Schiedamsche Courant KINDER-BLAD W erkzaamhecien in den Volkstnin. ÏT HENGELEN HET ZONNESTRAALTJE Voor Hoenderhouders, tteflieogd Jfteuwa. hel fokken mogelijk maken, zijn d© wei der erfelijkheid en. de wet der verant- w oordel ijkhekl Onder erfelijkheid verstaan we het over gaan. der eigenschappen to de ouders op de nakomelingen, zoowel slechte a's goede eigenschappen, zoowel uiterlijke als "inner lijke. Het is duidelijk, dat de wet der erfelijkheid een onmisbare steunpilaar is voor de fokkerij. Was immers bij eik nieuw geslacht weer een nieuw stel eigenschap pen te Verwachten, misschien tol aal rif- wijkend van die der fokdieren, dan was stelselmatige fok, beredeneerde fok, niet mogelijk Er Was dan op de uitkomsten geen pijl te trekken en zen de „wilde lok", zooals boven, geschetst, do eenig mogelijke wezen Daar de slechte eigenschappen evenzeer overerven als goede, en. naar elk dier nevens goede, ook zijn slechte eigenschap pen bezit; moet een serieuze fokker zijn dieren ernstig bestudeeren en de verschil lende eigenschappen vaak Wikken en wegen. Hoe langer een goede eigenschap is op getreden, d. wi. z. in hoe meer generaties zij" is voorgekomen, des te zekerder kunnen wij er van zijn, dat zij zich' ook in de toekomst 'zal 'handhaven. Daarin schuilt de waaide Van een goed doorgefokten slam. Een fokhaan, idie ff of 7 geslachten van goede logsters Voor zich heeft, is dus heel wat meer waard dan één, die misr schien alleen een goede moeder en groot moeder heeft gehad. Het. is mogelijk een goeden doorgefokten toom hennen te be derven, als men ter bloedrerverscMng er een haan bij zet, die geen afstamming heeft, al was zijn. moeder de bovenste beste De Wet der .erfelijkheid heeft het alzoo mogelijk gemaakt, bepaald goede eigen schappen gedurende vele geslachten te doen aan den dag Heden, „vast te leggen", zoo als de term luidt. Dut „vastleggen" mogen we echter slechts een betrekkelijke beteö- kenis toekennen, daar het niet absoluut uitgesloten is, dat ook een minder goede eigenschap nog eens optreedt. De wet der veranderlijkheid lijkt, als men op den naam afgaat, zoo wat lijnrecht te staan tegenover de ,wet der erfelijkheid Immers, de eerste betreft liet veranderen, het anders worden van eigenschappen, de tweede doet juist dezelfde eigenschappen onveranderd overerven. Dat er echter veranderlijkheid bestaat, is duidelijk 'Al onze hoenderrassen stam men af van een paar wilde soorten, die al heel weinig meer op onze tegenwoor dige hoenders lijken, terwijl het aantal rassen en variëteiten, 'dat van die paar wilde stamvormen afkomstig is, haast niet is bij te houden, daar het nog geregeld toeneemt. aa. We behoeven maar de resultaten der fokkerij te zien, om de veranderlijkheid Waar te nemen. Van één haan en één fokken zal geen broedsel volkomen dezelfde kuikens geven. E|r is altijd verschil en Worden deze kuikens ook weer vooir de fokkerij gebruikt,, dan zullen deze ver schillen ook in de respectieve nageslach ten worden overgebracht en mogelijk door opzettelijke teelkeus neg worden ver scherpt. Dat geeft dan het begin van het ontstaan den- verschillende rassen weer Bovendien staan de uitwendige zoowel als de inwendige eigenschappen vaak onder invloeden van buiten, d. w. van kli maat, voeding, fokkerij, verpleging, enz. Het is, om een voorbeeld te noemen, niet toevallig, dat een BJhode Island beter tegen de kou kan en meer winterederen geeft dan een Spaansche .Witwiang. D(ie eigenschappen, verworven door de inwer king van invloeden van buiten, blijven slechts, zoolang die invloeden werken, maar