tiaar zooa Wilmot Een kWaVtier voordat
die twee een inval deden in mijn lm is,
had ik juist ifitgovonilon wat een buiten
gewoon aardige uitvinding liet leven torh
eigenlijk was.
liet was zoo'n fijne morgén en ik was
jnist uit mijn koude bad gekropen cn voelde
me als ecu baby van twee jaar, zoo lek-
kov zorgeloos en welverzorgd. En ik bad
dat gevoel wel noodig, want den vorigen
dag had ik me eens laten gelden tegen
over mijn factotum Jeeves, mijn trouwen,
knecht ea raadsman, kortom: mijn alles
Zooals alles ging, kon het ook niet langer
gaan. Ik was letterlijk de slaaf van mijn
bediende geworden. ITij zet me absoluut
op m'n kop. Hot was metzoo^ erg, toen
hij mo verbood, een van mijn nieuwe pak
ken te dragen, want dat stond me ook
werkelijk met. Haak bedenkelijker weid
liet, toen een paar schoenen, waaraan 5k
gehecht was als een paar broeders, door
hem wertl afgedankt. Eu_ toen hij mij ten
slotte als een worm In hot stof ver
trapte in zake oen hoed, gaf ik er de
brui aan, ik zette mijn voeten vasl op
den grond en toonde hem wie ik was.
Tiet is een lang verbaal, en i'c kan bet
u nu niet heolemaal vertellen, maar het
komt hierop neer, dat hij wilde, dat ik
do Longac.ro zou dragen (omdat John Drew
daar ook mee Jiepj, terwijl ik 'mijn zin
nen had gezet op de Country Gentleman
(omdat een andere beroemde acteur die
droogj, en ten sjotte kocht ik, 11a eon
nogal pijnlijke scène den Conntiy Gentle
man. Zoo stonden de zaken op dezen be
paalden morgen en ik voelde me lekker
onafhankelijk en een man.
Ik was dus bezig in mijn badkamer, in
do beste eu feestolijksto der stemmingen,
toen Jeeves op de deur klopte.
„Lady Malvern vraagt 0111 n to spre
ken, Sir," zei .Teeves.
„Wat???"
„Lady Malvern, Sir. Zo wacht in den
salon."
„Vooruit. Jeeves, man, koin tot je zelf.
Je raaskalt vermoedelijk," zei ik streng;
„grapjes voor liet ontbijt kan ik heelemaal
niet hebben. Je weet heel goed dat ik
'smoigens voor het ontbijt heusch geen
Ladies op me wil hebben zitten wachten
in den salon. Het is nog geen tien uur."
„Ik begreep uit de woorden van Lady
Malvern, Sn, dat ze juist van de boot is
gekomen uit Amerika op dit vroege
morgenuur.
Dit maakte alles wel begrijpelijker na
tuurlijk. Ik herinnerdo me, dat, toen ik
7elf in Amerika was aangekomen,onge
veer een jaar geleden, de toebereidselen
voor do landing al begonnen op een of
ander onmogelijk uur, zoo iets als zes, en
dat ik om acht uur op oen vïeemden
oever werd afgeladen.
„Maar voor deu duivel, Jeeves, wie is
die Lady Malvern toch?"
„Dat hoeft ide dame mij metlfcoever.'iouwd,
Sir." t t
„Is zaj alleen?"
„De dame is vergezeld door een Lord
Pershore, Sir. Het lijkt "lij, dat de Lord
do zoon is van de dame."
„All right; krijg mijn rijkste gewaad maar,
opdat ik mij Heede."
En terwijl ik mij aankleedde, dacht ik
ea- aan wie ter wereld Lady Malvern zou
kunnen zijn. En eerst toen ik me door
m'n overhemd heemverkte en met knoopjes
omtobde, dat ik me vaag iets begon te
herinneren.
„He weet het, Jeeves. Ze is een vriendin
van Tante Agatha,"
„Ts ze, Sir?"
„Ja, Ik heb haar eens op een Zondag
aan do lunch ontmoet, voor ik Londen
ven-liet Ze schrijft geloof ik hoeken. Ze
schreef een boek over de sociale toestan
den in Indiü, toen zo daar een, maand
was geweest."
