Bureau Lange laven, hoek Korte Haven. Tel. No. 08 en 117.
Dagelijks kunnen
worden opgenomen a f 1— per annonce van hoogstens 80
woorden; ieder woord meer 10 cent, bij vooruitbetaling.
De SCHIEDAMSCHE COURANT wordt hier ter stede
dagelijks, ongeveer huis aan huis bezorgd.
De groote verspreiding waarborgt succes aan advertentiën
de SCHIEDAMSCHE. COURANT geplaatst. -
Administratie.
m
DE BEKENTENIS.
Naar 't Eugolseh van
OWEN OLIVER.
(Nadruk verboden.)
Het pijnstdleude tnkidel werkte ten slotte
en Amnme Searle zonk langzaam in een
zwaien slaap, veto. ï'zaakl door veel znaro
slaapmiddelen. Du koortsachtige hooge stem
hield op te ijlen en wartaal te praten en
Ou is ie tend kwamen nog tie onsuntenh.ui-
gende woorden: „Klciin leliewin
meisje. Eens eens." Toen hield, het
pi alen op.
De jong- dokter stond op van den stoel
van zijn Lied en veegde met zijn zakdoek
zijn voorhooft! af. De oudere verpleeg
ster stond van haar knie en op en keek
hem aan.
„Wonderlijke dingen praten ze soms in
hun fcoortsf an tasten," zei hij eindelijk.
„Ja, ja," zei ze, :.Ze verheelden zich
allerlei." Toen kon ze zich niet langer
goed houden. „0, dokter, ik heb. tiaar
geholpen, toen ze ter wereld kwtun en ik
zou haar nog liever dood zien dan dit
van haar te moeten gelooven."
„Gelooft u dan die koortsrillingen," vroeg
hij Zijn stem was bevend en zoo onvast,
dat de zuster hem aankeek. „Ik heb het
alles wel als waarheid opgenomen, bekende
hijmaar het "leek eigenlijk te verschrikke
lijk om te moeten gelooven, zoo heelemaal
niet te vereeuigen met de meening, die
ik van haar Keb."
„Ik heb al meer dan. dertig jaien zwart:
koortspati-enteu verpleegd, dokter," zei de
oudere vrouw tot hem, „en u maar" drie
jaren. U zult nog voor gyooter verrassingen
komen te staan dan deze."
„Ergere dan deze zijn niet mogelijk/
viel hij haar heeseh in de rede. „God
verhoede. Ze is zoo'n klein tenger dingske
zoo ongerept Hij hijgde naar adem.'"
„Klein lelirein meisje," mompelde de
zuster. „E11 nog geen twintig jaar. De
hemel vergeve dengene, die
„Hond op schreeuwde hij beesch.
„Wartel me niet zoo."
„0," riep de zuster inééns begrijpend
uit, „maar als u zoo voor haar voelde,
hadt u haar niet moeten behandelen, arme
jongen." En met den rustigen blik van
een, die veel gezien en geleden heeft,
keek zie hem vriendelijk aan.
„Ik was het mezelf nog niet bewust,
zei hij -yertegen„Tenminste niet in het
begin en naderhand kon ik het niet meer
veranderen en bovendien vroeg z» zelf üin
hiij; ze had me noodig. Ik had haar wil
len vragen mijn vrouw te worden, als ik
haar erdoor had gehaald... Ze leek zoo
puur, zoo ongerept, zoo kinderlijk. Mijn
God, hoe is het mogelijk."
„O, dat was ze zoo was ze, vroe
ger. II moet haar nu aan een ander over
laten."
„Hoe kan ik? Wat voor reden moet ik
opgeven?"
Zuster Jackson zweeg. ,,Zeg dat u ziek
bent geworden."
„En haar dan overlaten aan dien ouden
Farmer? Dat nooit"
„O, hij is niet zoo dom als u denkt Hij
en ik samen hébben er velen door nog
zwaarder ziekten dan deze heengehaald.
Maar Ammie vroeg heel bepaald of u
haar wilde behandelen en vertrouwen is
zoo'n groot ding bij nerveuse patiënten.
En zij is eigenlijk niet veel meer dan
een Hein zenuwachtig kindje. Denkt u
dat ze het Kalen zal?"