zrjn dan zoolang ook erfelijk. Hierop nerust, dat b.v. een Andalusisch hoen of Minnorca 's winters beter gehuisvest en verzorgd moet worden dan b.v. het Dment- sche hoen of de Uilebaard. Iets, wat den fokker soms parten spe len kan, is de terugslag of atavisme We verstaan hieronder heb- plotsehng optreden van den eigenschap XkLeur of vorm b.vj, die sinds verscheiden geslachten niet meer was voorgekomen, maar wel bijl verre voor ouders. Het bewijst bus, dat die eigenschap pen, die worden weggelokt, in werkelijk heid vaak niet „weg" zijn. maar slechts op den achtergrond gedrongen, Dpor een riïet aanwijsbare oorzaak treden zij "dan soms .plotseling Weer te voorschijn Hoe meer verschillende Voorouders, een ras heeft gehad, dus hoe samengestelder de kruising is geweest bij de vorming van een nieuw ras, hoe grooter het gevaar voor atavisme. genoemde Worden,- voor zopvieir zulks noo- dig is, straks Sn April gesnoefd; de Moeien de direct na den bloei. De Madverliezend© riardoeien we Vender in: op 1-jarig hout bloeiende, en op ovfeijarig hout bloeien de. (Blij eerstgenoemde bevinden zich nu ixogj de toloemnesfen aan. het einde der scheuten. Daar hij deze dus vóór den bloei een scheut gevormd moet worden, is het te begrijpen dat dit zomer- en herMbioeiërs zijn. Deze scheuten snoei én wie thans kort in, b.vt tot op ©en paar 1 ladocten. (Waar een blafd was, b'evmdt zich nu een dengjelijöd oog). En klaar ujt elk oog zich wleer een scheut ontwikkelt moet men een gedeelte der scheuten zelfs geheel Weg nemen. Heesters welke men om hun mooie bladeren aanplant wor den op gelijke wïjlze behandeM. De hees ters Welk© op overjarig hout bloeden wor den geheel anders gespoeid. Hierioe be lmoren eerstens de reeds genoemde vroeg- b loeiers, en-verder tal van zomerbloei éis. 'Blij velen ziet men nu neg de bloemresten aan korte zijtakjes der langere twijgen. Naast ot' op deze zijtakje® hebben zich nu! Weer kortere of langere scheuten ge vormd, Idiie op him beurt straks zullen bloeien. Vooral in. het lagere gedeelte «let struiken zijn teVens langere schepten ont staan. iBSji het suoedën knippen We hier altijd bloem1 Weg; wie bepalen ons dan ook tot uitdunnen Waarbij vooral Be laagje jonge scheuten gespaard blijven. Zoodoen de verjongt men tevjens die heester. Vooral bij andere heesters is dit uitdunnen noo- dig. Lucht en lidht moet ook tot het in- Wendiigp der struiken. kunnen doordringen. wezag. Overbrenging naar het R.-K. Gast huis werd noodzakelijk geacht De "materieel© schade in de smederij as aanzienlijk. Naar wij nader vernemen, verkeeren de vier gewonden buiten direct levensgevaar. Brand. Woensdagmiddag is door het vlamvat ten van jden inhoud van een olietank, hrandi ontstaan in de machinekamer van het Zweiedlsclie stoomschip Atlantic, liggende m jdie haven van de Rotterdamscho Dfroog- dokmaatschappi} aan del Heyplaat. Dbor den brand werd ©en ijzeren schot dat de machinekamer scheidt van ruim drie, heet ©n vatte het hout, waarmee dit ruim ge laden was, vlam. D|a blusscihing is geschied met een slang van het stoomschip Atlantici, met een slang •vta. liet langs zijd© liggende Engjelsche stoomsciiip Rajdciiffe, met twee slangen thn het terrein van d© Bdtterdamscha Dlreogüofcmaatscliappij, met een slang van de handbrandspuit 53, met twee slangen van jdie stoomboot Dlockyard I, met twee slangen van de drijvende stoombrandspuit Rijnhallen en met een slang vu'n, d© drij vende stoombrandspuit Djokwerken II. De Örijveinlde stoomhrandspuit Havendienst IV was mede uitgerukt doch behoefde geen hulp te verkenen. Na 'dö