te?
Ia scherven.
w
'if
|vi
1'if
I *iCj5
v
|>i
J#
I if i
K*
i m
»v
mK~
If1:'1
vt~
IM
iff
'J
\u
15
nrisscffion om eenigen vriend uit de eigen,
ver-algelegen domeinen?"
Béatriz maakte een kille, onverschillige
beweging,
„Misschien ook wel denkt ge aan de
pracht van Frankrijk's hol, waar go tot
dusver immer toefde," vulde de jongeman
haastig aan. „Ik voel, ik weet niet waar-
om, dat ik u weldra ga verliezen, maar
voordat we uitéén gaan, wilde ik een
souvenir u laten
Herinnert ge u nog, toen we in de kerk
God zijn gaan danken voor de gezond-
h'cid, u terug geschonken, welke gij hier
waart komen zoeken, den paarl, die mijn
baret versierde en uw aandacht trok? Hoe
mooi zon hij zijn aan een sluier over uw
somber, zwarte kapsel. Eenmaal sierde hij
reeds den sluier eener bruid; nujn vader
gaf hem haar cadeau, die mij het levens
licht schonk en zij droeg hem voor het
altaar Wilt ge dien?"
„Ik ken niet de gebruiken van uw land,
antwoordde de schoone, „maar in het myno
ligt in het ontvangen van een geschenk
een verplichting. Het is alleen op h<-
feest van Zijn Heilige, dat men een ge
schenk van een bloedverwant kan aan
vaarden.. en dan nog van een bloed
verwant, die als Mj naar Rome gaat, met
met lege handen wederkeert.
De ijzige toon, waarop Béatriz deze
woorden sprak, bracht den jongeman een
oogenhhk in de war, en treurig zeide liij
„Dat weet ik, nicht, maar beden viert
men het feest van Allerheiligen en is de
uwe ook daarbij; derhalve is het een feest
dag en een dag van geschenken. Wilt gij
het mijne aanvaarden
Beatriz beet zich' even op de lippen
en nam zonder een woord te zeggen het
kleinood uit zijn handen aan.
De jongelieden zwegen opnieuw, op
nieuw nam men de héesche stemmen der
ouden waar, die elkaar van heksen en
geesten verhaalden, terwijl de gierende wind
vensters en luiken deed rammelen onder
een eentonig opstijgen van klokkengelui
Na eemge minuten werd het gesprek tus-
schen de jongelieden hervat:
„Voor het einde van het Allerheiligen-
feest, "dat hét uwe als het mijne insluit
naoogt gij inij, zonder u ©enigszins gebon
den te voelen, een souvenir nalaten. Doet
ge dat?" vroeg hij, terwijl bij naar rijn
nicht opkeek, wier blik fonkelde door een
boosaardige gedachte.
„Waarom niet?" riep "ze uit, haar hand
naar den rechter schouder brengend, alsof
zij iets in de plooien van Kaar zwaar met
goud bes-tikt fiuweelen kleed zochtEn
opeens, met een uitdrukking van kinderlijk
verdriet, zei ze, als terloops
„.Herinnert ge u nog den blauwen sjerp
welke ik heden op jacht heb gedragen?
Zijn Meur, zeidet gif me, doet mij aan het
embleem uwer ziel denken."
„Welnu, ik heb hem verloren... en dien
sjerp nu had ik u als souvenir willen
laten."
„Verloren? En waar?' vroeg de jonge
man, van zijn zetel opstaande, bevend
van vrees en van hoop.
„Ik weet niet precies.-, misschien op
den berg..."
„Op het Spookgebergte," mompelde hij
verbleekend en terugvallend in zijn leun-
stoel. En hij herhaalde, „op" het Spook
gebergte?"...
Kort daarop, schoon dof en gejaagd,
sprak Bij opnieuw:
„Gij weet, omdat het u ettelijke malen
verteld is, in de stad als in Castdie, dat
men mij den koning der jagers noemt
ha dat vermaak, dat het beeld van den
krijg inhoudt, heb ik al den hartstocht van
mijn jeugd, al de erfelijke warmte van mijn.
Sas gelegd. Dit kleed, waarop gij nw voe
ten drukt, werd vervaardigd uit de ower-
blijnselea der wilde dieren, door mijn hand
gedood. Ik heb met ze gevochten, nacht en
dag, te voet of te paard, en niemand zal
zeggen, dat men mij ooit voor gevaar heeft
zien vluchten bij wat voor gelegenheid ook.
