Schiedamsche Courant
IfM
KINDER-BLAD
Landbouw en Maatschappij.
Werkzaamheden in den
Volkstuin.
SCHIEDAMSCHE COURANT
EEN HALF DOZIJN KINDEREN.
TWEEDE BLAD
De viervoetige redder.
sn
Zaterdag 28 Februari 1925. No. 17827
GR A SLA 1ST) BEATE STING
HL
door ,Wi.
U
Fosf orzuurb emlesting: In een
voorgaand artikeltje had Ik reeds gelegen
heid er op te wijken, dat een eenvou
dige berekening van de henoodigjde hoe
veelheid plantenvoedsel niet voldoende is
om te bepalen hoeveel meststof moet wor
den uitgestrooid; dit komt vooral ook' dui
delijk uit hij de fosforzuurbemesting. Wij
berekenden, dat in een hooioogst ter
grootte van 8000 K.G. 52 K,G. fosforzuur
aanwezig In 3 baal superfosfaat Van 18 o/o
of evenveel thomasslakken van gelijk ge
halte. Deze hoeveelheden zijn in de meeste
gevallen te klein. Het fosforzuur woidt
door de plantenwortels niet gemakkelijk
opgenomen (beter Is het misschien te zeg
gen: niet gemakkelijk door de wortels ge
vonden) en het gevolg daarvan is, idat
men goed zal doen eenigen tijl een flinke
overmaat fosforzuur te geven, zoodat deze
piantenvoedende stof zich in den loop
van den tijd regelmatig door den grond
gaat verdeelen. Is dat eenmaal het geval',
dan kan men zijn fosforzuurhemesting zon
der gevaar aanmerkelijk terugbrengen. Prof.
Wagner heeft den volgenden practischen
regel opgesteld: „Men moet met de be
mesting ongeveer ;vtyf maal zooveel foofor-
zuur aanbrengen als het gewas behoeft
op een bepaalden grond". Heeft men bijv.
een stuk land, dat nog nimmer een be
mesting met kunstmest ontving] en brengt
dat land gemiddeld ongeveer 3000 K.G.
hooi op, terwijl het stak land van een
buurman op soortgelijken grond en onder
overigens gelijke omstandigheden gemiddeld
SOOO K.G. opbrengt, doordat drt land jaar
lijks flink wordt bemest, dan kan men
als volgt redeneeren:
De eigen grond brengt wjegens gebrek
aan plantenvoedsel 5000 K G. hooi te Wei
nig op. In die 5000 K.G. hooi zit 5 maal
GVef K-G. 32Va K.G. fosforzuur, nu
moet ik zooveel mest gjevèn, dat daarin
aanwezig is 5'maal 32'/.'l_ K.G. ong.
160 K.G.' fo-sforzuur, dus een hoeveelheid
van 9001000 K G. slakkenmeel of su
perfosfaat.
Bemest men de eerste drie jaren met
deze hoeveelheden kunstmest, dan is het
wel duidelijk, dat men In verloop van dien
tjjd een groot overmaat aan fosforzuur
in den grond heeft gebracht 3STu geldt
van het fosforzuur, dat het niet gemakke
lijk uitspoelt en dat het in de meeste
gronden, ondanks langer verblijf in den
bodem voor de planten get^ddcelijk op
neembaar blijft; liet is daarom dat men na
de eerste, zware bemestingen met min.-W
toe kan: Zekerheidshalve zou men het
vierde jaar 8 baal, bet vijfde jaar 7 baal
en bet zesde en volgende jaren 4—5 baal
kunnen geven. Als men dit eenige jaren
beeft gedaan, kan men zich door het
nemen van een zeer eenvoudig proefje
(bij'v. een akker de dubbele hoeveelheid
geven en de opbrengst daarvan vergelijken
met het gewoon, d. i. zwak gemeste land)
overtuigen of de voorraden nog toereikend
zijn, dan wel of het tijd wordt eens weer
een voorraadsbemesting te geven. In ieder
geval is het niet rationeel zich vast te
houden aan een bepaald recept Vele land
bouwers bemesten hun grasland jaar in
jaar uit met 8 of met 10 baal slakken of
super per jH.A, Dit is een Verkwisting;
ongestraft kan men in die gevallen sterk
op fosforzuurbemesting besparen, waardoor
men de bemestingskosten van 10 !H.A. gras
land zeker met f150 kan verminderen.