blussehing is men begonnen met het ontladen en leegpompen van ruim drie. Ito schalde is vrij groot Door een ceintuur verraden', Ito vorige week is te Letten güameisteerd zekere S. van B. mt Rotterdam, wegens het lichten van muntgasmeters. In het huis van bewaring te 's-G-ravenliage, waarheen hij was overgebracht, is door ©en cein tuur, jdie hij om het lichaam droeg, uit gekomen, dat hij ook de dader is van ver schillend© inbraken, te Alphen. aan den Rijn enz. gepleegd De menschenslachttr van Miinsterberg. Did politie is er vrijwel van overtuigt? dat tfanke, de tWeed© Haarmann, ten mïn- sto 13 personen om het leven beeft ge bracht In zijn woning zijn (namelijk nog meer identiteitspapieren van verdwenen arbeiders ontdekt. Men vermoedt datDbnke zijn eerste misdaden reeds voer dien oor log heeft gepleegd. Het bjk van dien moor denaar is Woensdagavond in alle stilte begraven, Zenuwen Te Lier op deed zich' dezer dagen het vol gende vermakelijke geval vo>or. Een aan staande bruidegom beklom met popelend hart de trappen van hot raadhuis om de „papiertjes" te halen, voor zijn toekomstige bruid. Hij was echter, muur liet scheen, zoozeer verzonken in geluks- en toekomst droom en, dat Juf den naam van zijn weder helft in spe glad vergelen was. Hij moest nu wel papieren hebban, maar voor wie? TWEEDE BLAD Zaterdag 3 Januari .1925. No. 17779 Hoewel het meerendeel onzer lezers zeker geen fokkers in optima forma zijn, is het ter venruiimng van de algemeen© kennis op piuimveegebied misschien toch wel eens goed, een paar hoofdzaken op fokgebied naar voren te brengen; mogelijk dat dan de arbeid der Wieuze fokkers iets pneer gewaardeerd gait worden, wat vanzelf tot gevolg heeft, 'dat niet zoo secuur meer op de dubbeltjes gelet wordt, als het er om gaat, zijn iluimveestapel aan te vullen, of bloedvenerschmg toe te passen, met raszuiver, descundig door gefokt materiaal. Velen verstaan onder fokker nog niets anders, ftan de paring van baan en hen, waardoor bevruchte eieren gétegd worden, die woei' het aamzijh kutnen geven aam nieuw© individuen. Zoo „ffkken" nog vele boeren Het is heusch nïds bijzonders am één toom aan te treffen Hd-haan en .Wit Leghom-kippem, Mmorca-htyi ©n Leghom- hoendörs, enfin, alle moglijke combina ties, ook met niet-rashoeflers, niiet zg. boererikippen, die reeds eer mengelmoesje vormen op zichzelf. Is ht "dan zeker, dat Zoon „wilde fokkerij"* jechte uitkom sten geeft? Wel neen, zekë niet, de uit komsten kunnen toevallig op prachtig zijn. Mem- dan één boei- heb ik d stehiing hoe ren verkondigende „gefcmte" (bedoeld qs tot geen enkel ras behooreie) hoenders leggen toch maar het best| Dat steunt echter op geen enkelen grol, noch op practische ervaring, noch Oifthearetsdhe regelen Dit is wed het gevalbetlb. teen raszuiver hoen, sinds geslaclija op eierleg enz. gecontroleerd, geeft eemeer gjroote mate van 'zekerheid omtrentje geschikt heid voor de productie; 2o. \n kruising kan, mits met kennis van zah geschied, ook goede uitkomsten leveren jo bi/wilde fokkerij (rasp kruising) wooj alles aan liet toeval overgelaten Het is dus duidelijk, dat,Wlea we richting en lijn en zekerhekljrijgan, de „walde lek" de lom uit mo4 E|r meet beredeneerd gefokt worden, nu niet direct zoo eenvoudig is, om'jan ieder toe te vertrouwen. Eir zijn eigenschappen, nooc bij een goed fokker, die niet zoo maar har heeft, ril een groote kennis, steuneadp welen- schap en lemming en een 'psgeduld, lankmoedigheid in tegenspoed pnt mis- lukkig en' tegenvallers kunneiipk' bij goed© kennis (van zaken nog?er iwei voorkomen. i De