ihiedamsche Courant.
tweede blad
[it het Indische leven.
ZUIDELIJK BLOED.
«fistel
Vrijdag 28 April 1822. Ho 18960
rnoR WIE BETEiR DOEN, NIET
NUR INDIÊ TE GAAN.
II.
>t bliikt 'mij herhaaldelijk, dat velen
[and Indié nog beschouwen als een
waar geen geregelde toestanden heer-
Het-schijnt in de oogen .dier men-
n'nofi te zijn leen groote wildernis, waai--
verstoken is van veel comfort, liier
Lrooa zoo bekend, waai- wilde die-
Vit voortdurende bewaking dwinger*
nr&ar de Em-opeaan eigenlijk leeft te
len van wilde volksstammen, die ook
vidzaken tot een steeds waakzaam zijn.
in zulk land de kans om vooruit te
mi zonder degelijke vooropleiding groot
eldt dan haast als een axioma. Immers
3n niet voldoend opgeleid© Europeaan
'altijd nog meer waard dan een half
eheel wilde Maleiër, Javaan, Chinees
rat ook. Het zou toch wel wat heel
^n, zoo een blanke het niet won
een hruine.
tee meemng brengt er dus toe),
men meent ook zonder veel capaci
e zijn weg in Indië wel te zullen vin-
Vandaar dikwijls de vragen, waarop
ees in mijn vorigen brief. De grootste
lijkheid voor die zoekei-s naar een
um is die van den overtocht. Is men
iaal maar op Java of Sumatra aan
id, dan komt de rest van zelf wel.
iar dat is dan juist het ergste: die
komt niet zoo, als men wel denkt. De
cing, welke men dan zal opdoen, is
dien aard, dat men zich al heel gauw
lukkig voelt <m begrijpt, dat slagen
moeilijk, zoo niet onmogelijk is.
dunkt, dat reeds het eerste uur, de
e dag te Batavia dien indruk moet
gen. De boot heeft den landverhui-
tot Tandjong Priok gebracht en een
rtrein brengt hem verder langs een
die vier parallel sporen heeft. Het
e eens gebeurd, dat ik langs dien weg
tegelijk met twee andere treinen. Te
via aangekomen ontwaart de vreem-
g een Oostersche stad, met vele Chi-
jn en Inlanders, doch al ziet hij veel
bil met Westerlingen en met \Yes-
he toestanden, het zal hem toch al
lijk opvallen, dat hij aangeland is te
en van een geordende, bedrijvige sa-
eving. Hij ziet winkel naast winkel,
lelmakers, schoenmakers, thumeri ie-
smeden, groote gebouwen, waarin
onaangename gevoel in hem wakker
en gevestigd zijn, een stoomtram en
electrische tram, havenstoombootjes,
rijtuigen, auto's, vrachtauto's, kleine
uigen voor twee personen en dat al-
n lange rijen. Hij neemt een bedrii-
dd waar, zooals hij zich in zijn Ne-
ndsch dorpje of stil stadje nooit ge-
nd heeft, ja, dat hg zelfs in vrij be-
ijke Eurapeesche steden niet heeft
genomen. Zou hij soms in Soera ba ja
ikonien zijn, dan zou hij op sommige
van den dag een drukte zien, die
g onderdoet voor die in Europeesche
dsteden, welke daarvoor vermaard
Langs Gemblongan, en Paser Besaar
l honderden auto's en andere voertui-
ichter elkander om de inzittenden van
erschillende kantoren naar huis te
;en, zoo de werkdag om is, of otuge-
wanneer in den morgen de werk
uur vangt.
nt onze vreemdeling in de Europee-
wijken van Weltevreden, een deel
Batavia, dan loopt hij kans te ver
in in de vele straten met goede Euro-
he huizen, die op hem wel oen aaa-
aen indruk maken, maar toch ook
n, dat het toch niet zoo heel gemak-
voor hem zal zijn om hier tot een
e te komen,
t is hij Wat kan hij
vraagt hij zich misschien dan wel
af. En dan komt de drukkende ge-
e, dat hij vermoedelijk zal moeten
aen heel erg van beneden af.
