Raadselhoekje. ZWARTE MOPPIE. „Maar kind", zei zo streng, ,ihoe kom je er bij1, mij zoo ondeugend voor den mal te houden met die vieze "bloem, een kunstbloem van een ouden hoed. Foei, hoe leelijk, hoe stout". Arme, kleine Mies begon te huilen; ze begreep1 nog niet, hoe dom ze was geweest, een vuila "weggeworpen kunstbloem voor een echte aan te zien. ,,En...no ik... ik... wilde... u... toch... z zoo gr...aag een bl...bloem geven", snikte zij1, „en... nu., b ..ent u er b.,.boos om En...ne ik... was al z...zoo... b ..blij... toen... ik... ik die... mooie roos vond Uit Miesje's, door snikken afgebroken woorden, bemerkte toen de juffrouw dadelijk, dat het geen ondeugende fopperij vam het arme, kleine meisje was geweest, doch dat alleen het groote verlangen, om óók een bloem te kunnen geven, haar de vieze kunstroos deed meebrengen, e plaatste daarom (de roos in een leeg inktkokertje en zette dit op haar lessenaar, daarna, trok zij het nog snikkende kind naar zich toe, veegde haar traantjes af, en tor- wijl ze haar een kus gaf, zei ze: „O, Miesje, ik wist niel, dat jij mij die roos gaf, om mij genoegen te doen. En ik vind het org lief van je, dat je haar voor mij meebracht, lüjlk, zij staat al op mijn lessenaar". „Ja juffrouw", zei Miesje, en ze huilde op eens niet meer. Zo was zoo heel blij, omdat de juf frouw nu ook haar oen kus had gegeven. Dit vertelde zij dien dag, na schooltijd ook aan moeder, die weer lachte, zooals toen zij de roode roos zag, en toeni zeide: ,,Ms de lente komt, moet je do eerste bloempjes, die je op de weide en in tbösch ziet, plukken, en die breng je aan do juffrouw, en je zult eens zien, hoe bl ze dan zal zijn". „Ja, moeder, dat zal ik doen", beloofde Miesje. TANTE JOH. Oplossingen der Raadsels uit 't vorige nummer. rOOR GROOTEREN. 1. Moest dat arme, oude menscH AL MAar in den regen staan wachten? (halma). Loop niet op het vLOT, TO; het is gevaar lijk. (lotto). Het is lang niet kwaaDi OM IN Onze' club te warden opgenomen. (domino). De herbergier riep vtouw MOL EN SPELdo haar een leugen op de mouw. (Mblms'pel). 2. Onkruid vergaat niet. ivo O R. leN Gte. KAt. soh It A m. UT recht. i Christ I Na. i D I even. De V E nter. Pi ET. B R E 1 M R 0 M E E M S T M E T Z 4. Tom Tomsk. i NOOR KLEINEREN. 1'. Oor, vijlg; oorvij'g. 2. Schenner (scherm). 8. RoeF, roeK, roaM, roeR'. roeS, rooTj roesT. 4. SCHAATS. S o C h s c H o 1 SCHAATS b r A a m S 1 I Om op te lossen. VOOR GROOTEREN. 1. Mijn geheel is een bekend sproeikwoord. dat met 25 letters of 5 woorden geschreven wordt. De 10 4, 5, 18, 25, 10{ 18, 3. is een vorstin. M, 12, 13, is een verkorte jongensnaam. Het 6, 12, 17, 18, is een mooie streek in ons land. Z to Moppie 'ou gaan baden, Zwarte Jloppie zwom in 't water, >u gaan baden in de zee. Nootjes, kop en duim er uit. E and ar, lat zwarte Moppie En de golfjes dansten vïoolijk Jan zijn kleertjes zich ontdoe'. Rond zijn oolijk nikker-snuit. 1ËTTY 13 OREL. e T s ,i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10