Waarom de maand Febr.
zoo kort is.
Feestjurk.
..Moeder is ziefc*', Tine keek bedrukt.
„Och ja? Al lang?"
j,Den heelen winter is moeder ziek geweest
en nog is ze niet beter".
Dat vond Jopie verschrikkelijk. Als haar moesje
een of twee dagen ziek was. wist ze al niet wat
ze doen moest van narigheid. En np Tine's moeder
zooveel maanden achter elkaar.
„Ja zie je", begon Tine nu op eens vertrou
welijk. «Moedig maakt onze kleerca zelf en door
dat zo zoolang ziek is geweest, kon ze ons zo-
mergoed niet op tijd klaar bobben Misschien
is volgende week mijn jurk af en dan mag ik mis
schien wel bij je op visite komen. Moeder zit
nu eiken dag weer een paar uurtjes op en dan
naait ze"'.
..O zei Jopie zachtjes en ze dacht aan wat
moes gezegd had over de reden, die er voor kon
wezen. k
..UeSt'' zei ze toen hardop, met opgewekte slem,
„de volgende week dan, en Tine weet je wat,
kom dan op Zondag en blijf den heeton dag. Zal
je 'tvragen? Xiet vergeten hoor. Tine".
„Xecn. jiieen, vast niet. 'kVintd het veel te fijn
en moeder zal ook zoo bijl zijn voor mij'', riep
Tine en stapte daarop vrooiij'k naar huis.
.'Aloes'', zei Jopie dien dag tegen haar moeder;
„nu weet ik 't.van de winterjurk; 'tis niets geen
gekke reden en Tine is wat ilink, dat ze er nooit
over heeft gezeurd. Zoo zou ik liet geweest zijn''.
En toen vertelde ze moeder alles.
HERMAXXA.
Een Eieenseh sprookje.
Tadertje Tijd gaf eens eon gioot feest waai op
h'ij al zijn kindeien, klein- en achterkleinkinderen
uitnoodigde. Allen nemen dc uituoodiging aan. en
stipt op het door den Tijd aangegeven uur kwamen
't a liereerste de Eeuwen, groot#, flinke grijsaards
met lange, witte baarden.
■/k'fheet u welkom, mijn kinderen", zoo sprak
de Ti/cl hen aan. .,'t Verheugt me, u allen zoo flink
en krachtig to zien".
Terwijl de Tijd zoo tot de Eeuwen sprak, ver
schenen de Jaren. Zij kwamen als sehoone, jonge
vrouwen en brachten ieder vier kameniers mede,
de Jaargetijden. Vrcolijk riepen zij den Tijd toe;
vTLier zijn we. grootvader. We zijn verheugd dat
u ons uitnoodigde. Veel moeite zult ge niet Tan
ons hebben, want zooals u ziet. hebben wij onze
vier kameniers, de Jaaigelijden. meegebracht, om
ons te dienen
.;Dat weet ik, mijn kleinkinderen, dat weet ik",
sprak vriendelijk de Tijd. „En vee! meer last zul
len. mij de rakkers geven, die ik reeds van verre
kan hooren aankomen". Lachend wees daarbij' 'de
Tijd op twaalf stevige knapca, die juist eenigszins
luidruchtig de feestzaal binnenkwamen.
't Waren de Maanden'. Ze geleken wel iets op
elkander, doch ze droegen alk andere Moeren.
De eenc droeg een pelsjas cn; had eea ijsmuts op,,
een ander had een aardig wit pakje aan, die
-weer een jasje van viooltjes of lelietjes van' dalen,
één weer van de fijifste rozen, één van versch
gemaaid, heerlijk geurend hooi, één met druiven
of andere vruchten behangen, kortom allen gek
ken op elkaar en toch waren zij niet hetzelfde.
Juichend waren zij alle twaalf op den Tijd toege
sneld roepende: .."O, wat vinden we het toch fijn,
dat ook wij op uw feestmaal mochten komen".
„En wat krijgen we voor lekkers te eten, over
grootvadervroeg één der hrutaalsten.
Dagen, beste jongen, heerlijke Dagen", was het
vrierrd eiijke a ntw oo rd
„En mogen we daarvan zooveel eten a's we
lusten, overgrootvader?" vroeg een tweede.
1 .'.Zooveel je kunt", antwoordde weer dc Tijd.
Met groot gejuich werden dan ook weor de
Dagen, toen deze werden opgediend begroet. Eerst
mochten daarvan de Eeuwenj eten, 'zooveel ze
maar konden, toen, dc Jaren, en daarna do Maanden
„Kijk die Eeuwen toch eens schrokken", fluis
terde de Maanden tot elkanjlcr. „.Te begrijpt niet,
hoe ze zooveel kunnen verslinden
't Was waar. wat de Maanden zeiden. Do
Eeuwen verslonden, gewoon een onnoemlijk annla!
Dagen. zoovceJ. dat c-ok de Jaren dachten dal er
niets voor hen zou overblijven'. En toen nu de
Eeuwen genoeg Dasen, hadden opgeschrokt, be
gonnen de Jaren hun maaltijd.
„Ik hoop, dat zij niet zooveel verslinden", fluis
terden weer de Maanden tot elkaar, j
,,Xu. zoo heel veel dage'n aten de Jaren dan
ook niet. Allen aten zij 305 Dagen. Meer kondea zij
niet verdragen, zeiden zij*.
Veel was er dus reeds van de Dagen geicten
en nog waren er een groot aantal voor de Maan
den overgebleven.
„Xu zulten wij eens ons best -doen", begon
Januari de eerste. ,.Xu zullen wij' alle Dagen
schoon opeten".
.Maar ach. Januari kon niet meer dan 31 Dagen
op. En Maart dezelfde hoeveelheid. April had
reeds genoeg aan 30 Dagen. Ook Juni, September
en Xovember hadden met *30 stuks hun honger
reeds gestild. En 31 konden, alleen nog worden
veroibera" door Mei. Juli, Augustus. October en
December. En Februari, die eerst had gedacht
het meeste te kunnen eten van hen allen, kon
er slechts 2S op. Met den 29sten Dag in zijn handen
liep .hij toen naar den Tijd ea vroeg hem: ,.0re>*-
grootvader ik kan nu niict meer opeten dan "2S
Dagen. Mag ik dezen Dag in, mijn zak stoppen en
bewaren, totdat ik weer honger krijg?"
„Welzeker, mijn jongenj'. sprak goedig de Tijd.
„Xecm hem maar mee, hoor".
Dit deed nu Februari. En op een dag, toen ze
neer op een feestmaal, dat de Tijd gaf. waren
uitgenoodigd, dit was vier jaren later, at Februari
den Dag op. dien bijt gil dien, tijd had bewaard.
En zoo bleet' liet voortaan gaan- op ieder jaaj-lijksch
feestmaal, dat, om dc vier jaar Februari 29 Dagen
at. en de overige jaren slechts 28 Dagen;. „Dan
had hij minder honger", zegt hot sprookje. Doch
de ware reden dat Februari alleen om de vier
jaren '29 Dagen heeft en üe overige jaren slechls
28. die weten jullie natuurlijk ook wel, nietwaar?
TAXIE JOH.
(Xtiverteldj.
Moedertje, ben je aan 't naaien,
Xaai je een jurkje voor mij?
Een jurkje voor je verjaardag.
Ga je 't borduren met zij?