Een hond die een bood
schap deed.
Uitvindingen.
Maar 'tis er z^ó nauw, dat or goon Ireïntjo
jarigs n 'licou Stan gaan', u word l verpletterd", riep
hij haai' nog mi. flot was echter aan doovemanjs
ooreii gezegd. Tante Frans, stoeds luid ,.Toin. Tom
mie"', roepend, had haar gevaarlijk ereis aange
vangen.
Tom vroeg zich verwonderd af. waar het kleihc-
gautje", waardoor hg la de tunnel was gekomen,,
toch gebleven zou zijn. Ook begreep hij (lat hij maar
tante Frans tertio moest. Haar smeekeade slem
had zijn hartje geroerd en voor het eerst kwam
de gedachte aan gevaar hij hem op.
„Ik zal teruggaan"', dacht hij en luid riep hij nu-,
„Ik kom. tante Frans, ik kom"'.
I>e schrille toon, waarop deze woorden genii
.werden, klonk tante Franb als muziek in de ooren.
Zij kon niet heelemaal rechtop staan, de tunnel
was te laag en zij kwam dus langzaam vooruit. iS
woorden van Tom schenen, echter vleugelen aan
haar voeten te geven en zij zotte dapper door,
Plotseling verkondigde een drpuneml geluid dat.
het gevveesde treintje in aanltvhl as. Tante Frans
werd ijskoud. Wat zou er gebeuren, als v.ij don in
gang niet met Tom bereiken kon"? Alleen
zou zij er in slagen, maar die gedachte kwam
zelfs niet hij haar op.
Op de plek. waar zij stond, was een kuil. Door
de duisternis was zij er bijna in gevallen'.
.,Tom'\ riep zij opnieuw.
Op dit oogenblik scheen Tom als verlamd van
schrik door het geluid van het naderend treintje.
Het was hem niet mogelijk ook maar een stap te
do-en. Tante Frans liep zoo hard zij kop', greep liern
eindelijk en tro-k heni mee thing.
Tom sloeg zijn armen om haar hals. Haastig legde
zij hem in den kuil en wierp zichzelf beschermend
over hem heen.
lutusschen hadden Jan' en de kinderen don in
gang der tunnel bereikt.
,,Ze is den kleinen joa'gen achterna geloopen"'.
zei Daan Pond, de werkman, die met. tante Frans
gesproken had.
'Allen waren doodsbleek.
,,lk hoor het treintje al'', zei de man weer. ,.Laat
de kinderen naar huis gaani, dan kunnen wij
Geen der jeugdige J tamers wilcle daarvan ook
maar iets weten. 1
Puck zei
,,'tls onze tante Frans en, wij Inoefen haar
helpen''.
In het volgend oogenblik kwam liet treintje, dat
slechts uit een paar karretjes bestond, uit de "tun.
nel. Op korten afstand daarvan' bleef het stilstaan.
Komen er vooreerst nog meer?" vroeg Daan
Pond.
,,ln de eerste twee uur niet", luidde het ant
woord.
Er werden nu lantaarns meegenomen en het was
een droevige optocht, welke de tunnel injging, de
mannen voorop, gevolgd door de kinderen, die
niet te bewegen waren geweest buiten' de tunnel
te blijven wachten.
Eindelijk, ontdekten zij taa'te Frans, die het be
wustzijn verloren had. Ook Tom was buiten kenlais,
doch hij had de armen nog om den hals van, 'zijn
tante geslagen. ïlij was ongedeerd, maar een', hevig
bloedende wond aan het achterhoofd vanj tante
Frans wees de plaats aan, waar zij door de wa
gentjes getroffen was.
De mannen tilden tante Frans voorzichtig op.
Puck en de tweelingen drogen, Tom
Vlak bij "Beverode kwamen zijden dokter tegen om
onder zijn leiding werd tanLc Frans naar luat ge
bracht.
Kr olgde een tijd van angstig wachten. Een
tweede geneesheer werd gehaald, die nu mol zijn
collega in jfc ziekenkamer was.
Tom was weer bijgekomen en naar bed gebracht,
waar Peetje hij hem zat. i
Puck on de jongens waren, In de zitkamer. Plot-
seling zei Bob:
,,Als tante Frans niet beter wordt, kijk ik Tom
niet meer aan".
„Ik, ik dacht straks ook, dat ik nooit meer le
gen hem spreken zou, zei thick, „maar tante
Frons zou dat niet goed vinden', geloof ik".
'Allen keken ernstig.
(Wordt vervolgd).
Er was eens eeu mooie Newfoundlander, een al.
leraardigste hond. Hij droeg een halsband, waarin
gegraveerd stond
„lk ben Dinda, de hond van dan Parker",
iedereen kende hem dus en wist. wie zijn baa=
was.
Hef volgende kunstje werd bijna dagelijks ver
toond. Men legde een halven stuiver op zijn; nou?*,
Dinda wierp het geldstuk dan omhoog en ving liet
met zijn bek weer op. Veivolgens rende iiiji met
den li,alveif stuiver nog altijd in zijn bek naar
een bakkerswinkel, waar men hem een broodje
voer zijn geld gaf.
Op zekeren morgen ging de hond weer maai
den winkel, maar geen bakker of bakkersjuffrouw
was daar te bekennen. OoniiifjB tijd bleet lui
geduldig staan wachten, maar ioea hij eindelijk
zijn geduld verloor eou hond is evenmin een
engel als een measch, logde hij zijii voorpootoa
op de toonbank en keek ft -eöns rond, X'oodia juf
een broodje zag, dat naar zijn opvatting oen) halvea
stuiver kostte, legde hij he. geldstukje op de toon
bank, nam het broodje in zijn bek en) ging den
winkel weer uit-
Iedereen die 't zij korter of langer een
treinreis maakt, moet James Watt dankbaar zijn.
James Watt was immers de jongen, die op ze
keren dag een ketel met kokend water opmerkzaam
gadesloeg en daarbij opmerkte, dat de stooin het
Jksel 'steeds op en neer deed gaan.
,,Als een klein beetje stoom zóóveel kracht
heeft", dadit hij, ,'z.aJ oen massa stoom in staat
zijn, veel grooter en zwaarder voorworpen to ver
plaatsen1'.
En "James jWatt had gelijk.
Toen hij ouder werd, vervaardigde liij' allerlei
machines, die door stoom gedreven weiden en
allerlei nuttig werk van uitoenloopioniden aard ver
richtten.
James Watt was echter niet degene, die de
spoorlooonrotief uitvond. Dat deed na zijn dóód
George Stephenson.
Toen tie menschen voor het eerst hooiden', dat
Stephenson een locomotief wilde makonf, die eon