DE SPIJBELAARS
f C. E. DE. LILLE IIOGERWAARD.
Op zeek'ren dag op grog* .naar Ischool tt
Zegt Anton tegen Fred:
Wij gaan vandaag eens spijb'lon, hoor,
YVe hebben stellig pretj. i
Op sommen was ik 'nooit! erg klol,
Nog minder dan op jtaab 1
En ik vind schrijven, toclifzoo'n kruis,
Steeds op en neer 'oen (haal.
Kom dan maar mee, 'do ihosschen 'in,
Do (broertjes loopen lug.
Geen van hun beiden heeft er spijt
En wil naar school terug. i
In het begin gaat idles goed,"
Zij sp cn in het zand
En loopen steeds maar verder door,
Heel v rooi ijk hand aan hand.
Maar eind'lijk toch wordt 't tweetal moe,
Do voeten doen hun ijti
En Anton zucht: Zou het nog ver
Van hier naar huis toe 'zijn?
Hot rommelt in do vert' kt (breekt
Op eens oen onweer los i
Och, waren wij nu (maar iop' school.
Zucht Fred, en niet in 'tbosch.
Drijfnat komt 't tweetal eind'lijk thuis,
Half ziek van schrik en angstj
Zij biociden Moeder idles op,
Want eerlijk diturt het langst.
Maar aLs de tla.g daarafp (de school
Weer aai ngaa t, z'ijn er twee,
Die mogen niet naar schooi - ivoor straf?
Och, was het dat maar. (Nee.
Ze werden beiden ernstig ziek
En bleven in hun bed.
Zoo eindigde de spijbeldag, f.
Voor hen in lang geen pref.
En toen hij eind'lijk beter was,
Zei Anton tegen Fred:
Het is op school toch .prett'ger 'hoor,
Dan heel den dag in |bod.
- Van spijb'len heb 'kal lang genoeg,
Dat doe ik vast nooit weer,
- Ik ook niet fzegf izijn Ib roert je nu,
Niet éénen cnk'len keer.
ldor»i'
L