Ka Lib emesting. Wij berekenden,dat
in een hooioogst van 8000 K.G. 160 K.G.
kali aanwezig was. Hoe zwaar moet men
bemesten? Dat hangt in de eerste plaats
af van den rijkdom van den grond aan
opneembare kali verbindingen. In het alge
meen is een kleigrond veel rijker aan kali,
dan een zandgitnd; de zandgronden heb
ben dus een veel grooter behoefte aan
kaiibemesling dan kleigronden, doch dit
sluit niet uit, dat ook de kleigrond ge
brek aan kali kan krijgen. Vooral omdat
de grasworteis niet diep naar beneden
gaan, dus geen dikke grondlaag kunnen
afzoeken, bestaat er kans, dat d© kativoor-
raad, welke oorspronkelijk aanwezig was,
was, uitgeput raakt. 'Ook bij dn kali-bemes
ting dient men zich dus af to vragen,
hoeveel kan de grond van na tun a reeds
leveren en die vraag kan op soortgelijke
wijze worden beantwoord als wij boven
voor het fosforzuur beschreven. In ons
voorbeeld zou men dus kunnen aannemen,
dat in den grond voorraad, voldoende is
voor de overige 5000 R.G., d. i. 100 K.G,
kali, overeenkomend mot een kalibemes
ting van 5 baal kalizout 20 °/o of 2Vs
tot 3 baal kalizout 40 0 o. Worden deze
nieste tollen eenigen tijd voor den begni-
nenden plantengroei regelmatig over het
land gestrooid, dan kan men wel aannemen,
dat de kali vrij regelmatig door de boven
ste grondlagen is veuleeld tegen dat de
grasgreei begint. Aangezien men van deze
meststof geen vooraad in den grond
maakt van eenige beteefeeais, volgt hieruit
wel, dat men ieder jaar genoemde hoe
veelheden dient uit te strooien.
In bet bovenstaande werd alleen reke
ning gehouden met een kunstrnestbem.es-
ting. Natuurlijk kan men bet jgrasland ook
zeer goed bemesten met natuurlijke mest
stoffen, zoo als stalmest en gier. Beschikt
men over stalmest, dan kan meu als grond
slag wel ongeveer aannemen, dat in een
wagenvrachtvan 700 K.G. de volgende
hoeveelheden plantenvoedsel worden aan
gebracht: stikstof 3r/2< K.G., fosforzuur U/a
K.G en kali 4T/a K.G. Men kan nu zelf
wol berekenen of men bij zijn stalmest
nog een of andere kunstmeststof dient aan
te wenden en zoo ja, hoeveel men onge
veer zal moeten geven. Brengt men gier
over het land, dan kan men als grond
slag voor zijn berekening wel nemen, dat
m 1000 liter aanwezig zijn: 3 tot 4K.G.
stikstof en 10 tot 12 K.G. kali. Biengt
men dus ongeveer 15.000 liter .(onver-
dujnde) gier over het land, dan heeft men
voldoende hoeveelheden, stikstof en kali
aangebracht, doch dient men in de be
hoefte aan fosforzuur nog te voorzien,
door eeik kunstmestbemesüng.
Hoewel het onderwerp hiermee nog niet
is uitgeput, zullen we thans drt onder
werp laten rusten. In iedetr geval zullen
lezers van dit blad, die bdj deze artikeltjes
belang hadden, wel ©enig inzicht hebben
gekregen in de hoeveelheden plantenvoed
sel, welke zij zullen moeten gebruiken
op de bij hen in gebruik zijnde gras
landen. De keuze der fe gebruiken mest
stoffen, alsmede de tijd, waarop die mest
stoffen dienen te worden aangewend, heb
ik met opzet buiten bespreking gelaten,
omdat de beschikbare plaatsruimte een
dergelijke bespreking niet zou toelaten.
