Heer Langoor pet op on. strook mot fflja vingcis door vzijn ïood haaa\ pOf ik majoor Wallis wol eens gewon heb?" zei hij, .,Nou. Gezien en gehoord ook; hom ver leden week ,maa r al to goed gehoord. Dat zal ik niet licht vergeten''. /Wat zei hij dan?'' JH% zei, dat hij wél eons met me zou a£- reken'.en''. „Waarom Tom aarzelde even. „Ja. om de waai'hcid te zeggen) ^Natuurlijk. je moet alt'ijd de waarheid spreken''. j,Om je de waarheid te zeggen', er hingen appels over zijn muur en ze zagen ei- zoo lokker uit. Er waren er een heel© hoop, hij zou zo zéker niet missen. Ik heb er een paar geplukt „Dot was stelen, Tom'*. ,,,ï)at zei do majoor ook''. „Ik begrijp bost, dat hij zoi, dat hij mot jc af rekenen zou. Dat zou vader ook doen. Haar Tom,, zoo vreeselijk is de majoor toch n(iefc wan.., hijl heeft me gevraagd, of ik een heelen middag bij hem wil komen. Zou jij in mijn plaats gaan?'' .jNec, hoor. Ik ging nog. liever in het 'hol van een, tijger". „'.Wat een onzin, Tom". üep draaide zich om. Tom hoefde ze niet om raad to vragen. ZjiJ jgi'% weer met Doctor spelen en had nog juist tijd om oen schoone jurk aan let trekken, voor haar vader thuiskwam. ,t,Nu kin(dje", zei deze, terwijl Zij tegenover el- kam' aan, tafel zaten, „heb je al een besluit' ge nomen?" „.Ta", antwoordde het kind, „ik heb er den hooien middag over gedadht. Als 'tniet zoo warm was, zou ik er misschien1 eender moe klaar .ge weest zijn." ;,E.n, wat ben je van plan te doen?" „Ik heb eigenlijk niet veel zin om naar den majoor te gaan en Tom zou liever m het hol van oen, t'ygei gaan, maar ik Zal het toch (maar doen". ;Zoo. En waarom?" I.Omdat ik (denk;, daf do majoor me noodig .heief, ik weel, zeker, dat h'ij Zich erg verveelt". .i.Goed' ze, do dokter, ik zal er je 'morgen, om eon uur of drie heen rijden". „En wanneer komt u mij dan weer halen. Vader"? ,„0m vijl uur. is dat goed?" JlPet is vel heel lang maar Jtk zal het toch wel uithouden", antwoordde zij. Hoewel on,ze Bcp zulke flinke, plannen lmd ont- door C. E. DE L1LLE ROCiERWAARD'. (Heer Langoor van de Ha zen wei Gaat deftig aangekleed Eens wandTen ia het zonnetje. Zooals hij dikwijls deed. Nieuwsgierig blijlt Rij plots'lin'g slaan, "Wat 'sdat voor ding? En denkt: Een doos? Een berg' Ziou 'thinu'ren ,als 'k Op onderzoeking ging? Zijn wandelstok steekt hij ©r in; Juist heeft hij dit gedaan Of Joris Pluim, zijn achterneef, Komt hcél verschrikt eg aan,. Hou op neef Langoor gilt nu Pluim, 1 Je maakt de bijen' hoos Wat, bijen,, zegt heer Langoor dan. Reef Pluim, het is een doos.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1926 | | pagina 9