meldt zich eens aan in een beschei-
lotel en vraagt daar logies. De prijs
hem schrikken en hem beseffen, dat
icdig is reeds den volgenden dag een
hing te zoeken,
kan hij misschien geluk hebben,
waarschijnlijk is dit niet. Waait
die ondergeschikte betrekkingen mist
dadelijk, iets, wat zeer noodig is,
muis van de Maleische taal. Alsioo-
oor een toko, voor een bank of wat
ds portier, als tramconducteur, enz.
kennis een eerste vereischte. En dan
loet hij de zeer onaangename erva-
>p, onaangenaam voor hem, die zoo
en meende een aanbeveling te be-
in zijn volbloed Europeaan-zijn en
tieu een paar goede getuigschriften;
ïen heelemaal niet om hem verle-
r die betrekkingen neemt men zo-
es lands, hetzij halfbloeds, hetzij vol-
Oosterlingen, Chineezen, Maleiërs,
m enz.
zoeken vermoeit hem en aan den
van zijn eersten Indischen dag is
g even ver als in. den morgen, of
jk is liij wel wat verder, omdat hij
emerlct heeft, dat de loonen, welke
I ondergeschikte betrekkingen wor-
itgekeerd, wel voldoende zijn voor
jezetenen des lands,, die de kunst
m met veel 'minder rond te komen
en Europeaan, niaar voor hem bij
na- niet toereikend zijn.
t hij in Nederland een ambacht ge-
dan zal hij het misschien in die
g beproeven, maar' ook 'dan erva-
it er Chineesche en Inlandsche- tim-
- schoenmakers, schilders; zadelma-
mz: bij de vleet zijn en-dat ze zich
m steÜên met.een loon, waarvan-zij
naar een Europeaan volstrekt niet
kan.
Men moet zich ditwel. goed voorstellen
om te beseffen, hoe ellendig zich zoo
iemand, die natuurlijk £een kapitaal be
zit om het eens eenige maanden aan te
zien, voelen moet.
Arnhem, 1922, A. v. W.
HDfNEÏiLAirih
Da Nederlandsche afdeeling op do Wasserbau
und üinnensehtrfariit AussteUung te Essen.
Zooals bekend, heeft gedurende deze
maand 'te Essen a. H. een tentoonstelling
plaats op hot gebied van waterbouwkunde
en binnenscheepvaart, aan welke, op ini
tiatief der Nederlandsche Vcreeniging voor
TentoonstelliDgsbelangen een Nederlandsche
afdeeling deelneemt, welke ten doel heeft
de internationale beteekenis van onze water
verbindingen en van onze voornaamste ha
vens naar voren te brengen.
De Nederlandsche afdeeling verheugt zich
zeer in de bijzondere belangstelling dei
vele bezoekers dezer tentoonstelling.
Dat het algemeen oordeel der bezoe
kers wordt gedeeld door de Duitsche Peis,
blijkt o. a. uit het volgende
De Mtilheimer General Anzeiger schreef
o. a.„De schoone Nederlandsche afdee
ling, met plastische havenpanorama's van
Rotterdam, Amsterdam en Dordrecht, met
plannen over een nieuwe grootsche uit
breiding der Vlissingsche haven, die dan
aangewezen is door de belangrijke ver
korting van het zeeverkeer van Amerika
naar Engeland of Duitschland tegenover
Antwerpen, deze laatste in menig opzicht
voordeelig te vervangen.
Ook overigens vertoont de Nedeiland-
sche inzending nog veel belangrijks op het
gebied van den staatswaterbouw, evenzoo
als statistisch materiaal omtrent de betee
kenis op houtgebied 'van handelspolitiek
van onzen bevrienden nabuur en zijn ha
vens." 1
De Esser Allgemeine Zeitung vermeldde
o. a.