Op een anderen nacht zou ik me gehaast
hebben om het lint op te spoten; ik zou
Mijmoedig geijld zijn, als naar een feest,
maar diezen. nachtdezen nacht, waar
om het u te verbergen heb ik angst.
Luister!Be Mokken luiden het gebed
te San-Suan del Duero; de spoken randen
berg duiken weldra met hunne vergeelde
doodskoppen op te midden van het dichte
kreupelhout, dat hunne graven dekt.
de geesten Iwaarvan alleen het gezicht
reeds in staat is, het bloed van den dap-
pers'e te doen verstijven van afschuw, zijn
haar plotseling te doen vergrijzen, en ze
sleuren hem mee in den wervelwyid van
i hunnen wilden dans, als een blad dat in
den wind, -ergens heenstuift... -
Terwijl die jongeman aldus sprak, toe
kende zich een opmerkbaar lachje om de
lippen van Béatriz, die onmiddellijk, na
dat hij was uitgesproken, op onverschilli
gen toon uitriep, terwijl zij het vuur op
rakelde, waarin, het hout opknettende en.
klaagde:
„0 neen, neen, wat een dwaasheid! in
dit oog-enblik om zoo'n nietigheid naar den
berg te trekken! in een zóó donkeren nacht,
dien Nacht der Dooden, en langs wegen vol
van wolven!"
Zij sprak dezen laatsten zin uit meteen
zóó gewïlden nadruk, dat Al-onzo opeens
de volle bittere ironie ervan voelde.
Hij stond' plotseling overeind, streek met
de handen over het voorhoofd als om
die vrees, die zijn verstand domineerde,
doch niet zijn hart, te verbannen en zei
met sterke stem, het woord1 richtend tot,
j de schoons edelvrouwe, die, nog gebogen
over het haardvuur, de houtblokken op-
rakelde:
'„Vaarwel, Béatriz. Vaarweltot spoe
lt, <Kg.
„Alooro! Alonzol" Xjj&p déze uit, zich
ijlings omkeeffendé, maar toen zij hem wxl-
fJ de tegenhouden, of al thans den sdhijn daar
van aannam, was de jongeman reeds ver-
dwenen.
Spoedig daaïna hoorde men den hoef-
slag van een paard!, dat zien verwijderde
IfSjia galop, pe -gehoon© Béatriz luisterde)
ff fmetgespannen aandacht, terwijl de jten-
Iö> - »%«lk,i,lVljaitrrtr?Jsin Y-oio 4tn nart nrfotlC Vfln
K'f gén. 'ziich..'.klétn^fen, als in" een glans van
zelfvoldaanheid, naar het geluid dat lang
zamerhand, verminderde, wegstierf
De ouden, intussehen, .'ov\ olg-den hunne
sombere verhalen an geesten m heiboozo
uur do wmd huilde nau de ruiten, terwijl
loMiklokken van de stad m de verte luid
den
UI
Een uur ging er voorbij, twee, drie .u-en,
middetmacht zou slaan. Béatriz trok zich
in haar bidvertrek terug. Alonzo keerde
met terug, keerde niet weer, hoewel hij
minstens sedert een uur terug had kunnen
zijn.
„Hij zal angst gekregen hebben 1" mom
pelde liet meisje bij zichzelf, haai1 gebeden-
hoek dichtMappend en zich richtend naar
haar bed', nadat zij tevergeefs getracht had
eemge gebeden te prevel en, gewijd op den
dag der Dooden, man hen, die met meer
zijn
Toen snoot zij het licht, en legde zich
ter ruste, zij sliep in, doch haar slaap
was onrustig, licht en zenuwachtig.
JMdérnacht sloeg van de Mok van het
kasteel Béatriz, half-dommelend vang do
buigzame, doffe, sombere slagen op en
opende de oogen. Zij meende te zelfden
tijd. haar naam te hoorea uitspreken, maar
ver, heel ver-af, door een gesmoorde kla
gelijke stem De wmdi huilde om het
kasteel
„Dat doet dé wmd," zeido zij. de hand
tegen haal* harl leggende, oan de rust te
hervinden, maar bij -elke seconde sloeg het
heftiger.
