altijd niet kunt opstaan'', zei zij liefdevol in zich
zelf, terwijl zij de mooiste boeken met de fraaiste
platen voor haar zoontje uitzocht.
Mevrouw Lovell had Alfred in eenige dagen
niet gezien en zij verheugde zich even hard op
do Kerstviering met hem, als hij 'dit deed. Zij was
met Sara naar Tvafferby geweest, om te zien, wat
erop de 1 .avcndelhut noodig was, ten einde haar
te kunnen betrekken, zoodra Alfred sterk gen'oeg
zou zijn om naar het dorpje bij do korenvelden
en de rotsen aan de zee te gaan.
Maai- nu was zij weer in Londen terug en ver
langde 'Zij vurig naar haar jongen. Terwijl sdj be
laden met pakjes weer op straat liep. herinnerde
zij Vicli plotseling het bedje in den hoek, dat zij
altijd Voorbijging, als zij naar Alfred ging. Een
klein meisje met een verbonden hoofdje en oen
eveneens verbonden arm lag er in zonder zich
te bewegen. Zij had oen mager, donker-getinl ge
zichtje en twee bruine oogen, die echter meestal
gesloten waren.
Mevrouw Lovell had medelijden met het arme
ding en stelde veel belang in linar. Op haar her
haalde vragen had de zaalzuster altijd het hoofd
geschud on geantwoord, dat zij1 nog niets anders
omtrent hot meisje vernomen had. Niemand kwam
haar opeischen en zij zelve kon niet de minste
inlichting geven. Zij scheen alles zelfs haar
eigen achternaam vergeten te hebben. Haar
hoofkl luid erg door den val geleden,, en zij wist
alleen te yerteSeu, dat zij Juanita heette.
Terwijl mevrouw Lovell dien, middag de ueur
van het groote ziekenhuis binnenging, vroeg zijf
zich af, of nu, den dag vóór Kerstmis, Jnanita daar
ook zoo eenzaam feil verlaten zou liggen en er nie
mand zijn zou, die haar een verrassing bracht. Zij
verlangde er b'ijina even hard naar, bet meisje glim
lachend >ovcr een boek gebogen to zien, als zij
dit van haar eigen jongen deed.
Terwijl zij in de lift stapte en over de lange
gang naar de kinderzaal liep, kon zij' duidelijk zien',
dat het 'Kerstfeest met rassche schreden naderde.
Overal hingen hulst en maretak, roode klokken en
linten. Morgen zou er een Kerstboom zijnj.
Een heerlijke verrassing wachtte mevrouw Lo
vell, want daar. hij de deur van zijn kamertje
stond Alfred. Ilij "zag er nog bleek en mager uit,
maar hij had slechts in één hand een stok. Zijn.
krukken had h'ij niet meer noodig en de zuster
zou zo geven aan «en jongern, wiens boenen er veel
erger aan toe waren .dan die van Alfred. Tinnen
enkele weken zou hij in staat zajn le loopenf,, al
zon hij in jhet begin dan ook nog wat trekken,
met één heen. Maar ook dat zou overgaan.
Toen zijn moeder hem zag, werd haar hart
van vreugde vervuld en zij vergat het kleine Itali-
aansche meisje in ile aangrenzenide zaal heelenmal.
Zij snelde naar haar jongen toe en' liet haar
pakjes op don grond vallen, terwijl zij Alfred om
helsde. Zij lachte en scheide tegelijk.
Maar hij was het en hij deed liet met trots
die de pakjes voor haar opraapte, door de kamer
strompelde en er in slaagde een stoel voor haar
h'ij het vuur te schuiven. Het was net, alsof
Alfred plotseling een heel andere jongen' geworden
was. De gemelijke uitdrukking op zijn gezicht was
geheel verdwenen. Die groote verandering in, zijn
uiterlijk kwam niet alleen, doordat hij een begin
gemaakt had met loopen. Er moest nog iets anders
gebeurd zijn.