In den siertuin staan de eerste voor-
jaarsboden in vollen bloei, en melden ons,
dat het tijd wordt, om den tuin in orde
te brengen. Want spoedig zullen deze eer
ste, door vele anderen worden gevolgd, en
alleen in een goed onderhouden tuin ko
men deze bloeiende planten volkomen tot
hun recht. Alle afgestorven stoagelresterr
worden daarom afgesneden en opgeruimd.
Waar "nog vaste planten gescheuid moe
ten worden, doen we het nu spoedig.
Denk er wet aan dat, vooral van Herfst-
asteis, Ileleniums, tolidago, Phlox descus-
sata, Campanula persitifolia, en derge
lijke, de jonge planten liet mooist bloeien.
Scheur of verplant thans geen Irn, Pa
paver oriëntale, Doronicum, tax.fiaga, Pri
mula, of andere vroegbloeiers. De meest
geschikte tijd daartoe is Augustus. Derge
lijke planten scheurt of verplant men na
den bloei, en in de daarop volgende rust
periode. Wel zullen thans verplantte exem
plaren niet sterven, maar de bloei zal er
zeer onder lijden. De bedekking van enkele,
niet volkomen winterharde, vaste planten
en bolgewassen, wordt, nu strenge koude
niet meer te vreezen is, gedeeltelijk weg
genomen, of vervangen door lichter mate
riaal, waarvoor dennen, of andere takkm
kunnen dienen. Aldus handelen we' met
Gunnexa, Bocconia, Gynerium, Crfnum,
Agapanthus, Montbretia, Ixia, bol-Iris, Al-
stroemeria, enz. Tevens geve men den
gebeden siertuin een ruime bemesting,
waartoe men gebruik kan maken van stal
mest of kunstmest. Van eerstgenoemde ge-
bruike men 1 M3. per Are. Mem gebruik©
zeer oude mest, welke bijna geheel verteerd
is. Deze kan men tusschen de planten
gemakkelijk onderwerken, en waar dit niet
mogelijk is, ondexstrooien met een weinig
aarde. Van kunstmest gebraike men per
Are 8 K.G. Patentkali, 14 K.G. superfos
faat, 4K.G. zwavelzure ammoniak, of
inplaats daarvan 6 K.G. Ühi&alpeter. In
veel gevallen zal oen kalkbemesting wen-
schelijk zijn, waartoe men 30 K.G. kalk-
rnexgel kan toevoegen aan bovengenoemde
hoeveelheden. Men meste ook vooral de
gazons en de heestervakken,
Ingezonden»
Schiedam, 27 Februari.
Geachte Redacteur.
Mag ik nogmaals een plaatsje in uW blad
voor repliek aan den lieer Krediet? Rij
voorbaat dank.
Ja, edele heer Krediet, Wel kimt u ver
wachten, dat vurige kolen op uw hoofd
zouden terugkomen, ditmaal zonder pathe
tische poëzie", daar ik u niet akelig W.l
maken, [k hoop te dien opzichte dat
„poezïe" als in bet programma voorkwam,
o.a. O, Repi.a en ApotliekersLed u zuill'en
herstellen. Dit is je ware poezie. Helaas
woid ik daar akelig van!
