruit, jongen», laten we door spelen i" riep Puggy en het spel werd her va 1^ Dien avond toen hel kamp reeds tijdig" in i u.»l lag, begaf ik mij nog voor eon oogon- bhk naar de officieron-canlme en \ermcidci mez.elve met. in 't half duister wat uit de Tristan te spelen op de piano in de zaYL Onder 't spelen merkte ik, dat iemand met; licht binnen was gekomen; ik keek om, loon ik mijn stuk beëindigd had Peen stond achter me; een knap in do. hand. „0, speel door. meneer! Speel door'" drong hij aan. „Peen, waf doe je hier?" vroeg jk. „Ik heb do wacht, meneer, tot tien uur. Maar speelt u nog eens die óónn melodie die ken i k." „Ken jij dio? maar dat is totaal onmo gelijk," glimlachte ik, „0, toch, meneer; ik heb die vroeger ge hooid. maai' 'k weet niet meer waarneer en waar.Hij keek met vragende oogen naas my; plotseling begon hij te neurien; ik luis terde in de grootste verbazing, want 't va* inderdaad het Maüozenlied uit de Tristam Plotseling begon' hij te lachen, salueerdo en zei Ik moet icider, ik heb de wacht, nacht meneer." „Nacht Peen," zei ik, de melodie op dö tqetsen hervindend, terwijl mijn gedachten hot wondere raadsel niet loslieten. i AYo waren twintig mijlen ver de zee op. De bemanning bestond uit veertig koppen Peen on nog een paar jongens waren voof do cerate maal mee het zeegat uit. Ik ont- w'anklo 's nacht om één uur on bemerkte, dat 't schip aardig schommelde. Ik klom op 't dek; ik z.ag den ouden* kapitein hij 't kompashuisje kalm zyn pijpje rookon, ter wijl twee leerlingen dicht naast hem waren gezeten. Voortgaande, trapte ik byna op iets ran 'n monschcnhoopje. Ik ontstak oen lu cifer, en ontdokte Charley; de jongen was zwaar zeeziek en klaagde en verwenschio zich op 't schip. Een paar wooidjes van bemoediging cn ik ging vei der, over touwen naar den voor steven. Twee jongens hadden de wacht by de boegspriet, onder het wapperend zeil. Ik stak weer een Inciter af en ontdekte Peen. „En Peen. hoe is hel hier?" woeg ik lachend. „Fijn, meneer,liep by enthousiast terug „En Puggy, hoe ben jij?"' „0, ollendjg ziek, af cn tye, meneer." „0, vertel ons nu wat, meneer," riep Peen en ik voldeed aan zijn verzoek. Ik nesieldc me bij hen en verteld,1 een langen tijd wilde zoenmus verhalen. Pen paar maal viel Peen me met op merkingen, over hot zeil in de rede, wat door den ouden kapitein met een goedkeu renden grom werd beantwoord. Langzamerhand klaarde het in het Oosten, een fijne streep begon aan den hemel te glanzen als gesmolten goud. „Kijk toch meneer, liep Peen veirakt uit, mij de hemelpracht wijzend. En dioo- merig hoorde ik hem zeggen: „Eens zeil ik mei een boot uit, heelemaal .alleen; ik zeil deniieelen pacht door, zoo als pu, maai dan heelemaal alleen - ik alléén met de zee. Hy zou zijn wonsch vervuld hebben, vroe ger dan hij dacht en op een vreemde wijze. III. - Toen de oorlog uitbrak, gaf ik mij, als beminnaar i an 'het ruime sop, op bij de marine. Yon Peen had ik do laatste jaren weinig meer vernomen. Wel wist ik, dat hij hij de Handelsvloot' was overgegaan, hij koesterde de illusie ooit een eigen schip zelf te mogen besturen en had daarom de Koninklijke verlaten. 'Ook had ik pit Palermo een blief van hem, van het s.s. Candia, ontvangen, enthousiast over het zeeleven, over het bedrijf, over do gevaren over liet ontkomen lot tweemaal toe aan ijaudige onderzeen',», en over zijn scherpe oogen, door den kapitein geroemd. Toen ploUeling, onverwacht, kagen i, i] ïaar terug' het deide moment. T Was op een mistigen Meidag, 's mor gons zeven uur. Met ouzen kijker .speur den we de wijde zee af, toen een dor jongoren mij opmerkzaam maakte op een open hoot. Met veische/pte inspanning my ner oogen zocht ik dc aangeduide riclilina af en ontdekte een kleine, witte, open boot, met een mast, een brecfok en niet één enkel memsch ann hei roer. Wij zetten naar zijn richting koer», blijkbaar had de .eenzame