Je beat op X Zeg, malle Ms' 't stormt, Wees das Er waren eens twee kleutertjes, Jan Albert en Marie, an Albert was een jaar of zes, Zijn zusje nog snaar drie. Jan Albert wist daarop wel raad, Hij sprak: „zus, luister goed, Als moes een middagslaapje doet, Vertrekken wij vol spoed. Zus dacht een oogenblikje na, Toen riep ze: „Broer 'kga mee, Denk niet hoor, dat ik dat niet durf, 'k Vin\l 't juist wist fijn op zee. Gaan w' ook naar 'tland, ■waar 'aapjes aijn? üan koop ik een voor moes, Of denk je, dat islj vechten zou Mét onzen Fik en poes? Die beide kleine kleutertjes Van samen nog geen tien, Die. wilden, s^el je toch eens voor, Wat van de wereld zien. Toen moes een middagdutje deed, Zei Albert Jan kordaat; „Nu is het tijd hoor zusje lief, 't Wordt anders veel te laat. Hier is je mantel, hier je hoed, Maak voort, Marietje, vlug. Eu kijk, dien zak waar brood in zif Dien draag ik op mijn rug. Die beide kleine kleutertjes Van samen nog geen tien, wilden, stel je toch eens voor! Wat van de wereld zien. Wij gaan het eerst naar Amsterdam, Daar ligt vast wel een schip! Dan varen wij de zeeën, op, Maar zus, wat kijk je sip! j?aaa/ op 't water toch niet hang? malle meid, waarvoor? 'houd ik je stevig vast; niet angstig, 'hoor!'*

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1927 | | pagina 9