De deuren van haar bidvertrek begonnen
schelp, uitgerekt en knarsend in hunne
hengsols te piepen; alle deuren, die toe
gang tot haar appartement verschaften
kreunden op hunne beurt, deze dof en
tams lig, gene lang en schrijnend. Dan volg
de er een stilte, een stilte die vol was van
vreemde geluiden; de slilte van midder
nacht, waaraan zich paart een. eentonig ge-
ruisch van water, ver-af hondengeblaf, on
derdrukte stemmen, onverstaanbare woor
den, de echo van stappen, die gaan en
komen, geschuifel van gewaden, die slee
pen, van onderdrukte zuchten, van rieke-
ilijk zuchten, dat u bijna beroert, van on
willekeurige huiveringen, die de tegenwoor
digheod aankondigen van iemand, dien men
niet ziet en waarvan men de nabijheid
randt, ondanks de donkerheid.
Beatriz, onbewegelijk, huiverend, stak 't
hoofd buiten de gordijnen en luiisterde
een oogenblik aandachtig; zij hoosde dui
zenderlei geluiden, streek met de hand
langs haar voorhoofd, luisterde opnieuw:
nietsstilte.
Zij zag, met do vreemde helderheid van
haar geprikkelde zenuwen vage gestalten
zich in allerlei richtingen bewegen, maar
nauwelijks had zij haai* ©ogen op een
bepaald punt gericht, of alles was weg, uit-
zendend dé donkerte, de ondoordringbare
duisternis.
„Bah!" riep ze uit, terwijl ze haar mooi
kopje in het blauw satijnen hoofdkussen
wegstopte, „ben ik nu even vleesachtig als
die aiïne luidjes, wier hart bonst van ont
zetting, zelfs onder eett harnas, bij het
luisteren naar spookgeschiedenissen?"
Zij sloot opnieuw dé oogen, trachtte te
slapentevergeefs. Weldra zat ze weer
overeind, nog bleeker, nog onrustiger, nog
outzetter. Het was niet meer verbeelding;
de zwaré zijden gordijnen voor de deuren
waren terzijde geschoven en zeer langzame
stappen weerMohken over het vloerMeed'.
Het was een dof geluid, bijna onmerkbaar,
maar aanhoudend, en ter zelfder tijd hoor
dé men een dergelijk geluid als van het
klapperen van heenderen. Zij naderden, zij'
naderden en het bidstoeltje, aan het hoofd
einde van haaT bed. bewoog. Béatriz
slaakte een scherpe kreet en kroop on
der de dekens van haar bed, den adem
inhoudend. 1
De wind striemde de ruiten van het bal-
con; het water van de fontein viel neer;
viel neer in een nimmer eindigend, eenJ
tonig geluid; het geblaf der hónden was
duidelijk waarneembaar, ondanks de wind
vlagen^ en de tarenMokken van de stad
Scria, luidden droevig voor de rust der
afgestarven-en. i
Aldus verstreek er één uur twee
de nachteen eeuw; want deze nacht
scheen Béatriz -een eeuwigheid. Eindelijk
brak de morgen aan; bekomen van haar;
vreezen, opende zij de oogen bij de eerste
morgens'ral-en.
Hoe wondétl mooi is het lichte, blanke
schijnsel van den morgenstond na ©en
nacht van slapeloosheid en doorgestane)
angsten!
Zij verwijderde de zijden gordijnen van
haar bed en gevoelde lust te lachen cm
de ondervonden zorgen, toen opeens het
koude zweet haar uitbrak en een doode-
lijke bleekheid haar wangen verMeurde,
want, voor haar bidstoel ontdekte zij, be
bloed en in flarden, den blauwen sjerp
van het gebergte, de blauwe ceintuur, welke
Alonzo was gaan zoeken.
Toen Kaar bedienden kwamen, ontzet,
om haar den dood van den erfgenaam van
Alcudi-el te melden, die verslonden scKeen
denzelfden morgien, door wolven te midden
van bét kreupelgewas op het spookgebergte,
vonden zij haar onbewegelijk, verstard, met
beide handen een der ebbenhouten pila
ren van Kaar bed omknellend, met holle
oogen den mond half geopend, en witte
lippen, verstijfde ledematen, dood, dood
van ontzetting.
