Van alles wat. hier of daar wel <ean aardig kameraadje voor Henk. Dit gebeurde nog gauwer dan zij zelf liad gedacht, want luister maar. Enkele dagen later, toen zij 's middags voor een boodschap naar iliet dorp moest, liep op een kleinen afstand Voor haar uit een jongen die zoo ongeveer Henk's leeftijd had. De knaap stapte er met de "handen in de Zakken en een vroolïjk deuntje fluitend dapper op los. Zoo af en toe schopte liij ©ens een steentje voort. 'Bij een zij wegge dj e bleef hij echter plotseling staan, als zag hij iets dat zijn aandacht trok en ja, dit scheen wet Zoo te zijn, want onder wijl iets roepend, wat niet te verstaan was, liep hij het wegje op ©en drafje in. Toen Iiij na enkele ooge'nblikken wger te voorschijn kwam, droeg hij een zak op zij'n rug en strompelde er een oud gebrekkig vrouwtje met moeite naast hem voort Mevrouw van Laer .had het tweetal spoedig bereikt en hoorde duidelijk, hoe tiet oudje vroeg: „je wordt toch niet te moe, hè Jaap?'' „Geen nood hoor, Teuntje'', zei de jongen met een lach. „Ik breng je heel em aal 'naar huis Die zlak is Veel te zwaar voor you''. „Een aardig vetatje", idacht mevrouw tvan Laer. Terwijl Ze voorbijging, keek ze ©ven in het pret tige 'open jo'ngensg&zicht, ,dat naar "haar toegekeerd werd. Ze knikte eens vriendelijk ïen met ©en ver- legen glimlach nam Jaap zijn petje af. Weer op weg paar huis, Zag zjj denzelfden jongen ophieuw en plotseling kreeg ze ©en inval lende gedachte. „Jaap"', riep zij zacht. De jongen kwam ver wonderd naderbij. „Jaap", zei mevrouw, „dat was daar net een mooie daad van je, hoor. Dat oude vrouwtje zal je dankbaar zijn geweest". Jaap lachte wat en kreeg ©en kleur. Als een echte jongen vond hij het vervelend pm geprezen te wordeniets wat mevrouw van Laer met genoegen zag. „Vertel me eens", ging ze verder, ,<,ken je me wel?" „Ja zeker mevrouw", zei de jongen vlug. „D bent de nieuwe mevrouw die op „Zorgvliet" woont". „Juist, jongen, en nu moet je eens hooron Ik 'heb een zoontje, dat zich erg verveelt. Zou jij 'hu Zoo af en toe oeps met hem willen) spelen? Het lijkt me, dat je een aardig kamen raadje Voor Henk Zou zijn". Het duizelde Jaap Verbeeld je, in dien mooian tuin, dien hij zoo dikwijls van uit de verte had bewonderd, daar zou hij mogen kolman. En dan nog wel om te speten met het zoontje van die deftige mevrouw. Was dat niet bijna al te mooi? „Nu?" vroeg mevrouw van Laer, toen ze niet dadelijk antwoord kreeg, „je wilt mij dat genoe gen toch wel doen?" „Heel graag mevrouw", zai Jaap uit den grond van zijn hart en aarzelend: „Mag het morgen dan al wel? Dan is het Zaterdag en hebben we geen school". „Afgesproken", lachte mevrouw. „Tot morgen 'dus, Jaap. De Zal het Henk vast vertellen, hoor". Den volgenden middag klokslag twee uur meldde Jaap -zich aan en het bleek al gauw, dat de heide jongens bet uitstekend met elkander kon den Vinden. Althans 's avonds sloeg Henk de armen om zijn moeders hals en zei: ,,lk heb een preftigen. middag gehad, mams", en Jaap zoi bijna op hetzelfde oogenblik: „Henk bevalt mij best en mijnheer en mevrouw 'Zijn toch zulke aardige menschep, moeder. Heeiemaal niet trotsch. 'kGa Zaterdag er weer naar 'toe. Dat heb ik vast be loofd". Het duurde niet lang, of Henk en Jaap waren, twee trouwe kameraadjes, die je heel veel bij eikander zag Jaaps vriendjes stond dit lang niet aan, doch ai'Js za 't af en toe 'eens lieten lïlijken, zei Jaap telkens weer opnieuw: „heb maar ge duld. Henk komt bij ons op school en jongens, je zult zien, dan wordt hij vast een Vriendje van ons allemaal". Daar troostten zich de jongens dan maar mee. Eens, 'twas op een Zaterdagmiddag, toen Jaap als gewoonlijk bij Henk in den tuin aan bet spelen was, kwam Heides moeder buiten met de woor den: „jongens, wil je er aan denken, dat je van middag niet in het schuurtje komt Ik 'heb er een scliaal met eieren neergeiziet, die voor een ziék vrouwtje zijn bestemd en ik zou niet graag wil len, dat je me die .ondersteboven liep". „Goed, moeder", zei Ilenk en ook Jaap be loofde het. Of 'taan de warmte lag, ize wisten 'tfeitelijk zelf niet goed, maar bet spelen wilde dien middag niet als anders gaan. Wat ze ook beg arm en, het verveelde direct. Ten .einde raad szei Jaap op eens: „Zal ik me eens 'verstoppen ju, Zoodat je me nergens .vinden kunt?" „Dat zal je niet gelukken", lachte Henk, ,,ik vind je overal". „Nou", snoefde Jaap, /.zeg dat maar niet te hard. 'kWeet heusch plekjes genoeg, waar 'kme wel zóó verbergen kan,, dat je me .vast niet ontdekt". „Wedden", zei Henk. Hij ging met zijn gezicht legen het tuinhek staan 'en Jaap sloop op zijn teenten weg. „Ja, waar nu heengaan?" dacht hij, zoekend rondziend. Ha, liet schuurtj, en dan achter die groote tobbe die er altijd stond. Dan vond Henk! hem nooit. Hij dacht op dat moment geen «ogen blik aan hetgeen hij had beloofd., maar toen hij, 't schuurtje binnen wilde sluipen en dtaar de schaal met eieren Zag staan, schoot het hq:n weer te binnen en t rad hij haastig terug. Dat was ook 'zoo. Zich in het schuurtje verstoppen mocht hij immers niet. Jammer, 'twas anders ,Zoo'n fijn plaatsje gei- weest. Jaap "bleef besluiteloos staan. „Toe", 'zei een stemmetje diep in zijn hart, .jtoe, wees toch wijs. Wat zal 'tnu hinderen, of je langs die eieren loopt. Daar breken Ze .niet van en bovendienmevrouw .ziet 't immers niet". Hor jammer, Jaap gaf aan dat stemmetje ge hoor. (Wordt vervolgd). Vosje, naar je hol. Eén van de spelers stelt een vos voor. Hij heeft een streep op den grond getrokken, die een kring om hem heen moet vormen. Deze afgeba kende ruimte stelt zijin hol voor. Vijftien of twin tig passen van deze streep af is de grens, waar-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1928 | | pagina 9