„Zeker, ze is jong en veerkrachtig en
er hebben zich! goddank geen complica
ties voorgedaan. Het stadium van genezing
mmmm
is altijd ««waarlijk tniimuiijk; muur ik vtw- kusto zijn mouw. Ze was op den rand
zie in dil geval toch mol» .speciaals." I van don afgrond, zoo liep ze huur aldoor,
„De aanval van delirium was anders een afgrond, waar vuur btandde en waar-
wel buitengewoon hevig."
;,Ja als uienscheu zorgen in Kun
hart hebben en angst. 0. zuster, als ik
bedenk, wat het meisje heeft moeten lij
den. Ik geloof, dat u gelijk hebt. Zoo
gauw de koorts over is, zal ik zeggen
dat ik ziek ban. Wiiut tot het ijlen, over
suil zijn, kan ik er niemand anders bij
halen. Ik wil niet, dat een ander haar
hoort. Bij mij is het veilig."
„O, als u 't toch maar met alles wist.
Ammie is heusch niet slecht: ik zou lnjna
zeggen: het kim niet."
„Ja, ja; maar ongelukkiger wijs weet ik
het nu wèi alles,"
„llet geeft natuurlijk niets als ik u zeg,
dat u het vergeten moet als uiensch, wat
heen Stoute, slechte moisjjes gingon en
alleen hij kon Kaar daarvan tegenhouden.
„Ik ben eens een klein meisje goweosl,"
liep zo maar. „Jou kleine 'lelietje. En
nu heb je me niet meer lief en ik ben
niet niet. Waarom luister» u naar mijn
hart?"
„Ze kan het niet lang meer uithouden,
als we er niet in slagen, haar te kal-
mee ren," zei hij tegen de zuster. „Haar
hart kan het niet lang meer uithouden. Wo
moeten een eind maken aan dat ijlen. Ze
schijnt te donken, dat ik Harry ben. Ellen
deling. Ia, ja, Ammie, kleine lelie meisje"";
natuurlijk, houd ik van je."
Ze greep nerveus zijn hand. „Zog het
nog' eens. toe, zeg het nog eens," smeekte
u als dokter hebt gehoord. Zoo kan eenzeheesch. „Zeg" het net" zoolang tot ak
menscli zach niet scheiden, dat begrijp ik het gelorven moet Zeg. dat je me zil
veel te goed.
„Neen," zei hij, „dat kan ik ook niet,
trouwen
Hij vertelde haar over en over dat hij
maar ik zal er voor zorgen dat in élkhaar liefhad, en dat ze samen zonden
geval nooit een ander door mij iets zou trouwen. Ze was bang, dat hij haar nog
gaan vermoeden. Ik zal de praktijk ver-zon ontglippen. ,Hij hield zijn arm om
koopen en dan naar het buitenland gams, j haar heengeslagen en drukte haar tegen
Indie of Argentinië, of ja, het doet j zich aan, om haar te knimeemi.
er ook eigenlijk niets toe, waarheen." j „Is het wel verstandig dat u zoo dicht
..Die sus ter knikte. „Ja, dat zal het beste bij haar komt?" vroeg "de zuster. „U z
zijn. Ik zou maar gaan van hot oogenblik do koorts ook eens kunnen krijgen.
af dat het wat heter wordt. Het is ou-
noodig, om u zelf meer verdriet te doen.
(hm noodig is of haar. Gelooft u dat
Ammie u ook liefheeft?"
zoo besmettelijk.'
.Voor mijn part,"
zou
Is
steunde liij. „Ja, ja, j
„En ik gaf altijd zooveel om Ammie,"
zei hij stil. 1 j
tlij merkto dat 'een traan in zijn snor
gleed lijf fluisterde„Ze is lief."
Op d*-*n tonigwt g kwam hij nog vort
schillende nicnseben tegen, die hem alle
maal als om strijd vertelden,hoe lief Am
mie was. Fm de dominee, die hem inhaalde
vroeg hom, hoe zijn patientje, dat zoo'n
hoogstaand persoontje was, hot maakte
liet kleine lelie-reine meisje, dat was ze
blijkbaar voor allen.
