HOE INEKE DEN PRIJS WON. wacht. Hij sprong op, greep de roeispaan en gaf 'de Zeemeeuw een duw in d-e andere richting. Het kleine bootje was ongedeerd de baai binnien.- geloopen! HOOFDSTUK Y. Op een onbewoond eiland. „Zijn we nu veilig Joke?" waagde Elly het ein delijk te fluisteren. „Zijn we nu werkelijk aan den anderen kanjt van the vreeselijke rotsen?1' „Ja, lieverd", antwoorde Joke. „Goddank zijn wij aan het grootste gavaar ontsnapt". £n zich tpt haar broertje wendend, gin'g szij voort: vLaat ik je nu helpen roeien, Fer". „Goed. Necrn jij dan de goede "spaan, liet is een heele verademing, weer in kalm water te zijif®? Dit was echter slechts betrekkelijk. Onder nor male omstandigheden zou Ferdinand het water in do haai zeker niet kalm hebben genoemd ca terwijl do kinderen do kust naderden, zagen zij, dat zij ook daar met de branding le kampen zouden hebben. Ferdinand zei na een, tijdje: „Ik zal liet ééne eind van het touw, dat om het middel van Elly en van mij zit, oin mijn kist met timmergereedschap binden als tegenwicht en' dat eerst op do kust werpen. Daarna rnaak ik ons touw ook dat van jullie vast. Joke, zoodat wo alle vier niet alleen met elkaar, maar ook met het touw aan do timmerkist verbonden zijn. Op het oogenhlik, dat ik otan land stap, zal ik mij op den grond werpen 0111 do naar zee terugrollende golven, weer stand te bieden. Dat moet jij ook doen, 'Joke. We worden in geen geval ver inj zee .getrokken, ids wo dat doen. Zoodra de golf teruggerold is, moe ten we opspringen en! vlug tegen do kust oplaoperV. (Wordt mrvolyd). „Kinderen", zei moeder op een mooien dag in de zomervaoaritie. „ik looi' oen prijs van een kwartje uit voor dengene van jullie, die ontdekt! waar de gespikkelde hen liaar nest gemaakt heeft. De zie haar nergens in de buurt en zou graag willen weien, waar zij gebleven is". Kleine Ineke sperde haar béide oogjes wijd open. Een kwartje. Dat was juist het bedrag, waarnaar zij sinds gistermorgen zoo vurig ver langd had. E11 nu had zij plotseling een kans om het te verdienen. O, als zij de gespikkelde hen maar vinden kon. In, elk geval kon zij het pro- becren. Wal liioke met het kwartje doen wilde? Ik zal bel jullie maar dadelijk vertellen, lten vorigea dag had zij op haar ééntje het weggetje tussdien de weilanden door geloopen, zooals zij altijd zoo graag deed, en was daarbij een klein haveloos gekleed jongetje tegengekomen, dat diep bedroefd snikte. Nu Itad Ineke 'een heel medelijdend hartje en: het deed haar werkelijk VenlriW, als zij 'zag, dat iemand bedroefd was. Zij zei daarom legen den armen jongen: „Wat schoeit er aan? Vertel me alsjebliidft, waarom je zoo huilt".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9