IV.
Men vertelt, dat -na deze gebeurtenis een
verdwaalde jager, die den nacht op het
Spookgebergte doorbracht, van waar hij
met kon ontkomen, den volgenden dag, voor
zijn dood, nog kon meedeelen, hetgeen
taf gezien had, en al de verschrikkelijk
heden daanvan. Hij verzekerde ook, dat
hij de skeletten der oude tempelieren en
die der edellieden van Soria, begraven
onder de portiek van de kapel, had zien
opstaan op het oogenblik van het gebed,
met afschuwelijk gerammel en eenmaal ge
zeten op de knokelige paarden, met alle
kracht een vrouw achtervolgieind, een vrouw,
bleek, met losse haren, van. buitengewone
schoonheid, die met blootej tot bloed ge
reten voeten onder jkreten van angst om
list graf Van Alonzo" vroeg. -
rnrnm
(Nadruk verboden).
Maud© Harvey vond voor haar* man een
schuilplaats, handelende m het onverwachte
oogenblik met groote preciesheid, zonder
de geringste aandoening te verraden. Zij
had hem vroeger reeds zoo dikwijls ver
stopt, meestal voor dé politie. Nu goldt
het ditonul do „geheune" poliLte. Enfin,
een graadje min of meer omlaag, wat deed
t ét* eigenlijk nog toe? Maar o, wat verlang
de zij naar haar broer Raymond, dien dag
zeker wel voor de honderste maal. Niet
dat een man altijd zooveel beter weet wat
te doen, vaak zelfs minder goed, maar de
tegenwoordigheid van 'n man versterkt en
op Raymond kon ze, in zaken, die haar
golden, zoo vertrouwen. Inmiddels ver
motste zij haai* tijd met, maar bracht nood
zakelijke dingen m orde en was Maar, toen
er aan de voordeur weid geklopt.
Tot haar verrassing stond er een vrien
delijke jongedame voor haar. Hoewel zeer
eenvoudig gekleed, was ei) iets gedistin
geerds aan haar.
Met een kinderlijken glimlach, vroeg zij
„Ben ik terecht bij mevrouw Harvey?
Ik bon Edith Toïrance. Ik "ben verbonden
aan 't „Gemeenebest". De hoofdredacteur;
zendt mij.
Zij hield even op, ©enigszins verlegen.
„Meneer Schclton hoopt dal u mij wat
vertellen wilt van uzelf, uw- echtgenoot en
het werk dat hij doet voor de mannen op
de fabrieken. heeft daar veel mee te
doen, gelooven we, hoewel niemand eigen
lijk veel van u afweet. Meneer Harvey
echter kennen we allemaal en bewonderen
we zeek. Maar die staat zoo hoog, dat is
't 'm juist, dien zullen we met zoo ge
makkelijk aan 't prateln over hem-zelf krij
gen, en toch zal er zooveel zijn, dat zoo
mooi is, zoo inspireerend en waarvan u
alleen zoudt kannen vertellen. Ik vrees
dat ik met erg duidelijk ben, maar daar
om ben ik juist hier gekomen."
„Een vrouwelijke defectieveMevrouw
Harvey's vermoedde heisenen zetten zich
schrap tegenover deze beproeving.
„Wilt u niet binnenkomen
Zrj was blij dat haar stem laag en koeli
klonk en haar hand rustig was, toen ze
dé kamerdeur opende. Zij. deed de visite
plaats nemen in dén eenigen fauteuil. De
rust, waarmee zij gewoon was te praten
evenals de rust barer bewegingen schon
ken haar nu kostbare seconden tot naden
ken.
„Ik ben nooit ge-mteryiewd;'' zed ze kalm,
„Ik vpees dat ik er niet zeer geschikt voor
ben. Maar laat ik onder de hand thee
zetten. 't Is hieT niet bijzonder gezellig
en zij keek met een goedmoedig glimlachje
rond in het leege, armoedige vertrek.
„We eten en slapen en" werken Jiier.
Maar dé the© brengt nog wel even eenige
opfteunng. Maar vraagt u intussehen maar,
wat u wemsebt* te weten en als ik u ten
dienste kan zijn.
Miss Tomnce trok de handschoenen uit
en haalde uit een taschje potlood en op
schrijfboekje te voorschijn.