(Maar nu terzake. U spreekt van gif, ik
hoop u aan te toonen, dat dit een misver,
stand is en als er van gif sprake is, dan
aan uw zijde. Ten eerste in do insinuatie
op de gift, die niet spontaan zou zijn ge
daan. Als u wist, welk een edrtli en rnensch-
lievend hart u hier met laster trefL, zoudt
u ziicir schamen, Wan. laat ik u zeggen, die
persoon, slaat te lroog om in onze gedachten
wisseling genoemd te worden of zclfe aan
geduid. Maar dii is waar, die persoonlijk
heid behoort tot ben van wie de linker
hand niet Weet wat de rechter doet, als
rij geven, en is een voorbeeld oor velen
Het is onedel van u, iemand er Ln te betrek,
ken, die er niets mee tc maken heeft. Be
paal u s.v.p. aliiieen tot mij, die do oorzaak
van uw ergernis ben
En nu de iWeedp onwaarheid, die een
blijk geeft van misbruik van het vertrou
wen, waarmee ik de zaak geheel in handen
gaf van hen, die zich indrongen in mijn
miiiatief: dat m'ij nu-spijt, nu ik moet
ondervinden, dait het gebruikt wordt doctf
u, beer Krediet, om mij mislukking te ver
wijten van een initiatief, dat niet eens
een daad is geworden, alleen nog in voor
bereiding was,
U weet wel, dat ik wachtte op ant
woord van den Burgemeester van Emmen
om verdere gevolgen aan mijn plan te
geven. Waarom misleidt u het publiek door
dit nu voor te stellen alsof het op niets
is uilgeloopen? U weet wel, dat de heer
v. B, W. het overnam, vóór ik gelegenheid
had tot verder gaan, en dat ik ook de cor
respondentie aarr hem overdroeg. Den dag
daarop, kwam hij nog uitdrukkelijk vra
gen, of ik niets meer in de Sek. Courant
wilde plaatsen, want dat het Rott. Nieuws
blad het aan alle bladen zou overgeven on
de zaak zou in het groot worden opgezet,
enz. Toen gaf ik alles prijs, terwifiic van
het doel, schakelde ik mijn persoon uit, heb
ik er maar niets van laten merken hoe
ruw ik er buiten gehouden ben, die toch
oorspronkelijk bet iatiatief nam, en waar
van ik lock kon verwacht hebben, de be
leefdheid eteebte, dat mij zou ter kennis
gebracht worden, boe er zou gehandeld
worden. Ik heb geen poging gedaan om geld
in te zamelenwanneer ik mijn woord geef,
vind ik bet unfair, dat niet correct te
houden.
Maar nu te kooren, dat "tinij mislukt is,
is" niet alleen laag tegenover mij, maar voor
de wereld wilt u het afe bewijs aauvae-
ren, dat geld inzamelen niet gaat, op spon
taan en eenvoudig geven gebaseeid. Dat
er een pretje moet wezen als de menschen
willen geven; O, heer Kjed.et, hoe bewijst
u hiermee, de juistheid van mijn blik op
dat deel der mensclibeid, welk ik in mijn
„pa.hetisch© poëzie" eritiseerde U stemt
die „waarheid"' toe, wellicht dat dit u ook
akelig maakte, die te liooren uiten
„Zij geeft slechts in ruil voor een avond
genot"
Ik lioo pdal de ïij'ngevoeligen onder de be
zoekers van dien avond, voelen, hoe be-
leedigend dit is voor ben, die er onder
waren, en die óók zouden gegeven hebben,
als ik met ©en lijst was gekomen. Ja, zoo
naïef ben ik Goddank nog, dai ik' vertrou
wen heli in de mensclrheid, en het goede
in hen. Ate Wij d.l goede op t oepen z\ Hen
zij wel zonder vertoon geven.
'Die dit niet Willen, wie zou het willen
ei kennen openlijk, cynisch, zooals u, heer
Krediet
U sclrrijfl, dat ik met zooveel ingenomen,
beid .dit avondje bijwoonde. Nu ben ik
genoodzaakt ook dit to verklaren. Ik kwam
uit beleefdheid, daar mijn principe gaal
legen liefdad glieidsvertoon. En u weet wel,
dat* men niet onbeleefd kan zijn door nie!
te applaudisseren of door een protest of
dergelijke. Alleen die holle „Pepita" en
,,'t Apothekertje" dat was me te machtig,
toerr kon ik niet in liet applaus meestem
men, maar dal komt zeker u,it „pathetisch"
gevoel voort.
Ik wist mets van het programma en bad
4.
men mij soms aan gebouwen, of sla ik op
straat, met Y ben ik noo.t schoon en met
K, al.ijd meer of minder diep.
Verbolgen vogels.