De Nederlandsche afdeeling toont duide
lijk en in voorbeeldige groepeering Hol
land's leidende positie op het gebied van
binnenscheepvaart. De in Holland gepro
jecteerde en ten deele reeds in uitvoering
zijnde nieuwe werken, in het bijzonder de
grootsche Jilavenuitbreiding, toonen duide
lijk, dat onze buurman niet van plan is
op zijn verkregen lauweren te blijven
rusten.
De Essener Volkszeitung geeft een af
zonderlijk, uitgebreid zeer waardeeiend ar
tikel over de NeÜeriandsche inzending, waar
aan wij het volgende ontleenen:
Met welbehagen volgt het oog den loop
der grootwatefvei-bindingen tot in de havens
voor transitoverkeer en binnenscheepvaart,
dokken en kanalen. Steeds komen nieuwe
interessante bijzondei he den naar voren.
Kaarten, constructieteekeningen' grafische
tabellen en vergelijkende modellen helpen
ons als stomme maar instinctieve leiders
Sport»
Voetbal,
Het wedstrijd programma voor Zondag
a s luidt als volgt:
Kampioenschap van Nederland.
Deventer: Go AheadBo Quick.
Westelijke le klasse.
Amsterdam; Blauw WitFeijenoorl.
Den Ilaag: II.BS,Spartaan
RotterdamV.ö C.II V.Y.
Amsterdam V.Y A.Ajax
Schiedam: H-DV.SExcelsior.
iJmuiden: StormvogelsV.LF C.
Gemengd Aleuws.
Driemaal aangeslagen.
Een belastingbetaler schrijft aan een ad
viesbureau
Tot 25 Mei 1921 woonde ik te A., al
waar ik voor Rijks- en Gemeentebelasting
over hot geheels jaar ben aangeslagen door
den Rijksinspecteur.
Daarna woonde ik te B-. welke gemeente
mij eveneens voor het geheele jaar aan
sloeg.
Tevens ben ik als forens aangeslagen
te C. ik. heb ontheffing gevraagd bij den
Inspecteur der Directe Belastingen te A.,
maar nul op het request "giekregen. In A
zegt men, dat de gemeente R. mij niet mag
aanslaan en in B. zegt men, dat ik te A
ontheffing moet krijgen. 1
Het wordt toch tijd, dat een en ander ge
regeld wordt ten behoeve der belastingbe
talers-
Bureaucratie en bezuinmg.
Onze stadgenoot aldus de te Roosen
daal verschijnende Grondwet de zadel
maker Begrens, kroeg een aanvrage van
de Ned. Spoorwegen om de kosten op te
geven van de reparatie van een beateltasch.
Dit werd gedaan en die kosten waren
f 1. Daarop mocht de reparatie giescbielen
B moest nu een nota indienen bij den
Stationschef ad fl.
Dit gebeurde op 16 Jasuari, .onHtjr de noo-
dige plichtplegingen daarbij veveischt.
Thans heeft R. nog meer papieren terug
gekregen dan hij indiende en is beun aan
gekondigd dat hij zijn gulden in Breda kan
gaan halen.
Deze papieren zijn een kostelijke verza
meling van allerlei handteekeningen en
stempels.
Bij onze poging om deze te ontcijferen
zijn wij tot de volgende combinatie geko
men. De heer Beijrens dient zijn nota in
vergézeld van het bewijs geteekeiid door
den Stationschef Haak en dm inspecteur
van het vervoer Jelfes dat hem J.e repa
ratie- is opgedragen.
De oorspronkelijke nota is nu achtereen
volgens accoord hev'ontden door den clied
Haak; Roosendaal, door den inspecteur van
het vervoer Jel'es, Breda en die Rekenkg i
hier, Utrecht heeft voor gezien geteekemL
Vérder bevat hfijt stuk een administeatie-
stempel* der Associatie Kassa, Amsterdam,-
met Bh noodig© parafe-n en verwijzingen
dat" de 'nota in- Fèbr. 1922 is> geboekt,' dat
de nota'door'de- Ass. Kassa onder no 284
is betaald, en voorts nog een .stempel mjat
liet verzoek dit stuk nu voldaanteckeninjg
terug te zenden.