tweede groote natuurwettewaarop liet fokken steunt, of, beter g|d, die Een jaarlijkscïi terujgjkotoend wérk ïs liet snoeien onzer heesters. Nu is snoeien v'ooir den amateur-tuinder geen gemakkelijk werk, daarom lijkt het mij niet overbodig, hier even de aandacht te* Vestigen op enkele hoofdpunten waarmede men rekening moet houden. Eerstens zorge men vooral yjoor scherp gereedschap, opdat de te maken wkmden gemakkelijk zullen ©Vergroeien. Een snoeischaar is het meest handige ge reedschap. Verder bedenke men wel dat niet hij, die het meeste hout er af knipt, het beste kan snoeien. Of er al of niet vleel af moet hangt geheel af vjan de soort en het exemplaar Wat we onder 't mes hebben. Aan VTOtegjbloeiende hees ters, waaraan we nu leeds de bloemknop pen kunnen waarnemen, sinoeiën we thans niets. Deze worden, zoo noojdigl, direct na den bloei onder handen gjenomein. We kunnen de heesters vender verdoelen in groenblijve nde en Madyjerliezende. Edrst- Ontploffing Woensdagmorgen wilde men op de Coop. Beetwortdsuiikeirfabri'eik te Roosen daal (N.-B.) de mwrohemotar van de sme derij, die gedurende de campagne riïet ge bruikt is, weder in bedrijf stellen. Hiertoe moest de wandketel, die ctoent om den motor aan te zotten, weer op druk wor den gebracht door gebruik t© maken van zuurstof. Eiea geweldige ontploffing was li iervan het gevolg. Met ©en hevigen slag spatte de ketel uïjtoem. De 30-jarige draaier J. van 'der W©y- gert, gehuwd en vadea- van twee kinderen, was op slag dood. Twee anderen, de BSjarig© ongehuwde arbeider W. Notenboom, en de chef der smederij, A. Brant, werden door de weg springende stukken ernstig .aan het hoofd gewond. Verder bdkwiamen de 18-jarige L. de Haan en de surveffiamt P. Zwanen min der ernstige kwetsuren. Dadelijk was geneeskundig© hulp aan- 3 Januari 1925 Nieuwjaarssprookjedoor HERMANNA. Neen, zoo somher ais 't nu toch in den laatsten Itijd met het wleer gesteld Vajs gewdest, kon nie- rnamd zich herinneien ooit te hebben bijgewoond i.e zon hield zich hardnekkig schril achter een dicht wollkengordijn. Overal zag 't er ©ven naar geestig en donker lit. Te menschen keken plle- tn'aal badrukt en zielfs aan de kinderen kón j© 't zien, slait ze in langen tijd geen zonnestraaltje liaidden kunnen opvangeln. In de woningen der menschejn Was 't kil en onbehagelijk. Of 't idioffig© heerenliuizein waren, of wel armehjloe stulpjes, in dat opzicht was 't er 't zelfidje mee gesWd. Éin ook in dia harten van groeten en kleinen za|g( 't er uit als in de huizen Heen worrdjer, de zon geeft warmte, licht en vrooiijldieiitl, en ais zij zich verborgen houdt, moet 't overal Wel somher en treurig worden. Het Oude Jaar was in diepe duisternis weg getrokken. Het jonge Nieuwjaar Was bestemd om zijn plaats in te nemen, maar kaidi er niet veel zin in naar ld© aarde te gaan, waar 't zoo donker en. kouJd was. „Ik moet een groeten bundel zonnestralen mee kunnen nemen," sprak hij; „ataders durf ik 'het niet aan." t Maar Moeder Zon hield haar stralenkinderen allen dicht hij zich als een hen hare kuikens en wild© er niets van weten. l „Neen, neen, zij blijven hier veilig bij mij achter 't wolkengoudijn. Wat zullen zij daar beneden doen, zoo lang de barre winter er nog heerscht! 