Ze le k op een witte lelie den volj
eenden morgen, toen hij haar zag. De
koorts was over en ze voelde ijskoud aan
Zuster Jackson had haar in wollen dekens
gewikkeld. A nun te was heel zwak, maar
zij glimlachte. Er lag een g'ams van geluk
over haar gezichtje gespreid, zooals de
zonnestralen wel even streelond over het
weiland glijden
„Dank u, dokter," fluisterde zij. „Ik was
er van overtuigd, dat u mij boiv- „Uu
maken eri ik weet zeker, dat ais het'een
andere dokter was, ik niet zoo mijn best
zou doen om beter te worden als nu."
„Zou je dat heusch niet doen, Am
mie?" vroeg hij.
„Ik zou het niet kunnen. Het maakt
zoo'n verschil als je in iemand gelooft
en in hem vertrouwt, is liet niet?"
„Je zult nu wel gauw heelemaal hater
zijn."
„Heusch?" vroeg ze stil. „Als u hef
„Ik heb er eerst heelemaal niet aan
gedacht, tot ze ziek was. Ze leek zoo'n
kindje nog. Toen was het alsof ze zich
dankbaar en gewillig in mijn handen gaf
en ze was zoo'n Lief, aanhankelijk zieltje.
Net twintig, zegt u?"
„Volgend jaar Mei. Ze was de eerste
baby, die ik in de wereld hielp brengen
en daarom heb ik haar altijd wat gegeven
op haar verjaardag. Meestal zoo'n haitlig
dingetje dat ik zelf voor haar had ge
maakt. Onbeduidend, maar ze was er dol
Mij mee. Als het iets van goud. of zilver
zou zijn geweest zou ze er niet dank
baardei mee hebben kunnen zijn. Ze is
zoo teer en zacht. En dit Wat haar nu
overkomen moet zijn, doet mij haar ook
volstrekt niet minder lief hebben. Ik ben
er zeker van, dat er meer tegen haar is
gezondigd, dan dat ze 't zelf deed."!
£e ging naar het bed en veegde de
haren weg van Ammie's klamme voorhoofd.
„0, als hij een man was, dun zou hij
nu toch hier behooren te zijn," riep ze
verontwaardigd - uit.
„Weet u wie hij is?" vroeg de Koktor
driftig.
„Neen," ontkende ze. „Neem Ik heb
eenvoudig geen vermoeden. Ik denk dat
ze hem heeft leeren kennen toen ze diezetri
zomer bij haar tante logeerde. Het za!
haar hier heusch niet zijn overkomen.
Zuster Jackson heeft haar oogen niet in
haar zak. Als ik eens aller vertelde, wat
ik zag en wist. Neen, ik ran met be
denken wie het zou kunnen zjn. Ik hoop
in Godsnaam, dat ze niet weer zoo zal
ijlen. U kunt haar nu verder gerust aan
mij overlaten, dokter. Als ik u was, zou
ik nu maar naar huis gaan an een beetje
gaan rusten."
Hij ging, maar niet om te rusten.
Dien avond was hot weer veel erger
met Ammie en zuster Jackson zond hem
een boodschap. Ammie noemde in haar
ijlen steeds den naam van „Harry". Ze
jammerde maar steeds, dat hij haar niet
verteld had, dat hij niet vrij "was. Zij
scheen den dokter voor Harry aan te
zien; ze drukte zich tegen hem aan en
Ammie, ik ben hier, en ik loop niet weg), zegt, zal het wel zoo zijn, want ik ge
ileen, ik ben de dokter nie.t, ik ben H.uay. jloof in u." Ze lachte zwakjes. „Ik moest
Zuster, geef mij gauw die capsules vooreigenlijk meer geloof in mezelf, meer zelf-
haar. We moeten hét wagen. Ik hen mets vertrouwen hebben. Domme vrouw ben
ik."
te spreken over de kleur van haar lippen.
Tracht haar Lippen van elkaar te krijgen.
Ik ben bang dat... Ja, ja, Ammie-. Ik heb
je immers lief."
„Kus haar, dokter. Dut wil ze gir.uig
U heit toch wél dat ze sterven gaat?"
Hij kuste haar en zij bleef hem aan
staren.