„Ja, Sir? Neem me niet kwalijk, jmaat
die das kunt u niet aandoen van laag."
„"Wat Is er dan aan die das? Wat is
er, kerel?"
„Te Opzichtig, Sir."
„Onzin, Jeeves; een vroolijke kleur Dose.
Niets meer." -
„Past niet voor de gelegenheid, Sm"
„Loop naar de pomp, ketel. Ik doe de
rose das aan,"
„Zooals u wilt, Sir."
Vrees el ijk beroerd. Ik zag, dat ik hem
gekwetst had- JMaar ik hield stand. Ik
strikte de das, kleedde me aan en ging
naar den salon.
„Ah, mr. Wooster, boe maakt u het
toch? U hebt mijn zoon Wilmot nog nooit
ontmoet, meen ik? Motty, lieveling, hier
is mr. Wooster." 1
Lady Malvem Was een gezond, harte
lijk, gelukkig overweldigend soort van vrou
welijk wezen, niet lang, maar van gewel
digen omvang. Ze paste niet precies In
mijn wijdste club-fauteuil. Ze had een massa
geel haar en nogal uitpuilende oogen en
als ze sprak zag je zoo ongeveer 'zeven
en vijftig voortanden. Ze was een van die
vrouwen, die op de goede eigenschappen
en de kracht van een man volmaakt ver
lammend werken. „Zc liet me het gevoel
hebben alsof ik tien jaar was en in den
salon had moeten komen in mijn. Zondag-
sche pakje om een handje te geven en te
zeggen„hoe maakt u het?" Heolemaal niet
dat, wat je graag in je salon wilt zien
zitten'voor het ontbijt.
Motty, haar zoon, zal ongeveer1 drie en
twintig jaar zijn geweest; hij was lang en
mager, een echte sul om te zien. Jlij had
net zulk 'geel haar als zijn moeder, maar
hij had er bovendien nog veel pomade
opgesmeerd en in het midden droeg hij een
scheiding 'en bovendien puilden zijn oogen
uit. Zijn kin had halverwege den strijd
opgegeven en ik geloof, dat hij ook geen
wenkbrauwen of ooghaïen had. Zijn heele
verschijning was die van een schaapachtig,
slaperig jongmensch.
Het verheugt me buitengewoon u te
zien," zei ik, „Blijft u lang in Amerika?"'
„Ongeveer een maand denk ik. Uw tante
gaf me uw adres en vroeg me u toch
vooral te bezoeken."
Ik was Mij dit tef hoeren, want daa'r-
Uit begreep ik, dat Tante Agathe een bootje
J>egon"* bij te krabbelen. We hadden leen
beetje herrie gehad verloden jaar toen ze
me naar New-York had gezonden om een
neef van me te verlossen uit do klauwen
van een aanlig opera-dnnscivsje. Als ik.
u nu vertel, dal legen d'en tijd dat ik
klaar was met mijn werkje, mijn jeugdige
neef niet alleen mot hot meisje was go
tiohmd, maar bovendien zelf aan de opera
zich had verbonden en daar lang geen
slecht figuur maakte dan zult u wel
kunnen begrijpen, dat Tante Agatha nu juist
niet zoo erg voldaan en verwikt over mij
was. Ik had ook niet den moed gehad
naar haal" tdrug te gaan en haar ondei
de oogen te komen en ik beschouwde
hot dus als een goed toeken, dat ze haar
M-iendinnen mijn adres opgaf en hen vroeg
mij te bezoeken. Want hoeveel ik ook
\au Amerika hield, ik zou toch niet graag
voor do lest van mijn leven uiL Engeland
zijn verbannen en geloof mij, Engeland is 'n
veel le klein land als je een tante als
mijn tante Agatha hebt, wanneer zij ten
minste werkelijk op tournee is, zoodat
do vüondelijkc woorden van Lady Mal
vem me toch wel een bootje opkikkerden
en ik een vriendelijk gezicht begon te
laten zien aan mijn gast
„Uw tanto vertelde mij, dat u zeker
alles wat in uw vermogen was zou doen
om ous te helpen." 1
„O, maar natuurlijk Daarop kuilt n re
kenen."
