Opa.
Terwijl Laar moeder sprak, glipte ldeine Nellie
haastig van Laar weg en ging naar boven, waar
"."ader viool zfat te spelen
„Vadertje, Vadertje", Zei het kind. terwijl het
naar hem toe ging, „speelt u nn eens niet viool
en .praat u eens met mij".
Glimlachend voldeed ounis aan het verdoek van
"rijn dochtertje; hij legde zijn viool neer en liet toe,
dat rij op zrjh knie Klom.
„Vadertje, ik hou zoo veel van je", zei ze.
leunis gaf haar een zoen. Neüie was het eenige
lichtpunt m rijn droevig bestaan Zijn vrouw gaf
hem maar al te onomwonden te kennen, dat zij
hem als een last beschouwde en maakte hem het
leven ondragelijk.
„Vadertje", ging ,Neüie voort, ,,we hadden van
morgen op jschool in de leesles een verhaaltje
van een mam die lam was en albjd art te bé
ddien. Eens Kwamen er twee menschen voorbij
en toen hij hun. om een aalmoes vroeg, gaven z~j
die niet, maar zij brachten hem naar een zieken
htiis en maakten hem jheeüiemaal 'beter. Zou
"zou zooiets misschien met ,u ook kunnen gebeu
ren? Br zou het vreeadïïjfc graag willen, dat u
beter werd, .ook al al moest u baar een zie
kenhuis gaan, 'ver van mij weg. Ik don u na
tuurrijk eiken bezoekdag komen opzoeken".
„Nee, lieve kind", zei die man ieu het was
net alsof hij iets wegslikte, „voor mij is er gean
beterschap meer weggelegd. Ik zal mijn lot maar
tevreden dragdn."
Op dit oogenbl'ik riep oen schelle vrouwen
stem:
„Neetilie Nel ha". 1
Het kind kromp erschrikt. in, elkaar en dei:
„Moeder roept. Ik moet zeker die tafel dekken.
'kHad het heetemajal vergeten".
Martha Simpkins stond onderaan de trap en
Zei op ruwen toon:
„Luie meid. Dek de tafel' en vlug wat. Ieder1
ander meisje van jouw leeftijd dou een hulp
voor haar moeder zijn en de dingen, zouden niet
telkens weer opnieuw tegfen haar gezegd moeten
worden. Maar jij bah, ik weet ai niet beter,
of het hoort Zoo".
Nellie gaf geen. p.ntwoord, kon ook niets tot
haar verontschlildiging 'zeggen. Haastig nam rij
uit de kast wat er hoodig was en dat uit heb
allereenvoudigste bestond. Even later "dat er een
ligt je stadig uitziende kinderen om de tafel ge
schaard. Nellie was het eenige meisje en de jon
gens vormden een ruw, maar goedhartig trogje,
idat erg verwaarloosd weid.
- -„"Zal ik vader roepen?" vroeg Nellie.
'„Ja, 'tis altijd je vader en nog eens je vader",
antwoordde Martha „Nooit den je aan mij, hoe
wel ik dag en nacht voor julie aüen zorg en
ploeter".
Jaap, de oudste jongen, knipoogde tegen Nellie.
Hij was oud genoeg om te weten, Waaruit dat
idoigen en ploeteren wan rijn moeder bestond
Na het eten nam hij Nellie'&part en izjeï:
„Ik ga niet .naar-'Zondagsschool, maar je mag
me niet veridappen hoor". 1
Jaap, -waarom piet?" Vroeg Nellie ver
schrikt
„Efc heb wat anders te doen. Maar ja duit me
toch niet verraden?"
„Natuurlijk niet. Je weet wel, dat ik dat nooit
doe. Maar ga alsjeblieft om mij pttedier te
doen".
„Den {volgenden Zondag misschien".
En hij (g ing met de andere kinderen uit, ver
dween echter plotseling op den hoek der straat
en was weldra lij de rotsen, waar Mj al door
rijn kameraden opgewacht werd Dat waren geen
goede vrienden voor hem, doch alleen Nellie
vermoedde dit op haar kinderlijke manier.
Het speet haar „dat Jaap met meeging naar
Zondagsschool, maar verraden zou zfj (hem
nooit. Zij zou morgen eens rustig met hein praten
en bezorgd ging zij, met de anderen mee.
(Wordt vervolgd).
Opa. onze haan, kent ons
allen op rijn duimpje,
bij. een ieder bedelt hij
om een graantje of kruimpje.
Zie toch "eens hoe trots hij stapt
naar ons kleme aasje 1
die maar strooit en aldoor roept:
Opa's 'zoet; een kusje?"
Dan stapt hij weer deftig weg
naar Zijn vrouw en kïnd'ren
en kijkt toe ja, streng is hij
of z' elkaar ook hmd'rem
Ja, hij is verstandig, boor.
Héb je wel geweten,
'dat izoo'n lieve, trouwe haan,
and'ren eerst laat eten?
Opa is de beste haan;
hij kraait ons vaak wakker
maar hij is toch onze vriend,
onze trouwe makker.
Wie hem van ons koopen wil
om hem dan te slachten
Dacht je, dat we 'tdeden, zeg?
„Nee, die kan 'lang wachten".
TRUUS SALOMONS.
i t