Ik ben nieuwsgierig!, wjo het winnen zal.
Zij laat baar ei geregeld staan.
Als ik val, kan zij he,, niet helpen.
Denk tocli aan je nieuwe jurk, Else.
Het pak is zwaar en dus zullen wij hel
samen dragen.
COMBINATIE-RAADSEL.
Eaartoe heeft men twee woorden van twee letter
grepen noodig, die'tevens zóó gekozen zijn, dat
d© eerste lettergreep van liet eerste woord met dó
tweede van liet tweede woord, en ook weer de
eerste lettergreep van liet tweede Woord met de
tweede van hoi eerste bruikbare Woorden vor-
men, b.v.:
(A) ha ren (ft)
(C) snoe ken (D)
waarajl op die Wijze Kaken en snoeven gevormd
wordt uit de oorspronkelijke woorden liaven
en snoeken
Ofschoon onze taal niet heel rijlk ls aan woor
den, die voor dit doel geschikt zijn, zullen wij
er toch eens ©en paar opgeven om er je krackllcjn
op le beproeven.
Om die opgaven wat beknopt te kunnen neer
schrijven en dus bet werk Wat te vereenvoudigen,
zullen we de lettergrepen, die gevonden moeten
worden aanduiden door A', B, C en Di, en dan
liet eerste woord door AB; liet tweede door CD
*n de daaruit gevormde woorden door AD en CB.
A' B
Ik lien een taaindijkf oude stad
Aan ©en bekenden stroom gelegen;
Erasmus was er goed bekend
En mij bij uitstek goed genegen.
C D
Eens was ik een aardsob paradijs,
Dat echter niet meer word! gevonden;
Wat treurige herinnering
Is er nog aan mijn naam vei bonden!
'A D
Jk bon een land, maar oók' een stad,
Waar 's zomers velen henen trekken,
Om er gezondheid op te doen.
Of om er hunne beurs te spekken.
C R
Ik ben nogal een nuttig dier,
Eieu schilder kan mijl moeilijk missen
lfefo je nog de vier woorden niet?
Tan zou ik mij in j'e vergissen'
28 Februari 1925.
Fen lieve, iroulwe herdershond
speurt in de sneeuw en vindt
een arme, haast bevroren vrouw
met liaar vast slapend kind.
Een zwerfster is 't zij dwaalde rond
bij sneeuw en strenge vorst
geen eten had rij, zelfs geen brood,
dan slechte een harde korst,
Die trouwe redder haalt rijn baas
nu is rij uit den nood;
niet Jang meer had 't zoo moeten rijn,
dan vond z'een wissen dood
i f,1
Nu worden beiden goed verzorgd
en komen Weldra, bij';
do bond riet 'talles kwispllend aan
en drukt zich aan hun rif.
En *t eerste Waar 'lidnd naar grijpt,
is Wel rijn ruige vacht
stil blijft het lieve dier nu staan
en houdt er trou-W de wacht.
HERMANNA.
No. 9.
VAN DE
Naar liet Engelsch van B. FISHER.
Vrij bewerkt dooi C. II.
(Vervolg).
Haar broertje knikte, zoodat Lydia naar het
meisje toe ging en haar vriendelijk vroeg:
„Zou je mij ook kannen zeggen, of de jongens
soms door ©en andere deur naar binnen gaan?"
„Het kan wel, maar hot mag niet; de jongens,
ingang is in de Koningastnuil."
„O", zei Paul, dre inlusschen ook naderbij was
gekomen, „dank je wel".
„Mogen Wij missdh.en met je meegaan, Vroeg
Lydia nu aan het meisje, terwijl zij Paul den hoek
der straat zag omslaan. „We komen vandaag voor
liet eerst op deze school on alles is natuurlijk
vreemd. Ik heet Lydia'Dane en dut zijn mijn zusjes
Kitty en Betty".
„Natuurlijk mag je met mij meegaan", antwoord
de het lange meisje met de blonde vttchton.*„Ik
heet Mm Manks en ben bijna veertien. Hoe oud
ben jij?"