„Dank u Mag ik mijn lieve Motty clan
aan uw goede zoigen toevertrouwen
„lloe bedoelt u? I)at ik hem in mijn
club /.al introduced en?"
„O, neen, Motty is een echle lmismusch.
Ben je niet. lieveling?"
Motty, die don knop van zijn namlelslok
zat io'beknabbelen, ontkurkte zich Zelf.
„Ja, moeder." zei hij braaf en toen ging
do kurk er weer op
,.lk zou liet niet erg pTcttig vinden»
als hij veel in clubs zou komen Laat hem
maar veilig hier onder uw hoede, terwijl lik
weg bon."
En doze vrecselijke woorden druppelden
als honig uit haar mond. Het mouseh
scheen zelfs niet den moreclen oniYang
van haar voorstel to verbloeden. Ik nam
den lummel tegenover me eens goed op De
geduchte oiin' dien melkbaard Voor onh'epaail-
den tijd aan mijn zorgen te zien toover-
h onwil was eenvoudig ellendig en schrik
wekkend.
Kalmpjes, zonder iets to merken of te
bogiijpcn, zei Lady Mal veil onverstoor
baar:
„Ik ga vanmiddag met den trein van vijf
uur New-York verlaten, want 't eenige wat
ik Mer te doen heb is de SingtSinghgjeiVai)-
genis te bezoeken De fJondities in de ge
vangonissen in Amerika interesseert me
zeer. 'Daarna reis ik .langzaam! naar de
kilst, onderweg hier en daar een gevangenis
bezoekend Ziet u, meneer Wooster, ik reis
hoofdzakelijk in Amerika Voor zaken. II
hebt ongetwijfeld mijn b'oek over „Indié en
de Indiërs" gelezen? Mijn uitgever verlangt
nu een dergelijk hook Van m'e over de
Vereenigdc Staten. Ik zal niet langer dan
een maand hier kunnen blijven, want ik
moet terug zijn vóór hef seizoen begint. Ik
was zelfs nog korter dan een maand in
Indié en een van mijn. vrienden, Sir Roger
Cremornö, Schreef zijn lioek over „Amerika,
als land en bevolking", nadat hij er maar
twee weken was geweest. Ik zou mijn
lieven Motty wel graag m'eenemen, maar
de aime jongen heeft altijd zoo'n last Van
wagenziekte; op mijn terugreis kom ikhdrn
halen
"Van mijn plaats kon ik in de andere
kamer Jeeves de ontbijttafel zien dekken.
Ik had voor ik weet niet hoeveel hem! even
alleen willen sproken. Ik wlas bijna zeker,
dat lnj wel een middel haid geweten om
deze vrouw het zwijgen op te leggen.
En ze ratelde Verder. „Het zal Zoo'n rust
zijn voor me, interneer Wooster, als ik
Motty veilig bij1 u mag achterlaten, veilig
Voor de vele verleidingen en omdouglden der
groote stad. Wanf mv tantd vertelde mijl, Id'at
u een oppassend jongmeusdh bent. Motty
heeft allijd huiten gewoond. (En ze dééd
mlaar net of die anno bliksem er niet zelf
fry zat, die Met een onbenullig gozidht op'
den knop Van zijn wandel stok vat le knabbe
len.) Hij is Vegetariër en geheelonthouder
en dol op lozen. 'Als u h<eml oen mooi boek
wilt geien, is hij tevreden." En toen stond
zc eindelijk op.
„Kom, Motty, jongen, Wei kunnen nog
net een. paar mlooie gebopwen gaan zien
Denk or aan, lieveling, dat ik heelemaal
op jou vertrouw wat da indrukken van
New-York aangaat Tot ziens, meneer Woos>
ter, ik zend u Motty vroeg in d,cn middag
weer terug."
Ze gingen en toen zo weg iVaren brulde
ik letterlijk «ml Jeeves.
„Jeeves, kerel, geef me raad, wat moet
ik beginnen?"
„Wat bedoelt meneer?"
„Ik bedoel wat ik doen m'opt'. Je zult
't louh allemaal wel hebb'pn gehoord. Je
was toch in de eetkamjer? Dfie lammeling
wil hier konten logcjeren."