Wat verder de roode, blauwe en zwarte
potloodcijfers beduiden die het stuk ver
sieren, is ons niet duidelijk.
Deze papieren waren nog vergezeld Van
een kennisgeving, waarbij de Associatie
Kassa, Amsterdam, namens de Nederland
sche Spoorwegen, Uteeclit, machtiging ver
leent deze nota te betalen door den bankier
Frans Laurgssen te Rreda.
Na al deze officieel© stukken te heb
ben doorgeworsteld, was de heer B. zoo
blij neg zulke heldere hersens te hebben
dat hij er maar Man af -zag een spoor
kaartje te nemen naar Breda en dus den
gulden te laten liggen waar hij ligt
'tMooiste komt echter nog als ons uit
een der aantetókeniifigjen blijkt Uiit het beding
dei invordering van dezien guldendrie
gulden en drie cent bed i aagt.
Hooiden we niet, dat vanwege bezuini
ging ambtenaren werden ontslagen?
Hotelroof.
In een groot hotel te Berlijn zijn twee
buiteninndsche dames door hoteldieven be
roofd van sidraden ter waarde Van een
miillioen Mark
Oorlogs-hutcelijken
Het aantal der aangevraagde ontbindin
gen van huwelijken, in den oorlogstijd tas-
schen Fransche meisjes en 'Amerikanen ge
sloten, is te Parijs zoo groot, dat de recht
bank van het Departement de la Seine be
sloten heeft voortaan zulke aanvragen al
leen in behandeling te nemen, als de aan-,
vrager ten minste twee jaar in Frankrijk
woonachtig is geweest.
Hondsdolheid,
In den Amerikaanschen staat Washing
ton is hondsdolheid uitgebroken De epi
demie gelijkt, zegt een door het Tijdschr.
v. Geneesk. aan den Med. Record ontleend
bericht, op die in de staten der Rocky
'Mountains in 1915, toen 2100 personen door
aan rabies lijdende dieren zijn gebeten. De
verspreiding der ziekte wordt toegeschre
ven aan jakhalzen. In kleine plaatsen wor
den de menschen zelfs in de straten door
deze dieren aangevallen. In Connecticut
is voor 25 steden de honden-quarantaine
voorgeschreven.
6300 'gulden aan diamant verd-zenen.
Aan een der loketten van het bijpost
kantoor aan do Prins Hendrikkade bij de
Schippersgradit te Amsterdam, deed een
handelaar in diamant, enkele post-geldza-
ben af. Hij had daarvoor uit zijn porte
feuille eenige papieren gehaald en deze
naast zich neergelegd. Na afdoening der
zaken iieeft hij vergeten de portefeuille in
den zak te steken. Op straat kwam hij tot
die ontdekking. Toen liij op het postkan
toor lenig kwam, was de brieventasch ver
dwenen en daarmee een enveloppe met
f 6300 aan diamant. De diamanten waren
niet zijn eigendom, maar behooten aan
iemand, die in het buitenland vertoeft. Bij
de politie is aangifte gedaan.
door
BARJNKAY.
De zon ging onder. De ronde lijning
van den gloedrooden bol stiet zich reeds
te pletter aan den horizon en het scheed
alsof uit deze wonde een stroom van
versch hloed den hemel toevloeide. Een
purperen sluier lag over de hleefce ber
gen van Calabrië en over de stille, wijde
zee. Dieprood stond het riet omhoog, stijf-
rechtop; schepen met oranjegele zeilen,
lichtend in het scharlakenrood, gleden lang
zaam naar het strand heen. En het strand
zelf was een stuk van een rozentuin. Roze
was het zand, roze de opgehangen visch-
netten, waarin feeën-kinderen hadden kun
nen schommelen 1 De wijde hemel, de
aarde, glansde in jubeltonen, een kleuren
weelde trilde door de lucht.