„Dat is allerliefst van u. Ik heb nog
onvoldoende routine om te interviewen.
Ik kan u wel bekennen dal, toen iik belde,
ik bevreesd was. Het lijkt ook al te mbe-
scheiden om aan te komen met een ver
zoek om een helaas, als een groote
industneele crisis al uw tijd in beslag
neemt. Ik wil nog even zeggen, voordat ik
vragen stel, dat wij menschen van 't „Ge-
meenebest" vanaf den drukker tot mr.
Shelton toe, razend geweest zijn over de
verhalen, die er liepen over mr. Harvey
Het idee dat hij 't geweest zou zijn, die
van alle mannen de plannen voor den
bomaanval van dezen nacht zou hebben
ontworpen! Niemand, die ooit hem heeft
riitinoet, zal dien leugen gelooven, mevrouw
Harvey. i
Maude HaTvey keek op met een lieven,
dankbaren blik, inwendig juiphend dait de
verborgen echtgenoot dit mee aanhoorde.
Die heerlijke spotternij was zijn eigen lip-t
pen waardig. Maar rustig antwoordde zij;
„Dank u, 't doet goéd te wetein, dat an
deren mijn geloof in meneer Harvey doe
len. In zekeren zin ben ik najtunrlijfc1 ge
hard1 tegen denjaster. Wij hébben zooveel
stakingen meegemaakt, zoo veel moeilijk
heden. En in tijden als deze zijn er altijd.,
leugens."
Zij hep naar de muurkast, waaruit zij
©enige henoodigdheden voor de thee haalde
en plaatste het serviesje op de vierkante
i tafel waarvan een zwaar rood tafelkleed
afhing.
„Het is op thee-tijdi, dat ik verlangens,
voel naar. luxe; naar mooi zilver en naar
bediening. Ik denk dat de meeste viwuwen
zoo zijn, poesjes in de zon. Dikwijls komt
mijn jongere broer hier o-p het thee-uur.
Hij geeft me dan" wat toe en dan spelen
wij voor plutocraten. Ik geloof vaak dat
dit grappiger is dan de werkelijkheid.
Miss Torrance lachte instemmend. Zij
was opgestaan en stond aan het raam ge
leund, terwijl haar oogen rondloerden. Een
opmerking onderdrukkend, babbelde me
vrouw Harvey verder; 't was onnoodigom'
het meisje brj haar ondérzoek te volgen.
Dé kast stond vast aan den muur gedrukt,
een poes had er rich niet tussdhen kunnen
wringen, dus daar geen man, noch onder
het ijzeren bed; verder stonden er nog
eenige stoelen, een buffetje, en eangrooté
paktafel, die beladen met boeken en cou
ranten, dienst deed als schrijfbureau, alles
onbedekt en doorzichtig, wat stellig een
teleurstelling inhield. Dunne, versleten gor
dijnen hingen voor de vensters, de doer
was onbekleed. i
Martin Harvey had' weinig te vreezen,
op dit oogenblik althans, overlegde rijn
vrouw stil bij zich zelf. i
'Oudé bdeedigjngen had zij1 ook vfoeger
reeds vergeten om in ©ogenblikken van
lafheid hem hij te staan. Zij kenide haal)
Kol, rij wiist hoe té handleien. 1 1
Miss ToKrance kwam in eetn plotselinge)
wérkvolk heef) 'n groote schuld alm u, een
die zij nooit kunnen terugbetalen."
„Wat ik doe, is al heel weinig," ant
woordde mevrouw Harvey, terwijl zij on
derwijl dacht: de gewone Mets! Zou ze
wel weten, hoe oudbakken die is Maar wat
ze onmogelijk weten kon is, dlat ik hem
eigenlijk haat.
Inmiddels klonk 't opnieuw rustig:
„Een vrouw kan zoo weinig doen. Hoofd
zakelijk aanteekeningen bijhouden, eten toe
bereiden, vergeten om te klagen, zuinig zijn
op kleinigheden, alles een negatief soort
van diensten."
Het water m het pannetje begon heftig
te pruttelen. Mevrouw Harvey zette thee
en Miss ToKrance trok dén stoel naar de
tafel en maakie enkele notities.