„Lammeling, Six-?"
„Dat melkhoofd."
„U bedoelt. Sir?"
Ik keek Jeeves even aan. Zulke onver
schillige antwoorden te gjeVon wjas zoo
heelem'aal niets Voor hem, die zich altijd
eerder gekwetst Voelde, als ik hem! niet
in mijn. zaken en .moeilijkheden möngde.
Toen begreep ik hem'. De man was nog in
zijn wiek geschoten, ovjer de dasgfeSdiieJd'o-
nis van vanmorgen. Ein nu hield hij zich'
groot als eten gekwetste juffdr.
„Jj'ord Perahohei zaj van Vandaag af hier
logeoren, Jccvcs," zlei ik koel'.
„In orde, Sir. Illet ontbijt is' klaar.*'
Ik had wel knnnten grienen ov'or mjjn
ham en eieren heen. Dat er dm de maat
vol te maken geen greintje medegevoel
uit Jeeves Was te krijgen, wias, vrecscljjk.
Een oogonhlik Voelde ik do zwakheid in
me opkomen om hem le zeggen, dat lnj
den hefcd en Ue das mlaar moest Verbranden.
Maar ik hield ma ook groot. Ik waö Wel'
gek, als ik mb liet ringelooron door" een
kerel als Jeeves,
En er zat voor mij niets andells op dan
in 's.hemelsnaam maar moedig t,e zijn on
den lieven Motty ais logé te aanvaarden.
's Middags kwanu Motty's bagage; ik ging
uit met vrienden en togen etenstijd had. ik
den boelen Motty bijna Vergeten. Ik di
neerde op de dub en ktwhlml Vrij Iaat, op mijn
kalners terug. Ik zag Motty nergens en
verdacht lietra! dus van als c,en zoete jongen
in zijn bed te liggen.
Jeovos kwam! mijn kamjer binnen nijet nij'n
aVonddrank, whisky-soda. Ik zag aan zij'n
gezicht, dat het nog met in orde was.
„Is Load Pershoira naai- zijn bed gegaan,
Jeeves?" vroeg ik op mijn meest lioog-
moedigen toon.
„Neen, Sir Lord Pershore is nog niet
terug
„Nog niet terug?" Waarvan tdrug?"
„Loul Pershoro kwam1 om half zeven
hier aan, verkleedde zich on is toen wetór
uitgegaan."
Op dat oogenbhk hoorden wo eon soort
Van geluid ai!sof een hond aan do dour
kinbde toon oen slag.
„Ga eens kijken wat dat is, Jooves."
„Ja, Sir."
Hij' kwam weer terug mot' hetzelfde elfen
gezicht als waauuiee hij! gegaan Was.
„Als u er niets op tegen hebt, wit u
mij misschien eren helpen hem binnen
te dragen, Sir?"
„Binnen to dragen? Hoe? iWio?"
„Lord 'Pershoro, Sir; lnj ligt (honken
op de mat, Sir."
JMfuir, JecVos, hoe durf je zoo iets
veronderstellen van Lord Porshoio."
Maar toen ik buibon kwam zag ik, dat
Jeeves gelijk had. Do schok die ik kreeg.
De moroële schok, lozer.
"We sjouwden liom naar lioVon, Jeeves
en jk, en Heten htórn; slapön. Dien volgenden
morgen ging ik na mijn eerste kop' thed
naar hem too en Verwachtte eten half-
dooien jongen te Viinden. Maar daar zat
meneer rechtop in zijn bed. schuine Ver
haaltjes te lezen.
„Hallo." zei ik.
„Hallo." 3ci Motty. -
„Hallo. Hallo." zei ik.
„Hallo. Hallo. Hallo." zei hij1
(Doen was 't w|el een beetje moeilijk
pm! de donviersatie -te beginnen.
„Hoe Voel je je vanmorgen," vroeg ik.
„Uitstekend," zei Motty vroolijfc. „Z.eg,
die JeeVes van jou, dat "s een fijne vent,
hoor. Ik werd vanmorgen een beetje kak*
terig wakker en'de kerel brengt me een of
ander lituin goedje en ik ben weer kip
lekker. Ilij zegt, dat hot een eigen uit
vinding van hem! is. Dien kerel moet ik
meer zien, zeg."