Aan het strand stond een schilder voor
zijn doek en werkte haastig door. Hij lette
heelemaal niet op het mooie meisje, dat
reeds eenigen tijd naast hem op het zand
gehurkt zat. Misschien was daaraan niet
alléén zijn ijver schuld, maar ook wel zijn
baard, die reeds te grijzen begon.
Oogen en penseel Werkten gespannen-
Tinten van purper, scharlaken en goud
dekten reeds meer en mevr het doek. De
kortstondige kleuren-zwrjmel der natuur,
werd hier vastgehouden door kunstenaar's
wil en macht
Toen echter een schaduw o ver hetland-
schap viel en een onzichtbare reuzenliane!
de gansche kleuren-toovering uitdoezèlde,
draaide ltij zich met een warmen blik in
zijn oogen om naar Malta, die zich ge
reed maakte zijn schildergerei op te rui
men, zooals zij het iederen dag" placht te
doen.
„Kleintje", sprak hij, „maar kleintje, el-
ken dag zie ik 'je met een droever ge
zichtje! Ik zie het heel goed! Wat- is" er
aan de hand? Heeft je vriend een ander
meisje omhelsd?"
Zij ademde diep. „Ach, signer, ik-bezit
geenvriend, tenminste niet in die betee
kenis, als waaraan u denkt. Ik vertrouw
u, mijn maestro. Toe, geef mij raad. In
het dorp is Gennaro een der knapste van
alle jongemannen. Dien mag ik reeds lang
erg graag lijden. Menigen omweg maakte
ik om hem in de mooie fluweelen oogen
te-kunnen zien. Had hij dit gauw ontdekt,
of ging het hem als mij? Ik-weet het niet,
maar hij zag mij aan, zooals ik hem
Zijn1 blik straalde mij toe. Hij was waan
ik was, en ik was,-maar hij ging.-Wij-kre
gen elkaar lief. "Wij hadden het- elkaar
nog niet- in woorde ngezegd. Waarom?
Misschien omdat ik wat verlegen, hij ook
wat timide-was, of omdat het rechte oogen-
blik niet was aangebroken? De oogen zei
den zóóveel, de lippen bleven echter stom.
Maar ik voelde het,- slechts een nietsje
scheidde ons-nog. Een lied, een bloem,
een woord" van anderen, een gelukkige
"ÏV
'-te-
ontmoeting zouden de lippen tot sprekert
brengen.
Toen moest ik weg; zeer ver weg. Een
bloedverwante moest ik langen trjd ver
plegen. Eerst na verloop van twee maan
den keende ik terug naai' het eigen dorp-
Het laatste gedeelte ging ik te voet en ik
dacht onafgebroken aan Gennaro. Zou hij
mij vergeten hebben Die vraag brandde
in mijn ziel. Nog voordat ik thuis was
zag ik midden op de straat hem in ge
sprek met een man. Hij staarde mij aan
als een wonder en deed een pas op zij
om mij voorbij te laten. De schrik over
dit onverwachte weerzien beving mij; ik
kan het niet precies uitleggen, signor, maai
deed ik het uit schaamte, uit verrassing,
omdat al mijn gedachten hem voortdurend
hadden gezocht en het mij was, als glans
den ze mij van het gezicht af, dat ik
trotsch, met staak gelaat niet langs hem
heenliep, doch langa den ander, waar
nauwelijks ruimte was voor mijn voet?
Direct zei ik tot mezelve: „Je bent heel
onhandig geweest, je hebt hem stellig be-
leedigd". Ik bleef e\en stilstaan en draai
de mij om. Zijn gezicht was donkerrood
en hooghartig terzij gewend. De onhandig
heid was nu oeiunaal begaan en bezorgd
liep ik verder. Zoo vaak hij mij alleen
tegenkomt, boren zijn oogen zich in de
mijne. Zijn wij door anderen omringd, dan
doet hg als kende Juj mij niet. Wij gaan
onverschillig aan elkaar voorbij, onzeoogeii
zijn stom geworden!