man ons ook ontdekt, de wind was in zijn voordeelweldra konden ive een naam spellen, die op het zeil stond s.s.Candia.Ik voelde me beroerd ontdaan, door den hoorn brulde ik:„Peen, Peen."" Mijn blik hing aan de kleine ge Mal te. in do open boot, ik kon langzamer hand duidelijk zijn gelaat, zijn verwarde, kopcikk'Urigc haren onderscheiden. „Peen, houd moed, kerel. "We komen, na komen," gilde ik. Den jongen zag ik met een schok zich vermannen, niettemin bleef hij onbewegelijk rustig koers houden in de hoqge zee. Einde lijk lag het bootje naast ons, hij bleet echter doodstil zitten, de verwarde blik hield lie! zeil angstig vast. Twee Van mijn mannen sprangen bij ham in de boot en tilden hem emit; er lagen nog drie ge daantonin liet reheepje, over één lag Peen'» jas. Het waren drie dooden. Ik haastte me, na enkele outers gegc ven te hebben, naai' mijn hut, waar Peen was neergelegd. Ik zag dadelijk, dat zijn toestand hoogst zorgelijk was. Hij kon niets zeggen, keek alleen maar met vriendelijke, vragende oogen naar mij op. „Praat maar niet, Peen,"' zei ik. tc*r wijl ik dekens warmde, „Ja, je kijkt naar mijn uniform, hè, ik hen nu ook weer.in /ecdienst lent, wal fijn 1L voelde, «lat de wamde eeuig leven bracht in bol hevioren lichaam van den jongeman. ,,lk ben zoo blij, dat u hier bent, meneer,'" zei hij zacht. „Och, kerel, wal had ik je graag ecm ge uren vroogot opgei pk t Hoe lang was je in open z.ec?" „Twee nachten,"' Uuisnud«j hij; toen volgde er een pauze, eindelijk vertelde hij bi| iiorten en sloolen voider, hoe de Can din was getorpedeeul, hoo hij met nog enkele rammen een rOdddiugsboot had kun nen bemachtigen m de hoop te worden opgepikt Maar geen schip liet zich zien en de kou was ondragelijk. Twee van do drie stierven bijna direct den kapitein hoopte ik nog te redden," mompelde hij, „maar die miste kracht en ik bleef alleen in de kou.'" Ik voelde het afschuwelijke van Peon's doorstane tragedie, ik wist hoe de arme jongen ten doodc- opgeschreven was. Been zelt herkreeg echter weer iets van zijn oude geestdrift, naarmate hij bijkwam en vertellen ging „Toch was bet fijn, meneer," fluisleido bij; „ik was alléén in de hoot op die wijde zee; ik hoorde den wind om me gimen en Duiten, aldoor hooide ik, er een melodic in, die ik jaren geledon eens heb gehooid. Ik voelde ook dadelijk die neesclijko kou niet en ik was ook uiet bany voor dio lijken....ik had het vaste geloof dat ik het halen zou ik had u hater alles vilein schrijven, o, het ups zoo fijn." Ik voelde hoe ik mij vei giste als ik Peen'b onopgeloste tragedie met huiver z.ou betrachtenimmers clezo was door zyn verheven moed getransformeerd tot oen. su bliem avontuur. Dit alles was „fijn'" inder daad, veel fijner nog dan de jongen zelf kon bevroeden. Helaas, we konden hem niet yodden. Hij stierf in den namiddag, juist toen vy land hadden bereikt Hij stierf blijmoedig, zonder eenigo sentimentaliteit. Even voor zijn dood nam Jiij vim zijn hals „liet ding. dal hem voor verdrinken moest behoeden," volgens Charley. Het was „zijn echte moeder,"'' zei hij zacht tot mij. Ik heb liet aandachtig hekeken; het wa» een simpel zilveren medaillonnetjo, met binnen-in een miniatuurtje van een elegante dame, met heel droevig gezicht en mol donker-kopcrklemig haar. Persoonlijk voel ik niet don wcnsch den draad te ontwarren, die dit geheel hij elk aai houdt. Welk recht heb ik om nieuwsgierig te zijn? Maar of Peen meer wist dan jk mij had dc gelegenheid ontbroken hem or naar te vragen -- pf dat er, zooals ik geneigd hen te gelooven, een vage wee ling van lang sluimerende herinneringen, misschien zelfs van instincten van vergeten generaties, tot hom was gekomen, die hem zoo vreemd deden denken en spreken, dal ia 't wat ik zou willen weten. Maai' nu weel ik, dat dit onmogelijk is' geworden. DER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1921 | | pagina 5