Ik kon me eenvoudig niet voorsteEon,
dat "hij dezelfde jongen was die daar nog
geen twaalf uur geleden met een stom
geziaht op zijn stok ztat to bijten.
„Je hebt zeker iets gegeten gisteravond,
wat je niet goed is bekomen?" vroeg ik
voorzichtig.
„Volstrekt niet, hoor. Dat moet je Voor
al niet denken. Ik heb te veel gedronken,
veel te veel. Eu wat mjeer is) ik ga 't
weer doen, nog 'eens doen. Als je me ooit
nuchter modht aantroffen, dierbare vriend,
sla me dan oven op den schouder en zeg:
„Hei, hei, je vergist jo." Dun zal ik mijn
excuses aanbieden en onmiddellijk de fout
herstellen."
„Maar zeg eens, wat moet ik' doen?"
„Wat jij doen moet?"
„Ja, je weet toch Wel, dat ik zoo'n
beetje verantwoordelijk voor je bon? Ik
heb geen lust door jou in moeilijkheden te
komen."
-Dab 'zul je ook niet. Heelemaal niet.
Luister nu eens 'goed naar me. Dit is do
eerste en vorm'aedelijfc de eenige keejr in
m|ijn leven, dat ik in de gelegenheid ben
te bezwijken vioor de verleidingen van een
groote stad. Wat heb je nu aan een stad,
die verleidingen heeft, als de lui er niet
voor bezwijken Niets. Dat zou te ontmoe
digend zijn voor de stad. Bovendien hoeft'
mlijn moeder mij gevraagd mijn' oogen goed
open te houden voor verschillende indruk
ken."
Ik zat op den rand van zijn beid en
geloof dat ik duizelig werd'.
„Ik begrijp jou gevoelens heel' goed,
vriend," ging Motty onverstoord voort,
,/fiaar plicht vóór allo dingen. Dit is de
eerste en eenige maal dat mijn moeder
tnlij alleen gelaten heeft; we zijh maar
eens jong en mjij'a bedoeling is er gewel
dig van te -geniéten. Jongo pian in je le-
vensmoigcn. Geniet ervan. Tralala. Hallo-,
Hallo."
En ik vond dat 'de kerel gelijk had.
„Gnde kerel', hoe zou! jij1 het vinden, om,
als ik, je heele loven opgesloten te zijn
geweest in een klein provinieli'estadje En
als liet eenige pretje dat je kende in je
jeugd was, als een Van de koorknapen on
der do preek chocola zat to snoepen? AOs
zoo- iels gebeurde praatten we er dagen
over. Nu heb ik een "hoeJ(e mjaand voor
mezelf in New-York cn ik wpl oö'n voorraad
schuur van prettigte herinneringen rnhken
voor den hmgoii winter. Ik wil m'e in
deze maand een „verteflien", geren dit
is mijn eenige kans. En vertel mo nu
eens hoe ik dien Jeelvfes van jou bet best
kan hér-eiken, ik heb zïn in oen Ktt'critje."
Ik had een vaag gevoel, dat het pret
tiger zou zijn voor Motty als ik hem
alleen liet trekken en toon ik den eersten
avond hem met mij mee had genomen,
zag ik al gauw dat zijn onhoheerschte,
lawaaierige manier van plezier maken en
genieten zoo jongensachtig was en zoo
'absoluut tegengesteld aan do mijne, dat ik
hom vorder maar kalmpjes alleen liet'trek
ken. Ik houd van gedistingeerde)!' genoegens
dan gekookte eieren in piano's en electrt.
scho waaiers te gooien en ik hen niet ver-
'-zot op het dansen boven op een gedekte
tafel, al gun ik het een ander hoclemaal.
En dus zwoer ik mezelf, dat dit de laatste
koer zou zijn, Maai' ik kon niet nalaten
volkomen met den kerel te sympaihiscei'cn.
rWat een andeie jonge man over tien jaar
verdoelde, moest hij samenkneden j'n vier
weken, dan moeten de druk cn de span
ning wel geweldig zijn, Ik zou in /ijn. plaats
misschien nog veel erger zijn geweest.