„Dokter," zei ze. „U u
Toen brak haar stemhij beluisterde haar
hart, ïuisteule lang
„Ik geloof, dat ze slaapt. Het har., "is-
heel zwak. Maar het is toch slaap, geloof
ik. "Maar of ze wakker zal worden, dat
weet ik met. Het is wel zwak, haar hart,
maar rustig. En de thermometer een graad
lager. Ze zal het wel halen, denk 'ik
toch, zuster. U hebt wel he-e'e kruiken bij
de hand, voor het geval ze koude rillin
gen krijgt Ik kan haai* nu verder aan u
overlaten, geloof ik. Morgenochtend zal ik
nog even komen. Mocht ze bif kennis
zijn, dan moet het heeten, dat "ik ziek ben
en zal ik haar aan dr. Farmer overlaten."
„God zegen je, jongen," zei de oude
pleegzuster, zich afwendend en even haai'
oogen afvegend.
Buiten de deur van de ziekenkamer
wachtten Ammei's vader, moeder en een
oudere zuster.
„Kom niet te dicht bij me," waarschuwde
de dokter. „Ik heb gevochten voor het leven
van uw kleine meid," zei hij ernstig, „maai"
ik geloof, dat we op den goeden weg
zijn en dat er nog een lange en mooie
levensweg voor haar moge liggen."
„Het is zoo'n goed, best kind van ons
dokter. Zij heeft ons van allen de min
ste zorg gegeven, we konden haar blinde
lings vertrouwen," zei de inoedetr.
En de oudere zuster zei zoo vriendelijk
en bewonderend: „Het is net, alsof het
voor Ammie heelemaal niet moeilijk is
om te doen Wal moet eu wat gooi is.
liet kwam bij haar allemaal zoo van zelf."
De dokter wilde gaan. Elsie. Ammie's
zuster liep hem achterna. „Ammie gaf
altijd zooveel om u," zei ze spontaan.
„Ja," zo knikte "kinderlijk. „Dat weet u
toch wel?"
„Ja," zei hij", „en nu moet je zoo ver
standig en geduldig mogelijk zijn."
„Ja, dokter, maar u" zult toch niet weg
gaan voor ik heelemaal beter en geen
angst meer heb voor dien afgrond, waarin
ik zal vallen. Ik_ herinner me zoo iets
van m'n koorts-fantasien.'J
Hij zag haar gezichtje betrekken, voelde
haar pols zwakker worden mocht hij
hoop ontnemen, mocht hij de toenemende
blijdschap storen?
„Neen, Ammie," beloofde, hij zaCht, „ik
ga niet v eg, voor je heelemaal beter
bent."
Ze glimlachte weer diezelfde stille glim
lach en hij voelde een prop in zijn
keel'. j
Butien de deur vond hij zuster Jackson,
aan wie hij vroeg of zij dacht, dat d-e
patiënte zich iets van haar ijlen herin
nerde.
„Neen, dokter, dat niet maar ze her
innert zich u. U" moet gauw weggaan,
dotter, of heelemaal niet. Ze heeft u
zco lief." f
„Denkt u dat heusch?"
„Ja, ze heeft het me verteld een van
de vertrouwelijke m-ededieeiingem van een
ziekenkamer. „Hij heeft me een kus ge
geven," zei ze, „omdat hij dacht dat ik
sterven gmg; ik denk dat hij denkt "dat 'Mj
niet goed genoeg voor me is, omdat wij
rijk zijn en hij niet; maar zoo zijn vader
en moeder niet, zoo ben ook ik niet. ,0,
zuster, ik heb hem al zoolang lief
we kennen elkaar al zoolang; we hebben
eens samen moeten spelen op een tennis
match en dat was- de eerste keer, dat ik
hem sprak. Ik vertelde h'em, dat het mij
zoo speet, omdat ik heel slecht speelde;
en toen zei hij heel fijn, dat het nie„ hin
derde, dat hij ais partner niet "de bestie
speler had, als Mj dan maar het beste
meisje had getroffen, en ik beloofde mijn
bust te doen dat voor hom te zjjn, En lot
ik mijn haar Opstak, noemde bij mij al Lijd
zijn „beste meisig". Ik geloof, dat hij pas
merkte hoo veel hij"1 van mij 'hield, toen
sk ziek „was.' Dat zijn liaar eigen
woorden.
