KINDERIBLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
TANTE FRANS
No, 9. Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 5 Maart 1927
VAN DE
Kaar hot Engelsch van E.'ENOCK.
'Beknopt bewerkt door
C. E. DE LILLE liOGERWAARD.
6)
HOOFDSTUK IX.
Do tnnn cl.
Tom was al heol spoedig gewond iu zijn niieuwe
omgeving, 'maar die omgeving was neg miefc
zoo gauw gowond aan hem. De jongenj was nJ. een
vrceselijke bengel en voeitle steeds kaltekwaad uit.
Nu eens dreef bij een kuikentje ia bet water, onulat
„het evengoe! moest loeren zwemmen afc. de
jonge eendjes", dan weer verstopte bi) allerlei
dingen, die «uijfc Fraufc of de amicten juist noo-
dig hadden.
Hij scheen al even ongevoelig te zijgf voor een
vriendelijk woord als voor straf, zoodat hij voral
tante Frans, wier geduld onuitputtelijk bleek lo
zijn, veel unoeite gaf.
Op zekeren dag hoorde lnj Bob en dob met dp
meisjes praten over een tunnel, die zich op eeni-
gen afstand van Beverode bevond en wa.nin bet
heolemaal donker was.
Niemand lotto op den jongen,', die geheel \enliepl
in 'zijn prentenboek scheen te zijn, maar toch
alles, wat de grooteren zeiden, in zich opgeno
men had. hi dit oogenbük vormde hij liet plan)
de tunnel eens to gaan, verkennen.
Niet 'zoodra zag hij de kans daartoe schoon,
of hij maakte zich haastig uit de voeten, vlug tien
weg inslaand, tlien hij ui^ het gesprok van1 zijn
neefjes en nichtjes begrepen' had, dat naar do-
tunnel leidde.
Na een tijdje vroeg Wij' aan een boerenvrouw
verder den weg.
,,0, maar daar moet je niet heengaan", riep
de vrouw verschrikt uit. ,,'tls er vee te gevaar
lijk. De treintjes van en naar de mijnen rijden
door de 'tunnel en 't is er zóó smal, dat je in.iett
kunt uitwijken, als er een trein' aankomt".
Tom, die een ondeugend jointgetje was, wilde
er nu juist naar toe gaan en vervolgde op goed
geluk af zijn weg, die weldra bleek de juiste
te zijn.
Infussehen had tante Franrs den 'kleinen jongen
plotseling gemist.
„Waar is Tom?" vroeg zij veischrikt.
,,lk heb hem Istraks naar buiten zien loopenj,
toen wij over de tunnel spraken!", antwoordde
Puck.
„Welken kunt is hij uitgegaan''" vroeg tante
Frans nu.
,,Dieri kant", zei Putik, terwijl zijf iu de richting
der tunnel wees.
.,11 aar dan 1o, als hij maar niet naar do
tunnel is".' riep tante Frans uit, haastig naar bui
ten loopend en op de hielen gevolgd door Puck,
Bob, .lob en Fectje.
„Tom. Tom mio, Tom. riep zij luid.
Nergens ontdekte zij echter ecu spoor van den
kleinen jongen,, tot zij eindelijk na een kromming
van den weg in de^erte eera klein figuurtje ont
waarde.
Zij riep nu nog harder. Alien riepen maa: da
deugniet scheen niets te hooren,.
Jan, (p koetsier, die het gezelschap gevolgd
was, riep eveneens uit alle inachL, maar ook dit
mocht niet baten.
Reeds naderde Tom de gevaailijke tunnel.
Bij den ingang ston|den oenige leege karretjes
en op koiLen afstand lagen groote hoojien rommel.
Daar waien vier of vijf mannen bezig oen wagen
te vullen. Tom zorgde wel dat in» hun niet onder
de oogen kwam. Buiten adem liep bij hu lussehen
de rails door de tunnel in, vroojijk lachend om liet
geluid van zijn voetstappen, dal als eenj echo
weerklonk.
Daar hooide bij plotseling iemand roepen;
„Tom. Tom mie. Kom terug. Kom tooti da
delijk bij tante Frans terug".
O, wat sprak er een angst uit do stem. Zelfs
Tom hoorde dat.
De ingang van de tunnel leek nu net een
nauw gat.
„lloe ben ik door Ttat kleine gaatje hier in ge
komen?" vroeg hij zichzelf veiwondewl af. „O,
nu is hel lieelemaal weg".
Op dit oiogeublik stond tante Franis in de opening
en versjierde die geheel.
Ook zij was buiten adem en bad don werklieden
gevraagd of zij ook een kfein jongetje gezien had
den. Het antwoord luidde ontkennend'.
„Als liij "in do tunnel is, konit hij' er biet levend
uit", zei één hunner. „Minfnein een paar minuten
komt er een treintje".
Tante Frans slceg de handen van schrik in
elkaar.
„"Almachtige God, help mij", bad zijf luid.
Zij (holde naar de tunnel en de man, die haa,r
geantwoord had, rende haar achterna.
„Haar u gaat er toch niet in?" riep hij ont
zet uit.
„Ik moet", antwoordde zij Vast besloten, tei
wijl zij op de kleine voetstappen op den grand
wees. r i I