En -ajs ik niet aldoor con beelje wroe
ging had gehad, denkend aan Lady Mal
vern en tante Agatha, zau ik in de dwaas
heden van Lord Motty veel plezier heb
ben gehad.
Maar het ergste was, dat ik al dien
tijd geen vooid van sympathie van Jee-
yes ontving. Hij was blijkbaar nog steeds
in zijn wiek gescheten in zake den hoed
en. de (bus en hij kon maar niet bijkomen.
Ik proboeido liet eens op oen mo-rgon
met hom, maar verder dan „Ja Sir," en
„Neon, Sir," kreeg ik hem met. Koppige
duvel dat hij is. Alsof er iets niet in [den
haak was mot dien Country Gentleman-
hoed. Mie lui, die ik leende, vindon het
don hoed voor mij En alleen omidat (hij
do Longnerc heter vond, is hij nou zoo
nurksch te-gen mo. Dit zoo zijnde, ge
voegd hij de velé luidruchtige vrienden
eu nog luidruchtiger vriendinnen, die Motty
langzamerhand avond aan avond in huis
begon te" sloepen, deed mij ten slotte
aan Jeeves zeggen, "dat ik een tijdje hij
oen vriend, die buiten woonde, dacht dooi
to brengen. En toen Jeeves mij vroeg,
of hij mo zou vergezellen, antwoordde
ik koel-beteefd, dat ik hom niet noodig
had.
Ik was natuurlijk heel gauw terug, bin
nen een week, geloof ik. Die vriend van
mo woont in de grootste eenzaamheid
huilen, maar dat is nu net pi'ecies dat,
wat ik niet kan verdragen. Die dagen dam
bui ton hebben acht cn veertig uren; jc
kimt er niet slapen van het geluid .van do
krekels en je moot twee kilometer loopen
als je iets wilt drinken en zes om een
krant lo halen. Ik dankte dus mijn vriend
voor zijn gastvrijheid en nam dén eonigen
trein, die daar per dag gaat. Tegen hel
eten kwam ik nan in New-York in m'n
kamer, waar ik Jeeves vond.
„,,Is Loid Pdrsholrte hier, Jeeves?"
„Neen, Sir."
„Verwacht jo hem terug vooT hot eten,
Jeeves?"
„Neen, Sir."
„Waar is hij heen?"
,,'ln d© gevangenis, Sir."
„In do gevangenis?"
„.Ta, Sir."
„Jo bedoelt toch niet; in de gevange
nis?"
„Ja, Sir."
Ik ging eens zitten. „Waarom, Jeeves?"
„Omdat hij een poliLic-agenl heeft aan
gevallen."
„Maar Jeeves, dit is vroeselijk."
„Waarom, Sir
„Ais Lady Mairam dit hoori, wat zal
zo dan zeggen?"
„Ik denk niet, dat ze het <ml hooren,
Sir. Tegen dal ze Icing komt, zal Lord
Pen-shore wol vrij zijn."
„En als hij niet vrij is, wat dan Jee-
ves?"
„Dan zullen we er iels op moeten be
denken, Sir."
„Maar wat wou jo dan bedenken, Jee
ves
„Wo zouden bv. kunnen zeggen aan
Lady Malvern dat Lord Pershoro een be
zoekje aan Boston mankt."
„Waarom Boston, Jeeves?"
„Het middelpunt van alle interessante,
en bekende dingen, Sir."
„Ik geloof het ook, Sir."
Ik begin er zelfs dankbaar voor le wor
den, Jeeves, ik geloof, dat dit het beste
is wat hem had kunnen overkomen. Motty
zou zonder dit allang in een sanatorium
zijn beland, nog voordat Lady Malvern
terugkeerde."
„Juist, Sir."
