KINDER-BLAD SCHIEDAMSCHE COURANT Met z'n vieren op éen eiland. No. 33. Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 20 Aug. 1927 VAN DE Naar het Engelsoh van L. T. MEiAdE Beknopt beweikt door C. E. DjE- LILLE HOGERWLAARD. Ferdinand li-ep? Leen en weer en zorgde, dat het vuur niet uitging. Paar er echter geen onraad te bespeuren was, had hij alle moeite wakker to Mij!, vermande hij zich echterhij moost wakker blij ven en begon nu hard heen en weer te loepen in plaats van dit zacht te doen. Voor «enige minu ten hielp dit werkelijk, maar daarna ronde hij weer als in een 'droo-in. Zijn voeten waren nagenoeg zonder gevoel en (hij was zich slechts van één 'ding bewust, n.I. dat bij een razende behoefte aan slaap had. Joke, die op hfaar bard hoofdkussen sliep: met Pij en 'pony tegen zich aan, wist niet welke ont zettende kwellingen baar broertje in die oogen- blikken 'doorstond. „O, als ik maar wat koud water had om mijn hoofd in te dompelen", zei hij binnensmonds. „Hoe lang slapten ze nu al? Zeyker al heel lang. Ze zijn om negen uur gaan slapen van negen tot twee uur is vijf uur.Het zal nu al lang over twaalven zijn. Ik moet (het dus nog anderhalf uur uithouden". Hij keek op 'zijn horloge, nog een geschenk van zijn grootvader, waarop hij altijd heel Irotsoh was geweest, maar op dit oogenblik "had hij het wel op den grond kunnen slingeren, wanjt het was niet later dan kwart vóór elf» Hoe zou hij ooit de overblijvende drie uur en een kwartier wakker kunnen blijven? Geheel onverwachts kwam er echter verandering in den toestand. Hij. zag plotseling iets, dat bot bloed in zijn aderen deed verstijven iets 'dat over 'den grond kroop. Op eenigen afstand bleef het stilstaan. Het (flitste op eens door Ferdinand's brein, dat het een landkrab moest zijn, een afstoo- telijk dier, da"t hij wel eens afgebeeld .gezien had. Eén landkrab? (Neen, er waren er plotseling.veel meter „Ik hen nu heelemaal wakker en heb niet den minsten lust te gaan slapen", 'dacht Ferdinand. „Ik moet die ondieren op een afstand houden. Ze komen al naar Joke toe". Hij greep nu een lang stuk hout en sloeg er zonder veel moeito een dood. Die anderen maakten eensklaps rechtsomkeert. In den tijd, dien Ferdinand nog 'de wacht moest houden, bleef hij goed opletten. Tweemaal had een landkrab liet gewaagd naderbij le komen, maar ook tweemaal had hij den indringer verjaagd. Hoe zou Joke deze monsters op een afstand kunnen houden? Maar hoe zou hij nog langer kunnen waken 1 Ferdinand was het nog niet met zichzelf eens, of liij zijn zusje wakker zou maken of niet, toen zij plotseling do oogen opsloeg en vroeg: „Is het twee uur, For?" Pie arme jongen kon niet nalaten verheugd uit te roepen: „O Joke, wat een uitkomst, dat je uit jezelf wakker wrordt. Maar hoe wist je, dat het juist tijd was?" i Joke lachte vroolijk en antwoordde: „Ik kan altijd wakker worden, wanneer ik wil, als ik er maar aan denk, vöór ik inslaap. Ga jij nu 'liggen, Fer, en slaap als een os. Ik ben weer heelemaal opgefrischt". 1 „Jo bent een dappere meid Joke", zei Fer, uit den grond van zijn hart. „Maai* maar „Wat valt er te maren?" „Gil niet en maak de kleintjes niet wakker, maar kijk eens achter je". Joke deed dit en hoewel zij een dapper meisje meisje voor haar leeftijd was, uitte zij toch oen gesmoorden kreet hij het zien van een krab. „Zo zien er griezelig uit, maar zijn niet ge vaarlijk, als je ten minste wakker bent", zei Fer dinand. „Je kunt ze gemakkelijk doodslaan". „Goed. Ga jij nu slapen. Jo ziet zoo wit als een doek. Ik zal die beesten wel op een af stand houden". Ferdinand stribbelde nog wat togen, maar zijn zusje zei „Je moet gaan slapten, Fer. Als je het niet doet, zal je zieker ziek worden en wio moet ons dan beschermen? Dan moet ik immers toöh waken. Ivom, ga nu 'liggen. Ik beloof je, dat ik je wakker zal maken ,als ik het niet langer alleen aan kan". Ferdinand was jtie moe, om nog langer tegen te stribbelen en een oogenblik later reeds onden zeil Twee keer sloeg Joke met haar stok naar een monster. Het eerste was onmiddellijk dood en het tweede ging op de vlucht, Zoodra bet licht begon te worden, zag zij echter niets meer. Slet angst daclit Joke er over na, waaruit hun ontbijt zou bestaan. „Misschien is er wel viscih", hield zij ,z|ic!h- zelve voor. i Even na zessen maakte zij Tony wakker en zei hem, onmiddellijk Ferdinand te roepen, zoodra er een landkrab of eonig ander onheil naderde. Daarna begon zij haar ontdekkingsreis. Om «iet geheel ongewapend to zijn, nam zij een stok mee. De picnick.mand bevatte nog een keteltje en een

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 8