Hij kreunde.
„Ik wou dat ik dat alles niet gehoon!
had, gisteravond," zei hij Lrilkiml.
„U weet 't als doktor niet als
menscli" i
„Maar ik ben o n menscli, zustér. Ik zoiu
"t geen oogrobak kunnen vergoten, dal zo
met bet 1 he-reine meisje is, d'al ik ab
tijd in haar heb gezien."
Ban volgenden morgen bezocht hij haat;
toch nog, on hij krerg haaf liever en lie,
yer; vela dagen achtereen kwam hij en do
strijd w-ctrd al moeilijker, zoo moeilijk,dat
hij bleek en betrokken ervan begon uit te
zien. A'mmie begon het hem aan te zien,
„Blijft u hier nog langer om mij vroeg
ze. „U ziet eindt of n een lange irust noo
dig hadt. U moet nu vootetrst maal' met
meer komen, en als ik dan betér ben en
al de nar© akeligheid van 't vervel]en is
achter den mg, dan mag u weer komen,
maar dan prtitan wo nïiat als dokter en
patiënt en we i eken en het ook niet als
doktersbezoek. Ik' ben benieuwd wat u
me dan zult te a.ggen bobben?"
„Ik_diehk dat je dat wei weet, Anemie,"
zei hij de budspijlen* vasthoudend.
Zo uitte ieen zuchten kreet van blijd
schap. „Ik weet li0t," zei ze. „Maar mi mag
jo 't mij nog niet zéggen. En ik weet ook
wat ik zal zeggen."
Haar kleine inogcye handje gloed iuzijn.
grooto hand em zij drukte zijn vingers,
die zich klemden om de hare.
Je moet nu maar ten tijdje niet ko
men; je moi t uitrusten en ik zal betert
wonden in dien tijd. Dp tijd zal gauw ge
noeg gaan. Ik kan veel boeken lezen, hé
zuster?" dit tagon de zuster, diejuist
binnen kwam met tien stapel boeken, die
Ainmio met haar linhdrhand! één voor één
doorkeek te-Twijl de rechter in zijn hans-
dien lag. i
O zuster, hoe kon u met dit bïtengen?
O, dit boek niet o neem het gauw w-egi
verbrand' het zuster gauw," ze glide lies
bijna uit. I
„Vat is bet," vroegen de zuMér en do
dokter tegelijkertijd!
„Het hefcit „Hel lelie-meisje", zei ze nel*
veus. „Ga zitten, dan zal ik julliei ervan
vertellen, 't Boek "is eigenlijk niet zoo
vreesclijk. Het is over een meisje; dat jong
en onschuldig was en tot verdriet komt;
z-e wend' te.drog-en en begreep niet eens.
hop eigenlijk. Maair 't ergste is, d'at ik~'t
zoo VTOesieïijk vind! omdat ik altijd wil
dat lieden® vrouw lelie-zuiver en ongerept
zal "zijn voor haar] man; het os 't laatste
boek, dat ik las vóór ik ziek we|ed en ik
kon 't maar niet van me afzetten. Ik dacht
maar dat ik dat telie-raedsje was en al
door vroeg ik „Harry", zoo heette do
man, of Mj me liefhad en met me trou
wen wilde. En ïk kon ©r maar niet van
loskomen. En ik metende dat ik misschien
ook nog oens tot slechte dingen zou kun
nen komen jein ik was bang dat God
me niet daarvoor zou bewaren en nu
bidt ik eiken avond: „Br dank U, Yadie|n,
dlait Gij nnj ongerept tin zuiveh hebt ge
houden," want ik heb nu gelezen hoo
moeilijk die strijd is."
„O Aminie, mijn lief lelie-meisje," zei
hij snikkend. i
„Ja, jou leliet-mlciisje. Daarom ben ikeir
zoo dankbaar voort En dat jet roei hebt
genetzeiu-"
En hun momdtem vonden (elkaar in een
langen kus vol innigheid. 1 i
„Bon jij d»it?"
SCHIEDAMSCHE COURANT
tbi
KLEINE ADVERTENTIEN
t
N