Én hoe meer ik het van dien kant
bekeek, hoe meer ik deze gebeurtenis zag
als het eenige wat de dokter aan Motty
had voorgeschreven. Dit was nu jnist liet
eenige wat hij noodig had, deze rustkuuA
Ik had wel een beetje medelijden met hem,
maar het was toch ook wel eens een
llink opfrisscherije vootr een jongen, die
zijn heeJe leven ergens achteraf in Engeland
hand gewoond. En het loven weid zoo
kalm m goed. voor me gedurende de eer
ste weken; ik vergat dat ér zoo iets als
Motty in. do wereld bestond. liet eenige
beroerde was dat Jeeves nog altijd even
steak en. ongenaakbaar was. En eens toen
hij mij bozig zag met mijn rose das, zag
ik in den spiegel hoe hij naar me keek
met ids van teleurstelling in zijn oogen.
En toon kwam plotseling Lady Malvern
terug. Ik had haar nog in geen weken
verwachtik was vergoten dat de tijd vér
der gaat. En op oen morgen, natuurlijk
weer net zoo een als de vorige keer, dat
ik in did beste der stemmingen was on
in bed van m'n morgertthee zat te ge
nieten, kwam ze ineens op de proppen.
Jeeves meldde me kortaf, dat hij haar, in
den salon had gelaten. En toen ik bin
nenkwam, daar zat zeWeed en gewichtig
als altijd. Alleen .lieL ze nu niet haar tan
den zien als do eerste keer. Ilaat! begroe
ting Was merkwaardig koe], bijna onvrien
delijk. Ik had een beetje het gevoel alsof
zo een Oostenwind naar binnein had ge
kregen, Ik dacht dat dat to wijten was
aan het feit, dat ze misschien geen ont
bijt had gehad en trok er dus dapper tegen
in. Maar toen ik haat' vroeg, of zo al
on tb eten had en zo ontkennend antwoordde
en ik haar daaro peen ei aanbood, ant-
wooidde zc mot zoo'n. vies gezicht, dat
ik het gevoel had, dat zie misschien lid
was van een verceniging lot wering van
eieren. B
Er Was een gespannen stilte en ik hoorde
hoe in do aangicnzende kamer Jeeves bezin
was do tafel te dekken voor het onlbiit
Toen: „Ik hoop, dat Wilmot u niet k.i
last is geweest, mr. Wooster?"
Ik had mo juist zitilen io verbazen, wan-
neer Motty nu eindelijk eens aan de'bomt
zou komen.
„O, integendeel. Wo zijn groote Vrien
den. geweest en konden h-v best samen
vinden."
„U bent dus steeds samen met hem ge
woest?" 8
„Altijd door. We waren om zoo te zeg
gen niet van elkaar af te slaan. We heb
heil alle dingen, die er in New-York to zien
waren, samen gezien. Meestal gingen we
's morgens naar een of ander museum, dan
aten we een kleinigheid in een goed, vege
tarisch restaurant, dan bezochten we 's mid
dags- een of ander concert van gewijde
muziek en vroeg woei" naai- huis om daai
Lo dinecren. Na het elen oen spelloije
domino, dan vroeg naar bed en een lange,
versterkende nachtrust. Ik was vroeselijk
bedroefd toen hij naar Boston ging'."
„O, is "Wilmot in Boston."
„Ja, we kondon hot u niet moer laten
weten."
„Weet u 'zeker, dat hij naar Boston is?"
„Zeker. Tenzij er een verandering in zijn
plannen mocht zijn gekomen," en ik riep
naar .Tooves, dien ik in do andere kamer
met vorken en .borden ho-onde rammelen:
„.Teeves. veranderde Lord Pershoro mis
schien nog van plan om naar Boston te
gaan?"
„Noen, Sir."
„Maar boa ve'rkhinil u dan, mr. Woos
ter, dat, loon. ik gisteren do gevangenis
vim BIackwe-II's Island bezocht om mate
ried voor mijn hoek te verzamelen, ik
mijn lieven, armen Wilmot in een gcsUeept
gevangenispak daar zag ziiftcn naast, een
hoop siteenen meL een groeten hamer te
zijn hand?"
Jk trachtte vicesehjk hard iets te heden-
ken, maar er schoot mij mels te binnen.
Daarvoor moet jo gesleepener zijn dan ik
ben om je uil deze skunlio knel fatsoen
to redden. Ik was slom on ei- kwam geen
woord.