„Dertien en Kitty is tien on Betty zes".
„Dan denk ik, dat je in de zevende klas zult
komen", zei Mia. „Ben je erg knap?"
„Nee, niet erg", antwoordde Lydia bescheiden,
„Ik ben nogal goed in_ geschiedenis, aardrijkskunde
en opstellen maken, "maar slecht in rekenen ©n
taal",
„Ik ben alleen goed in teekenen en zingen",
zei het andere meisje nu.
Al sprekende waren de me.sjcs naar' binnen
gegaan. Mia liep naar de kleedkamer' en Wees de
zusjes waar rij h'un mantels en muteen moesten
ophangen
In do gang liepen kinderen tusschen de (vijf
en vijftien jaar. Lydia en Küty merkten tot h'un
verwondering op, dat zij er allemaal keurig uit
zagen. Zij hadden zich dit heel anders voorgesteld.
Zij en Reity keken met groote oogen om zich heen.
HOOFDSTUK, V.
Op school.
Alle kinderen gingen nu naar h'un klas.
Een jonge onderwijzeres kwam de breede trap
af, keek om zich' heen en vroeg:
„Zijn de meisjes Dane hier ook?"
Mia gaf Lydia ©en duwtje en zei:
„Ja juffrouw gitolk, hier is Lydia Dane en dit
zijn haar zusjes."
De jonge onderwijzeres Kn.kte vriendelijk', tor-
wijl rij de kinderen aankeek.
„De jongste zal bij de kleintjes ingedeeld (wor
den" ,zei ze. „Maar jullie moeten eerst alle drie
brj juffrouw Lange komen. Ga maar mee".
Zij liep nu weer de trap op, op de hielen ge
volgd door de zusjesKitty en Betty gaven Lydia
elk een hand.
Boven gekomen, sloegen zij een zijgang in dn.
gingen een vierkant vertrek binnen, waar het
hoofd'- der meisjesschool, juffrouw Lange, achter
een groote tafel zat.
Zij was ©en flinke, maar ook vriendelijke per
soon,
„Jij bant dus Lydia Dane?" zei rij. ^Dne oud ben
je? (Dertien jaar? Dan zullen we beginnen met
jo in de zevende Idas te plaatsen. En hoe oud
zijn deze twee?"
Bij de laatste vraag had juffrouw Lange «kb
lot Ktly en Betty gewend.
„Ik ben tien, juffrouw', antwoordde Kitty, „eu
Betty is zes".
„Dan zullen we juffrouW Stoüi vragen, Betty
naar de klas van de kleintjes te brengen en zien,
of Kitty in de vierde klas mee kan komen. Ga
maar mee, meisjes".
Da meisjes werden nu elk naar Kaar ''klasse-
gebracht.
In tusschen was mevrouw Dan© haastig terugge-
loopen om Bob te zoeken. Toen rij den hóek óm.
sloeg en in de straat kwam, Waar rij eenige
oogenblikken te voren een massa jongens gezien
bad, hoopte zij den vluchteling daar te vinden. Zij
zag echter geen enkelen jongen meer-.
Angstig keek rij om zich heen, toen rij hem plot
seling ontdekte op de ballustrade van een hooge
stoep, waar hij als een ruiter te paard op zat.
„Bob," riep mevrouw Dane. „(VVat doe je daar?
.Te moet naar school met Paul".
„Ik wil niet naar die nare school", antwoordde
Bob kort en bondig, c
„Kom onmiddellijk van die stoep af', Was alles
wat mevrouw Diane op beslisten toon zei.
Bob waagde het nu toch niet, rijn moeder te
wederstreven en liet rich' zwijgend door haar maar
school brengen. Hiij moest bij meneer Hope, het
hoofd der jongensschool komen, die hem pa
©enige woorden met mevrouw Diane gewisseld te
hebben naar rijn Mas bracht
Toen het een paar minuien over twaalf Was,
Met opneming wordt geen instemming der Redactie
bedoeld. Copy wordt nimmer teruggegeven.
iife
1 1 i j ft-
4 f
t