Ik heb er veel leed van maestro, jk
heb hem nu meer dan ooit lief, ik zou
hem om den hals willen vallen, het boo zé
gezicht willen afkussen. Maar dien moed
bezit ik niet. Wel heb ik een twijfel in
me, dat ik misschien niets voor hem ben
Hij zou anders toch "wel eenige ophel
dering gewenscht hebben.
Signer, u bent verstandig, u hebt reeds
grijze haren, en u bent een man en weet,
hoe een man voelt, o, zeg mij, wat moet
ik doen? Hem laten loepen? Dat kan ik
niet. Hem zeggen, hoe alles kwam? Dat
wil ik niet. Ik hen maar een meisje 1"
De beiden liepen het dorp tegemoet, naar
het ouderlijke huis van Malfa, waar de
schilder tijdelijk zijn intrek had genomen.
Hij zweeg geruhnen tijd en dacht over
alles na. t i
Scheidsrecli ter in hefdes-zaken te zijn
is een teer ambt. En al lastiger naarmate
de banden feeder zijn! En des te lastiger
in een land, waar het bloed al te brui
send door de adneen vloeit.
„Signor, zeg mij, gelooft u, dat Gom
naro mij ooit bemind heeft?"
„La mi a piccina, je hebt dit In zijn
oogen gelezen. Een dichter van mijn land
zegt De tolk der gedachten zijn de lip
pen de tolk van liet gevoel is het
oog. Oogen liegen niet, Malfa. En ook
tieren op een onverschilligen bodem geeA
toorn, en gekrenkte trots. Waarom zou hij
geërgerd, zijn, als
„Ach ja, waarom is hij eigenlijk hoos
op mij", viel het meisje m de rede; „ltij
behoefde mgn optreden immers niet zoo
zwaar op te nemen."
„Denk je dat? Hij gelooft natuurlijk, dat
jij niets meer van hem weten wilt, dat
je in je afwezigheid veranderd bent. Hij
denkt, dat er een ander is gekomen in
je leven, dat je hem dit nu duidelijk hebt
willen maken."
,,0, maestro, die gedachte heeft hij al
lang moeten verwerpen. Ik leef als vroe
ger en als k hem tegenkom,i zie ik hem
deemoedig aan", sprak zij met een zachte,
verlegen stem.
De schilder glimlachte. „Nu, dan heeft
jouw Gennaro alleen maar wat te veel
eigenwaarde en trots. Maar trots duurt
bij de mannen nooit zoo heel lang. Heb
geduld, Malfa. Voordat mijn „Zonsonder-
gang aan de Calabrisehe zee" af is ligt
Gennaro- aan je voeten. Heb maar wat ge
duld. De tijd brengt alles inevenwicht,
ook liefdeszorgen."
Malfa zette zijn schildergerei in het ka
mertje weg en vertrok met een b deesd
„grazie, maestro", op de lippen.
Zij was heelemaal niet met dezen raad:
geduld hebben, bevredigd. De meest r ken
de al heel slecht haar jonge bloed. Han
delen wilde zij; de begane fout goed ma
ken, of den trots van den beminden marl
breken. Een liefdesbekentenis verlangde zij,
of woorden van haat van zijn lippen 1 -
Geduld. Dat waren de grijze haren, die
aldus rieden, neen, zij wilde nu weten*
wat de jeugd zou doen in zoo'n geval
Dienzelfden avond ging zij nog naar een
vriendin, aan wie zg alles biechtte. Deze
lachte herhaaldelijk onder het toeluisteren
en gierde hel uit, toen zij de raadgevin
gen van den oude vernam.
„Een ouwe man en dan nog wel eentje
uit het starre Noorden. Wie vraagt nu
zoo iemand om raad. Ik raad je beter",
en sneller:
„Maak Gennaro jaloersch. Je zult zien,
hij verraad direct zijn trots, en hij brult
op als een leeuw als hij je beminnelijk
ziet met een ander. Mijn broer Carlo waagt
het me't je. Die is een echte kemphaan;
die ziet niet tegen een vechtpartij op mal
den vertoornden vriend!