Mevrouw Lovell vroeg er echter niet naar. Zij
wist, als zij wachtte, hij het haar uit zichzelf
vertellen zou. Zij maakte dus het groote pak open
en Alfred keek verrast naar fle boeken en puzzles,
de legkaarten en andere schatten, die hem dea
tijd moesten korten, totdat het eindelijk voorjaar
zou zijn.
Toen hij alles bekeken had, behalve do boeken,
welke zijn moeder dien morgen gekocht had, word
Alfred plotseling ernstig.
?,Zeg Moeder", zei hij „na gisteren heb ik met
do Zuster door twee zalen geloopen".
Dat was prettig", antwoordde zijn moeder.
„Prettig en niet prettig. Ik wist niet,
dat er zoo veel mcnschen waren, die niemand heb
ben om hen op to zoeken en 01.1 van' hen
te houden. In een bedje lag een klein jongetje,
ltet was door zijn vader geslagen, toen deze dron
ken was. Is dat niet vreeselijk, moeder?"
„la, ontzettend", zei mevrouw Lovell treurig.
„En jnoeder, ik ik mag dan geen goede
beenen hebben, ik hdb een goed hoofd en' als
ik later groot ben, zal ik voor al die ongelnkkigen
opkomen oni hen to helpen. Ik zal erg mijn best
doen mot leeren en wie weet of Ik dan geenl
Lid van het Parlement kan worden".
1 „Zeker. Alfred", zei zijn moeder. „En ik zal
dan reden hebben trotsch op je te zijn'.
Alfred keek peinzend in het vuur.
„'Als jo uitgevonden hebt, dat je hoofd meer
waard is dan je beenen, Alfred", ging mevrouw
Loveli voort, „heb je een goetlo ontdekking ge
daan in het Ziekenhuis". i
1 „Maar ik heb nog iets anders ontdekt, moeder,"
zei Alfred nu weer. „En ik heb haar gezegd, dat
i'k het u vragen zou, zo is even goed als een zusje,
wat een aardig zusje. Ze kent Italiaansch, maar
sprak altijd Engelscli met haar moeder. Maar
is het niet gek, dat rij zich heelomaal geen namen
herinneren kan en zelfs niet eens weet, waar zij
vandaan komt? Het kwam natuurlijk door de aan
rijding. Ik heb haar verield dat het Venetië was,
waarover ze sprak, toen ze mij beschreef, waar
ze gewoond had".
„Over wie heb je het toch, jongen?" vroeg
mevrouw Lovell verwonderd.
„O, ik vergat heelenmal, dat u er nog niets van
weet", zei Alfred nu. „Ik lieb het over Juanita,
liet italiaansche .meisje, dat in hot bed naast de
deur ligt. Zij kan eindelijk weer spreken en bet
was, terwijl ik met haar praatte, dat ik voor het
eerst daclit over alle kinderen, die geen moeder
meer hebben. Itaar eenige bloedverwant is veel,
A'eel knorriger dan oom Dunstane".
,',Stil Alfred", zei zijn moeder nu. „Oom Dun
stane bedoelt het goed met ons heiden".
„Ik kan niet van hem houden. Moeder. Maar
luistert u eens. Juanita woonde in een oud kas
teel boven op een prachtigen heuvel. Haar vader
is in denio orlog gesneuveld. Er was een oude
gouverneur, die .haar les g'af en zijl noemt hem
Padre*) maar zij kan zich zijn eigenlijken naam
niet herinneren, evenfmin als zij haar eigen achter
naam noemen kan.
Verder was er iemand, die heel onaardig tegen
haar was, al weet zij ook niet meer, wie dat was.
Z'ij ging naar Venetië. Ilaar moeder werd steeds
zieker en stierf eindelijk. Er was een vriendelijke
knecht, die op het kasteel gediend had en hij
ging imet don Padro mee; jdj zag "geen van beiden
ooit terug. Zij denkt dat zij weggezonden werden,
Vader. I