„Leugens, leugens, niets dan leugens,
overpeinsd© de andere, terwijl zij de haas
tig© potloodkrabbels volgde.
Vriendelijke leugens gezogen en verdraaid
uit de armzalige, lealijke waarheid. Als
hij in dé jaren van dienst slechts met zijn
oogen maar haar hadi willen danken, als
slechte voor 'n oogenblik, rijn lippen hun
spot hadden willen verliezen.. want die
hadden muneirs niet altijd gespot.
„Hoe lang is u getrouwd?"
Daar had je dat zekere uitdagende air
dér vastbesloten nieuwelinge met die vraag,
wat haar een wreeden lach ontlokte.
^„Twintig jaren. Ikwas twintig, nu ben
ik veertig, dat is nog al een eenvoudig
sommetje."
„En al dien tijd.
„Hébben we aadérman's strijd mee ge
streden? Ja, bijna al dien tijd Toen we
elkaar leerden kennen, bezocht ik de kunst
academie Hij studeerde Siaatshuishondkun
do en geschiedenis. We droomden groot-
sohe droomenl"
Zij hield even stil en sloeg het potlood
gade, dat een nieuwen regel begom. De
woordfen: „Grootsch© droomen" edhooden
vreemd en schenen de kamer te vullen.
Hij moest ze ook hooien en zou er tevens
ojveit spotten. Maar alles zou hiji toch met
vérgeten zijn. In die dropmen was geen
bitterheid geweest, geen geheime hebzucht
onder het masker van altruïsme.
Miss Totrrance's stem klonk gretig:
„En toen?
„Toen trouwden we Ik vergat de kunst
en hij vergat, dat hij een groot rechtsgeleer
de moest worden. Wij waren zoo geluk
kig dat de heele wereld om ons ook ge
lukkig scheen, feal thans voor een tijdje. Doch
dat kon niet eeuwig duTen. Martin weifkte,
ét) kwamen moeilijkheden en de mannen
hadden een leider noodig. Van dien dag
af, bijna ronder onderbreking, hebben wij
da zorgen van anderen op ons genomen
en getracht ze te verhelpen. Soms is er
een tijdelijke kahnte: Mariin wijkt niet af
van zijn geloof, dlat tem slotte de overwin
ning zal komen.
„Hij is een pïaeht-mensch, dé millioemen
die wei-ken, hebben nooit zoo'n voorvech
ter, gehadL"
Gramschap ontketende zich in de ziel
dei) oudere vrouw. „Ja; ja^ nooit zoo'n
voorvechter van geweld en oproer, nooit
zoo'n listigen kweeker van oneenigheid,
zojo'n bondgenoot in het veriaad, in mooid,
in het slachten van omschuldïgen, god
o godl"
Zij schonk de thee in.
MÏss Torrance slaakte een gjületj'e, toen
rij haar theekop en schotel aannam.
„Wat een magnifieke theekop, ik heb
nog nooit zoo iets beelderigs gezien. Heeft
die een geschiedenis, mevrouw?
„Ja, daar is een geschiedenis aan ver
bonden." En Maude Harvey onderdrukte
een plotselinge malaise, die dreigde de
eomedie te doen beëindigen. Als Raymond
miaar wilde komen met zijn fleurigen Lach,
zijn jeugd, rijn kracht.
Met wanhoop in haar hart, speelde zij
de laatste barer charmes uit, m het ver
haal van den -theekop, haar mooiste en
haar ergste vertelling. Slechts zelden deed
zij die, alleen wanneer de nood het hoogst
was, en nu was de gelegenheid daar.
„Een kranige, jonge miniatuur-schilder,
een vriend van mij in mijn jonge dagen,
gaf me dit als huwelijkscadeau."
Miss Torrance draaide het kopje-in haar
hand rond. Twee mooie gezichten, elk met
een fijn gouden lijnt|e als in een lijstje
gezet, keken elkaar aan. -
Het meisje reporter zag van het beschil
derde kopje naar het gelaat der vrouw
tegenover haar.