Het stemmetje, dat Malfa binnenin zacht
afried dezen raad te volgen, werd nau
welijks gehoord en weldra zweeg het stil
toen Carlo met ondernemende bereidwillig,
lieid op het plan inging.
„Dien maken wij spoedig tam. Wij zul.
len wat fijn samen het verliefde spel spe
len, Malfa. Het bloed zal hem gaan ko
ken, haha!"
Eenige dagen hierna was er jaarmarkt
in het naaste stadje. Alles reed en trok
daarheen. De stoffige straat wemelde van
voetgangers en muildieren, er waren maar
weinig wagens. Maar in één daarvan zat
Carlo met zijn zuster en Malfa. Zoo jolig
mogelijk' reden zij aan Gennaro voorbij.
De lange, roode linten van Malfa's hoed
fladderden hem bijna in het gezicht. Hij
deed echter alsof hij niemendal zag,.
„Wij zullen je'wel krijgen!" lachte do
jonge Carlo in zichzelf. Hij keende zich
op den hok om en wierp Malfa een gloeiend
roode anjer toe, met veelzeggend gebaar.
De bloem viel echter in het 2and en j'uist
Vóór de voeten van Gennaro. Deze ver
trad haar zoodat de bloem als een roode
bloedvlek den weg kleurde. In Malfa ont
stond een vage angst. Als dit middel eens
niet zou helpen, als de verwijdering nu
nog eens des te grooler weid?.
In de herberg ging het jolig toe. Dé
paren dansten Wild dooréén. Malfa was
er steeds hij en danste dé een» tarantella
na do andere. In de tussclienpauzes liepen
ze hand in hand rond en Carlo kocht
voor zijn danseresje zoete „frutti" en
„limonata gazosa". Hij keek liaar steeds
in de oogen en zij lachte naar hem terug.
Toch had haar lach geen achtergrond, ui
gedachten was zij bij Gennaro, die in een
hoek van het vertrek met kameraden stond
te dobbelen en oegenschijnlijk geen acht
op haar sloeg. Maar 'één enkele maal ving
zij toch zijn blik op, de weeke fluweel-
oogen konden hevig steken. Zij Werd nu
overmoedig. Zij verheugde zich in dien
woedenden blik.
Toen zij langs den hoek liepen, waar
hij stond, streelde zij Carlo's arm, terwijl
zij Gennaro met lichten Bpot aankeek:
Deze sprong opeens op en wierp zich
op het meisje. En voordat zij wist, wat
hij wilde, voelde zij een stekend© pijn
in haar gezicht.
„Santissinm madreS" schreeuwde zij luid
uit en viel neer. Gillend drongen de -pa
ren terug, Gennaro stond als verlamd, met
verwrongen gezicht hield hij het „rasoio"
in de hand.
„Haar oogen, haar oogen speelden met
mg", kreet hij uit, „haar- geacht maakte
mij dol. Ik kon niet andere, ik moest het ver
minken."
Woest kabaal volgde. De mannen dreig
den, de vrouwen klaagden, de meisjes fluis
terden en keken met wangunstige verle
genheid naar den doodsbleeken woesteling.
Hoe lievig scheen hij dit meisje te min
nen dat hij den durf had om, ten aam
schouwe van allen, haar d© sfregio
toe te brengen, die hem zonder twijfel in
de gevangenis zou werpen:
Men tilde het in hloed badende meisje
hoog op en droeg haai' de heiberg uit
Dreigend naderden enkelen Gennaro, dia
zich met verroerde. JJlings aangeroepen ka-
rabinierie duwden allen om hem heen ter
zijde en voerden hem na een kort gesprek
weg.
Een korten tijd werd de driftkop opge
sloten. Wat in het Zuiden uit liefde en
ijverzucht begaan wordt, straft men niet
zwaai'.