En daar barstte Lady Malvern los meit
een stortvloed van verwijlen en beschul
digingen. Ik zat stil cn lief alles neeikomcn
op m'n onschuldig hoold
Als die van een engel zoo klonk ineens
uit een mistige verte de "stom van .Toe
vos, die zei:
„Als ik aan Lady Malvdm oven mag
uitleggen hoc do voik in den sleel zit..."
„Ik denk, Lady Malvern, dal u mr.
Wooslcir verkeerd hebt begrepen. Toen mr.
Wooster u vcitclde, dab Loird Porshoio
naar Hos ton was gegaan, splralc hij do
waarheid, want hij "wist niet 'anders'; hij
was hij een vriend, -die buiten, woonde eu
toen hij terug kwam, duride jk hem de.
ware leden niet te zeggen, omdaL imr.
Wooster zoo gehecht was aan uv zoon cn
het hem ongelooflijk zou zijn voorgeko-
lnen, als ik hem luid verbeid, dat uw zoon
uit vrije beweging m de gevangenis zou
zijn gegaan; iets, wat u natuurlijk jwel
zult begrijpen." 1
„Wat?' riep Lady Malvern uit, „Woudt
u inij zeggen, dat Lord Pershoro vrijwil
lig in (le gevangenis is gegaan?"
„Als ik dit even nader mag toplichten,
Lady Malvdm. De laatste woonden, die u
tot uw zoon ixchlte en waarna u homl
vroeg materiaal te verzamelen voor uw
book over Ainonka, htbben diepen indruk
op hem gemaakt. Moeimialen hoonde ik
hom tegen mr. Wooster zeggen, dat het
hem speet, dat hij zoo weinig voor u kon
doen. Eens op een aVond kwam Üe ge
dachte bij hem op persoonlijk een onder
zoek in te stellen naar hel gevaWgénifs'we-
zen in Amerika. En van toep af liet die
gedachte hem niet met rust."
Lady Malvern keek naar JeeVes, naa,r
mij, weer naar Jeeves. Ik zag, dat het haaf
moeite kostte het te hervatten.
En de handige Jeeves vervolgde leuk
weg: „Lady Malvem zal het zelf torh
ook heel wat meer begrijpelijk vinden, ge
geven het karakter van Lofd Perihore,
dat hij uit eigen vrijen wil naaf de gevh'nge-
nis gin'g dan daartoe gedlwongén door de
wet van eon arrestatie
Lady Malvem stond zwijgend op.
„Mr, WoosLef," zei ze, „ik Waag ver
geving voor mijn ruw optreden zoo juist.
Ik heb' li onrecht aangedaan. Ik had mijn
jongen beter moeten kennen en meer ver
trouwen moeten hebben in zijn zuiveren,
fijnen geest." 1
„Juist," zei ik.
„liet ontbijt is klaar, Sji'," zcl Jeeves.
Ik ging zitten
„.Teeves," zei ik, „je hebt mijn leven
gered,"
„Epnk u, Sir.'
Ik was bewogen, maar wist toch hiel
goed hoe ik dien rai'en, sluggen kerel
verder zou aanpakken. Waht ik voelde
heel goed, 'dat hém nu een groote beloo
ning toekwam. Maar welke? Toen, plot
seling, bedacht ik Wal. 1
„Jeeves." i
„Sir?" 1 i
„tlie rooie dasf" 1 i
„Ja, Sir." ---
„Verbrand die." i
„D|ank u, Sir."
„En Jeevesi
„.Ta, Sir?" 1 I
„Neem een taxi en koop dien Longaclre-
hoed voor mo, zooals John Dk'ew er een
draagt" i
„>E|ank u zeer, Sik" - t 1
Ik Voelde mij opgelucht'. jDje wolken wa
ren opgetrokken. Ik voelde als. een van
die lui uit romans, die in heb Janltsba
hoofdstuk vréde sluit mot zijn Vj'ouW en
nlles vergeven eu vergelen laat zijn. En
ik voelde dat ik in het leven allerlei din
gen nog zou moeten doen en laten torn
Jeeves Waardig ie zijn en hem mijn dank
baarheid te tooneh, 1 j