„Zijn dit portretten
„Ja," antwoordde de andere zuchtend,
„tenminste aldus bed9eld, hoewel1 zeer ge
flatteerd. Iemand moet scherpe oogen heb
ben om nog eenige gelijkenis te ontdek
ken. Toch ben ik blij met dit als herin
nering Ik heb er (heel wait angsten om
gehad, het is gevallen, zoek geraakt bij
verhuizing, maar toch behield ik het gaaf,
het is voor mij geworden als een goede
fee. Ik hoop door haar nog eens op een
plaatsje in de ron, waar we voor op
geven dit alles. .En hoe ook, onver
schillig hóe besffist men een dergelijk iets
terzijde schuift, het' wiachifc, is het niet?"
Miss Torrance maakte geen aanteekenin
gen. Stilletjes dronk zij haar thee op.
Mevrouw Harvey achtte Jtei oogenblik
gunstig, met innerlijke ontroering sprak zie
verder1
„Dajt is hetgene, wat het meeste pijn
doet, n.L dat, wanneer een zaak als deze
bomaanval plaats grijpt, men Martin ver
denkt In zijn hart is hij als- ik, een
kind, dait de Wereld gelukkig wil zien, in
vrede met zichzelf en iedereen In lal de
verschillende Meine oorlogen, waarin wij
dienden, was zijn stem de stem voor den
vrede, mits verkregen met eeg. Nooit heeft
Mj een gevecht gesteund, dat in rechten had
kunnen vermeden worden. En dan... de
dood van -onschuldige kantoorlui, meisjes,
jongens
Zij Meld op, haar stem beefde. Zij
staarde in haar eig)en lompen, gebarsten
theekop, niet wagend een vonnis te lezen
in de oogen van Eet meisje.
In de stilte van Eet oogenblik joeglen
ïüaar gedachten terug naar haar; man en]
haai' broer. Zij hoopte, als zij tenminste]
*1
„Ik wou dat u mijn hroecler Had mo
gen ontmoeten," zei zo eindelijk. Voor o
Martin is hij als een zoon; wij hadden"'-!
zoo graag zelf kinderen gehad."
Haai stem was, zooals het behoorde 'i
een en al zachtheid, veidiiet en onder'
wei ping doch haai- ziel bloedde en
was in opstand. Dat had hij immers haar
ontzegd dat verheven recht in die eer- 4
ste, gelukkige jaren, toen zij hem nog hoos- H
achtte. -Vyi
„Hij Heeft boven een kamer, toevallig
is hij nu uit, naar do stad. Als u hern t
kende, zou u weten, hoe onze liefde voor
vrede geen pose is; hij is zoo vroolijk)
bij_ is zoo'n goedmoedige jongen nog, oveit
drie en twintig; Mj werkt hard voor geld i
om daaimede zjjn stadie in do rechten
te kunnen betalen. Later wordt hij deadvo-
caat, die de aimen niet zal bedriegen.
Maar zeg van dit alles niets in uw ai- f
tikel."*
„Nee, nee," echo-ode het meisje.
Plotseling vond Maude Harvey het he-
zoek lang genoeg. Reporter of spion,' de
vrouwelijke opdracht kén als gedaan be-
schouwd worden. Zij voelde zich dood-op
en zij haatte haar man met een gemelijken
afkeer. Vechtende voor rijn slechte zaak, -
harl zij nog, moeten waken, dat haar- jonge t
broer niet hesmei werd met het gif dor
klasseverbiittering, dat haar eigen jeven -;
harl genekt Zij voelde zich jammerlijk ver
nederd.
Miss Toïrance stond langzaam op. Aks
geboeid door de associatie tusscbcn het
stukje porselein met hét leven, waarvan
een tipje haar was geopenbaard, hield zij f
het theekopje en schoteltje nog even in
de handen vast. Toen, verlegen, reikte zij
het de gpstvrouw.
Mevrouw Harvey hervatte haar zakelijke
manier van praten.
„En wat is het laatste nieuws uit de
fabriek'? Heeft de politie iets nieuws ont-
dekt
„Neen, ik geloof van niet. Er zijn extra
officieren, er is nog meer politie. Voor eer.
uur hebben ze opnieuw een lijk gevonden,
dat is al hét twintigste. Het was van een
zekeren Roland Raymond Warren."
„Werkelijk?" Mevrouw Harvey hooide
zich zelf dat woord uitspreken ,dood-be
daard, met de noodige sympathie. Haar
handen waren koud, moeilijk viel ademen.