Toen Genua io de gevangenis verlaten
had, werd hg naar Malfa heengedreveni
Hij wilde en moest haar zien, de vermin
king aanschouwen, welke zij aan hem te
danken had.
Nog kookte het binnenin hem, wanneer
hij haar weer in herinnering terug" zag
naast Carlo! Of die kerel haar nog steeds
lijden mocht, nu zij "dat liefdes-aandenken
aan een ander met zich droeg?
Heimelijk wilde hij haar zien. Hij sloop
om liethuis. Hij zag haar zitten in de
zon en de schilder stond brj haar en
teekende haar portret. Hoe mooi was zo
toch! Mooier dan ooit tevoren: nu zoo
bleek, zoo fijntjes als een echte Madonna
Zijn hart begon te kloppen. Maar nergens
was een lidteeken. Hij had toch
Stil, zij keerde haar hoofd om. Opeens,
daar zag hij een vuxuxoode streep recht
o-ver de geheele linkerwang. Dat was het
werk zijner woede! Hg had haar dit aan
gedaan! Hij! In Gennaro's borst begon het
te branden: liefde, en pijn en trots,
alles dooreen.
Aehter een klein haagje bespiedde hij
haar met heete oogen. Wat was ze stil
letjes! De schilder sprak alléén:
„Hoe gaat het met de wond, Malfa?"
hoorde hij vragen. „Geen pijn meer?"
Droomerig keek zij voor zich uit.
„Jij hebt mijn raad niet gevolgd, kind.
hebt niet - met geduld gewacht tot Gen-
naro-'s begrijpelijke verstoordheid voorbij
trok je hebt hem. in de War gebracht
met bedenkelijke middelen.nu is - de h:ete
zaak voor hem heel erg, voor- jou nog veel
erger geworden. De schending, kleintje, dte
de driftkop je schoonheid heeft aangedaan,
zal je nog menig traantje kosten!'
Malfa zag hem nu met groote oogen
aan.
„Maestro, zoo denkt u erover, maasr u
vergist u! Bij ons is een meisje er trotsch
op door een man op een dergelijke wij zo
verwond te worden. Dubbel trotsch en
zalig als het de man is, dien zij liefheeft
Het lidteeken is mij dierbaar, signorI-'
De schilder schoen verbluft Hij lachte.
„Jullie bent maar een gelukkig volkje hier
De natuur in alles zooveel nader dan do
producten van een verfijnder opvoedingl
ik zou zeggen, -Malfa, laten wij het schil
deren voor heden erbij laten. Je bent moe.
Yoordat Gennaro los komt, is het- werk
zeker klaar; anders mocht zijn ijverzucht
zich op mij ook nog willen koelenl"
„Nu vergist u zich, signor, Gennaro
komt vandaag vrijt"
„Heb je zoo precies de dagen afgeteld?"
Zij knikte en hij lachte' en* ging] toen
met palet en doek, dat het bijna voltooide,
ongerepte, mooie profieltje 'der Italiaaiv
sche vertoonde, het huis binnen.
Nauwelijks had hg zijn mg gekeerd, of
Gennaro was met één sprong hij'hot jonge
meisje. Malfa schoot op hem af en lacht©
verward. Hij beefde en vond- geen woor
den. Zij 'zagen elkaar zwijgend in de
oogen en weiden rood en Week; zijn blik
vlamde onder de heftige ontroering.
Toen begon Malfa met trillende* lappen
te spreken
„Je hebt het mij laten vermoeden, jo
hebt het mij bewezen, dat- je- mij lief-
hebt,'nu, nu moet- je het mij ook in-woor
den zeggen, Gennan>! Ik snak er" naar
het eindelijk uit je eigen mond te - lioo-
ren, o, spreek!"
Hij kuste eerst, de wonde, voordat hij
haar hartstochtelijk- influisterde: „kW U
'amo!" Ik heb je lief, lief-bóven'allés en
allesil" i
Sfregio-vei'wouding uit ijverzucht toe
gebracht i i
DEB
in
Overgangskla sse.
're -">?<• j C -