De Treurwilg.
alsof do beide roemde! gen een paar oplichters
-vvaren en dreigde lien jnêt do "politie,
■Napoleon e zijn trouwe Duroo waren wanho
pend. Moesten Zij n uhun incognito prijsgeven
voor een rekening van veertien francs? Want dit
was lie.t bedrag, dat zij de vrouw schuldig waren.
Op dit oogenblik kwam do kellner echter tus-
sch ibeidc .Hij zei
„Maar die heeren zuilen 'toch geen oplichters
zijn. Het lijken me zelfs heel brave lieden. Ik zal
die veertien francs zoolang voor hen betalep
en twijfel er geen oogenblik aan, "dat ik z> terug
krijg'i
Én hij voldeed de nou
Een nar later kwam Dnroa terug en vroeg aan
de eafélioudster tot groc-tc verbaZing v haar on
haar gakten, die den keüner niet alleon! uitge-
laehen, maar hen zelfs voorspeld hadden da# 3d)"
er voor zajn veertien francs zou invliegen.
„Is uw café te koop?"
„Dat hangt af van dor prijs, dien men er voor
gever wil", antwoordde de vrouw, maar ik kan
u wel zeggen, dat het neer jjlan veertien francs is".
„Hoeveel is het? Gij' hebt de som slechts te
noemen".
„Dertig duizend franc's. Geen deint minder".
„Hier zijn ze", zei Duroci, terwijl hij zijn por
tefeuille ti voorschijn baalde en het gele uitt< te.
,.Uit naam vair mijtn metgezel geef ik het café
aan uw kelner, om hem te beloonen voor heHi
vertrouwen, dat hij in ons gesteld heeft".
En uw metgezel is?"-
„De Keiizer".
door
C. E. DE LILLE HOGERWAA.RD.
Zeg, Treurwilg, arme, oude boom,
Wat is toch wel de reden,
Dat je zoo treurt? Je bladen, och,
Die hangen naar benedon.
Waarom ben jij niet vroolijk, blij,
En moet je altijd treuren?
Kun jij je takken tfu eens niet
Heel even hoogor beuren?