metalen theepot die beide gebruikt waren op
den dag van de picnick vier kopjes, twee
borden, een paar massieve vorken, een grooten
'email schotel met rand, een potje, waarin nog
wat boter was, een ander met jam, liet theebusje
dat gelukkig nog heel wat thee bevatte, wat sok
jes van koekjes en eindelijk de flesch, waarin
hét kostbaar water geweest was, dooh die nu
niets meer bevatte.
,','Als ik maar water had, zou ik thee kunnen
zétten", 'dacht Joke, „maar zeewater kunnen we
natuurlijk niet gebruiken daarvoor. En waar zou
■ikhet best visch kunnen vangen?"
Zij stak nu de stukke koekjes in baar zak, bene
vens een paar vischhaken, die Ferdinand nog onder
in'de mand gestopt had en ving baar tocht aan.
Vlug 'liep zij langs het paadje naar de kust. 'Cjn-
'der andere omstandigheden zon zij opgetogen rijn
geweest éver de mooie schelpen, die daar- lagen.
Nu zag zij ze nauwelijks.
Behendig 'klauterde zij over de rotsen en kwam
na een tijdje bij .een inham-, waar zij in het heldere
water visch zag zwemmen.
Nu 'ging zij op een rotsblok zitten, bracht haar
diengel in gereedheid en haalde werkelijk kort na
elkaar een paar mooie vissclien op. Vlag borg zij
'de vischhaken in één der zakken van haar schort,
wikkelde de vischeri i n dit kléedingstuk en liep er
mee terug naar de picnicmand om ze daarin te
leggen opdat de landkrabben er niet aan zouden
■kunnen komen.
Nu nog water. Zij keek eens om zich heen, liep
■naai het eind der kleine baai en hoorde plotse
ling een geluid, dat toch anders klonk dan het
geklots der golven.
Eii werkelijk, even later ontdekte zij een water
val die het klaterende water van een rots naar
de z-ee voerde.
„O, wat een uitkomst'', riep Joke plotseling
jubelend uit.
„Nu hébben we eten en drinken, visch en water.
In tijden heb ik niij niet zoo gelukkig gevoeld".
Zoo vlug als de, bodem dit toeliet, liep. zij terug,
haalde de flesch en het keteltje, en nadere in ge
spannen verwachting want dit was nog niet
zoo heel gemakkelijk den schuimenden waterval.
Het mocht haar werkelijk gelukken den ketel en
ide 'flesch .te vullen al werd zij zelve daarbij dan
ook kletsnat.
„Haar dat is heelemaal niets, met dit 'warme
'weer",' zei ze lachend in zichzelf.
Zij dronk een teug heerlijk, frisoh water, vulde
'do flesdi opnieuw en liep haastigmet het kost
bare water naar de anderen.
HOOFDSTUK ill.
döBivTü1'' v'i!' ■;■'■-
j Een smakelijk ontbijt.
Joke was blij, dat zij den anderen een ontbijt
kon aanbieden, dat uit gebakken visoh en thee
bestond.
Plotseling hoorde zij Tony roepen:
„Joke ,ik héb geen enkele krab gezien. Hag
ik b ijjo komen?'Ferdinand doet niets dan snurken'-'
„Kom dan maar", riep Joke terug en Tony liep
op vlugge voeten naar zijn nichtje toe, op 'de hie
len gevolgd door .Quick. /■■'-.'
„Kijk eens, wat ik gevonden heb", zei Joke.
„Water en visch. We zullen met thee en gebakken
visch ontbijten. Ja, Quick, jij krijgt ook jé deel.
maar nu moet je eerst de wacht houden. Je moet
naar Ferdinand en Elly teruggaan, vlak bij hen
blijven en blaffen, zorxlra de landkrabben er aan
kounen. Versta je me Je moet heel hard tegen de
krabben blaffen. Je bent een brave hond. Maar
ga nu naar het baasje, naar het baasje, Quick. Be
grepen?" -
Ja. Quick begreep het vrouwtje heel goed. Hij,
kwispelde metzijn staaxtstompje, hief zijn kop
schuin naar Joke op en. keek haar met zijn ver
standige oogen pjan. Het liefst had hij eens flink
heen on weer gehold en gekeken, wat Joke en ony
uitvoerden, maar liij was een gehoorzaam dier en
toen Joke'nog eens zei: „Naar het baasje. Quick
en tegen de krabben blaffen", lièp hij langzaam
terug met zijn. staartstompje tusschen de acher-
pooten.
„En nu moeten wij aan den gang, Tony,", zei
Joke. „We moeten ons „servies" m de baai- af-'
wassében. We kunnen het ontbijtservet gebruiken
oan hef af te drogen. Als we vlug voortmaken, zijn.
we misschien met alles klaar, waaneer Fer en
Elly wakker worden".
„Wo zullen geen seconde verliezen, Joke", ant
woordde Tony ijverig. „Ik ben blij, dat ik jehel
pen kan".
Na ee nuur hadden zij werkelijk wonderen ver
richt. Niet ver van het kampvuur had Joke „de
tafel gedékt". Zij had de kopjes en de bordjes
klaar gezet, terwijl het water in den ketel
baken een vuurtje zong, een pot vol heerlijke
thee, in een warm hoekje stond te trekken en zij
vier visschen in den emaille schotel met rand
(dio uitstekend als koekepan dienst kon doen)
in hun laatste boter bakte.
„Wat oengeluk, dat we nog boter hebben",
dacht Joke. „Morgen moeten wij het zonder doen,
maar 'dat is niet erg/ Gekookte visch iaat zich
ook best smaken".
Even later zei rij tegen Tony: 1 'k i
„Nu zullen wij de anderen wakker maken. Alles
is klaar. We moeten liet zon'der melk en suiker
in onze thee doen, maar is het geen koninklijk
maal?" i
Tony was in de wolken. De landkrabben kwamen
op de lucht der gebakken visch af doch durfden
niet naderbij'komen, want Quick, 'dié zich werkelijk
als een held gedroeg, sprong steeds woedend
blaffend op hen af, er blijkbaar niet om gevend,
dat zij met zoovelen waren. i
Het blaffen van Quick het heen en weetr loopen
van Joke en Tony, het knetteren van het groote
vuur niets vermocht Ferdinand en Elly uit dein
slaap te wekken. Er was echter iets anders, dat hm
ten slotte de oogen toch verwonderd deed- op
slaan. En dat „iets" was de heerlijke lucht .van.
gebakkenvisch. j
Ferdinand zat onmiddellijk overeind en keek
als in een droom om zich heen.
„'0,. ik had zoo'n benauwden droom", zei hij!. „Ik
droomde, dat we allemaal van honger omkwamen
op een verlaten eiland en en maar waar
ben ik? Wat ;isi er gebeurd?"
„Naar alle waaxscJixfnlijikheid ben je op een ver
laten eiland", antwoordde Joke lachend. „Maar
je zult nog niet van honger omkomen. Het ontbijt
is klaar".
Misschien zijn er geen kinderen ooit ztó'ó eenzaam
gewreest als deze vier in dit verlaten oord. Maar
als iemand naar hun gesprek geluisterd had, zou
hij dit heelemaal niet somber hebben gevonden.
Zij babbelden Vroolijk en lieten zich hun ont
bijt uitstekend smaken. 1
Nadat rij den Inwondigen mensoh versterkt had
den, werd er een vergadering belegd, waf zij nu
verder zouden doen.