De Koningin der Waterlelies. Van alles wat. Raadselhoekje. Wip schelst echter haar verbazing, toen bij haar thuiskomst en nadat haar halfzieke moeder het broodje doorgesneden 'had, oen massa zilve ren geldstukken uit kwamen. „Breng het geld dadelijk terug, Annie'', aei de arme vrouw verschrikt; „het zal bijl vargissing in het brood gekomen zijn. Loop maar vlug''. Annie deed wat haar gezegd werd en was spoe dig bij den rijken hoer terug. DeZa ontving haar heel vriendelijk en Zei: 1 „Nee, ruo, lieve kind, hef is geen vergissing. Be liet liet er met op!z[et bakken in het kleinste broodje. Wie (dat kreeg, was goed af. Ik heb gis teren heel goed gezien, hoe alle anderen zioii verdrongen om liet grootste broodje te bemach tigen en jij kalm bleet wachten om het laatst overgeblevene, dat natuurlijk het kleinste was. ie nemen. Het geld is een belooning voor jo beschei denheid. Je mag het dus houden en mosder zal er wel iets voor kunnen koopen''. In-geiukkig ging Annie nu vo&r den tweeden keer dien dag naar huis Ze li op Zoo hard ze kon om moeder het blijde nieuws te vertellen. Wat een verrassing. 'tWas alsof zijl vleugeltjes had, zoo vlug huppelde zij over den weg. Toen moeder alles gehoord had, kustte Zijt haar kleine meisje. Zij was dankbaar voor het geld, dat Zij best gebruiken kon, maar nog dankbaar der, dat 2i) zoo'n lief, bescheiden dochtertje 'had. ANNXIE 0. Hef was een' warme Zomermiddag. Elsje, die met haar moeder wandelde, begon moe te wor den en moeder en zij' gingen, nu aan dein. kant van een boschvijver Zitten. ,0. wat waren daa.it prachtige, rose waterlelies in het water. Elsje wilde er één aan den kant plukken, maar moe der zei: ...Te Zou in liet water vallen, Elsje, en de wa ternimfjes laten schrikken"'. „Zijn er dan waternimfjes in den vijver?" vroeg Elsje. Zij was echter te slaperig om naar het ant woord te luisteren. Het leek wel, of de li cello) rijver bevolkt was met allemaal kleine nimfjes, die het erg druk schenen to Ihebben. Van alle kanten kwamen er nimfjes aan de oppervlakte van. het water. Sommigen Zochten een plaatsje op de breede, .groene bladeren der lelies én anderen klommen in den boom, die over het water hing. Plotseling keek Elsje naar de waterlelie, die zij had willen plukken en nee maar, daar zat het allerliefste nimfje, dat zij' zich denken kon, op. Het hield een bloemtakje als tooverstaf in de hand, terwijl een heel klein weZantje Jiet een kroontje op het 'hloofd Zette. De liefelijkste muziek weerklonk en daar bovenuit verstond! Elsje duidelijk: „Wat een geluk, dat haar moeder hot niet hébben wilde. Stiel je voor, onzen mooien troop weg te nemen, dien onze koningin niet mis sen kan". Plotseling Sprak er iemand, die nimfjes ver dwenen en toen Elsje naast blaar moeder wak ker verd, zei zij: „Wat ben ik blij, moeder, dat ik de waterlelie niet geplukt héb". .Die korste weg. Oude lieer: „Kun je mij den koristen weg naar da pastorie wijzep, baste jongen?" Johan: „Jawel meneer. Een eindje verder is aan den rechterkant .van dein weg een gat in de lieg. Als u daar door kruipt, komt u aan een omgeploegden akker. Dien steekt u dwars over, u springt over een .sloot, knijpt door het eiken hakhout, vlak langs braamstruiken, komt dan bij een diepen kuil Maar de oude hoer luisterde .al niet meer. ,0p school. Dc onderwijzer„Jaap, .ik snijld een stuk vleesch in tweeën en selke helft opnieuw in tweeën. Wat 'krijg ik niu?" Jaap: „'Vierde deeleu, meneer". Onderwijzer: „Goed En .als ik de stukken nu nog eens in tweeën snij'd?" Jaap: „'Achtste doelen, meneer". Onderwijzer: „Ifeel goed. En als ik de stukken nu weer in .tweeën snijd?" Jaap: „Zestiende doelen, .meneer". Onderwijzer„Uitstekend. En als ik de stukken pu weer in tweeën snijd?" Jaap: „Gehakt, meneer". Oplossingen der Raadsels uit 't vorige nummer, VOOR GROOTE.REN. 1. Schiermonnikoog. Koos, monnik, gier, schim, koningin. 2. MAGDALEN A. M r !Aj d t ij G e r a a r D b e i M !A G D' A L E N 'A z e e L a- n, d b r E u k H s (Ai S. Zeven, burg, en: Zevenburgen. 4. Jan weet niet, .WIE de fiets gestolen jieeft. Onze poes kan in haar nieuwe omgeving nog VLET wennen. Je moet hem' z'ijn .avonturen HO OREN ver telen. Ik WIL gaarne naiar je luisteren. Maar 'dan MOET je even geduld hebben. Laat Leentje maar |eens even VOELEN, of 't buiten Koudl is. (Wie niet hooren wil, moet voelen). VOOR' KLEINEREN. 1. Zwam, mer (el), dam; Zwain'nierdam: 2. MeL 'de lettier ,D' 3. De jongen probeerde do VeSP, ECHT te vangen, maar Zij was hem te vlüg. (Specht). t i l i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 10