7e moeten wachten tob de lente komt. Mijn arme kinderen zouden maar verkleumen; dat wieot ik nog wel van vorige jaren! Van nu af aain wil ik ze in denL konden tijd hij mij houden en zé aan, mijn hart koesteren." j „Geef er mij don enkele me©," smteekte Nieuw jaar; „vier,1 of desnoods drie!" „Geen Ictenken aan." „Diam slechts twee." „Volstrekt niet" „Heb medelijden één dan, één enkel klein straaltje!" Toen wend Moeder Zon verteedierd, want zij liald een Warm hart. „Welnu 'don, één van mijn kinderen, mag mee gaan. maar alléén als er één is, die dit vrijwillig iwjl doen." D(aar maakte ©en dapper, klein zonnestraal tja zich los uit den stralenbundel en bood zich aan ,om met Nieuwjaar naar de aarde te gaan. 't Was een zWak, klein iding, dat slechts met de grootste moeite door 'fc jvOlkengordijn kón drin gen. Verkleumjcl, bleek, kjwam het eindelijk be naden aan. D)e menschen konden 't haast niet eans zien, zoo weinig liald het meer van een stralend, warm, vroolijk zonnekinid. Toch hield het dapper stand len sprak hij zichzelf: „Ik ben' met Nieuwjaar meegekomen omi moed en hoop en licht te brengen en warmte aan verkilde harten; ik mag mij niet laten terugschrikken, maar o, wat zou ik graag Weer teruggaan van deze duistere, koude aarde naar Moeder Zon en de andere stralenldndeiren, bij wie het licht ©n warm en vroolijk is!" Voorzichtig gleed het zonnestraaltje tusschen id© hooge daken, der oude stad door. Nieuwjaar jvees het een zoldervenstertje in een nauw, mor sig steegje aan. „D|aar is Werk voor je! Als je ldaar bent, gaan Hvle verder. Er is vandaag nog veel te doen." Cns zonnestraalte kon slechts met moeite naar binnen gluren, zoo groezelig waren de ruitjes. Wat zag 't er onbehagelijk uit in het zolderkamertje, Waar ©en ziekelijke grootmoeder nwt haar klein dochtertje woonde. Overal zag je stof en spinna, webben in hoek-en en ook het huisraad had zeker in lang geen schoonmaakbeurt oudergaam Dle oude vrouw kg zuchtend en klagend in de donkere bedstee op den achtergrond, terwijl het 1 Jdnd mistroostig met de ellebogen onder 't hoofd aan de vervelooze tafel zat. 't Zarmestfaaitje was het eindelijk gelukt naar binnen te dringen. Nu raakt© het ©van hat haar van het kleine meisje aan en streelde haar over de wang. Verrast keek zij opeen groote blijdschap lichtte er in haar oogen, toen ze het zwakke, kleim? straaltje gewaar werd, waarvan echter des te indek i licht en warmte uitging, hoe sterker het er zich rau bewust werd, dat hier 'zijn komst wei noo- <Big was. Ons dapper zonnestraaltje glééd verder door het kamertje en, kwam zelfs tob in dé bedstee der grootmoeder. Behoedzaam kuste het hajar op da hand Die tranen kwamen het ouidje in dé oogen. „Och," zuchtte zij, „nu lean ik toch weer hoop beginnen te koesteren, nu durf ik zelfs Nieuw jaar „welkom" heoten! We 'rijn toch nog niet ge- 'heel en al verlaten ik zie nu wteer wat -licht!" j Maar wal is dat? De dobbers Gaan plots'ling op en neer En met verbaasde oogen Ziet daad'lijk elke beer, Dal hij een flinke visch vangt, Een dikken, van belang! Doch eensklaps wordt elk Bruintje Toch wel een beetje bang Drir kleine, slómme beertjes,! De broeders Birma, gaan w Ze zitten heel parmantig Al in een platte schuit Zjj gaan vandaag uit visschén; De aasbus is gevuld. Het komt dus nu in hoofdzaak Alleen neer op geduld Want och', daar trekt "de hengel Heel krachtig aaair benêen, Eu alle drie de beertjes Gaan plots'ling van de been! Zij duiklen. kopjeiouder In' 't koude, natte stojpj [Van d'eersten schjrik bekomen, Kijkt 't drietalangstig op. Wat rij 'daar zien, is vrees'lijb, Wje had dat ooit gedacht. Dat nu .op hunne plaats zit Een dikke visch, "die lacht! Ik 'denk vast: slimme beertjes, Je weet nu al de resK Zorgt maar, dat je niet toebijt Wje 't laatst lacht, lacht hef best! a«c. i aaaa&gsgga. r. tc. O PEK i 2'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1925 | | pagina 5