Maar ia dit oogenblik "was er alles aan
gelegen behéerscht te blijven. Zij ontwor-
stelde zich aan elke ontroering en dwong l
haar hersenen, de jagende gedachten bijeen
te hóuden.
Haar broerr was doóH Wist dit meisje
dat Raymond Warren haar broer was?
Was zij een spion, dan buiten twijfel
Maar kon dit alles de waarheid zijn? Lag
hierin de oorzaak van zijn afwezigheid?
Om twaalf uur wist zrj dat hij" niet door
de politie was aangehouden. Niemand had
hem sedert den bomaanslag meer gezien.
Hield deze troef, die het meisje op het
laatst uitspeelde, een Ieug|en in?.
Zij begreep, dat Kaar vorsohende blik
gevaarlijk kon worden; miss Torrance ech
ter trok bedaard Kaar gesleten handschoe-'-
nen aan en Meld één vinger met een
gaatje in de lucht.
„Niemand zal mij Konden voor een ka
pitalist, gelooft u wel? Soms zou ik wen-
schen, dat wij, schrijvers, ook de voor-
deelen van een staking plukten. Dat zou
voor de meesten van ons verbetering be-
teekenen."
Mevrouw Harvey luisterde nauwelijks.
Een troef ja, het meisje was helder
genoeg en ook meedoogienloos een leu
gen was het niet
Den dag! opnieuw doorlevend, herinnerde
rij zich', als in een vlaag van helder
ziendheid, hèt gekwelde gezicht van een
boodschapper, zijn onhandige uitvluchten
op haar angstig vragen.
Zij liet alle hoop scMeten, zij wist nu
wel genoeg, dit beteekende het einde van
alles. Straf, straf was het voor* het in
verkeerde richting geleide begrip van
plicht, voor het hardnekkig geloof dat haar,
de beste jaren van Kaar leven door, had
bedrogen.
En in plaats van de hoo-p groeide er
in Kaar een langzame onweerstaanbaïe over-
tuïgiiig, die elke andere gedachte terzijde
schoof, die pijnstillend werkte, vernieti
gend alle geloof in partrjleuzen, ©en over-
-tuiging zoo sterk, alsof zij de boetedoe
ning was voor een verleden.
Plotseling was er een gerinkel van por-
selein, dat brak en viel over den grond. ,3
„Uw kostbare kop." OnwiËekeurig bukte f|
miss Torrance bij de tafel neer om de
scherven op te rapen. Toen zij opstond
keek zij verschrikt.
„Ik kan hefc mijzelf niet vergeven, had
ik u nu maar niet zoo vermoeid met../'
Maar mevrouw Harvey glimlachte droe
vig. Op dat oogeoblik leek zij sterk op
het eigen miniaituuurtje van voor twintig
jaren.
„U kunt er niets aan doen, en u moet
uzelf niets verwijten. Ik had het kopje
vast en eens zou het toch gebeuren."
Miss Torrance, bedremmeld, hervond haar
kalmte eerst bij de voordeur.
„Wat een prachtige vrouw bent u toCh,"
zei ze. i
Maud Harvey, kromp inéén. Het mede
lijden en de bewondering Honken oprecht.
„0, u overschat me; wij allen hebben'f-
onzen plicht te doen, zooals wij meenen
dat die voor ons ligt." i
Die voordeur viel dicht; Maud Liep naar
het raam. Haar hart Hopte zoo hevig,
dat zij dacht te zullen stikken. Zij* zag' Jj
Eoe miss Torrance bijna onmerkbaar twee
mannen bij den Soek der straat een feeken
gaf. jWraak, zoo begreep ze, zou vlug,)
en volledig plaats kunnen vinden. -
',Zij riep haar echtgenoot toe zijn schuil
plaats jte veriaten.- Zij begreep, dat Hat
meisje .bukkende naar de scherven, onder
Het zware, afhangende tafeikfeed toch mis
schien ontdekt had een voet otf een stuk
van de broekspijp van een man. -•
haast op het belangrijke onderwerp terug,
„Ik geloof, dlat ik dé héon van Marttoi recht had te Hopen, ,daf de jongen een-
Hatrwy's bsÉteling gavopdén heb. - Het maai deae angsjten aou vergelen mat—
i
itX
I*®
T
Ji *i
i t
r
|'«ST
if,
1^
„Ja.
$r" ?.r- -
mvi v j
A